Programmeringsregeling 3 voor cultuurinstellingen in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

Gelet op het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ en artikel 1.4, eerste lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

 

Overwegende dat

  • -

    cultuurinstellingen door de coronacrisis in financiële en organisatorische problemen komen of dreigen te komen waardoor ondersteunende beroepsgroepen en het makersklimaat, zoals gezelschappen, collectieven en (talentvolle) makers binnen de cultuursector worden bedreigd;

  • -

    het publiek door de gevolgen van de coronacrisis nog niet in voldoende mate is teruggekeerd naar de culturele sector en culturele instellingen niet in staat zijn een aantrekkelijk programma te realiseren om terugkeer van publiek te stimuleren;

  • -

    om de gevolgen hiervan te verlichten en bij te dragen aan het in stand houden van de regionale culturele infrastructuur, provinciale steun nodig is;

  • -

    deze subsidieverordening de mogelijkheden biedt een financiële bijdrage te leveren aan activiteiten met een bovenlokaal karakter die tot doel heeft het herstel van de culturele sector op provinciaal niveau te bevorderen;

Besluiten de volgende subsidieverordening vast te stellen:

 

Paragraaf 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht 2022;

  • b.

    AGVV: de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU), nr. 651/2014 (PB L187, van 17 juni 2014);

  • c.

    Bovenlokaal: het publieksbereik van de instelling reikt, blijkend uit bezoekersaantallen en herkomstcijfers, verder dan de gemeente waar de instelling is gevestigd. Voor gemeenten met meer kernen reikt het publieksbereik, blijkend uit bezoekersaantallen en herkomstcijfers, verder dan de kern van de gemeente waar de instelling is gevestigd;

  • d.

    Coronacrisis: coronavirusepidemie die eind 2019 ontstond door de uitbraak van de infectieziekte COVID-19 en sinds 11 maart 2020 als pandemie is erkend;

  • e.

    Covidregeling: regeling voor financiële steun ten behoeve van de nadelige gevolgen door de coronacrisis of maatregelen die hier mee samenhangen;

  • f.

    Culturele centra: een ruimte of accommodatie voor manifestaties op het gebied van kunst en cultuur in het kader van amateurkunst (kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd);

  • g.

    Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

  • h.

    Podiumorganisatie: (film)theaters en (pop)podia met een bovenlokale functie;

  • i.

    Festivalorganisatie: een geheel van meerdaagse culturele activiteiten op professioneel niveau met een artistieke missie en visie. Festivals die bedoeld zijn om een bepaald gebied of (erfgoed)thema te promoten alsmede commerciële festivals, vallen buiten dit kader.

  • j.

    Rijksfondsen: Fonds Podiumkunsten, Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Mondriaanfonds, Nederlands Filmfonds, Nederlands Letterenfonds en Fonds voor Cultuurparticipatie.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt in het kader van het Programma Cultuur en Erfgoed, Beleidsdoel 7.1.4 ‘De culturele infrastructuur is sterk’ aan podiumorganisaties voor activiteiten, zoals voorstellingen, die in voldoende mate bijdragen aan het herstel van de cultuursector.

  • 2.

    De activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één van de in art. 53 AGVV genoemde culturele activiteiten en doelstellingen zoals met name genoemd in lid 5 a t/m f (zie bijlage art. 53 AGVV), namelijk kosten die voortvloeien uit het project of de activiteit zoals activiteitenlasten materieel (programma, techniek en marketing), activiteitenlasten personeel (gages of uitkoopsommen, productie en publiciteit) en beheerslasten zoals coördinatie t.b.v. de activiteit.

Artikel 3 Criteria

  • 1.

    De aanvrager dient bij de aanvraag aan te tonen dat er sprake is van voldoende bovenlokaal bereik op grond van de bezoekersaantallen en herkomst.

  • 2.

    De activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één van de in art. 53 AGVV genoemde culturele activiteiten en doelstellingen zoals met name genoemd in lid 2. Als bijlage is art. 53 AGVV toegevoegd.

  • 3.

