Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2023, 11461 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2023, 11461 | ander besluit van algemene strekking |
Openstellingsbesluit subsidie niet-productieve investeringen in watersystemen GLB-NSP Zuid-Holland 2023
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
Gelet op de artikelen 1.2 en 2.4.1 van de Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland;
Overwegende dat het wenselijk is dat geïnvesteerd wordt in de (her)inrichting of transformatie van watersystemen in het landelijk gebied om bij te dragen aan de water- en klimaatdoelen voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Openstellingsbesluit subsidie niet-productieve investeren in watersystemen GLB-NSP Zuid-Holland 2023
In dit openstellingsbesluit wordt verstaan onder regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland.
Gedeputeerde staten stellen de deelplafonds voor de periode, genoemd in artikel 4, eerste lid, voor het beheergebied van:
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.
Indien de aanvragen, bedoeld in het zesde lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b , wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel c.
Indien de aanvragen, bedoeld in het zevende lid, een gelijk aantal punten hebben behaald op de criteria, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
Indien de activiteit wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij gedeputeerde staten tot verlenging van de termijn tot en met 31 december 2027.
Den Haag, 19 september 2023
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland
drs. M.J.A. van Bijnen MBA,
secretaris
drs. J. Smit,
voorzitter
GLB is de afkorting voor het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het Nationaal Strategisch Plan (NSP) is de Nederlandse invulling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Nederland heeft op 30 september 2022 haar Nederlands Nationaal Strategisch Plan GLB 2023-2027 bij de Europese Commissie ingediend. Dit NSP is op 13 december 2022 door de Commissie goedgekeurd. De Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland vormt de basis voor het verstrekken van NSP-subsidies door Zuid-Holland. Deze regeling is ook de grondslag voor dit openstellingsbesluit.
De regeling bevat diverse paragrafen. Door middel van openstellingsbesluiten kan subsidie worden verstrekt voor de in die paragrafen omschreven activiteiten. Paragraaf 4 van de regeling betreft 'niet-productieve investeringen op niet-landbouwbedrijven’. Ter uitvoering van deze paragraaf kan met dit openstellingsbesluit subsidie worden verstrekt voor niet-productieve investeringen in of nabij watersystemen op niet-landbouwbedrijven in de beheergebieden van het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden, het Hoogheemraadschap van Delfland en het Hoogheemraadschap van Rijnland.
De investeringen moeten een bijdrage leveren aan de water- en klimaatdoelen voortvloeiend uit de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn.
Voorbeelden van niet-productieve investeringen die op grond van dit openstellingsbesluit voor subsidie in aanmerking komen zijn: de aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan de KRW-doelen en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel watersystemen naar hun natuurlijke toestand, herstel van migratiemogelijkheden, vernatting gronden, aanleg van bufferzones langs watergangen, maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, de aanleg van helofytenfilters en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.
Ter uitvoering van diverse Europese verordeningen is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de Regeling uitvoering NSP GLB 2023–2027 opgesteld. Deze regeling vormt samen met de verschillende Europese verordeningen de grondslag voor de Regeling Europese landbouwsubsidies Zuid-Holland. Artikel 1.2 van die regeling schrijft voor dat gedeputeerde staten een openstellingsbesluit kunnen vaststellen. Dit openstellingsbesluit geeft hieraan uitvoering. Dit openstellingsbesluit moet dan ook worden gelezen in samenhang met die regeling. Meer concreet betekent dit dat de artikelen over onder meer nationale cofinanciering, weigeringsgronden, aanvraagvereisten, subsidie-arrangementen, subsidiabele kosten, niet-subsidiabele kosten, staatssteun, verdelingswijze, verplichtingen, bevoorschotting, wijzigingsverzoeken en gegevensverstrekking hier onverkort van toepassing zijn, tenzij daar in dit openstellingsbesluit van wordt afgeweken of hiervoor in dit openstellingsbesluit nadere regels worden gesteld, voor zover de regeling dat toestaat.
Artikel 2 Subsidiabele activiteit
Watersysteem is in artikel 1.1 van de regeling omschreven als: een samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken.
Op grond van dit openstellingbesluit komen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e, van de regeling, voor zover zij direct verbonden zijn met de uitvoering van de desbetreffende subsidiabele activiteiten, voor subsidie in aanmerking. Deze kosten zijn loonkosten inclusief overheadkosten, de kosten van door een subsidieontvanger verrichte eigen arbeid inclusief overheadkosten, en andere kosten waarvoor een factuur of document met gelijkwaardige bewijskracht kan worden overlegd.
