Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2023, 11544 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2023, 11544 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Vierde wijziging Regels Subsidieverlening Gelderland 2023
[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in drie verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal blad zullen de wijzigingen van de onderdelen Z en PP verwerkt worden]
[Deze bekendmaking is slechts een tekstplaatsing. De oorspronkelijke publicatie is op 18 juli 2023 bekendgemaakt, beschikbaar via Provinciaal blad 2023, 8186.]
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016
Vast te stellen de 4e wijziging van de Regels Subsidieverlening Gelderland 2023
I. De Regels Subsidieverlening Gelderland 2023 wordt als volgt gewijzigd.
Subsidie voor Natura 2000-maatregelen als bedoeld in artikel 2.7.1, onder b, wordt slechts verstrekt als in het investeringsplan, bedoeld in artikel 2.7.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan de beoogde kwaliteitsverbetering van de niet-stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden Arkemheen of Veluwerandmeren.
Subsidie voor herstelmaatregelen voor natte landnatuur als bedoeld in artikel 2.7.1, onder c, wordt alleen verstrekt als in het investeringsplan bedoeld in artikel 2.7.5, tweede lid, voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat de maatregelen bijdragen aan herstel van de natte landnatuur, binnen de gebieden aangegeven als natte landnatuur op de Themakaart Waterbeleid, opgenomen als bijlage bij de Omgevingsvisie.
In artikel 2.7.3 onderdeel a, wordt na “inrichtingskosten” ingevoegd: en kosten voor herstelmaatregelen en voor kwalitatieve herstelmaatregelen.
Artikel 2.7.6 Hoogte van de subsidie
In artikel 2.7.7. wordt onder toevoeging van een 1 voor het eerste onderdeel een lid ingevoegd, dat luidt:
Artikel 2.13.7 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 2.15.4.1 wordt onder vervanging van punt door een punt komma een nieuw onderdeel h toegevoegd dat luidt:
Artikel 2.15.4.2, wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van het zesde lid naar lid 7 wordt een nieuw lid 6 ingevoegd dat luidt:
Onder vervanging van de punt door een puntkomma aan het eind van lid 7 wordt een nieuw lid toegevoegd dat luidt:
In artikel 2.15.4.4, tweede lid wordt na “c” ingevoegd: en h;
Artikel 2.15.5.4, wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.15.6.2, eerste lid, onder b, komt te luiden:
Artikel 2.16.2 komt te luiden:
Paragraaf 2.17 komt te luiden:
Paragraaf 2.17 Innovatie en modernisering stalemissies
Artikel 2.17.1 wordt als volgt gewijzigd:
Paragraaf 2.17a komt te luiden:
Paragraaf 2.17a Investeringen in niet- bewezen stikstofreducerende maatregelen door PAS-melders
In artikel 2.17a.1, eerste lid, wordt “reductie van stikstofemissie” vervangen door: reductie van stikstof- en methaanemissie.
Artikel 2.17a.2 wordt als volgt gewijzigd:
Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:
voor investeringen in technieken, installaties, apparatuur, machines en uitrusting die naar verwachting leiden tot reductie van stikstof- en methaanemissie in bestaande stalsystemen of nieuw te ontwikkelen en te bouwen typen stalsystemen en voor sensoren voor werkelijke en continue meting van stikstof- en methaanemissie;
In artikel 2.17a.4, wordt “reductiepercentage van stikstofemissie” vervangen door: reductiepercentage van stikstof- en methaanemissie.
Artikel 2.17a.5 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.17a.8 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.17b.2 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2.17b.5, eerste lid komt te luiden:
Artikel 2.17b.8 komt te luiden:
Artikel 2.17b.8 Verplichtingen
Binnen zes maanden na de start van de uitvoering van de activiteit, dient aanvrager een verzoek in tot wijziging van de vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming, om de toegestane stikstofemissie op de vergunning te verlagen met het percentage, bedoeld in artikel 2.17b.5, tweede lid, waarop de subsidie is verleend.
Na paragraaf 2.21 wordt een nieuw paragraaf ingevoegd dat luidt:
Paragraaf 2.22 Beëindigen van de houtoogst
Artikel 2.22.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe: uitwerking van de herstelmaatregel M17a en M17b van het Beheerplan Natura 2000 Veluwe (057) vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Gelderland op 9 mei 2023 Herstelprogramma Bossen (gelderland.nl);
Kwalificerende boshabitats: boshabitattypen H9120 Beuken-eikenbossen met hulst en H9190 Oude eikenbossen binnen de begrenzing van de herstelmaatregelengebieden Herstel historische boscomplexen en Herstel (en uitbreiding) eikenstrubbenboscomplexen zoals aangegeven op de kaarten houtoogstbeperking en -verbod deelgebied in bijlage 8 van het herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe.
Artikel 2.22.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt verstrekt voor het beëindigen van de houtoogst in kwalificerende boshabitats zoals omschreven in paragraaf 6.1.2, onder 2 en 3, van het herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe.
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
Artikel 2.22.4 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie bedraagt:
Subsidie wordt verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen en rechtspersonen met een wettelijke taak.
Artikel 2.22.6 Inhoud aanvraag om subsidie
In aanvulling op artikel 1.2.3, eerste en tweede lid, omvat de aanvraag een overzicht van de gronden met kwalificerende boshabitats en hun oppervlakte.
Artikel 2.22.7 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als voor het beëindigen van de houtoogst op hetzelfde perceel subsidie is verleend of nadeelcompensatie is verkregen.
De subsidieontvanger mag de subsidie niet inzetten voor het verrichten van economische activiteiten.
Onder toepassing van artikel 26, vijfde lid, van de AsG is artikel 26 van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf, met dien verstande dat voor het activiteitenverslag kan worden volstaan met de overeenkomst zoals genoemd onder artikel 2.22.8 eerste lid.