    De uitvoering van de activiteit of activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd moet zijn gestart tussen 1 juli 2022 en 31 december 2023 en plaatsvinden binnen de provincie Utrecht.

Artikel 4 Doelgroepen, subsidieontvangers

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt aan podiumorganisaties in de provincie Utrecht met een bovenlokale functie die een bijdrage leveren aan de regionale culturele infrastructuur, namelijk:

    • a.

      theaters, waaronder filmtheaters;

    • b.

      podia, waaronder poppodia;

    • c.

      festivalorganisaties.

  • 2.

    Niet in aanmerking voor subsidie komen:

    • a.

      producerende instellingen zoals amateurinstellingen en -verenigingen, gezelschappen of ensembles;

    • b.

      Individuele makers of collectieven van makers;

    • c.

      culturele centra met een lokale functie;

    • d.

      festivalorganisaties die een subsidie hebben ontvangen vanuit het beleidsmatig afwegingskader kleine festivals, of in aanmerking komen voor deze subsidie.

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Aanvragen kunnen worden ingediend tot 1 januari 2023.

  • 2.

    Onder toepassing van artikel 6, vierde lid, van de Asv worden de aanvragen behandeld op volgorde van binnenkomst.

  • 3.

    Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige aanvraag is ingediend.

  • 4.

    In aanvulling op artikel 4 van de Asv moet bij de aanvraag in ieder geval worden gevoegd:

    • a.

      een projectplan dat een omschrijving van de activiteit(en) bevat waarvoor de subsidie wordt aangevraagd met daarin het beoogd aantal presentaties, beoogd aantal bezoekers;

    • b.

      een begroting en sluitend dekkingsplan van de activiteit(en).

    • c.

      een marketingplan waarin wordt omschreven hoe de activiteit(en) kenbaar wordt gemaakt bij het publiek;

    • d.

      een overzicht van de bezoekersaantallen en de herkomst waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen lokale en bovenlokale bezoekers over 2019.

  • 5.

    Per organisatie mag één aanvraag worden ingediend op basis van deze subsidieverordening. Indien sprake is van meerdere podia op verschillende permanente locaties binnen één juridische entiteit, kunnen er meerdere aanvragen per organisatie worden ingediend namelijk, één aanvraag per podium.

Artikel 6 Subsidieplafond

Het subsidieplafond van deze subsidieverordening bedraagt voor 2022 € 250.000.

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 bedraagt minimaal € 5.000 en maximaal € 50.000 per aanvraag.

  • 2.

    Subsidiabel zijn kosten zoals genoemd in art.53 AGVV lid 5 a. t/m f. met een maximum van 80% van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 8 Verplichtingen subsidieontvanger

De subsidieontvanger wordt gevraagd bij de uitvoering van de activiteit het principe van de Fair Practice Code toe te passen

Artikel 9 Europese regelgeving

  • 1.

    Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming van artikel 53 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening EU nr. 651/2014 (PB L187, van 17 juni 2014)

  • 2.

    Conform artikel 1, lid 4 sub a) en b) van Verordening (EU) Nr. 651/2014 wordt betaling uitgesloten van steun aan een onderneming ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarbij door dezelfde lidstaat toegekende steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Paragraaf 2 Slotbepalingen

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze subsidieverordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 januari 2024.

Artikel 11 Citeertitel

Deze subsidieverordening kan worden aangehaald als: Programmeringsregeling 3 voor cultuurinstellingen in het kader van de gevolgen van de coronacrisis provincie Utrecht.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Utrecht van 5 juli 2022.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

voorzitter

mr. J.H. Oosters

Secretaris

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onderneming: een onderneming zoals bedoeld in artikel 107, eerste lid van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

 

Het begrip ‘onderneming’ staat centraal in het staatssteunrecht. De staatssteunregels zijn alleen van toepassing als er sprake is van steun aan een onderneming die een economische activiteit verricht, ongeacht haar rechtsvorm en wijze van financiering. Iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden, is een economische activiteit. Daarmee kan bijvoorbeeld ook een stichting onder omstandigheden onder het begrip onderneming vallen. Als een overheid steun verleent aan een entiteit die niet als een onderneming kan worden aangemerkt, kunnen de staatssteunregels buiten beschouwing worden gelaten.

