Besluit wijziging Beleidsregel Wet natuurbescherming Fryslân 2018

Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 17 oktober 2023 tot wijziging van de Beleidsregel Wet natuurbescherming Fryslân 2018.

 

Gedeputeerde Staten van Fryslân;

 

Gelet op artikel 4.81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 1.12, 3.3 en 3.8 van de Wet natuurbescherming;

 

  • Overwegende dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn ontheffingen te verlenen op grond van de Wet natuurbescherming;

  • Overwegende dat de pre-SMP-methodiek een tijdelijke oplossing vormt voor de voortgang van de energietransitie binnen de kaders van de Wet natuurbescherming;

  • Overwegende dat in de huidige Beleidsregel Wet natuurbescherming Fryslân 2018 geen regels zijn opgenomen voor het verlenen van ontheffingen op basis van de pre-SMP-methodiek;

Besluiten de Beleidsregels Wet natuurbescherming Fryslân 2018 als volgt te wijzigen:

Artikel I  

A

Hoofdstuk 2 ‘’Toedeling ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof Fryslân 2017 segment 2’’ wordt gewijzigd als volgt:

 

Hoofdstuk 2 ‘’Toedeling ontwikkelingsruimte Programmatische Aanpak Stikstof Fryslân 2017 segment 2’’ (Vervallen per 1 december 2020) komt te vervallen en wordt vervangen door Hoofdstuk 2 ‘’Soortenbescherming’’.

 

B

 

Aan hoofdstuk 2, ‘’Soortenbescherming’’ wordt een paragraaf toegevoegd luidende:

§ 2.1 Begripsbepalingen

 

Artikel 2.1 komt te luiden:

 

Artikel 2.1

  • -

    pre-SMP-methodiek: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP);

  • -

    Soortenmanagementplan (SMP): een gebiedsgericht plan voor het versterken van de staat van instandhouding van beschermde soorten, overeenkomstig hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming, berustend op ecologisch onderzoek. Het gebiedsgerichte plan dient als onderbouwing van de wettelijke vereisten op basis waarvan Gedeputeerde Staten, op grond van artikel 3.3, vierde lid en 3.8, vijfde lid van de Wet natuurbescherming, een gebiedsgerichte ontheffing kan verlenen.

C

 

Aan hoofdstuk 2, “Soortenbescherming” wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 2.2. Pre-SMP-ontheffing

 

De artikelen 2.2 en 2.3 komen te luiden:

 

Artikel 2.2

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op grond van de artikelen 3.3, eerste lid en 3.8, eerste lid, van de Wet een gebiedsgerichte ontheffing aan een gemeente verlenen in verband met de werkzaamheden ten behoeve van isolatie dan wel plaatsing van zonnepanelen in of op grondgebonden woningen in particulier eigendom.

  • 2.

    De pre-SMP-ontheffing, bedoeld in het eerste lid, gaat uit van de pre-SMP-methodiek zoals uitgewerkt in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde beleidskader ‘’Natuurvriendelijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan”.

Artikel 2.3

Een aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.2 kan uitsluitend worden ingediend door een Friese gemeente.

 

D

 

Aan hoofdstuk 2, “Soortenbescherming” wordt een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 2.3 Aanvraag en looptijd pre-SMP-ontheffing

 

De artikelen 2.4, 2.5 en 2.6 komen te luiden:

 

Artikel 2.4

Gedeputeerde Staten verlenen een ontheffing als bedoeld in artikel 2.2 uitsluitend indien:

  • a.

    Is verzekerd dat, gedurende de looptijd van de pre-SMP-ontheffing, een aanvraag voor een gebiedsontheffing op basis van een soortenmanagementplan wordt voorbereid;

  • b.

    De aanvrager beschrijft in een pre-soortenmanagementplan hoe het verlies aan (kraam)verblijfplaatsen van gebouwbewonende soorten bij verduurzaming wordt gecompenseerd, met inachtneming van de pre-SMP-methodiek; en

  • c.

    De werkzaamheden ten behoeve van isolatie dan wel plaatsing van zonnepanelen, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, inclusief mitigerende en compenserende maatregelen zullen worden uitgevoerd conform de Handreiking ''de methodiek van het natuurvriendelijk isoleren'' die als bijlage is gehecht aan het beleidskader ''Natuurlijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan''.