Na paragraaf 2.22 worden nieuwe paragrafen 2.26, 2.27 en 2.28 ingevoegd, die luiden:
Paragraaf 2.26 Stikstofreductie via aanpassing van veehouderijen
Artikel 2.26.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
natuurvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming of omgevingsvergunning voor een Natura 2000- activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht en na de inwerkingtreding van de Omgevingswet: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel e, van de Omgevingswet;
Artikel 2.26.2 Berekening reductie stikstofdepositie
Artikel 2.26.3 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de gehele of gedeeltelijke aanpassing van een veehouderij in Gelderland naar:
Artikel 2.26.4 Criteria subsidiabele activiteit
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een afschrift van de natuurvergunning van aanvrager.
Artikel 2.26.7 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot maximaal:
Artikel 2.26.8 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de gehele of gedeeltelijke aanpassing van het landbouwbedrijf.
Artikel 2.26.9 Weigeringsgronden
De subsidie wordt geweigerd als:
Artikel 2.26.10 Verplichtingen
Artikel 2.26.11 Communautair toetsingskader
Subsidie als bedoeld in artikel 2.26.2, onder a, wordt alleen verstrekt als deze niet in strijd is met de-minimissteun in de landbouwsector als bedoeld in Verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwsector (Pb EU L 352/9).
Subsidie als bedoeld in artikel 2.26.2, onder b, wordt alleen verstrekt als deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
Paragraaf 2.27 Investeringen in bewezen stikstofreducerende maatregelen door PAS-melders
Artikel 2.27.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.27.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de aanschaf en het gebruiksklaar maken van een of meer bewezen technieken, installaties, apparatuur, machines of uitrusting die leiden tot reductie van stikstofemissie in het stalsysteem.
Artikel 2.27.3 Criteria subsidiabele activiteit
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag de benaming van de investering en de Rav-code.
Artikel 2.27.6 Hoogte van de subsidie
Artikel 2.27.7 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten, bedoeld in artikel 14, zesde lid, onder a tot en met d, van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Artikel 2.27.8 Weigeringsgronden
De subsidie wordt geweigerd als met het gebruik van de technieken, installaties, apparatuur, machines of uitrusting de op grond van het Besluit emissiearme huisvesting veehouderij van toepassing zijnde maximale emissiewaarde voor ammoniak wordt overschreden.
Artikel 2.27.10 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt alleen verstrekt als deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Paragraaf 2.28 Verplaatsing veehouderij
Artikel 2.28.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
natuurvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming of omgevingsvergunning voor een Natura 2000- activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht en na de inwerkingtreding van de Omgevingswet: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel e, van de Omgevingswet;
Artikel 2.28.2 Berekening reductie stikstofdepositie
Artikel 2.28.3 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen van een veehouderij ten behoeve van reductie van stikstofdepositie op een of meer Natura 2000- gebieden in Gelderland naar een andere locatie.
Subsidie wordt alleen verstrekt als door verplaatsing van het landbouwbedrijfsgebouw:
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag offertes voor de te maken subsidiabele kosten.
Artikel 2.28.7 Subsidiabele kosten
Artikel 2.28.8 Hoogte van de subsidie
Artikel 2.28.9 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd als de aanvrager de vrijkomende stikstofdepositie vanwege extern salderen geheel of gedeeltelijk beschikbaar stelt of heeft gesteld voor andere activiteiten met het oog op een daarvoor aangevraagde of aan te vragen natuurvergunning.
Artikel 2.28.10 Verplichtingen
Artikel 2.28.11 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt alleen verstrekt als deze niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 16 in samenhang met artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening.
Paragraaf 4.5 Complexe maatregelen hoofdfietsnet en de bijbehorende toelichting vervalt, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven voor subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van het besluit tot het vervallen van deze regeling.
Paragraaf 4.6 Hoogwaardige fietsroute vervalt, met dien verstande dat de daarin neergelegde bepalingen van kracht blijven voor subsidies die zijn verleend voor de inwerkingtreding van het besluit tot het vervallen van deze regeling.
Paragraaf 4.5 Grootschalige maatregelen hoofdfietsnet
Artikel 4.5.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor het nemen van een grootschalige maatregel om het hoofdfietsnet te verbeteren.
Subsidie kan worden aangevraagd door een gemeente of door de gemeente of regio die volgens de aanvraag optreedt als penvoerder van samenwerkende gemeenten.
Artikel 4.5.6 Hoogte van de subsidie
Artikel 4.5.7 Subsidiabele kosten
Artikel 4.5.9 Weigeringsgronden
De titel van paragraaf 4.7 komt te luiden:
Paragraaf 4.7 Rapport en training duurzaam goederenvervoer over de weg
Artikel 4.7.1 wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 4.7.3 wordt “verstrekt aan” vervangen door: aangevraagd door.
Artikel 4.7.4 Subsidiabele kosten
Voor subsidie komen in aanmerking de kosten van het rapport of de kosten van de training.
Aan artikel 4.7.5 wordt een lid toegevoegd, dat luidt:
Er wordt na artikel 4.7.6 een artikel ingevoegd, dat luidt:
De subsidieontvanger is verplicht het rapport bedoeld in artikel 4.7.1, onder a en b, aan de provincie te verstrekken.
In artikel 4.11.8 wordt 'op een niet gerealiseerd deel van een hoogwaardige fietsroute' vervangen door: op het hoofdfietsnet, bedoeld in het definitiekader Hoofdfietsnet Gelderland.
Er wordt na paragraaf 4.11 een paragraaf ingevoegd dat luidt:
Paragraaf 4.12 DC-snellader en stationaire batterij voor logistieke voertuigen
Artikel 4.12.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 4.12.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie kan worden verleend voor de koop of lease, installatie en servicediensten van een DC-snellader in een semi-publieke opstelling voor:
Artikel 4.12.4 Weigeringsgrond
Artikel 4.12.5 Subsidiabele kosten
Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten die zijn opgenomen in de offertes van de koop- of leaseovereenkomst voor de DC-snellader en de daaraan eventueel verbonden stationaire batterij.
