Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2023, 10802 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2023, 10802 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 29 augustus 2023, met kenmerk UTSP-52256855-23808, tot wijziging van de Uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht
Gedeputeerde staten van Utrecht;
Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht te wijzigen omdat voor paragraaf 1. ‘Biodiversiteit en leefgebieden bedreigde soorten’ het uurloon in overeenstemming gebracht moet worden met het uurloon conform de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022 ter bevordering van het aantal subsidieverzoeken. En omdat binnen de aanpak paragraaf 2 ‘Soortenmanagementplan (hierna: SMP) binnen Biodiversiteit in Stad en Dorp’, de koppeling van SMP’s met de isolatie- en bouwopgaven nadrukkelijker is geworden. Met deze wijzigingen kan de subsidie uitsluitend besteed worden aan SMP’s die bijdragen aan de integrale opgaven en ambities op het gebied van zowel natuur, verduurzaming en bouw.
De Uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.9, lid 3 en lid 4 worden vernummerd tot lid 2 en lid 3
Artikel 2.1 Begripsbepalingen oude tekst:
Gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming voor verschillende activiteiten binnen een plangebied, zijnde een substantieel deel van een gemeente, waarbij maatregelen worden genomen die het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;
Artikel 2.1 Begripsbepalingen wordt vervangen door:
Gebiedsgerichte ontheffing: ontheffing van de verboden, bedoeld in de artikelen 3.1, 3.2, zesde lid, 3.5, 3.6, tweede lid en 3.10, eerste lid, van de Wet natuurbescherming voor verschillende activiteiten binnen een plangebied, zijnde een substantieel deel van een gemeente, waarbij maatregelen worden genomen die het functioneel leefgebied van de beschermde soorten, ongeacht de aard van de negatieve effecten van de toegestane activiteiten, versterken;
Pre-SMP: Pre-Soortenmanagementplan: werkwijze die voorziet in de bescherming van populaties gebouwbewonende soorten met de bijbehorende compenserende maatregelen en natuurvriendelijk isoleren gedurende het opstellen van een soortenmanagementplan (SMP). Zie ook 'Besluit van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 22 februari 2022, nr. UTSP-1204204527-1348, tot wijziging van de Beleidsregels Natuur en Landschap provincie Utrecht 2017;
Stedelijk gebied: het gebied zoals aangeduid op de themakaart: Stedelijk gebied weergegeven in de webviewer van de provincie Utrecht. Buiten het Stedelijk gebied ligt het ‘landelijk gebied’;
Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten oude tekst:
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van Natuurvisie 2016 en het bijbehorende Supplement biodiversiteit, voor het opstellen van een soortenmanagementplan ten behoeve van het kunnen aanvragen van een gebiedsgerichte ontheffing.
Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten wordt vervangen door:
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van Natuurvisie 2016 en het bijbehorende Supplement biodiversiteit, voor het opstellen van een soortenmanagementplan ten behoeve van het kunnen aanvragen van een gebiedsgerichte ontheffing die minimaal het gehele stedelijke gebied omvat.
Artikel 2.3 Nadere criteria oude tekst:
Subsidie als bedoeld in artikel 2.2 kan slechts worden verstrekt als de maatregelen in het soortenmanagementplan tot doel hebben de staat van instandhouding van de beschermde soorten die voorkomen in het plangebied en die beïnvloed worden door de gebiedsgerichte ontheffing, te verbeteren.
Artikel 2.3 Nadere criteria wordt vervangen door:
Subsidie als bedoeld in artikel 2.2 kan slechts worden verstrekt indien:
Artikel 2.5 Aanvraag oude tekst:
Onverminderd artikel 4.4 van de Asv worden bij de aanvraag om subsidie gevoegd:
Artikel 2.5 Aanvraag wordt vervangen door:
Artikel 2.6 Weigeringsgronden oude tekst:
Onverminderd artikel 4.6 van de Asv, wordt de subsidie geweigerd indien:
Artikel 2.6 Weigeringsgronden wordt vervangen door:
Onverminderd artikel 4.6 van de AsvpU2022, kan de subsidie geweigerd worden indien er aan de aanvrager in het verleden reeds een subsidie op grond van deze paragraaf is verstrekt.
Artikel 2.8 Hoogte van de subsidie oude tekst:
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000,-.
Artikel 2.8 Hoogte van de subsidie wordt vervangen door:
Artikel 2.9 Subsidiabele kosten oude tekst:
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie en met inachtneming van artikel 4.8 van de Asv, komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:
Artikel 2.9 Subsidiabele wordt Asv vervangen door:
Artikel 2.9 Subsidiabele wordt lid e toegevoegd:
Artikel 2.10 Niet subsidiabele kosten oude tekst:
In afwijking van artikel 2.9 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking, kosten:
Artikel 2.10 Niet subsidiabele wordt vervangen door:
In afwijking van artikel 2.9 komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking, de volgende kosten:
voorbereidingskosten die gemaakt zijn > 12 maanden vóór indienen aanvraag. Hiervan kan afgeweken worden als er kosten gemaakt moesten worden, waarbij de planning onvoldoende toereikend is, vanwege de beperkte onderzoeksperioden bij soortenonderzoek of wanneer investeringskosten gemaakt moeten worden ter bepaling van de omvang van een SMP in relatie tot de lange doorlooptijd tussen de investering en het opstellen van een SMP. In deze situaties geldt dat de kosten die gemaakt zijn > 24 maanden vóór indienen aanvraag niet subsidiabel zijn.
