Wijzigingsregeling Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht 2021, artikel Lokale Actiegroepen en Lokale Ontwikkelstrategieën LEADER 2023-2027

Gedeputeerde staten van Utrecht;

 

Gelet op de artikelen 4 en 6 van de Algemene subsidieverordening (Asv) provincie Utrecht;

 

Overwegende:

  • -

    dat het met het oog op een vitaal platteland in het kader van de Agenda Vitaal Platteland van de provincie Utrecht gewenst is om middelen beschikbaar te stellen ten behoeve van de voorbereiding van het nieuwe LEADER, zoals beschreven in het Nationaal Strategisch Plan voor 2023-2027 (NSP) en gericht op het oprichten van een Lokale Actiegroep (LAG) en het schrijven van een Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS);

  • -

    dat voorliggende regeling – als nieuwe subsidietitel in de uitvoeringsverordening AVP – met provinciale middelen uitgevoerd zal worden omdat provincies verantwoordelijk zijn voor de voorbereiding op het nieuwe LEADER, omdat de huidige uitvoering van het POP3+/LEADER ook onder uitvoering van het programma AVP valt en omdat het bij LEADER gaat om projecten van en voor het platteland.

Besluiten:

Artikel I  

De Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht 2021 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Aan artikel 1.1 Begripsbepalingen worden de volgende onderdelen ingevoegd, na onderdeel l wordt ingevoegd:

 

  • II.

    LAG: Lokale Actiegroep zoals bedoeld in Vo (EU) 2021/1060;

  • III.

    LOS: Lokale Ontwikkelstrategie zoals bedoeld in Vo (EU) 2021/1060.

Na onderdeel n wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

 

  • nn.

    NSP: Nationaal Strategisch Plan 2023-2027.

B.

 

  • -

    In artikel 1.5 Subsidieplafond wordt in de (tabel)regel:

Leefbaarheid en kleine kernen

Leefbaarheid en kleine kernen

€ 325.000

4.2.1

 

een nieuwe (tabel)regel ingevoegd onder de 2e, 3e en 4e kolom (Opgave, Bedragen, Artikelen), luidende:

 

Leefbaarheid en kleine kernen

Lokale Actiegroepen en Lokale Ontwikkelingsstrategieën LEADER 2023-2027 gericht op plattelandsontwikkeling, klimaat, milieu, water, biodiversiteit en een vitaal landelijk gebied.

€ 150.000 voor de periode van 1 augustus 2022 09.00u tot en met 14 oktober 2022 17.00u.

4.2.2

 

  • -

    In de laatste tabelregel van artikel 1.5 (Totaal) wordt het totaalbedrag € 1.615.000 vervangen door: € 1.765.000.

C.

 

Na artikel 4.2.1 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

 

Artikel 4.2.2 Lokale Actiegroepen en Lokale Ontwikkelingsstrategieën LEADER 2023-2027

 

  • 1.

    Subsidiabele activiteiten

    • a.

      Subsidie op grond van deze regeling wordt verleend voor kosten derden voor het vormen van een nieuwe LAG en het opstellen van een LOS voor de periode 2023 tot en met 2027, dit onder de voorwaarden dat deze activiteiten geen strijd opleveren met het programma Agenda Vitaal Platteland en met de bepalingen in hoofdstuk 6 en 8 (Landbouw en Natuur) van de Omgevingsverordening;

    • b.

      Kosten zoals bedoeld onder a zijn subsidiabel vanaf 1 januari 2022.

  • 2.

    Nadere criteria

  • De aanvraag komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking indien deze voldoet aan de kwaliteitscriteria vermeld in het derde lid, hetgeen moet blijken uit de volgende documenten:

    • a.

      Afbakening van het voor de activiteiten beoogde gebied binnen de provincie Utrecht;

    • b.

      Beknopte omschrijving van de visie voor het gebied;

    • c.

      Beknopte omschrijving van de beoogde meerwaarde van de LEADER-werkwijze voor het gebied;

    • d.

      Beknopte omschrijving hoe de thema’s in de visie voor het gebied aansluiten op de volgende doelstellingen van het NSP:

      • i)

        Bijdragen aan de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen en duurzame energie te bevorderen;

      • ii)

        Het bevorderen van een duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

      • iii)

        Bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van leefgebieden en landschappen; en

      • iv)

        Het bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw.

    • e.

      Indien de LOS hierop betrekking heeft, een beknopte omschrijving hoe de thema’s in de visie voor het gebied kunnen aansluiten op de volgende doelstellingen:

      • i)

        Het stimuleren van een aantrekkelijk platteland voor wonen en recreëren;

      • ii)

        Het creëren van een aantrekkelijk ondernemers- en werkklimaat voor een divers palet aan passende agrarische en niet-agrarische bedrijven of activiteiten; en

      • iii)

        Het verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen.

    • f.

      Beknopte omschrijving hoe de visie voor het gebied aansluit op het beleid van provincie en gemeente of waterschap;

    • g.

      Overzicht van het netwerk van de aanvrager;

    • h.

      Overzicht van de beoogde te vertegenwoordigen belangen ten behoeve van de beoogde LAG en in hoeverre hierin al sprake is van samenwerking;

    • i.