Artikel 4.12.6 Steunintensiteit
In aanvulling op artikel 1.2.3, eerste lid, bevat de aanvraag:
De DC-snellader met daarbij eventueel de stationaire batterij moet binnen een jaar na het besluit tot subsidieverlening zijn geïnstalleerd en beschikbaar gesteld voor gebruik door eigenaren van logistieke voertuigen.
Artikel 4.12.9 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt alleen verleend voor zover deze niet in strijd is met Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun (PbEU L 352).
Paragraaf 6.8 Verhuisvergoeding huurwoning
Artikel 6.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 6.8.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de verhuizing naar een kleinere huurwoning.
Artikel 6.8.3 Criteria subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 6.8.2 wordt alleen verstrekt als:
In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG wordt subsidie verstrekt aan een huurder.
Artikel 6.8.6 Hoogte van de subsidie
Artikel 6.8.7 Weigeringsgronden
Na paragraaf 8.7 wordt een nieuw paragraaf ingevoegd dat luidt:
Paragraaf 8.8 Naderingsdetectie Gelderse windturbineparken
Artikel 8.8.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 8.8.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
Subsidie wordt alleen verstrekt als:
Artikel 8.8.5 Subsidiabele kosten
Artikel 8.8.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 8.000 per windturbine.
Een aanvraag bevat een offerte voor:
Artikel 8.8.9 Communautair toetsingskader
Subsidie wordt alleen verstrekt voor zover dat niet in strijd is met hoofdstuk I en artikel 36 van de AGVV.
Na paragraaf 8.9 wordt een nieuw paragraaf ingevoegd dat luidt:
Paragraaf 8.10 Fonds verduurzaming maatschappelijk vastgoed
Artikel 8.10.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 8.10.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie wordt slechts verstrekt als:
Artikel 8.10.6 Hoogte van de subsidie
Artikel 8.10.7 Subsidiabele kosten
Artikel 8.10.8 Opschortende voorwaarde
In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van subsidies hoger dan € 125.000.
II. De bijlagen van de RSG worden als volgt gewijzigd.
Het onderdeel “Verhoging kwaliteit bestaand natuurbeheertype” in Bijlage 1 wordt vervangen door:
In Bijlage 5 Normkosten paragraaf 2.15 en 2.16 wordt na onderdeel “omvorming naar bos” wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:
III. De artikelsgewijze toelichting op de RSG wordt als volgt gewijzigd:
Van de algemene toelichting komt onder het kopje “staatssteun” de zevende alinea te luiden:
Voor bepaalde activiteiten heeft de Europese Commissie specifieke vrijstellingsverordeningen vastgesteld. Het gaat daarbij vooral om de Algemene groepsvrijstellingsverordening, de Landbouw groepsvrijstellingsverordening en de Landbouw de-minimisverordening. Daar waar een van deze verordeningen van toepassing is, wordt niet getoetst aan de De-minimisverordening. Dit betreft de paragrafen 2.2 (voor wat betreft artikel 2.2.1, onderdeel b, c, d, f; en g), 2.4, 2.6, 2.10, 2.11, 2.14, 2.15.2.1, onderdeel b (voor zover uitgevoerd op landbouwgronden), c en d, 2.15.4, 2.16, 2.17, 2.19, 2.26.2 onderdeel a, 2.27, 2.28, 4.3, 5.3, 5.6, 7.2a, 8.3, 8.8, 8.9 en 9.3.
Van de algemene toelichting komt onder het kopje “staatssteun” de negende alinea te luiden:
Voor alle overige paragrafen geldt dat als de subsidie valt binnen de reikwijdte van artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en er geen andere staatssteungrondslag is, zij alleen kan worden verstrekt in overeenstemming met de De-minimisverordening. Op grond van die verordening bedraagt de totale overheidssteun maximaal € 200.000 over een periode van drie jaren. De verordening bevat een aantal (procedurele) voorwaarden waaraan in alle gevallen moet worden voldaan. Het proces van subsidieverlening bij de provincie Gelderland is zodanig ingericht dat aan deze voorwaarden wordt voldaan. Voor subsidie op grond van de paragrafen 2.2 (voor wat betreft artikel 2.2.1, onderdeel b en c), 2.18, 2.26.2, onderdeel b, 4.12, 5.2, 5.3 (5.3.1, aanhef en onder e), 7.2, 7.5 (artikel 7.5.10, vierde lid), 8.2, 8.8, 8.10 en 13.2 geldt, overeenkomstig de vangnetbepaling van artikel 1.3.2, eerste lid, dat de subsidie slechts wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.
In paragrafen 2.7 en 2.8 Inrichting en functieverandering natuur wordt in de laatste zin het woord “bestaand” vervangen door: bestaande.
De artikelsgewijze toelichting op artikel 2.7.2 komt te luiden:
Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur is beschikbaar voor percelen die op de ambitiekaart als zodanig zijn aangegeven. Op de ambitiekaart is aangeven welk natuurbeheertype of welke indicatieve verhouding beheertypen gerealiseerd moet worden. Het is mogelijk om af te wijken van de ambitiekaart, als uit een landschap ecologische onderbouwing blijkt dat het aangegeven beheertype niet kan worden gerealiseerd of niet doelmatig is of dat natuur met een hogere kwaliteit mogelijk is. Gedeputeerde Staten kunnen dan subsidie verlenen voor het realiseren van een ander natuurbeheertype, mits het voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied borgt.
Bij herintroductie gaat het om soorten die voor 1950 voorkwamen in dezelfde regio, op dezelfde grondsoort (dat bodemtype kan in naastgelegen perceel anders zijn maar 10 km verderop weer hetzelfde) en in hetzelfde landschapstype en landschappelijk ligging.
