Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 19 juli 2022, nr. 170183, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat op 12 juli 2022 de Subsidieregeling OPZuid 2021-2027 is vastgesteld om uitvoering te geven aan het EFRO programma Zuid-Nederland 2021-2027;

  • overwegende dat provinciale cofinanciering op de Subsidieregeling OPZuid 2021-2027 het Zeeuwse deel van de door de Europese Commissie gevraagde nationale cofinanciering valideert;

  • overwegende dat de subsidiabele activiteiten breed ingevuld kunnen worden en deze ruime invulling ten behoeve van een optimaal bereik van de doelstellingen wordt beoogd, achten gedeputeerde staten daar waar sprake is van staatssteun, in het kader van rechtvaardiging van staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing:

    • a.

      Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb EU L 187/1 van 26 juni 2014;

    • b.

      Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/1 van 24 december 2013;

  • overwegende dat voor verstrekking van cofinanciering door de provincie Zeeland voor het Zeeuwse deel bij Europese programma’s 2021-2027, bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

ARTIKEL I Wijziging van hoofdstuk 20

Hoofdstuk 20 komt te luiden:

 

Hoofdstuk 20 Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het EFRO Programma Zuid-Nederland 2021-2027

 

Artikel 20.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb EU L 187/1 van 26 juni 2014;

  • b.

    Beheerautoriteit: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als beheerautoriteit als bedoeld in artikel 71 van verordening 2021/1060 voor het EFRO Programma Zuid-Nederland 2021-2027;

  • c.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/1 van 24 december 2013;

  • d.

    EFRO programma Zuid-Nederland 2021-2027: gezamenlijk programma als bedoeld in artikel 22 van verordening 2021/1060 van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, goedgekeurd door de Europese Commissie op 29 juni 2022, voor activiteiten die in Zuid-Nederland financiering kunnen ontvangen uit het EFRO;

  • e.

    Gedeputeerde staten: Gedeputeerde staten van provincie Zeeland;

  • f.

    REES: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

  • g.

    RIS3 Zuid-Nederland 2021-2027: Regionale Innovatie Strategie Slimme Specialisatie voor programma’s Europese fondsen vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, de provincie Noord-Brabant en de provincie Limburg op 21 april 2020;

  • h.

    Subsidieregeling OPZuid: Subsidieregeling OPZuid 2021-2027.

Artikel 20.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door de penvoerder die namens een samenwerkingsverband subsidie heeft aangevraagd op grond van de Subsidieregeling OPZuid.

 

Artikel 20.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die innovatie bevorderen binnen een van de volgende maatschappelijke transities uit de RIS3 Zuid-Nederland 2021-2027 die in het EFRO Programma Zuid-Nederland 2021-2027 centraal staan:

  • a.

    gezondheid;

  • b.

    landbouw en voeding;

  • c.

    energie;

  • d.

    klimaat;

  • e.

    grondstoffen.

Artikel 20.4 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      voor het project wordt subsidie verleend op grond van artikel 2.2 van de Subsidieregeling OPZuid;

    • b.

      de subsidie wordt aangevraagd als cofinanciering op de subsidie op grond van de Subsidieregeling OPZuid;

    • c.

      het project komt ten goede aan de provincie Zeeland.

  • 2.

    Het project komt ten goede aan de provincie Zeeland als bedoeld in het eerste lid, onder c, als:

    • a.

      meer dan de helft van de subsidiabele kosten wordt gemaakt door deelnemers aan het project die zijn gevestigd in de provincie Zeeland; en

    • b.

      de resultaten van het project overwegend zijn gericht op de provincie Zeeland.

  • 3.

    In het projectplan, bedoeld in artikel 2.5, onder a, van de Subsidieregeling OPZuid, wordt opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan het eerste lid, onder c.

Artikel 20.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.3.1, eerste lid, is artikel 1.3 van de REES van toepassing.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.3.2 wordt, als de aanvrager gebruik maakt van de kostensoort personeelskosten, de berekeningswijze, genoemd in de artikelen 1.3 tot en met 1.3b van de REES gehanteerd.

Artikel 20.6 Vereisten indiening subsidieaanvraag

  • 1.

    Op verzoek van aanvrager wordt de aanvraag om subsidie op grond van de Subsidieregeling OPZuid aangemerkt als aanvraag om subsidie op grond van dit hoofdstuk.

  • 2.

    Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode die door Gedeputeerde Staten is vastgesteld in een openstellingsbesluit.

Artikel 20.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen per tenderperiode als bedoeld in artikel 20.6, tweede lid, een subsidieplafond vast in een openstellingsbesluit.

 

Artikel 20.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt 15% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €428.571,-.

  • 2.

    Als de aanvrager minder dan 15% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt, onverminderd het eerste lid, slechts maximaal het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3.

    Onverminderd de voorgaande leden, wordt, indien sprake is van staatssteun:

    • a.

      maximaal een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat het van toepassing zijnde percentage uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening niet wordt overschreden; of

    • b.

      en geen van de vrijstellingen uit de Algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is, maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidies verstrekt dat voor het totale bedrag aan overheidsbijdragen over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 20.9 Verdeelcriteria

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het daarvoor vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt, in geval door de Beheerautoriteit op grond van artikel 2.9 van de Subsidieregeling OPZuid een rangschikking is gemaakt, subsidie verleend op grond van de volgorde van die rangschikking.