      Procesplan waarmee aangetoond wordt dat de aanvrager in staat is tot het oprichten van een LAG en het opstellen van een LOS;

    • j.

      Planning voor het opstellen van een LOS;

    • k.

      Een verklaring waarin expliciet de intentie wordt uitgesproken om de LOS in te dienen bij de openstelling voor nieuwe LEADER-gebieden in het NSP;

    • l.

      Presentatie door de initiatiefnemers van de LOS waarin het gevraagde onder a tot en met k aan de orde komt.

  • 3.

    Verdeling op basis van de kwaliteit van de aanvragen

    • a.

      Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.3. van de Asv worden de aanvragen beoordeeld op basis van de volgende kwaliteitscriteria:

      • i)

        Het aantal en de diversiteit van de beoogde te vertegenwoordigen belangen ten behoeve van de beoogde LAG waarmee aangetoond wordt dat er voldoende draagvlak is voor deelname aan LEADER in het NSP;

      • ii)

        De kwaliteit van het procesplan waarmee aangetoond wordt dat de aanvrager in staat is tot het opstellen van een LOS en het oprichten van een LAG;

      • iii)

        De mate waarin de thema’s uit de aangedragen visie bijdragen aan de doelstellingen van het NSP zoals genoemd in het tweede lid onder d en e;

      • iv)

        De mate waarin de thema’s uit de aangedragen visie bijdragen aan de doelen van het beleid van provincie en gemeente of waterschap.

    • b.

      Het totaal aantal benodigde punten voor subsidiëring van de activiteit bedraagt minimaal 9 en wordt berekend door de som te nemen van de punten behaald voor ieder afzonderlijk criterium, waarbij voor de criteria genoemd in het eerste lid, 0, 1, 2, of 3 punten behaald kunnen worden.

    • c.

      De aanvragen voor subsidie worden gerangschikt op basis van het behaalde aantal punten, waarbij subsidie wordt verleend totdat het subsidieplafond is bereikt. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

    • d.

      Indien twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidie het subsidieplafond overstijgt, wordt door middel van loting bepaald welke aanvraag als eerste wordt gehonoreerd.

  • 4.

    Weigeringsgronden

  • Onverminderd artikel 4.6 van de Asv wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      Bij de aanvraag om subsidie geen gebruik is gemaakt van het op de website van de provincie Utrecht beschikbaar gestelde digitale aanvraagformulier;

    • b.

      De aanvraag om subsidie niet gepaard gaat met de gevraagde informatie genoemd in het tweede lid waarin het onder a tot en met l vermeldde is opgenomen.

  • 5.

    Hoogte van de subsidie

  • De subsidie is een vast bedrag van € 30.000.

  • 6.

    Subsidieaanvrager en -ontvanger

  • In aanvulling op artikel 4.1 van de Asv kan subsidie worden aangevraagd door één natuurlijke persoon of één rechtspersoon namens een:

    • a.

      nieuw op te richten LAG;

    • b.

      LAG die in de periode 2014-2020 een LEADER-status had.

  • 7.

    Verplichtingen subsidieontvanger

  • De indiening van een verzoek tot vaststelling van de subsidie gaat gepaard met de opgestelde LOS.

  • 8.

    Staatssteun

  • Indien subsidie wordt verstrekt aan een onderneming geschiedt dit met inachtneming van:

  •  

    • a.

      de verordeningen (EU) Nr. 1407/2013 en nr. 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun; en

    • b.

      de verordening (EU) nr. 1305/2013 , betreffende de toepassing van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel II  

Dit besluit wordt aangehaald als: Wijzigingsregeling Uitvoeringsverordening subsidie Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht 2021, artikel Lokale Actiegroepen en Lokale Ontwikkelstrategieën LEADER 2023-2027.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 28 juni 2022.

Gedeputeerde Staten van Utrecht,

Voorzitter,

mr. J.H. Oosters

Secretaris,

mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 4.2.2 Lokale Actiegroepen en Lokale Ontwikkelingsstrategieën LEADER 2023-2027

 

Agenda Vitaal Platteland provincie Utrecht

 

Een aantrekkelijk platteland is fijn om in te wonen, te werken en de recreëren. Nu en in de toekomst. Het platteland kent veel maatschappelijke uitdagingen. De landbouw moet milieuvriendelijker, de klimaat- en stikstofproblematiek speelt, dieren en planten hebben de ruimte nodig om te leven en dorpen moeten fijn blijven om in te wonen. Het programma Agenda Vitaal Platteland (AVP) pakt de uitdagingen aan en voert voor de provincie maatregelen uit die het platteland krachtig, aantrekkelijk, economisch en sociaal sterk moeten houden. Voor de uitvoering van het AVP bestaat een Uitvoeringsverordening waarin diverse subsidiemogelijkheden zijn opgenomen die aansluiten bij de doelen van het AVP.