Als de bedekking met kruiden op een perceel meer is dan 30% is er onvoldoende verhoging van de biodiversiteit te verwachten als alleen grondbewerking wordt toegepast. Daarom is bij deze percelen alleen een combinatie van grondbewerking en opbrengen van maaisel of zaden subsidiabel. De combinatie van grondbewerking met maaisel/zaad inbrengen is altijd effectiever dan alleen grondbewerking. Bij percelen met een erg lage kruidenbedekking (minder dan 30%) is met alleen grondbewerking echter ook al enige biodiversiteitswinst te behalen. Daarom is bij deze percelen het openwerken van graszoden, zonder het inbrengen van maaisel/zaad, subsidiabel.
De subsidie voor het verhogen van de kwaliteit van het natuurbeheertype N12.05 Kruiden- en faunarijke akker wordt alleen verleend als er een onderzoek (bodemprofiel, grondsoort of bodemchemische toestand, in combinatie met waarnemingen aan het ingezaaide gewas en de aanwezigheid van doelsoorten, indicatorsoorten en ongewenste soorten tijdens een veldbezoek) aan ten grondslag ligt. Middels dit onderzoek worden doelen gesteld. Uit dit onderzoek volgt een soortendoelstelling en een beheerdoelstelling op hoofdlijnen. Idealiter krijgt een derde van de percelen de hoofddoelstelling kruidenrijke akker (hoofddoeltype K), een derde fauna-akker (hoofddoeltype F) en een derde Natuurakker met gewasopbrengst (hoofddoeltype N), conform het document Doeltypen Gelderse natuurakkers. Andere criteria voor deze subsidie zijn monitoring (in ieder geval ter evaluatie van de kwaliteitsimpuls, daarnaast zo nodig om tussentijds te evalueren en beheer bij te stellen) en ecologische begeleiding. De kosten die hiervoor gemaakt worden zijn subsidiabel. Bij herintroductie gaat het om soorten die voor 1950 voorkwamen in dezelfde regio, op dezelfde grondsoort (dat bodemtype kan in naastgelegen perceel anders zijn maar 10 km verderop weer hetzelfde) en in hetzelfde landschapstype en landschappelijk ligging.
De artikelsgewijze toelichting op artikel 2.15.4.2, wordt als volgt gewijzigd:
Lid 6: Een netwerk van oude, aftakelende en dode bomen (NOAD) is een ruimtelijk netwerk van oude bomen en boselementen dat ervoor zorgt dat soorten afhankelijk van de verschillende fasen van veroudering en aftakeling zich voldoende door het boslandschap kunnen verplaatsen. Dit is met name van belang binnen de multi- functioneel beheerde delen van het bos, omdat hier door houtoogstactiviteiten (op termijn) een tekort aan deze elementen kan ontstaan.
In een NOAD is ruimtelijk vastgelegd waar, binnen een beheerd boslandschap, oude bomen en bosdelen gehandhaafd worden zodat voldoende oude, aftakelende en dode bomen aanwezig zijn voor bijvoorbeeld soorten als vliegend hert en zwarte specht. Bij het uitwerken van een NOAD dient voldoende rekening gehouden te worden met de habitatvereisten en dispersiecapaciteit van de aanwezige soorten.
De habitatbossen en andere natuurbossen op de Veluwe dienen binnen het NOAD als robuuste ecologische stapstenen, doordat binnen deze bossen het noodzakelijke extensieve beheer wordt gevoerd om, ook zonder NOAD, tot voldoende oude, aftakelende en dode bomen te komen.
Na lid 7 wordt een nieuw lid 8 ingevoegd dat luidt:
Lid 8: Boomveiligheidsbeheer kan een knelpunt vormen voor het halen van de Natura 2000-doelen wanneer dit leidt tot het grootschalig verwijderen van risicovolle, niet-vitale, oude en/of dode bomen langs wandelpaden op oude bosgroeiplaatsen (de kwalificerende boshabitats en omliggende potentiële uitbreidingsgebieden). Boomveiligheidsbeheer is onderdeel van de SNL-beheersubsidie, maar de hoogte van deze subsidie is ontoereikend om bij grootschalige aanwezigheid van oude, aftakelende en dode bomen voldoende maatwerk te kunnen leveren om deze belangrijke boomhabitats veilig en zo lang mogelijk te kunnen behouden. Provincie Gelderland ondersteunt daarom natuurtechnische boomveiligheidsmaatregelen binnen bossen gelegen op oude bosgroeiplaatsen, aanvullend op het regulier boomveiligheidsbeheer.
In de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 2.16 komt artikel 2.16.2 te luiden:
Met betrekking tot hydrologisch herstel kan subsidie worden aangevraagd voor onderzoek of herstelmaatregelen. In het onderzoek staat het bos centraal, maar de directe omgeving van het bos mag ook worden meegenomen als dat noodzakelijk is voor het onderzoek. Datzelfde geldt voor de herstelmaatregelen: ook deze mogen buiten het bos worden getroffen mits de uitvoering direct effect heeft op vochtige of natte boshabitats.
Het verwijderen vindt plaats op oude bosgroeiplaatsen. Om te voorkomen dat de oude bosgroeiplaats weer gekoloniseerd kan worden na het verwijderen, mogen soorten op direct nabijgelegen randpercelen ook worden verwijderd. Wanneer subsidie wordt verkregen, moeten dus alle ongewenste soorten op zijn eigendom gelegen binnen de oude bosgroeiplaats worden verwijderd. Deze voorwaarde is opgenomen om te voorkomen dat slechts een beperkt aantal ongewenste soorten worden verwijderd.
Een netwerk van oude, aftakelende en dode bomen (NOAD) is een ruimtelijk netwerk van oude bomen en boselementen dat ervoor zorgt dat soorten afhankelijk van de verschillende fasen van veroudering en aftakeling zich voldoende door het boslandschap kunnen verplaatsen. Dit is met name van belang binnen de multi- functioneel beheerde delen van het bos, omdat hier door houtoogstactiviteiten (op termijn) een tekort aan deze elementen kan ontstaan.