Artikel 2.11 Verplichtingen subsidieontvanger oude tekst:
De subsidieontvanger heeft de volgende verplichtingen:
Artikel 2.11 Verplichtingen subsidieontvanger wordt lid b vervangen door:
Artikel 2.11 Verplichtingen subsidieontvanger wordt lid d toegevoegd:
Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, 8 maart 2022, nr. 82444667, oude tekst:
Het soortenmanagementplan bevat in elk geval de volgende informatie:
Beschrijving per soort. Daaronder vallen in elk geval:
Een beschrijving per soort van de nul-situatie, verspreiding, ecologische functies (in tekst en verspreidingskaarten) in het projectgebied van de soorten die deel uitmaken van het Soortenmanagementplan ten tijde van de aanvraag. De nul-situatie dient ook inzicht te geven over de projectgrens heen, zodat inzicht ontstaat in de samenhang met populaties buiten het plangebied;
Een concrete uitwerking van maatregelen die tot de beoogde verbetering voor de soorten moeten leiden, zo veel mogelijk onderverdeeld naar generieke maatregelen en meer specifieke maatregelen die tot de beoogde plus moeten leiden. Hieronder vallen ook kaarten met de potentiële locaties voor maatregelen;
Een beschrijving van de wijze waarop de maatregelen in stand gehouden worden en wie daarvoor verantwoordelijk is. Afspraken waaraan de toekomstige gebruikers van het Soortenmanagementplan en de gebiedsgerichte ontheffing zich moeten houden. In ieder geval is dit uitgewerkt voor particulieren als toekomstige gebruikers;
Omschrijving van de voorgenomen monitoring en evaluatie voor een periode van 10 jaar (monitoringplan). Gezien de relatieve onbekendheid met de effectiviteit van sommige maatregelen dient het Soortenmanagementplan te voorzien in een tussentijdse evaluatie na 5 jaar. Voor zover hieruit zou blijken dat maatregelen tekortschieten worden de aanvullende maatregelen toegepast en zo nodig verder uitgewerkt. Zodat het doel van het Soortenmanagementplan (de beoogde plus voor soorten) alsnog gehaald wordt.
Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 8 aangevuld met m en n:
Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan, Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 9a en d vervangen door:
Bijlage 2 Paragraaf 2 Soortenmanagementplan Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt lid 10 vervangen door:
Omschrijving van de voorgenomen monitoring en evaluatie voor een periode van 10 jaar (monitoringplan). Gezien de relatieve onbekendheid met de effectiviteit van sommige maatregelen dient het Soortenmanagementplan minimaal te voorzien in een tussentijdse evaluatie na 4 of 5 jaar. Voor zover hieruit zou blijken dat maatregelen tekortschieten worden de aanvullende maatregelen toegepast en zo nodig verder uitgewerkt. Zodat het doel van het Soortenmanagementplan (de beoogde plus voor soorten) alsnog gehaald wordt. Bij voorkeur wordt gebruik gemaakt van effectieve maatregelen. Voor niet-bewezen effectieve maatregelen, hanteert de provincie Utrecht de volgende uitgangspunten: Niet (bewezen) effectieve maatregelen tellen voor 50% mee als alternatieve maatregel, maar alleen wanneer de overige 50% aan maatregelen bestaan uit (bewezen) effectieve maatregelen waarbij ook voldoende aandacht is voor de variatie in de maatregelen. In algemene zin geldt namelijk dat hoe groter de variatie is, hoe groter de kans is op ingebruikname. Voor de monitoring van de populatie-ontwikkeling raden we aan om gestandaardiseerde methodieken als VleerMUS en MUS te gebruiken.
Bijlage 2 Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, wordt het nummer van lid 12 vervangen door 11:
TOELICHTING Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, Toelichting oude tekst:
Vanaf 1 januari 2017 is de provincie verantwoordelijk voor de uitvoering van soortenbescherming in de Wet Natuurbescherming (Wnb). De wet biedt de mogelijkheid om behalve ontheffingen voor individuele gevallen ook gebiedsontheffingen te verlenen, waarmee alle initiatieven binnen een specifiek thema en begrensd gebied onder de werking van de gebiedsontheffing vallen. Een gebiedsontheffing in het belang van flora en fauna, kan verleend worden als er een plan aan ten grondslag ligt waaruit blijkt dat de staat van instandhouding van de beschermde soorten die in het geding zijn, verbetert: een soortenmanagementplan (SMP).
Zonder gebiedsontheffing zal een initiatiefnemer, bijvoorbeeld een woningcorporatie die op grootschalige wijze haar woningbezit wil verduurzamen, vooraf per project zich moeten vergewissen of er bij de uitvoering van geplande werkzaamheden beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Op grond van een quick-scan, een gedetailleerd vervolgonderzoek en de uitwerking van mitigerende en compenserende maatregelen kan vervolgens een Wnb-ontheffing worden aangevraagd. Dit proces is tijdrovend en onzeker voor de initiatiefnemer, waardoor het tot vertraging en extra kosten in het project kunnen leiden.