 

LEADER beoogt bij te dragen aan de plaatselijke ontwikkeling van plattelandsgebieden. De interactie tussen landbouw en samenleving wordt steeds belangrijker. Er ligt een opgave om samen te werken aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland en aan een duurzaam beheer van de ruimte. De agrarische sector zal zich in moeten zetten voor maatschappelijk draagvlak. De sector moet daarbij invulling geven aan haar “license to produce”. Dat kan bijvoorbeeld door de relatie tussen het platteland en de stad en tussen de boer en de burger te verstevigen. LEADER kan hier een bijdrage aan leveren, want:

  • -

    LEADER heeft een toegevoegde waarde bij projecten waarvoor draagvlak en samenwerking tussen private en publieke belangen een voorwaarde voor succes zijn;

  • -

    LEADER projecten komen ten goede aan de economische ontwikkeling en werkgelegenheid op het platteland, innovaties op agrarische bedrijven, de leefomgeving van de agrarische sector, jonge boeren en hun gezinnen;

  • -

    LEADER kan ondersteunen in ‘krimp’-gebieden waar alle actoren de opgave hebben om samen te werken aan een sociaal en economisch vitaal platteland;

  • -

    LEADER is een krachtige aanpak voor de opgaven voor integrale plattelandsontwikkeling waarbij verschillende belanghebbenden zijn betrokken en de landbouwsector een belangrijke speler is;

  • -

    LEADER sluit goed aan bij de huidige tijdsgeest die vraagt om een actievere inzet van burgers en bedrijven.

Koppeling met de Uitvoeringsverordening AVP

De thema's van het nieuwe NSP en daarmee met het nieuwe LEADER raken direct de thema's van het uitvoeringsprogramma Agenda Vitaal Platteland. Het programma voert subsidies uit waarbij provinciale beleidsvelden ten uitvoer bij het AVP zijn belegd. De huidige POP3+ periode, waar LEADER ook onderdeel van is, wordt uitgevoerd onder het programma AVP.

 

Wat is LEADER en het GLB en wat verandert er?

 

LEADER is een onderdeel van het GLB ofwel het Europese Gemeenschappelijk Landbouwbeleid dat in vernieuwde vorm in 2023 start. LEADER bestaat al langer en komt dus weer terug. Daarvoor heeft Nederland een Nationaal Strategisch Plan (NSP) ingediend dat gezamenlijk is opgesteld door het Rijk, de provincies en de Unie van Waterschappen. De LEADER-methode is een bottom-up werkwijze voor regionale ontwikkeling: voor, door en van de burgers zelf. LEADER bestaat 30 jaar en is traditioneel ingezet voor brede plattelandsontwikkeling. LEADER-gebieden kunnen zich daarnaast in het NSP sterker richten op klimaat, milieu, water en biodiversiteit. Dit omdat deze thema’s binnen het NSP een hoge prioriteit hebben.

 

LEADER is een gebiedsgericht instrument dat zich onderscheidt van andere gebiedsgerichte instrumenten door de karakteristieke ‘bottom-up’-werkwijze. In een gebied gaan vertegenwoordigers van publieke en private belangen met het LEADER-instrument samen aan de slag om bij te dragen aan de ontwikkeling van het platteland, klimaat, milieu, water en biodiversiteit. Innovatie, samenwerking en integrale projecten zijn sleutelwoorden voor LEADER.

 

LEADER-werkwijze

 

Kenmerkend voor de LEADER-werkwijze is een programmatische aanpak die bottom-up, van onderaf, tot stand komt. De programmadoelen worden vastgelegd in een Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS, een lokaal opgesteld gebiedsplan). Betrokkenen uit het gebied leveren een belangrijke bijdrage aan de invulling van deze LOS. Zij bepalen, binnen de kaders van het NSP, mede de doelen die met de LEADER-inzet in hun gebied moeten worden bereikt. Dit door samenwerking, leren van elkaar, innovatie en een vaak integrale aanpak.

 

Een representatieve groep bewoners uit het LEADER-gebied, de Lokale Actiegroep (LAG), adviseert, in samenspraak met het provinciebestuur, over LEADER-projecten in het gebied. Projectbeoordeling gebeurt aan de hand van criteria die in de eigen LOS zijn geformuleerd waarbij de provincie Utrecht uitgenodigd wordt als adviseur van de LAG, zodat de provincie een rol krijgt in de co-creatie met elkaar. De subsidie wordt, naast de Europese bijdrage, aangevuld door provincies, gemeenten en/of waterschappen.

 

De directe betrokkenheid van burgers, plattelandsorganisaties en -bedrijven bij de planvorming en de uitvoering versterkt het gevoel van meedoen, van samenwerken met elkaar en met de overheid, én het brengt Europa dichter bij de burger.

 

Budget voor het samenstellen van een LAG en het opstellen van een LOS

 

Met dit besluit wordt het mogelijk om € 30.000 subsidie aan te vragen voor het oprichten van een Lokale Actiegroep (LAG) en het schrijven van een Lokale Ontwikkelingsstrategie (LOS). Met een LOS kunnen gebieden in aanmerking komen voor subsidiemiddelen voor de uitvoering van de LOS in het LEADER-programma van het Nationaal Strategisch Plan (NSP) in de periode 2023-2027.

 

Aanvragers kunnen wat betreft de subsidie voor de uitvoering van de LOS uitgaan van een voor de provincie Utrecht voorlopig indicatief bedrag van in totaal € 4.5 mln. voor de gehele periode, bestaande uit € 3.6 mln. Europese middelen en € 0.9 mln. middelen van de provincie en/of gemeenten en waterschappen. Het totaalbudget wordt verdeeld over de LEADER-gebieden die op basis van de uiteindelijk ingediende LOS-en ook daadwerkelijk erkend worden als LEADER-gebieden in de provincie Utrecht.