In een NOAD is ruimtelijk vastgelegd waar, binnen een beheerd boslandschap, oude bomen en bosdelen gehandhaafd worden zodat voldoende oude, aftakelende en dode bomen aanwezig zijn voor bijvoorbeeld soorten als vliegend hert en zwarte specht. Bij het uitwerken van een NOAD dient voldoende rekening gehouden te worden met de habitatvereisten en dispersiecapaciteit van de aanwezige soorten.
De habitatbossen en andere natuurbossen op de Veluwe dienen binnen het NOAD als robuuste ecologische stapstenen, doordat binnen deze bossen het noodzakelijke extensieve beheer wordt gevoerd om, ook zonder NOAD, tot voldoende oude, aftakelende en dode bomen te komen.
Het gaat hier om natuurgronden N12.02, deze gronden hebben dus een natuurbestemming en geen agrarische bestemming. Een van de voorwaarden is dat het perceel voor maximaal 60% wordt beplant. Deze eis is gesteld om ruimte te houden voor spontane bosontwikkeling, creëren en handhaven van open ruimten en bosranden. Voor zover op een perceel dat wordt omgevormd nog een subsidie natuurbeheer rust, moet een melding worden ingediend om de kaart van het Natuurbeheerplan aan te passen.
In de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 2.17 wordt na de toelichting op artikel 2.17a.2 de volgende toelichting toegevoegd:
Artikel 2.17a.5 Hoogte van de subsidie
Artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening biedt de mogelijkheid 80% steun te verlenen indien de investeringen verband houden met een van de doelstellingen als vermeld in artikel 14, derde lid, punten e), f) en g). De investeringen in deze regeling houden verband met doelstellingen e) en g).
Artikel 2.17b.5 Hoogte van de subsidie
Artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening biedt de mogelijkheid 80% steun te verlenen indien de investeringen verband houden met een van de doelstellingen als vermeld in artikel 14, derde lid, punten e), f) en g). De investeringen in deze regeling houden verband met doelstelling g).
Na de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 2.21 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
Paragraaf 2.22 Beëindigen van de houtoogst
In het herstelprogramma Bossen Natura 2000 Veluwe zijn beheerrandvoorwaarden opgenomen voor bosbeheer in kwalificerend boshabitats. In kwalificerend boshabitats (H9120 Beuken-eikenbossen met hulst en H9190 Oude eikenbossen) binnen de begrenzing van de herstelmaatregelgebieden Herstel historische boscomplexen en Herstel (en uitbreiding) eikenstrubbenboscomplexen is het niet langer toegestaan om houtige biomassa af te voeren. Deze maatregel wordt in het herstelprogramma aangeduid als houtoogstverbod.
Het houtoogstverbod heeft financiële consequenties voor boseigenaren. Ook medeoverheden (waaronder Staatsbosbeheer) worden hierdoor getroffen. Zij hebben een groot deel van de bossen, waarvoor een verbod gaat gelden, in hun bezit. Deze medeoverheden komen niet in aanmerking voor nadeelcompensatie, terwijl zij net als andere eigenaren nadelige effecten kunnen ondervinden van het houtoogstverbod. Reden om voor deze categorie boseigenaren te kiezen voor compensatie in de vorm van een subsidie voor het beëindigen van de houtoogst.
Artikel 2.22.4 Hoogte subsidie
De hoogte van de subsidie bestaat een vast normbedrag per hectare voor het betreffende boshabitattype.
Ter voorkoming van ongeoorloofde staatsteun is de verplichting opgenomen dat de subsidie niet mag worden ingezet voor het verrichten van economische activiteiten. Het pachten van grond, het oogsten, bewerken en verkopen van hout, het commercieel exploiteren van een bezoekerscentrum en het commercieel exploiteren van een parkeerplaats zijn voorbeelden van economische activiteiten. Voorbeelden van niet-economische activiteiten zijn activiteiten gericht op de bescherming en het behoud van de natuur of de inrichting van de openbare ruimte.
Na de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 2.22 worden de paragrafen 2.26, 2.27 en 2.28 ingevoegd en die luiden:
Paragraaf 2.26 Stikstofreductie via aanpassing van veehouderijen
Deze paragraaf heeft als doel het reduceren van de stikstofemissie bij veehouderijen en daarmee de reductie van stikstofdepositie op N2000. Dit maakt onderdeel uit van het programma Gelderse Maatregelen Stikstof (GMS). De paragraaf is aanvullend op landelijke subsidieregelingen zoals de LBV en de LBV+. Ook is deze paragraaf aanvullend op bestaande provinciale regelingen voor het moderniseren en innoveren van veehouderijen in paragraaf 2.17.
Met deze paragraaf wordt beoogd de reductie van stikstofemissie te bereiken door ondernemers te stimuleren om (tenminste een deel van) hun veehouderij te staken en ruimte te bieden voor het doorgaan met een ander bedrijf op dezelfde locatie. Dit kan een agrarisch bedrijf zijn, maar dan is de maximale subsidie € 20.000,-. Bij een niet-agrarisch bedrijf wordt een subsidie van maximaal € 200.000,- verstrekt. De subsidie wordt verstrekt voor de investeringen in de nieuwe activiteiten. De vrijkomende stikstofruimte kan afhankelijk van het budget dat wordt benut worden ingezet voor de natuur, PAS-melders of de stikstofbank.
Artikel 2.26.2 Berekening reductie stikstofdepositie
De AERIUS Calculator is een rekeninstrument voor de vaststelling van de omvang van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied, beschikbaar op www.aerius.nl.