 

Artikel 3 Subsidieontvangers / doelgroepen

Festivalorganisaties met een bovenlokaal karakter en minder dan 3.000 bezoekers die een meerjarige subsidie ontvangen in het kader van het 'Festivalbeleid 2021-2024' van de provincie Utrecht kunnen geen aanvraag doen voor deze Programmeringsregeling. Zij komen in aanmerking voor het 'Beleidsmatig afwegingskader kleine festivals' van het provinciale Steun- en Herstelpakket.

 

Culturele centra kunnen geen aanvragen doen voor activiteiten gericht op amateurkunst. Met culturele centra wordt een centrum bedoeld zijnde een ruimte of accommodatie voor manifestaties op het gebied van kunst- en cultuur in het kader van amateurkunst (kunst- en cultuurbeoefening in de vrije tijd). Het provinciaal steunpakket is bedoeld voor herstel van de culturele infrastructuur met een regionaal belang. Dit type organisaties programmeert aanbod met een lokaal karakter en dient daarom een beroep te doen op gemeentelijke regelingen.

 

Artikel 5

Per organisatie mag één aanvraag worden ingediend op basis van deze subsidieverordening. Als er sprake is van een organisatie die meerdere podia bevat, en deze organisatie is één juridische entiteit, kan er per organisatie meerdere aanvragen worden ingediend, namelijk één aanvraag per podium. Het gaat hierbij om permanente podia die op verschillende locaties zijn gevestigd.

 

Artikel 7 Hoogte van de subsidie

Om de activiteiten met inachtneming van de coronamaatregelen te kunnen organiseren is het mogelijk in de aanvraag kosten op te nemen om de activiteit veilig voor het publiek toegankelijk te maken, zoals extra kosten voor coronatesten, bewegwijzering of om de activiteit in de buitenlucht te laten plaatsvinden. Kosten voor persoonlijke hygiëne zoals desinfectiemiddelen en mondkapjes kunnen niet worden opgevoerd.

 

Bijlage  

 

Artikel 53 AGVV Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed

 

  • 1.

    Steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

  • 2.

    De steun wordt toegekend voor de volgende culturele doelstellingen en activiteiten:

    • a)

      musea, archieven, bibliotheken, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, operahuizen, concerthallen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen;

    • b)

      materieel erfgoed, waaronder alle vormen van roerend of onroerend cultureel erfgoed en archeologische sites, monumenten, historische locaties en gebouwen; natuurerfgoed met een rechtstreekse band met cultuurerfgoed of indien dit door de bevoegde overheidsinstanties van een lidstaat formeel is erkend als cultuur- of natuurerfgoed;

    • c)

      immaterieel erfgoed in welke vorm ook, met inbegrip van volksgebruiken en ambachten;

    • d)

      kunst- of culturele evenementen en performances, festivals, tentoonstellingen en andere vergelijkbare culturele activiteiten;

    • e)

      culturele en artistieke educatie alsmede de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • f)

      schrijven, uitgeven, productie, distributie, digitalisering en publiceren van muziek en literatuur, met inbegrip van vertalingen. 26.6.2014 L 187/64 Publicatieblad van de Europese Unie NL

  • 3.

    De steun kan de vorm hebben van:

    • a)

      investeringssteun,

      met inbegrip van steun voor de bouw of modernisering van cultuurvoorzieningen;

    • b)

      exploitatiesteun.

  • 4.