 

Op het moment dat u met een initiatief de intentie hebt om een gebiedsproces op te starten en dat u voor dit gebiedsproces een aanvraag op de subsidie in het kader van deze regeling wil voorbereiden, vragen wij u dit kenbaar te maken bij de Provincie Utrecht. Daar waar geografische gebiedsoverlap aanwezig is tussen initiatieven die zich melden, zal de provincie Utrecht de initiatieven uitnodigen om gebiedsprocessen en -plannen met elkaar af te stemmen, om samen te komen tot een subsidieaanvraag. De provincie Utrecht heeft een voorkeur om tot één of twee voor de provincie geografisch vlakdekkende LEADER-gebieden te komen waarbij het streven moet zijn om de samenstelling van de bijbehorende op te richten LAG kwalitatief representatief te laten worden in relatie tot de doelen over plattelandsontwikkeling, klimaat, milieu, water én biodiversiteit. U kunt contact opnemen met Alfons Vernooij via

alfons.vernooij@provincie-utrecht.nl .

 

Voor wie is LEADER interessant?

 

LEADER is vooral interessant voor burgers (als collectief), bedrijven, organisaties en gemeenten die vanwege de bottom-up benadering actief betrokken kunnen raken bij projecten op lokaal niveau. Voor overheden, zoals gemeenten, waterschappen en provincies, kan LEADER bijdragen aan versterking van hun beleidsprogramma’s die aansluiten op de LEADER-doelen en werkwijze. Het gaat om initiatieven binnen de bestaande LEADER-gebieden, maar nadrukkelijk ook voor nieuwe initiatieven met interesse.

 

De provincie Utrecht daagt initiatieven uit om met plannen te komen die een consistent en substantieel geheel vormen en daarmee het verschil maken in oplossingen voor problematiek in een afgebakend gebied of deelgebied.

 

Toelichting bij nadere criteria

 

Deze openstelling biedt subsidie voor het oprichten van een LAG en het opstellen van een LOS en is nadrukkelijk bedoeld als brede uitnodiging aan georganiseerde groepen in de provincie Utrecht om zich individueel te melden of te verenigen met bestaande netwerken.

 

NSP-doelstellingen

Het NSP beschrijft dat LEADER zowel voor (1) brede plattelandsontwikkeling als voor (2) klimaat, milieu, water en biodiversiteit wordt ingezet. Met het eerste wordt bedoeld de inzet voor projecten gericht op behoud en ontwikkeling van de leefbaarheid van het platteland, sociale cohesie en voorzieningen. Het tweede richt zich op (landbouw)projecten waarvoor binnen de huidige LEADER-periode al ruimte is. Voor de nieuwe periode wordt die ruimte flink vergroot en zullen LOS-en daarop worden beoordeeld. De richtlijn is om minimaal 20% van de opgestelde doelen te richten op klimaat, milieu, water en biodiversiteit.

 

De LOS dient betrekking te hebben op de volgende doelen van het NSP (zie tweede lid onder d):

 

Klimaat

Bijdragen aan de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen en duurzame energie te bevorderen.

 

Milieu en water

Het bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen.

 

Biodiversiteit

Bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van leefgebieden en landschappen.

 

Plattelandsontwikkeling

Het bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw.

 

Tevens dient de LOS, afhankelijk van het gebied en de doelen en behoefte daarvan, betrekking te hebben op (zie tweede lid onder e):

  • het stimuleren van een aantrekkelijk platteland voor wonen en recreëren;

  • het creëren van een aantrekkelijk ondernemers- en werkklimaat voor een divers palet aan passende agrarische en niet-agrarische bedrijven of activiteiten; of

  • het verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen.

Daarnaast dient een LOS aan te sluiten bij het beleid van provincie en gemeente of waterschap (zie tweede lid onder f).

 

De aanvraag dient voldoende punten te halen op de criteria. Aanvragen worden beoordeeld op het beoogde netwerk en daarmee het draagvlak voor de LEADER-werkwijze in het gebied, de kwaliteit van de aanpak en de mate waarin de visie van de groep aansluit bij de doelstellingen van het NSP, de provincie en de gemeente of het waterschap.

 

Het is de bedoeling dat een beknopt beeld wordt geschetst hoe de thema’s in de visie op het gebied tot uiting gaan komen in de op te stellen LOS. Verwacht wordt dat de richting die hiervoor gezien wordt, wordt omschreven zodat duidelijk wordt welke kant het op kan gaan in het te volgen gebiedsproces waarbij de LOS wordt geschreven. Gevraagd wordt te omschrijven hoe zal worden omgegaan met de NSP-doelstellingen, de beleidsdoelstellingen van de provincie Utrecht en die van gemeenten of waterschappen. Deze omschrijvingen komen terug in de volgende onderdelen zoals in het tweede lid genoemd:

  • -

    Beknopte omschrijving hoe de thema’s in de visie voor het gebied aansluiten bij de volgende doelstellingen van het NSP:

    • i)

      Bijdragen aan de matiging van en aanpassing aan klimaatverandering, onder meer door de uitstoot van broeikasgassen terug te dringen en meer koolstof vast te leggen en duurzame energie te bevorderen;

    • ii)

      Het bevorderen van duurzame ontwikkeling en efficiënt beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

    • iii)

      Bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit, versterken van ecosysteemdiensten en in stand houden van leefgebieden en landschappen; en

    • iv)

      Het bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, waaronder deelname van vrouwen in het boerenbedrijf, sociale inclusie en lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden, ook in de circulaire bio-economie en de duurzame bosbouw.