Hierbij wordt uitgegaan van de stikstofdepositie vanaf een veehouderijlocatie, zijnde een vestigingsplaats van een veehouderij, bestaande uit het erf, bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, dan wel, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, bedoeld in bijlage I, onder A, bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, van de vestiging.
Een veehouder is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat een veehouderij drijft.
Artikel 2.26.5 Criteria subsidiabele activiteit
Door de subsidiabele activiteit ontstaan een geheel nieuw bedrijf, landbouwbedrijf of ander soort bedrijf, of een veehouderij wordt voor een deel omgebouwd tot een ander bedrijf, landbouw of ander soort. Hier worden geen eisen aangesteld, mits de vereiste stikstofreductie wordt behaald en het aantal landbouwhuisdieren afneemt.
Artikel 2.26.6 Hoogte van de subsidie
Het onderscheid in subsidiehoogte is afhankelijk van het type bedrijf dat na aanpassing en door de aanpassing ontstaat. Als er sprake is van een aanpassing naar een ander landbouwbedrijf is de subsidie op grond van de Europese staatssteunregels, beperkt tot 20.000 euro mits aanvrager daarmee over een periode van drie jaren, niet meer dan 20.000 euro de-minimissteun heeft ontvangen.
Als sprake is van aanpassing naar een bedrijf dat niet actief is in de primaire landbouwproductie, is de steunruimte 200.000 euro.
Artikel 2.26.7 Subsidiabele kosten
De subsidiabele kosten worden niet voorgeschreven in de Europese staatssteunregels. Wel is aanvrager gehouden aan de regels in hoofdstuk 1.
Artikel 2.26.10 Communautair toetsingskader
De subsidie voor het aanpassen van het landbouwbedrijf is aan te merken als staatssteun. Er zijn geen vrijstellingen voorhanden die steun voor deze categorie mogelijk maken. Om die reden wordt teruggevallen op zogeheten de-minimissteun. Dit is een algemeen maximum bedrag steun die aan een ondernemer mag worden verstrekt, over een periode van drie jaar zonder dat sprake is van staatssteun. Dit betekent dat de aanvrager bij de aanvraag om subsidie, dient aan te geven of en in welke mate in de afgelopen drie jaren reeds de-minimissteun is ontvangen.
In de Europese staatsteunregels wordt onderscheid gemaakt tussen de-minimis voor de landbouwsector en overige sectoren (algemene de-minimis).
Paragraaf 2.27 Investeringen in bewezen stikstofreducerende maatregelen in stalsystemen door PAS-melders
Deze paragraaf heeft als doel het reduceren van de stikstofemissie bij veehouderijen en daarmee de reductie van stikstofdepositie op N2000. Dit maakt onderdeel uit van het programma Gelderse Maatregelen Stikstof (GMS). De paragraaf is aanvullend op landelijke subsidieregelingen zoals de LBV en de LBV+. Ook is deze paragraaf aanvullend op bestaande provinciale regelingen voor het moderniseren en innoveren van veehouderijen in paragraaf 2.17.
Met deze paragraaf wordt beoogd de reductie van stikstofemissie te bereiken door ondernemers die een PAS-melding en een legalisatieverzoek hebben gedaan te stimuleren om de emissie van hun veehouderij te verminderen door te investeren in een emissiebeperkende maatregel. De subsidie wordt verstrekt voor de investering. Voorwaarde is dat mede door de investering legalisatie mogelijk is. Op korte termijn zal de regeling maar beperkt gebruikt kunnen worden omdat de werking van de meeste emissiebeperkende maatregel wordt betwijfeld en daarom er beperkt tot niet in wordt geïnvesteerd.
Artikel 2.27.2 Subsidiabele activiteit
De bewezen technieken, installaties, apparatuur, machines of uitrusting kunnen zowel zien op nageschakelde als op brongerichte technieken. Het stalsysteem is de mest- en voeropslag, mestkelder, mestbewerkingsinstallatie of dierenverblijven, of een combinatie hiervan, die zich bevindt respectievelijk die zich bevinden op een veehouderij.
Onder stikstofemissie wordt de uitstoot van stikstofoxiden en ammoniak verstaan.
Artikel 2.27.3 Criteria subsidiabele activiteit
Indien aanvrager geen PAS melding heeft gedaan kan hij gebruik maken van de regeling in paragraaf 2.17. Indien aanvrager onder het PAS een rechtmatige melding heeft gedaan die niet volstaat voor de activiteiten, is legalisatie van de PAS melding niet voldoende voor aanvrager om te komen tot legale bedrijfsvoering.
Onder stikstofdepositie wordt de neerslag van stikstofoxiden en ammoniak op de omgeving verstaan.
Voorwaarde om subsidie te kunnen ontvangen is dat mede door de investering legalisatie van de activiteiten die onder de PASmelding vallen, mogelijk is.
In artikel 14, vijfde lid van de Landbouwvrijstellingsverordening is bepaald:
Steun voor investeringen waarvoor krachtens Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad27 een milieueffectbeoordeling moet worden uitgevoerd, mag slechts worden toegekend op voorwaarde dat die beoordeling is uitgevoerd en de vergunning voor het betrokken investeringsproject is verleend vóór de datum van de toekenning van de individuele steun.
In artikel 14, tiende lid van de Landbouwvrijstellingsverordening is bepaald:
De in lid 1 bedoelde steun mag niet worden toegekend in strijd met de in Verordening (EU)
nr. 1308/2013 vastgestelde verboden of beperkingen, ook niet wanneer die verboden of beperkingen uitsluitend betrekking hebben op steun van de Unie waarin die verordening voorziet.
Een veehouder is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat een veehouderij drijft.
De subsidie is gericht op bewezen technieken, dit zijn technieken die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de Regeling ammoniak en veehouderij. De code die in deze bijlage aan de techniek/ per huisvestingssysteem wordt toegekend is de zogeheten Rav-code
Artikel 2.27.6 Hoogte van de subsidie
Alleen indien de stikstofreductie verder reikt dan nodig voor intern salderen ten behoeve van legalisatie van de activiteiten die onder de PAS-melding vallen, zou aan een van de genoemde doelstellingen voldaan kunnen worden.