De subsidiabele kosten worden berekend overeenkomstig artikel 1.9b van de regeling. Dit houdt in dat de loonkosten en kosten eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.8, onder a en b, worden berekend door de overige subsidiabele kosten te vermenigvuldigen met 0,23. De overige subsidiabele kosten worden vastgesteld op basis van een factuur of een document met gelijkwaardige bewijskracht.
Alle aanvragen voor subsidie die voor subsidie in aanmerking te komen, worden gescoord op de vier criteria die in artikel 6 genoemd staan. Per criterium kan 0 tot en met 5 punten behaald worden.
Een aanvraag moet op basis van de criteria minimaal 30 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen. Behaald een aanvraag minder dan 30 punten dan wordt de aanvraag alsnog geweigerd. Aanvragen met de hoogste scores worden het hoogst gerangschikt. De subsidies worden verleend op volgorde van de rangschikking, totdat het deelplafond van het betreffende beheergebied is bereikt.
De selectiecriteria waarop de aanvragen worden gescoord zijn: de mate van effectiviteit, de haalbaarheid, de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit en de urgentie.
Bij dit criterium gaat het om het effect van de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd. Bij de beoordeling van het effect wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dit betekent echter niet dat aanvragen rekenkundig (effect gedeeld door subsidiebedrag) beoordeeld worden. Het effect blijft het leidende element. De punten worden als volgt toegekend.
0 punten: Zeer geringe bijdrage. Van een zeer geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als door de activiteit de waterkwaliteit in het gehele gebied/peil vak niet verbetert, of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zelden optreedt op een zeer beperkt aantal hectaren.
1 punt: geringe bijdrage. Van een geringe bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit betrekking heeft op het voorkomen van afspoeling van nutriënten, maar de afspoeling nog substantieel blijft. Van een geringe bijdrage is eveneens bijvoorbeeld sprake als de wateroverlast die wordt tegengegaan slechts zeer lokaal tot enige overlast leidt.
2 punten: matige bijdrage. Van een matige bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit een lokaal effect heeft. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een waterlichaam wel verbetert, maar dat het waterlichaam niet rechtstreeks in verbinding staat met een KRW-waterlichaam. Van een matige bijdrage is eveneens sprake als de wateroverlast in een gebied wordt voorkomen, maar wordt afgewenteld op een ander water.
3 punten: voldoende bijdrage. Van een voldoende bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de activiteit effect heeft op een KRW-waterlichaam (het waterlichaam waarop de activiteit betrekking heeft, staat rechtstreeks in verbinding met een KRW-waterlichaam). Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in overeenstemming met wat normaliter de kosten zijn van een dergelijke activiteit.
4 punten: goede bijdrage. Van een goede bijdrage is bijvoorbeeld sprake als de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam wordt verbeterd of dat de wateroverlast die wordt tegengegaan/ voorkomen zeer frequent optreedt in een groot gebied. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, redelijk.
5 punten: zeer goede bijdrage. Van een zeer goede bijdrage is sprake als het effect van de activiteit groter is dan redelijkerwijs van een activiteit verwacht mag worden. Dit is bijvoorbeeld als de waterkwaliteit in een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd en daarnaast bijvoorbeeld ook zeer frequente wateroverlast in een groot gebied wordt tegengegaan. Daarbij is de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag, gelet op het effect, zeer redelijk.
Met dit criterium wordt naar de haalbaarheid van de investering gekeken. Voor de haalbaarheid worden de volgende aspecten in samenhang bezien:
Op basis van bovenstaande aspecten wordt de haalbaarheid als volgt gekwalificeerd:
0 punten als de haalbaarheid zeer gering is. Er is geen vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd ;
1 punt als de haalbaarheid gering is. Er is enig vertrouwen dat de activiteit kan worden uitgevoerd;
2 punten als de haalbaarheid matig is. Om de activiteit te kunnen uitvoeren, moet nog aan een aantal voorwaarden (bijvoorbeeld vergunningen) worden voldaan, waarbij het nog onzeker is of aan de voorwaarden voldaan kan worden;
3 punten als de haalbaarheid voldoende is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn inzichtelijk gemaakt, maar nog niet concreet beheersbaar gemaakt;
4 punten als de haalbaarheid goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, de risico’s zijn benoemd en beheersbaar gemaakt;
5 punten als de haalbaarheid zeer goed is. De activiteit kan worden uitgevoerd, ook als er zich gedurende de uitvoering financiële tegenvallers voor doen.