In een SMP organiseert een gemeente – al dan niet samen met woningcorporaties – het benodigde onderzoek op de schaal van een substantieel deel van een gemeente. Het onderzoek aan de voorkant richt zich niet zozeer op individuele gevallen maar meer op de kwetsbare verblijfplaatsen, de instandhouding van het leefgebied, de omvang van een populatie van een soort en de trend daarin. Er wordt meer dan ruimschoots (en tijdig) gemitigeerd en gecompenseerd. De gemeente krijgt een gebiedsontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen en kan deze doorschrijven naar de woningcorporaties en andere initiatiefnemers die daar gebruik van willen maken. De corporaties zijn hierbij gebaat omdat er een veel grotere planningszekerheid ontstaat: op voorhand is ruim van te voren bekend waar kwetsbare locaties zijn en er wordt op veel ruimere schaal gemitigeerd en gecompenseerd zodat de beschermde soorten er uiteindelijk op vooruit gaan. Om dit te onderbouwen zal aan initiatiefnemers gevraagd worden de positieve trend te onderbouwen door monitoringonderzoek.
TOELICHTING Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht, Toelichting wordt vervangen door:
Vanaf 1 januari 2017 is de provincie verantwoordelijk voor de uitvoering van soortenbescherming in de Wet Natuurbescherming (Wnb). De wet biedt de mogelijkheid om behalve ontheffingen voor individuele gevallen ook gebiedsontheffingen te verlenen, waarmee alle initiatieven binnen een specifiek thema en begrensd gebied onder de werking van de gebiedsontheffing vallen. Een gebiedsontheffing in het belang van flora en fauna, kan verleend worden als er een plan aan ten grondslag ligt waaruit blijkt dat de staat van instandhouding van de beschermde soorten die in het geding zijn, verbetert: een soortenmanagementplan (SMP).
Zonder gebiedsontheffing zal een initiatiefnemer, bijvoorbeeld een woningcorporatie die op grootschalige wijze haar woningbezit wil verduurzamen, maar ook particuliere woningbezitters, vooraf per project zich moeten vergewissen of er bij de uitvoering van geplande werkzaamheden beschermde soorten in het geding kunnen zijn. Dit gaat zowel om verbouwingen, sloop-nieuwbouw maar ook isolatiewerkzaamheden en de plaatsing van zonnepanelen en kleine ingrepen aan gebouwen zoals schilderwerk, voegherstelwerk en vervangen van kozijnen. Op grond van een quick-scan, een gedetailleerd vervolgonderzoek en de uitwerking van mitigerende en compenserende maatregelen kan vervolgens een Wnb-ontheffing worden aangevraagd. Dit proces is tijdrovend, kostbaar en onzeker voor de initiatiefnemer, waardoor het tot vertraging en extra kosten in het project kunnen leiden.
Voor een SMP zoals deze subsidieregeling beoogt organiseert een gemeente – al dan niet samen met woningcorporaties – het benodigde onderzoek voor (minimaal) het gehele stedelijk gebied in de gemeente. Het onderzoek aan de voorkant richt zich niet zozeer op individuele gevallen maar meer op de kwetsbare verblijfplaatsen, zijnde kolonies / bolwerken van huismus en gierzwaluw en grote kraam- en/of winterverblijfplaatsen van vleermuizen, de instandhouding van het leefgebied, de omvang van een populatie van een soort en de trend daarin. Er wordt meer dan ruimschoots (en tijdig) gemitigeerd en gecompenseerd. De gemeente krijgt een gebiedsgerichte ontheffing voor het overtreden van verbodsbepalingen en schrijft deze door naar woningcorporaties, particulieren, ontwikkelaars en andere initiatiefnemers die daar gebruik van willen maken. De corporaties zijn hierbij gebaat omdat er een veel grotere planningszekerheid ontstaat: op voorhand is ruim van tevoren bekend waar kwetsbare locaties zijn en er wordt op veel ruimere schaal gemitigeerd en gecompenseerd zodat de beschermde soorten er uiteindelijk op vooruit gaan. Om dit te onderbouwen zal aan initiatiefnemers gevraagd worden de positieve trend te onderbouwen door monitoringonderzoek.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht,
Wordt Artikel 2.10 Verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 2.11 Verplichtingen subsidieontvanger
Aan de ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Behorende bij de uitvoeringsverordening subsidie Biodiversiteit provincie Utrecht wordt aan artikel 2.11 verplichtingen subsidieontvanger toegevoegd:
Doorschrijven naar derden moet in de basis kosteloos zijn. Indien de ontheffing na doorschrijven gebruikt wordt voor de ontplooiing van commerciële activiteiten met winstoogmerk (bijvoorbeeld projectontwikkelaars), kunnen leges worden gerekend of een afdracht geëist worden aan het fonds voor bovenwijkse voorzieningen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2023-10802.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.