Artikel 2.5

Bij de aanvraag voor een ontheffing als bedoeld in artikel 2.2, dient de aanvrager de volgens de Wet gevraagde gegevens te overleggen die nodig zijn om aan de wettelijke voorwaarden te kunnen voldoen overeenkomstig de artikelen 3.3, vierde lid en 3.8, vijfde lid. Daarnaast dienen gegevens aangeleverd te worden waaruit blijkt dat aan voorwaarden genoemd in artikel 2.4 is voldaan.

 

Artikel 2.6

De ontheffing, bedoeld in artikel 2.2, heeft een looptijd van maximaal 24 maanden.

Artikel II  

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting  

Algemene toelichting

Op grond van artikel 3.3, eerste lid, en 3.8, eerste lid, Wet natuurbescherming zijn Gedeputeerde Staten bevoegd gezag voor het verlenen van ontheffingen. In geval van ontwikkelingen die zien op meerdere activiteiten op een groter grondgebied van een gemeente kunnen Gedeputeerde Staten een gebiedsontheffing verlenen.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.2

Lid 1: De activiteit waarvoor een ontheffing op basis van de pre-SMP-methodiek wordt verleend, betreft uitsluitend het isoleren van particuliere grondgebonden woningen of het plaatsen van zonnepanelen op deze woningen.

Een grondgebonden woning is een woning die rechtstreeks toegankelijk is op het straatniveau en waarvan één van de woonlagen aansluit op het maaiveld. Grondgebonden woningen hebben meestal een op de grond gelegen terras en/of een tuin.

Lid 2: De toetsing van deze ontheffingsaanvragen vindt plaats conform de kaders van de pre-SMP-methodiek, zoals opgenomen in het Beleidskader ‘’Natuurvriendelijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan”. Het beleidskader is te vinden op de website [www.fryslan.frl/natuurvriendelijkisoleren]

 

Artikel 2.4

Sub a:

De voorwaarde onder sub a is gesteld om te verzekeren dat de ontheffing op grond van de pre-SMP-methodiek ook echt wordt gebruikt als opstap naar een ontheffing op grond van een SMP. Bedoeling is dat het SMP tijdens de looptijd van de pre-SMP-ontheffing wordt voorbereid en dat tijdig voor het verstrijken van de pre-SMP-periode de gebiedsontheffing wordt aangevraagd. Hierdoor kan de gebiedsontheffing, zonder dat een periode ontstaat waarin geen ontheffing geldig is, direct aansluitend op de looptijd van pre-SMP-ontheffing worden verleend. Om te kunnen beoordelen of dit bij de aanvraag voor de pre-SMP ontheffing is verzekerd, dient in beginsel een opdracht gegeven te zijn aan een ecologisch (advies)bureau om veldonderzoek uit te voeren dat nodig is voor het opstellen van een SMP.

Sub b:

De aanvraag voor een pre-SMP-ontheffing dient vergezeld te zijn van een pre-soortenmanagementplan. Hierin dient ten minste te worden beschreven hoe de gemeente het verlies aan (kraam)verblijfplaatsen in de gemeente compenseert. In het beleidskader ‘’Natuurvriendelijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan” is nader toegelicht aan welke vereisten een aanvraag voor pre-SMP-ontheffing moet voldoen.

Sub c:

Voorwaarde binnen de pre-SMP-methodiek is dat de verduurzamingswerkzaamheden worden uitgevoerd conform de daartoe opgestelde handreiking voor “natuurvriendelijk isoleren”. Per woning worden voorzieningen voor gebouwbewonende dieren aangebracht en wordt het doden van dieren zo veel mogelijk voorkomen door tijdig natuurvrij maken. De handreiking is te vinden als bijlage 1 van het beleidskader “Natuurvriendelijk isoleren onder het pre-soortenmanagementplan”.

 

Artikel 2.6

De pre-SMP-ontheffing is bedoeld als overbrugging naar een gebiedsontheffing op basis van een SMP. De maximale looptijd van deze kortdurende ontheffing hangt samen met de twee fasen die onderscheiden worden in de pre-SMP-methodiek. De eerste fase is de start van de pre-SMP-ontheffing, tot alle kraamgroepen met het SMP-onderzoek in beeld zijn gebracht. De tweede fase start vanaf het moment dat de kraamgroepen in beeld zijn, totdat de gebiedsontheffing op grond van het SMP is afgegeven.

Naar boven