  • 2.

    Indien de in het eerste lid bedoelde rangschikking niet is gemaakt door de Beheerautoriteit, is artikel 2.9 van de Subsidieregeling OPZuid van toepassing op subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk.

Artikel 20.10 Beslissing op de subsidieaanvraag

In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, is de beslistermijn van artikel 4.2.4 van de REES van toepassing.

 

Artikel 20.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid is van toepassing.

  • 2.

    De artikelen 1.6.3 en 1.6.6, derde lid, zijn niet van toepassing.

Artikel 20.12 Vaststelling

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.6 van de Subsidieregeling OPZuid en gelet op de toepasselijke Europese regelgeving, worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    Op verzoek van de subsidieontvanger wordt de aanvraag tot vaststelling op grond van de Subsidieregeling OPZuid aangemerkt als aanvraag tot vaststelling op grond van dit hoofdstuk.

  • 3.

    De beslistermijn van artikel 4.2.17 van de REES is van toepassing.

Artikel 20.13 Betaling en bevoorschotting

  • 1.

    Gedeputeerde staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Gedeputeerde staten betalen het voorschot in een keer.

ARTIKEL II Wijziging toelichting van hoofdstuk 20

De toelichting op hoofdstuk 20 komt te luiden:

 

Toelichting behorende bij Hoofdstuk 20 Bijzondere bepalingen voor het verstrekken van cofinanciering voor het EFRO Programma Zuid-Nederland 2021-2027

Algemeen

Voor de periode 2021-2027 heeft de Europese Commissie € 105.334.949 beschikbaar gesteld uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), ten behoeve van de uitvoering van het EFRO programma Zuid-Nederland 2021-2027. Het EFRO maakt deel uit van het Europees cohesiebeleid, dat tot doel heeft de economische groei en werkgelegenheid te bevorderen en klimaatverandering, energieafhankelijkheid en sociale uitsluiting aan te pakken. Voorwaarde voor de Europese subsidie is dat provincies, het Rijk en het bedrijfsleven ook bijdragen aan het programma. Dit hoofdstuk valideert het Zeeuwse deel van de nationale cofinanciering.

 

Voor de uitvoering in Zuid-Nederland is Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als Beheerautoriteit. De Beheerautoriteit heeft op 12 juli 2022 de Subsidieregeling OPZuid 2021-2027 (hierna: Subsidieregeling OPZuid) vastgesteld.

 

Juridisch kader

De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013 (Asv) en het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 (Asb) zijn op dit hoofdstuk van toepassing. De Asv is een kaderverordening. De Asv bevat algemene (procedure) bepalingen, waaronder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen. In het Asb zijn de algemene bepalingen uit de Asv verder uitgewerkt. Onderwerpen die geregeld zijn in de Awb, de Asv en het Asb worden niet herhaald in dit hoofdstuk. In het hoofdstuk wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid. Dit betekent dat daar waar de Asv en het Asb en de Subsidieregeling OPZuid niet op elkaar aansluiten, de Subsidieregeling OPZuid voorgaat. Dit heeft bijvoorbeeld tot gevolg dat de arrangementensystematiek uit de Asv en het Asb buiten toepassing blijven in dit hoofdstuk. Tot slot heeft het volledig aansluiten bij de Subsidieregeling OPZuid tot gevolg dat onderwerpen die reeds uitputtend zijn geregeld in die regeling, niet zijn opgenomen in dit hoofdstuk, zoals weigeringsgronden, subsidiabele kosten en verplichtingen.

 

Staatssteun

Bij subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk kan sprake zijn van staatssteun, indien de aanvrager een onderneming is in de zin van het Europese recht en voor het overige voldoet aan de criteria van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Afhankelijk van het project wordt in dit hoofdstuk gebruik gemaakt van één van de vrijstellingen uit de artikelen 14, 15, 17, 18, 22, 25, eerste lid, tweede lid, onder c of d, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49 52, 53, 56, 56ter, 56quater van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Per project wordt beoordeeld of voldaan wordt aan de wet- en regelgeving omtrent staatssteun. Indien sprake is van staatssteun, geen van de vrijstellingen uit de Algemene Groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en het gevraagde subsidiebedrag onder de de-minimisdrempel blijft, dan wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. Indien gebruik wordt gemaakt van de-minimisverordening, is vanuit het Europees recht geen sprake van staatssteun.

 

Artikelsgewijs

Artikel 20.2 Doelgroep

Aangezien subsidie op grond van dit hoofdstuk alleen kan worden verleend aan degenen die op grond van de Subsidieregeling OPZuid subsidie hebben aangevraagd, is de doelgroep in dit hoofdstuk beperkt tot deze groep aanvragers.