  • -

    Indien de LOS hierop betrekking heeft, een beknopte omschrijving over hoe de thema’s in de visie voor het gebied kunnen aansluiten op de volgende doelstellingen:

    • v)

      Het stimuleren van een aantrekkelijk platteland voor wonen en recreëren;

    • vi)

      Het creëren van een aantrekkelijk ondernemers- en werkklimaat voor een divers palet aan passende agrarische en niet-agrarische bedrijven of activiteiten; en

    • vii)

      Het verbeteren van de positie van de landbouwers in de waardeketen.

  • -

    Beknopte omschrijving hoe de visie voor het gebied aansluit op het beleid van provincie en gemeente of waterschap

Daarnaast wordt gevraagd, ten behoeve van het schetsen van een goed beeld van het initiatief zelf, om de volgende onderdelen uit te werken en die kort te presenteren in een pitch:

  • -

    Afbakening van het voor de activiteiten beoogde gebied binnen de provincie Utrecht;

  • -

    Beknopte omschrijving van de visie voor het gebied;

  • -

    Beknopte omschrijving van de beoogde meerwaarde van de LEADER-werkwijze aan de visie voor het gebied;

  • -

    Overzicht van het netwerk van de aanvrager;

  • -

    Overzicht van de beoogde te vertegenwoordigen belangen ten behoeve van de beoogde LAG en in hoeverre hierin al sprake is van samenwerking;

  • -

    Procesplan waarmee aangetoond wordt dat de aanvrager in staat is tot het oprichten van een LAG en het opstellen van een LOS;

  • -

    Planning voor het opstellen van een LOS;

  • -

    Een verklaring waarin expliciet de intentie wordt uitgesproken om de LOS in te dienen bij de openstelling voor nieuwe LEADER-gebieden in het NSP;

  • -

    Presentatie door de initiatiefnemers van de LOS waarin het gevraagde onder het tweede lid, onder a tot en met k aan de orde komt.

Op basis van de nadere criteria kan een puntenscore worden behaald. De opbouw van de puntenscore ziet er als volgt uit:

 

  • 1.

    Diversiteit van de beoogde te vertegenwoordigen belangen

0 punten: Zeer slecht tot slecht

De aanvraag scoort 0 punten wanneer de diversiteit van de beoogde te vertegenwoordigen belangen in het betreffende gebied zeer gering tot gering is. Bijvoorbeeld wanneer in een gebied met zeer veel diversiteit in belangengroepen slechts twee of drie belangengroepen deelnemen.

 

1 punt: Matig tot voldoende

De aanvraag scoort 1 punt wanneer de diversiteit van de beoogde te vertegenwoordigen belangen in het betreffende gebied matig tot voldoende is. Bijvoorbeeld wanneer in een gebied met zeer veel diversiteit in belangengroepen minder dan de helft van de belangengroepen deelneemt.

 

2 punten: Ruim voldoende tot goed

De aanvraag scoort 2 punten wanneer de diversiteit van de beoogde te vertegenwoordigen belangen in het betreffende gebied ruim voldoende tot goed is. Bijvoorbeeld wanneer in een gebied met zeer veel diversiteit in belangengroepen iets meer dan de helft van de belangengroepen deelneemt.

 

3 punten: Zeer goed tot uitmuntend

De aanvraag scoort 3 punten wanneer de diversiteit van de beoogde te vertegenwoordigen belangen in het betreffende gebied ruim zeer goed tot uitmuntend is. Bijvoorbeeld wanneer in een gebied met zeer veel diversiteit in belangengroepen bijna alle belangengroepen deelnemen.

 

  • 2.

    Kwaliteit van het procesplan

0 punten: Zeer slecht tot slecht

De aanvraag scoort 0 punten wanneer de kwaliteit van het procesplan waarmee aangetoond kan worden dat de aanvrager in staat is tot het opstellen van een LOS en het oprichten van een LAG van zeer slechte tot slechte kwaliteit is. Bijvoorbeeld wanneer het procesplan niet of zeer summier ingaat op de wijze waarop het gebied wordt betrokken en de belangen van het gebied worden bediend.

 

1 punt: Matig tot voldoende

De aanvraag scoort 1 punt wanneer de kwaliteit van het procesplan waarmee aangetoond kan worden dat de aanvrager in staat is tot het opstellen van een LOS en het oprichten van een LAG van matige tot voldoende kwaliteit is. Bijvoorbeeld wanneer het procesplan alleen op hoofdlijnen schetst op welke wijze wordt ingegaan op de wijze waarop het gebied wordt betrokken en de belangen van het gebied worden bediend.

 

2 punten: Ruim voldoende tot goed

De aanvraag scoort 2 punten wanneer de kwaliteit van het procesplan waarmee aangetoond kan worden dat de aanvrager in staat is tot het opstellen van een LOS en het oprichten van een LAG van ruim voldoende tot goede kwaliteit is. Bijvoorbeeld wanneer in het procesplan aan de hand van stappen wordt geschetst op welke wijze het gebied wordt betrokken en de belangen van het gebied worden bediend.