    Wat investeringssteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de kosten voor investeringen in materiële en immateriële activa, met inbegrip van:

    • a)

      kosten voor de bouw, modernisering, verwerving, instandhouding of verbetering van infrastructuur, indien jaarlijks ten minste 80 % van de tijd- of ruimtecapaciteit voor culturele doeleinden wordt gebruikt;

    • b)

      kosten voor de verwerving, met inbegrip van huur, eigendomsoverdracht of fysieke verplaatsing van cultureel erfgoed;

    • c)

      kosten voor bescherming, instandhouding, restauratie en herstel van materieel en immaterieel cultureel erfgoed, met inbegrip van bijkomende kosten voor de opslag onder geschikte omstandigheden, speciale uitrusting, materialen en de kosten voor documentatie, onderzoek, digitalisering en publicatie;

    • d)

      kosten om cultureel erfgoed beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en andere nieuwe technologieën, kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met speciale behoeften (met name hellingbanen en liften voor mensen met een handicap, aanduidingen in braille en voel- en tastobjecten in musea) en kosten om de culturele diversiteit ten aanzien van presentaties, programma's en bezoekers te bevorderen;

    • e)

      kosten voor culturele projecten en activiteiten, samenwerkings- en uitwisselingsprogramma's en -beurzen, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 5.

    Wat exploitatiesteun betreft, zijn de in aanmerking komende kosten de volgende:

    • a)

      de kosten van de culturele instelling of erfgoedlocatie in verband met vaste of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten die plaatsvinden in het kader van hun normale activiteiten;

    • b)

      kosten van culturele en artistieke educatie en van de bewustmaking van het belang van de bescherming en bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen via educatieve programma's en bewustmakingscampagnes voor het grote publiek, onder meer door middel van nieuwe technologieën;

    • c)

      kosten om de locaties en activiteiten van culturele instellingen of erfgoedlocaties beter toegankelijk te maken voor het publiek, met inbegrip van kosten voor digitalisering en het gebruik van nieuwe technologieën, alsmede kosten om de toegankelijkheid te verbeteren voor mensen met een handicap;

    • d)

      exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, zoals het huren of leasen van vastgoed en culturele locaties, reiskosten, materialen en leveranties die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, architectonische structuren voor tentoonstellingen en podia, de ontlening, huur en afschrijving van werktuigen, software en uitrusting, kosten voor toegangsrechten tot auteursrechtelijk beschermde werken en andere verwante door intellectuele-eigendomsrechten beschermde content, promotiekosten en kosten die rechtstreeks voortvloeien uit het project of de activiteit. Afschrijvingslasten en financieringskosten komen alleen in aanmerking indien deze niet werden gedekt door investeringssteun;

    • e)

      kosten voor personeel dat werkt voor de culturele instelling, de erfgoedlocatie of een project;

    • f)

      kosten voor advies- en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

  • 6.

    In het geval van investeringssteun is het steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering.

    De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De exploitant van de infrastructuur mag een redelijke winst behouden over de betrokken periode.

  • 7.

    In het geval van exploitatiesteun is het steunbedrag niet hoger dan wat nodig is om de exploitatietekorten plus een redelijke winst over de betrokken periode te dekken. Dit wordt geborgd vooraf op basis van redelijke prognoses, of via een terugvorderingsmechanisme.

  • 8.

    Voor steun van ten hoogste 1 miljoen EUR mag het maximale steunbedrag aan de hand van de in de leden 6 en 7 bedoelde methodiek ook worden vastgesteld op 80 % van de in aanmerking komende kosten.

  • 9.

    Wat de publicatie van muziek en literatuur in de zin van lid 2, onder

     

    • f)

      betreft, is het maximale steunbedrag niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de gedisconteerde inkomsten van het project, noch hoger dan 70 % van de in aanmerking komende kosten. De inkomsten worden in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf hetzij via een terugvorderingsmechanisme. De in aanmerking komende kosten zijn de kosten voor publicatie van muziek en literatuur, met inbegrip van de auteursvergoedingen (kosten van auteursrechten), vergoedingen van vertalers, vergoedingen van redacteuren, andere publicatiekosten (proeflezen, correctie, revisie), opmaak- en prepresskosten, en kosten voor drukken en e-publishing. 26.6.2014 L 187/65 Publicatieblad van de Europese Unie NL

  • 10.

    Steun voor kranten en tijdschriften, ongeacht of deze op papier of elektronisch worden gepublice e rd, komt op grond van dit artikel niet in aanmerking.

Naar boven