Voor de definitie van jonge landbouwer wordt in de vrijstellingsverordening verwezen naar het strategische GLB-plan van iedere lidstaat. Hierover is in Nederland opgenomen:
Een jonge landbouwer is jonger dan 40 jaar op 31 december van het jaar waarin de steun wordt aangevraagd, is bedrijfshoofd, heeft zich voor het eerst gevestigd en beschikt over een adequate vakbekwaamheid of vaardigheden.
Artikel 2.27.7 Subsidiabele kosten
In artikel 14, zesde lid, onderdelen a tot en met d van de Landbouwgroepsvrijstellingsverordening zijn de volgende kostensoorten opgenomen:
de kosten van de bouw, verwerving, inclusief leasing, of verbetering van onroerende goederen, met inbegrip van investeringen in passieve binnenhuisbekabeling of gestructureerde bekabeling voor datanetwerken en, indien nodig, de randuitrusting van het passieve netwerk op het particuliere terrein buiten het gebouw, waarbij aangekochte grond slechts in aanmerking komt voor een bedrag dat niet hoger is dan 10 % van de totale in aanmerking komende kosten van de betrokken verrichting;
de algemene kosten in verband met de in de punten a) en b) bedoelde uitgaven, zoals voor het inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs en voor advies over ecologische en economische duurzaamheid, duurzame energie, energie-efficiëntie en de productie en het gebruik van hernieuwbare energie, met inbegrip van haalbaarheidsstudies; haalbaarheidsstudies blijven in aanmerking komen, zelfs wanneer op basis van de resultaten daarvan geen uitgaven uit hoofde van de punten a) en b) worden verricht;
Artikel 2.27.8 Weigeringsgronden
Onder emissiewaarde wordt het effect van uitstoot van milieuvervuilende stoffen in de atmosfeer ten gevolge van menselijke activiteiten, verstaan.
De natuurvergunning is de vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de
Wet natuurbescherming of omgevingsvergunning voor een Natura 2000- activiteit als bedoeld in artikel 2.2aa, onderdeel a, van het Besluit omgevingsrecht (vanaf 1 januari 2024: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onderdeel e, van de Omgevingswet).
Aanvrager dient een wijziging van het legalisatieverzoek in, als gevolg daarvan kan aanvrager een natuurvergunning ontvangen en wijziging van het legalisatie verzoek, of een positieve weigering omdat geen natuurvergunning nodig blijkt of geen vergunning omdat niet wordt voldaan aan de vereisten uit de Wet natuurbescherming.
Artikel 2.27.10 Communautair toetsingskader
Subsidie in het kader van deze regeling dient te worden aangemerkt als staatssteun. In de Landbouwvrijstellingsverordening is hiervoor een vrijstelling in artikel 14, steun voor met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen op landbouwbedrijven, opgenomen. Deze vrijstelling biedt de mogelijkheid 65% van de kosten te subsidiëren mits hiermee wordt voldaan aan een van de doelstellingen uit artikel 14, derde lid.
Het is aannemelijk dat moderniseren met een bewezen techniek past binnen de doelstelling van artikel 14, derde lid onder a:
“ verbeteren van de algehele prestatie en duurzaamheid van het landbouwbedrijf, met name door een verlaging van de productiekosten of de verbetering en omschakeling van de productie”.
Omdat de reductie van stikstofdepositie in eerste instantie wordt gebruikt om de PAS-melding van aanvrager te legaliseren, ligt het niet voor de hand dat voldaan wordt aan een van de doelstellingen uit artikel 14, derde lid, onder f, g, of h. Het voldoen aan deze doelstelling geeft de mogelijkheid tot een hoger subsidiepercentage. Deze doelstellingen zien op bijdragen aan matiging van klimaatverandering, duurzame circulaire bio economie en tot staan brengen van biodiversiteitsverlies. Om de ruimte te laten aan investeringen die verder gaan dan alleen legalisatie, is evenwel in de subsidiehoogte de mogelijkheid opgenomen dat de steun wordt verhoogd tot 80% indien deze bijdraagt aan de doelstellingen in het derde lid, onder f, g of h.
Paragraaf 2.28 Verplaatsing veehouderij
Deze paragraaf heeft als doel het reduceren van de stikstofemissie, uitstoot van stikstofoxiden en ammoniak, bij veehouderijen en daarmee de reductie van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Dit maakt onderdeel uit van het programma Gelderse Maatregelen Stikstof. De paragraaf is aanvullend op landelijke subsidieregelingen zoals de LBV en de LBV+. Ook is deze paragraaf aanvullend op bestaande provinciale regeling voor het moderniseren en innoveren van veehouderijen in paragraaf 2.17.
Met deze paragraaf wordt beoogd de reductie van stikstofemissie te bereiken door ondernemers te stimuleren om hun veehouderij te staken op de huidige locatie en ruimte te bieden voor het doorgaan met hetzelfde bedrijf op een nieuwe locatie. De subsidie wordt verstrekt voor het slopen van gebouwen op de oude locatie, het verhuizen naar de nieuwe locatie en modernisering op de nieuwe locatie. Voorwaarde is dat op de oude locatie de natuurvergunning wordt ingeleverd en dat op de nieuwe locatie de activiteiten passen binnen een voor die nieuwe locatie geldende vergunning. De vrijkomende stikstofruimte kan worden ingezet voor de natuur, PAS-melders of de stikstofbank. De regeling kan in combinatie worden ingezet met bijvoorbeeld de aankoop door derden van de locatie die wordt verlaten.
Artikel 2.28.2 Berekening reductie stikstofdepositie
De AERIUS Calculator is een rekeninstrument voor de vaststelling van de omvang van stikstofdepositie op een voor stikstof gevoelige habitat in een Natura 2000-gebied, beschikbaar op www.aerius.nl.