 

3 punten: Zeer goed tot uitmuntend

De aanvraag scoort 3 punten wanneer de kwaliteit van het procesplan waarmee aangetoond kan worden dat de aanvrager in staat is tot het opstellen van een LOS en het oprichten van een LAG van zeer goede tot uitmuntende kwaliteit is. Bijvoorbeeld wanneer in het procesplan een uitgewerkt stappenplan is opgenomen waarin duidelijk wordt op welke wijze het gebied wordt betrokken en de belangen van het gebied worden bediend.

 

  • 3.

    Mate waarin thema’s bijdragen aan de doelen van het Nationaal Strategisch Plan (NSP)

0 punten: Zeer slecht tot slecht

De aanvraag scoort 0 punten wanneer het in zeer geringe tot geringe mate bijdraagt aan de doelen van het NSP. Bijvoorbeeld wanneer van geen of slechts één van de thema’s is beschreven op welke wijze deze bijdraagt aan slechts één doel van het NSP.

 

1 punt: Matig tot voldoende

De aanvraag scoort 1 punt wanneer het in matige tot voldoende mate bijdraagt aan de doelen van het NSP. Bijvoorbeeld wanneer wordt beschreven op welke wijze enkele van de genoemde thema’s bijdragen aan ten minste twee doelen van het NSP.

 

2 punten: Ruim voldoende tot goed

De aanvraag scoort 2 punten wanneer het in ruim voldoende tot goede mate bijdraagt aan de doelen van het NSP. Bijvoorbeeld wanneer wordt beschreven op welke wijze de meerderheid van de genoemde thema’s bijdraagt aan ten minste drie doelen van het NSP.

 

3 punten: Zeer goed tot uitmuntend

De aanvraag scoort 3 punten wanneer het in zeer goede tot uitmuntende mate bijdraagt aan de doelen van het NSP. Bijvoorbeeld wanneer alle genoemde thema’s in belangrijke mate bijdragen aan ten minste drie doelen van het NSP, waarbij ook een bijdrage wordt beschreven aan het vierde doel van het NSP.

 

4. Mate waarin thema’s bijdragen aan de doelen van provincie, gemeente of waterschap

Score 0 punten: Zeer slecht tot slecht

De aanvraag scoort 0 punten wanneer de bijdrage aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap zeer slecht tot slecht is. Bijvoorbeeld wanneer van geen of slechts één van de thema’s is beschreven op welke wijze deze bijdraagt aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap.

 

1 punt: Matig tot voldoende

De aanvraag scoort 1 punt wanneer de bijdrage aan de doelen van provincie en gemeente of matig tot voldoende is. Bijvoorbeeld wanneer wordt beschreven op welke wijze enkele van de genoemde thema’s bijdragen aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap.

 

2 punten: Ruim voldoende tot goed

De aanvraag scoort 2 punten wanneer de bijdrage aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap ruim voldoende tot goed is. Bijvoorbeeld wanneer wordt beschreven op welke wijze de meerderheid van de genoemde thema’s bijdraagt aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap.

 

3 punten: Zeer goed tot uitmuntend

De aanvraag scoort 3 punten wanneer de bijdrage aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap zeer goed tot uitmuntend is. Bijvoorbeeld wanneer alle genoemde thema’s bijdragen aan de doelen van provincie en gemeente of waterschap.

 

Beleidskader provincie Utrecht

Het beleidskader van de provincie Utrecht bestaat uit de volgende onderdelen en doelstellingen. Van een LOS wordt verwacht dat deze bijdraagt aan onderdelen van het provinciale beleid. Getoetst wordt in welke mate een LOS bijdraagt aan de provinciale doelen.

 

Voor de beleidsdoelstellingen van de provincie (als onderdeel van criterium 4 zoals hierboven beschreven) wordt verwezen naar de volgende onderwerpen en kaders:

 

  • 1.

    Circulaire, natuurinclusieve en klimaatneutrale Landbouw

De in 2018 vastgestelde provinciale Landbouwvisie en de bijbehorende Samenwerkingsagenda Landbouw (SAL) in 2019 vormen het actuele beleidskader voor het Utrechtse landbouwbeleid. De Utrechtse landbouw produceert voedsel en speelt een grote rol bij het beheer van het landelijk gebied. De provincie streeft naar een landbouw die circulair, natuurinclusief en klimaatneutraal is en economisch rendabel. Daarnaast is er een sterke verbinding tussen “stad en Land’ in de provincie met een agrarisch cultuurlandschap dat toegankelijk en aantrekkelijk is om in te creëren. Met de realisatie van een aantal grote maatschappelijke opgaven in combinatie met een rendabele landbouw komt er veel op het landelijk gebied af. Het gaat hierbij om opgaven voor natuur en energietransitie maar bijvoorbeeld ook om opgaven voor biodiversiteit, stikstof, bodemdaling, klimaat en water.