 

Artikel 20.5 Subsidiabele kosten

In dit artikel wordt voor de toepassing van de subsidiabele kosten aangesloten bij artikel 1.3 van de REES. Hierin en in de navolgende artikelen zijn bepalingen opgenomen over de subsidiabele kosten en de berekening van loonkosten en eigen arbeid.

 

Artikel 20.6 Vereisten indiening subsidieaanvraag

Omdat de subsidieaanvragen moeten worden ingediend binnen de in afzonderlijke openstellingsbesluiten vast te stellen tenderperiodes, wordt in het tweede lid afgeweken van artikel 1.4.1 van het Asb. In dat artikel is bepaald dat de subsidieaanvraag tenminste acht weken voor het begin van de activiteit wordt ingediend, tenzij anders is bepaald in het Asb.

 

Artikel 20.7 Subsidieplafond

Nu in het kader van subsidies op grond van dit hoofdstuk meerdere tenderperiodes kunnen worden opengesteld, geschiedt de vaststelling van subsidieplafonds voor die tenderperiodes in afzonderlijke openstellingsbesluiten.

 

Artikel 20.8 Subsidiehoogte

Met dit artikel wordt geregeld dat in geval meerdere subsidies voor hetzelfde project zijn aangevraagd, Gedeputeerde Staten van Zeeland nooit meer subsidie hoeven te verlenen dan op grond van de staatssteunregels is toegestaan.

 

De toets of het project past binnen een van de vrijstellingen op grond van de algemene groepsvrijstellingsverordening vindt reeds plaats in het kader van de Subsidieregeling OPZuid.

 

Artikel 20.9 Verdeelcriteria

Dit artikel regelt dat in geval de Beheerautoriteit een rangschikking heeft gemaakt op grond van artikel 2.9 van de Subsidieregeling OPZuid, subsidie wordt verleend op grond van de volgorde zoals die op basis van die rangschikking tot stand is gekomen. Als de Beheerautoriteit geen rangschikking heeft gemaakt, maken Gedeputeerde Staten van Zeeland zelf een rangschikking op grond van de Subsidieregeling OPZuid. Op grond van die regeling worden aanvragen, bij overschrijding van het subsidieplafond, op basis van een aantal criteria gerangschikt. Deze rangschikking wordt overeenkomstig, dus zodra het plafond van artikel 20.9 wordt bereikt, toegepast.

 

Overigens kan dit betekenen dat projecten weliswaar binnen het subsidieplafond van de Subsidieregeling OPZuid passen, maar niet binnen het subsidieplafond op grond van dit hoofdstuk. De aanvraag wordt in dat geval op grond van artikel 4:25, tweede lid, van de Awb geweigerd.

 

Artikel 20.10 Beslissing op de aanvraag

Om de subsidieverlening op grond van dit hoofdstuk af te stemmen op de subsidieverlening door de Beheerautoriteit op grond van de Subsidieregeling OPZuid, wordt afgeweken van de beslistermijn van acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag, zoals bepaald in artikel 1.5.2, eerste lid, van het Asb.

 

Artikel 20.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Om te bereiken dat de verplichtingen uit de Subsidieregeling OPZuid zoveel mogelijk aansluiten op subsidieverstrekking op grond van dit hoofdstuk en opeenstapeling van verplichtingen zoveel mogelijk moet worden voorkomen, zijn de artikelen 1.6.3 en 1.6.6, derde lid, van het Asb buiten toepassing gelaten. Uit het eerste lid blijkt dat de verplichtingen in artikel 1.5 van de Subsidieregeling OPZuid en onderliggende regelgeving ook gelden voor de ontvangers van subsidie op grond van dit hoofdstuk.

 

Artikel 20.12 Vaststelling

Omdat voor de bepalingen omtrent de vaststelling van subsidie volledig wordt aangesloten bij de Subsidieregeling OPZuid en deze bepalingen afwijken van de Asv, wordt gebruik gemaakt van de in artikel 3, vierde lid, onder b, van de Asv vermelde bevoegdheid om af te wijken van het bepaalde in artikel 3, tweede lid, van de Asv en daarmee ook van de paragrafen 1.7 tot en met 1.9 van het Asb.

 

In artikel 3, tweede lid, van de Asv is bepaald dat er drie verschillende arrangementen gelden bij het verstrekken van subsidies. In de toelichting bij artikel 3, vierde lid, van de Asv is vermeld dat onderdeel b ziet op de situatie waarin meerdere bestuursorganen subsidie verstrekken voor dezelfde activiteit, hetgeen onder meer aan de orde is bij cofinanciering van een Europees programma.

 

Artikel 20.13 Betaling en bevoorschotting

In dit artikel wordt geregeld dat gedeputeerde staten een voorschot verstrekken van ten hoogste 100% van de maximale subsidie.

 

ARTIKEL III Overgang- en slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dag waarop de Subsidieregeling OPZuid in werking is getreden en is van toepassing op aanvragen om subsidie die worden ingediend na inwerkingtreding.

  • 2.

    Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit, op subsidies die voor dat tijdstip zijn verleend en op subsidies die voor dat tijdstip zijn vastgesteld, blijft het besluit van toepassing zoals het luidde vóór dat tijdstip.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 19 juli 2022.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Naar boven