Hierbij wordt uitgegaan van de stikstofdepositie vanaf een veehouderijlocatie, zijnde een vestigingsplaats van een veehouderij, bestaande uit het erf, bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, dan wel, na inwerkingtreding van de Omgevingswet, bedoeld in bijlage I, onder A, bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, van de vestiging.
Artikel 2.28.4 Criteria subsidiabele activiteit
De verplaatsing moet leiden tot reductie van stikstofdepositie vanuit de oorspronkelijke locatie. Dit wordt berekend met de AERIUS Calculator. Het betreft de reductie op Natura-2000 gebieden in Gelderland. De criteria vereisen niet dat de locaties van waar wordt verplaatst of waar naar toe wordt verplaatst, zijn gelegen in Gelderland.
Een veehouder is een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat een veehouderij drijft.
Artikel 2.28.7 Subsidiabele kosten
De kosten die voor subsidie in aanmerking komen, zijn in dit geval voorgeschreven in artikel 16 van de Landbouwvrijstellingsverordening en hierdoor beperkt tot demonteren, verplaatsen en weer opbouwen.
In dit artikel zijn geen kosten opgenomen die zien op het aanpassen van de voorzieningen op de nieuwe locatie, tenzij dit gaat om modernisering of ophogen van de productiecapaciteit. Die kosten mogen vanwege artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening als subsidiabele kosten worden opgevoerd. Dit zijn niet alleen de kosten van de investeringen maar ook algemene kosten in verband met de investeringen, zoals inschakelen van architecten, ingenieurs en adviseurs enzovoorts.
Conform artikel 16, vierde lid, tweede alinea van de Landbouwvrijstellingsverordening wordt loutere vervanging van een bestaand gebouw of van bestaande voorzieningen door een nieuw, modern gebouw of nieuwe moderne voorzieningen waarbij de betrokken productie of technologie niet fundamenteel wordt gewijzigd, niet geacht met modernisering gepaard te gaan.
Artikel 2.28.8 Hoogte van de subsidie
Voor de definitie van jonge landbouwer wordt in de Landbouwvrijstellingsverordening verwezen naar het strategische GLB-plan van iedere lidstaat. Hierover is in Nederland opgenomen:
Een jonge landbouwer is jonger dan 40 jaar op 31 december van het jaar waarin de steun wordt aangevraagd, is bedrijfshoofd, heeft zich voor het eerst gevestigd en beschikt over een adequate vakbekwaamheid of vaardigheden.
Artikel 2.28.11 Communautair toetsingskader
Subsidie voor verplaatsing dient te worden aangemerkt als staatssteun. In de Landbouwvrijstellingsverordening is hiervoor een vrijstelling opgenomen in artikel 16. Die vrijstelling biedt de mogelijkheid om 100% van de reële kosten van demonteren, verplaatsen en weer opbouwen van bestaande voorzieningen te subsidiëren. Modernisering of verhoging van productiecapaciteit valt hier niet onder, dit kan onder artikel 14 van de Landbouwvrijstellingsverordening tot 65% en in gevallen tot 80% worden gesubsidieerd.
Na de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 8.7 wordt een nieuw paragraaf ingevoegd dat luidt:
Artikel 8.8.1 (Begripsomschrijvingen)
In het geval van radardetectie staat een kleine radarinstallatie in de buurt van het windturbinepark. Windturbines met obstakelverlichting worden aangesloten op dit systeem.
Transponderdetectie werkt anders. Bij transponderdetectie herkent een ontvanger bij een windturbinepark de transponder van een vliegtuig, Als een vliegtuig het windturbinepark in de avond of nacht nadert, dan schakelt de obstakelverlichting in. Het doel van beide technieken is om de obstakelverlichting op windturbines enkel in te schakelen wanneer een vliegtuig zich in de nabijheid van windturbines bevindt, zodat de verlichting het overige deel van de nacht uitgeschakeld kan zijn.
Artikel 8.8.2 (Subsidiabele activiteiten)
Het is niet toegestaan om een naderingsdetectiesysteem te gebruiken zonder toestemming van de Inspectie Leefomgeving en Transport. Om deze reden zijn ook de kosten die verbonden zijn aan het krijgen van deze toestemming subsidiabel. Op deze website zijn de huidige toetsingscriteria van de Inspectie Leefomgeving en Transport te vinden.
De penvoerder is één van de deelnemers in het samenwerkingsverband, die door alle andere deelnemers gemachtigd is een aanvraag voor subsidie in te dienen. De penvoerder is de contactpersoon voor de provincie namens het samenwerkingsverband.
Na de artikelsgewijze toelichting op paragraaf 8.8 wordt een nieuw paragraaf ingevoegd dat luidt:
Artikel 8.10.8 (Opschortende voorwaarde)
Lid 1: SVn voert voor iedere aanvrager een CDD-check uit. Bij subsidies hoger dan € 50.000 voert SVn ook een kredietwaardigheidstoets uit, voordat zij een overeenkomst van geldlening aangaat met de subsidieontvanger. Een negatieve uitkomst van de CDD-check of de kredietwaardigheidstoets is aanleiding voor SVn om de aanvraag voor een lening af te wijzen en de overeenkomst niet te sluiten. SVn brengt de provincie hiervan op de hoogte.
Lid 2: De aanvraag voor een lening dient binnen drie maanden te zijn afgerond. Als na verloop van deze termijn nog geen overeenkomst van geldlening is getekend tussen SVn en de subsidieontvanger, dan beëindigt SVn de aanvraagprocedure en wordt geen overeenkomst van geldlening getekend. SVn brengt de provincie hiervan op de hoogte.
Op aanvragen om subsidie op grond van artikel 2.17b die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die op dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft de paragraaf van toepassing zoals het luidde vóór dat tijdstip.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-11544.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.