 

Het thema stad-land binnen de SAL wordt verder gestimuleerd door middel van de Voedselagenda 2021-2023 die in 2021 is vastgesteld. Met de Voedselagenda worden voedselinitiatieven ondersteund die bijdragen aan de volgende ambities: in de provincie Utrecht eten we meer uit de korte keten, en in provincie Utrecht eten we gezond en duurzaam. Hierbij gaat het erom dat inwoners meer lokaal voedsel consumeren, voedsel van dichtbij, en daarbij ook bewuste voedselkeuzes maken.

 

De provincie streeft ook naar een vitaal landelijk gebied door behoud van ontwikkelperspectief voor overgebleven agrariërs, hergebruik van gebouwen en bouwmogelijkheden voor andere functies (op dezelfde locatie of elders), waar dit bijdraagt aan de vitaliteit en bestaande functies niet verstoort. Aandachtspunten zijn: optimale inpassing van functies in het landschap; de juiste functie op de juiste plek; sloop van overbodig geworden agrarische bebouwing en verkleinen van de toekomstige sloopopgave door circulair (herbruikbaar) bouwen bij agrarische bedrijven. De ruimtelijke kaders voor sloop en herbestemming staan in Interim Omgevingsverordening (https://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl).

 

  • 2.

    Recreatie en Toerisme

De in 2020 vastgestelde Visie Recreatie en toerisme is het actuele beleidskader voor recreatie en toerisme in provincie Utrecht. Recreatie en toerisme zijn taken die hun uitwerking hebben binnen de gestelde kerntaken van de provincie: economische ontwikkeling, ruimtelijke ontwikkeling, natuur en landschap, bereikbaarheid en cultuurhistorisch erfgoed.

 

  • 3.

    Cultuur & Erfgoed

Voor Cultuur en Erfgoed zijn de beleidsdoelen vastgelegd in cultuur-erfgoedprogramma 2020-2023. Het hoofddoel van het cultuur- en erfgoedbeleid van de provincie Utrecht is: Bijdragen aan de toegankelijkheid van cultuur en de instandhouding van waardevol erfgoed, zodat bewoners en bezoekers van de provincie Utrecht hiervan kunnen leren en genieten.

 

  • 4.

    Sport & Bewegen

De in 2021 vastgestelde beleidskader Sport en bewegen 2021-2025 is het actuele beleidskader voor sport en bewegen in provincie Utrecht. In het beleidskader worden 3 ambities benoemd: 1) Sport in de openbare ruimte, 2) Duurzame sport en 3) Inclusieve sport.

 

  • 5.

    Natuur en biodiversiteit

De in 2017 vastgestelde Natuurvisie is het actuele beleidskader voor natuur. Het Utrechtse natuurbeleid bestaat uit vijf pijlers: natuur in een robuust netwerk, natuur met kwaliteit, beleven en betrekken, naar duurzame financiering en benutting en de balans bewaken. Met de aanpak “Biodiversiteit in Stad en Dorp” richt de provincie zich op het vergroenen van de gebouwde omgeving. Daarbij gaat het ook om het beleven van de natuur en het betrekken van inwoners bij de natuur.

 

Onderdeel van het beleid voor natuur en biodiversiteit is het Natuurbeheerplan van de provincie Utrecht. Het agrarische deel van het Natuurbeheerplan is gebaseerd op de in 2012 vastgestelde ‘Weidevogelvisie’ en de in 2022 vastgestelde ‘Visie agrarisch natuurbeheer 2023-2028’. De doelstelling van de Weidevogelvisie is het duurzaam behoud van 75% van de toenmalige populatie kritische weidevogels, omgerekend (en met correctie van het toevoegen van de Vijfheerenlanden) zo’n 2.200 paar grutto's. De doelstelling van de Visie agrarisch natuurbeheer is het gelijk houden of verbeteren van de staat van instandhouding van de agrarische doelsoorten, zoals benoemd in het Natuurbeheerplan. Daarnaast is het verbeteren van de biodiversiteit in bredere zin een belangrijke doelstelling. Deze doelstellingen sluiten naadloos aan bij de pijlers binnen het beleidsveld ‘Natuur en biodiversiteit’, zoals hierboven beschreven.

 

  • 6.

    Energietransitie

Het in 2020 vastgestelde Programmaplan Energietransitie 2020 – 2025 (https://www.stateninformatie.provincie-utrecht.nl/Vergaderingen/Provinciale-Staten/2020/29-januari/10:30/PS2020MM03-02-Besluit-programmaplan-Energietransitie-2020-2025.pdf) is het actuele beleidskader voor de Energietransitie in de provincie Utrecht. Daarin wordt onder andere aandacht besteed aan:

  • -

    Inwoners doen meer mee en profiteren meer van de energietransitie door participatietrajecten en energiecoöperaties waarbij bijvoorbeeld wordt ingezet op benutting van agrarische daken.

  • -

    Het aandeel duurzame warmtebronnen voor de verwarming van gebouwen is groter bijvoorbeeld door aquathermie voor dorpskernen.

 

  • 7.

    Economie

Bij Economie richten we ons op toekomstige bedrijven en werknemers, gedragen regio-profiel, toekomstbestendige werklocaties en stimuleren we innovaties gericht op onze maatschappelijke opgaven. Met name bij innovatie zien we kansen (ook op innovatie), ook op het gebied van circulaire economie.