Bij dit criterium wordt gekeken naar de wijze van uitvoering van de activiteit. Om dit te kunnen beoordelen wordt gekeken naar de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) die wordt ingezet om de output te kunnen realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?). Ook wordt gekeken naar de verhouding proceskosten- feitelijke investeringskosten en wordt bezien of bij de uitvoering van de activiteit op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde. Op basis van de genoemde aspecten worden de volgende scores toegekend:
0 punten als de efficiëntie zeer gering is. Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde project kosten zijn te hoog in relatie tot de output. Ook wordt er geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde;
1 punt als de efficiëntie gering is. Kosten en middelen worden onvoldoende doelmatig ingezet. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs of kosten voor haalbaarheidsstudies, in plaats van bestaande kennis en kunde gebruik te maken;
2 punten als de efficiëntie matig is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en de ingezette middelen is matig. Er wordt wel gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde, maar de opgevoerde project kosten zijn hoog in relatie tot de output;
3 punten als de efficiëntie voldoende is. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten zijn redelijk en de benodigde kennis en kunde is in kaart gebracht en wordt gebruikt in het project;
4 punten als de efficiëntie goed is. De opgevoerde projectkosten staan in goede verhouding met de output van het project. Het project wordt efficiënt uitgevoerd;
5 punten als de efficiëntie zeer goed is. Het project wordt efficiënter uitgevoerd dan redelijkerwijs verwacht mag worden. De aanvrager realiseert de grootst mogelijke output met de zo klein mogelijke inzet van geld, kennis, kunde en overige middelen.
Met dit criterium wordt voorrang gegeven aan activiteiten die urgentie hebben. Een activiteit kan urgentie hebben omdat bijvoorbeeld de kwaliteit van het water zeer onvoldoende is, of dat de wateroverlast zeer ernstig is. Een maatregel is in dat geval op zeer korte termijn nodig. Ook projecten die betrekking hebben op het behalen van de doelen van de KRW of de Nitraatrichtlijn, worden als urgent gezien.
Is langer wachten met het uitvoeren van de activiteit echt niet langer verantwoord, er is gelijk actie noodzakelijk (zeer dringende urgentie), dan worden er 5 punten toegekend;
4 punten worden toegekend als de activiteit op zeer korte termijn noodzakelijk is;
3 punten worden toegekend als de activiteit op korte termijn noodzakelijk is;
2 punten worden toegekend als de activiteit op de middellange termijn noodzakelijk is;
1 punt wordt toegekend als de activiteit niet op de middellange maar wel op de lange termijn noodzakelijk is;
0 punten worden toegekend als de activiteit ook niet op de lange termijn noodzakelijk is.
Aan de criteria zijn wegingsfactoren toegekend. Het criterium effectiviteit heeft de hoogste wegingsfactor (4), dit criterium wordt namelijk als belangrijkste criterium gezien. De effectiefste activiteiten dragen het meest bij aan de doelen van het openstellingsbesluit.
Het criterium haalbaarheid heeft de een na hoogste wegingsfactor (3). Het is namelijk, naast dat een activiteit effectief is, ook van belang dat de activiteit uitgevoerd kan worden. Wanneer de haalbaarheid onzeker is, wordt het ook onzeker of het effect wel bereikt kan worden.
Het criterium efficiëntie heeft de wegingsfactor 2. Bij de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd, zal naar verwachting, tussen de verschillende aanvragen niet veel verschil zitten in het efficiënt gebruik van middelen. Dit criterium heeft dan ook een minder groot onderscheidend vermogen.
Het criterium urgentie heeft de wegingsfactor 1. Het criterium is het minst belangrijk voor de bijdrage aan de doelen van het openstellingsbesluit. Het is echter wel een extra onderscheidend criterium, zodat de beste en urgentste activiteiten als hoogst gerangschikt worden.
In aanvulling op artikel 1.5 van de regeling worden in artikel 8 van dit openstellingsbesluit twee weigeringsgronden opgenomen. Namelijk de subsidie wordt geweigerd als:
Bij de eerstgenoemde weigeringsgrond kan worden gedacht aan activiteiten die in de keur (die per 1 januari 2024 opgaat in de waterschapsverordening) van het waterschap verplicht zijn, zoals mitigerende maatregelen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-11461.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.