 

De aanvraag om subsidie voor het vormen van een LAG en het schrijven van een LOS wordt na indiening door een door de provincie gevormde adviescommissie inhoudelijk beoordeeld. Voor de inhoudelijke beoordeling wordt gekeken naar de aansluiting van de aanvragen op de criteria.

 

Welke elementen bevat een LOS?

 

Een LOS bevat de volgende uitgangspunten:

  • 1.

    Het gebied is begrensd als een logische eenheid qua fysiografie, identiteit, beleefde of georganiseerde samenhang, uitdagingen, gemeenschappelijkheid en omvat meerdere gemeentes;

  • 2.

    Kernen met meer dan 30.000 inwoners zijn uitgesloten van het LEADER-gebied;

  • 3.

    Er is een verifieerbare en controleerbare analyse van de behoeften en potenties van het gebied gemaakt;

  • 4.

    De LOS draagt integraal bij aan de GLB-doelen;

  • 5.

    De LOS is gebaseerd op een gebiedsanalyse:

    • a.

      een gebiedsstrategie is opgesteld met afrekenbare doelen en meetbare resultaten;

    • b.

      de instrumenten zijn benoemd, zoals coördinatie, samenwerking (binnen en tussen LAG’s), dynamisering, ondersteuning LEADER-projecten, monitoring en evaluatie) voor toepassing in relatie tot de doelen, en in relatie tot mogelijke andere instrumenten die in het gebied ingezet zullen worden voor die doelen.

    • c.

      de wijze van selectie en rangschikking van projecten door de LAG die transparant, traceerbaar en verifieerbaar moet zijn.

  • 6.

    De zeven basisprincipes van LEADER zijn geborgd:

    • a.

      het publiek-privaat partnerschap (via de LAG);

    • b.

      gebiedsgerichte benadering;

    • c.

      integrale lokale ontwikkelingsstrategie;

    • d.

      bottom-up werkwijze;

    • e.

      bevorderen van samenwerking tussen de gebiedsactoren;

    • f.

      versterken van netwerken in het gebied;

    • g.

      innovatie die aansluit op de lokale context (zowel sociaal als technisch).

  • 7.

    Bewoners en organisaties in het gebied zijn nadrukkelijk betrokken geweest bij het opstellen van de LOS;

  • 8.

    Er is een dekkend meerjarig financieel plan, uitgesplitst naar type activiteit (zoals coördinatie, capaciteitsopbouw, dynamisering en voor ondersteuning LEADER-projecten) met daarin de beschikbaarheid van financiering uit het gebied zelf, inclusief private middelen;

  • 9.

    Uit het financieel plan blijkt duidelijk dat minimaal (een nog nationaal vast te stellen) percentage aan EU-middelen voor LEADER in het gebied wordt ingezet voor de doelen klimaat, milieu/water en biodiversiteit (SO.4, SO.5, SO.6);

  • 10.

    Voor de LAG geldt dat:

    • a.

      ten minste 51% van de leden van de LAG met een besluitvormende stem niet tot een overheidsinstantie behoort;

    • b.

      een van de leden (als lead partner en penvoerder) verantwoordelijk is voor de administratieve en financiële zaken;

    • c.

      ze zodanig is samengesteld dat de capaciteit en expertise aantoonbaar aanwezig zijn om de taken in relatie tot de LOS met bijbehorende doelen en activiteiten uit te voeren;

    • d.

      ze als taak hebben:

      • i.

        coördinatie, communicatie en dynamisering;

      • ii.

        capaciteitsopbouw van lokale actoren;

      • iii.

        het opstellen van onafhankelijke en transparante selectieprocedures en criteria om belangenverstrengeling te voorkomen;

      • iv.

        het voorbereiden en bekend maken van openstellingen voor LEADER-projecten;

      • v.

        het beoordelen van LEADER-projectaanvragen en het voorleggen ervan aan de instantie die verantwoordelijk is voor de definitieve verificatie van de subsidiabiliteit en aan het bevoegde orgaan voor finale besluitvorming aan de hand van de subsidiecriteria;

      • vi.

        monitoring en evaluatie van de uitvoering van de LOS.

LEADER kent twee fases:

  • 1.

    2022 en Q1 2023 wordt benut voor het opstellen van een LOS;

  • 2.

    Q1 2023 worden de opgestelde LOS-en ingediend in een nieuwe openstelling om in aanmerking te komen voor de LEADER-status in het kader van het GLB/NSP 2023-2027. Na indiening worden de LOS-en beoordeeld door een selectiecommissie waarna de nieuw aangestelde LEADER-gebieden vanaf Q2-3 2023 kunnen starten met uitvoering tot en met 2027.

Aanpak

 

In beginsel kan iedereen het initiatief nemen tot het vormen van een LAG en het opstellen van een eigen LOS. Geïnteresseerde burgers, organisaties en bedrijven op het platteland kunnen met hun ideeën de eigen gemeenten hierover benaderen en eventueel de provinciale contactpersoon (Alfons Vernooij via alfons.vernooij@provincie-utrecht.nl). Voor wie nog niet bekend is met LEADER is het raadzaam om eerst de volgende bronnen over LEADER te raadplegen: voor algemene en actuele informatie zie: www.toekomstGLB.nl en www.netwerkplatteland.nl en specifiek www.leader-netwerk-nederland.org/leader-in-nederland met veel informatie over het huidige LEADER-programma.

Naar boven