43e wijziging Regels Ruimte voor Gelderland 2016

[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreding in twee verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal blad zullen de wijzigingen van artikel IV lid 2 verwerkt worden.]

 

Bekendmaking van het besluit van 5 juli 2022- zaaknummer 2022-003020 tot wijziging van een regeling

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gedeputeerde Staten

gelet op artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Gelderland 2016

 

Besluiten

vast te stellen de 43e wijziging van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016

 

A

Paragraaf 2.13 komt te luiden:

 

Paragraaf 2.13 Steengoed benutten – Procesondersteuning

 

Artikel 2.13.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    herbestemming: het geven van een nieuwe functionele bestemming aan een gebouw of een gebied die wordt vastgelegd in een bestemmingplan;

  • b.

    transformatie gebouw: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd, noodzakelijk voor toekomstige gebruikers of doelgroepen;

  • c.

    transformatie gebied: functiewijziging van grond, gebouwen en openbare ruimte;

  • d.

    herontwikkeling: het na sloop realiseren van nieuwbouw op dezelfde locatie al dan niet in combinatie met een herinrichting van de openbare ruimte;

  • e.

    centrumgebied: een binnenstad of dorpskern;

  • f.

    transformatiemanager: een onafhankelijke expert op het gebied van transformatiemanagement in een centrumgebied.

Artikel 2.13.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek naar de ruimtelijke en financiële haalbaarheid van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;

  • b.

    het opstellen van een plan van aanpak voor de realisatie van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;

  • c.

    de procesbegeleiding of advisering in het kader van een herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling van een gebouw of een gebied;

  • d.

    het versterken en professionaliseren van de organisatiegraad in een centrumgebied;

  • e.

    het opstellen van een integrale toekomstvisie inclusief uitvoeringsplan voor een toekomstbestendig centrumgebied, of

  • f.

    transformatiemanagement in een centrumgebied, gericht op het uitvoeren van een door de gemeente vastgestelde integrale toekomstvisie voor een toekomstbestendig centrumgebied.

Artikel 2.13.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, b en c, wordt alleen verstrekt indien de gemeente en de betrokken vastgoedeigenaren de intentie hebben om hun medewerking te verlenen aan de voorgenomen subsidiabele activiteiten.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder d, e en f, wordt alleen verstrekt indien de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd in samenwerking met de gemeente, de betrokken vastgoedeigenaren en de ondernemers die in het centrumgebied gevestigd zijn.

  • 3.

    Onverminderd het tweede lid, wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder f, alleen verstrekt indien de activiteit wordt uitgevoerd door een transformatiemanager.

Artikel 2.13.4 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, b en c, wordt verstrekt aan:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      openbare lichamen in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • c.

      stichtingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1, of

    • d.

      verenigingen, niet zijnde een collectief, als bedoeld in onderdeel b van artikel 2.1.1.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder d, e en f, wordt verstrekt aan gemeenten.

Artikel 2.13.5 Vooroverleg

  • 1.

    Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt er een vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.

  • 2.

    Het vooroverleg vindt plaats binnen zes weken na ontvangst van het vooroverlegformulier.

Artikel 2.13.6 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 worden bij de aanvraag om subsidie in ieder geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      Het vooroverlegformulier en eventuele informatie waar bij het vooroverleg om is verzocht;

    • b.

      offertes van de voor de subsidiabele activiteiten in te schakelen derden;

    • c.

      als de aanvrager niet een gemeente is, een schriftelijke verklaring van het gemeentebestuur dat de gemeente medewerking verleent aan de voorgenomen subsidiabele activiteit.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid worden bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a, b en c, ook de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een beschrijving van de herbestemming, transformatie, stedelijke herstructurering of herontwikkeling in het kader waarvan de subsidiabele activiteiten worden uitgevoerd;

    • b.

      een onderbouwing op welke wijze en in welke mate de herbestemming, transformatie of herontwikkeling leegstand verkleint of voorkomt;

    • c.

      als de aanvrager niet de eigenaar is van het onder de herbestemming, transformatie of herontwikkeling vallende vastgoed: een schriftelijke verklaring van de eigenaar waaruit blijkt dat hij medewerking verleent aan voorgenomen subsidiabele activiteit.

Artikel 2.13.7 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 5.000 en een maximum van € 50.000.

 

Artikel 2.13.8 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    er geen vooroverleg heeft plaats gevonden;

  • b.

    er voor dezelfde subsidiabele activiteit al subsidie is verstrekt voor hetzelfde gebouw of (centrum)gebied.

Artikel 2.13.9 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van externe deskundigen.

 

Artikel 2.13.10 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder a en b, binnen zes maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal zes maanden kan worden verlengd;

    • b.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder c, d en e, binnen 12 maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal twaalf maanden kan worden verlengd;

    • c.

      de activiteiten als bedoeld in artikel 2.13.2, aanhef en onder f, binnen achttien maanden na het verlenen van de subsidie te hebben voltooid, welke termijn op verzoek door Gedeputeerde Staten met maximaal negen maanden kan worden verlengd.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht de opgeleverde eindproducten, conclusies en resultaten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie of, op verzoek van de provincie, in het kader van een evaluatieonderzoek als bedoeld in artikel 1.4.8.

B

Paragraaf 2.19 komt te luiden:

Paragraaf 2.19 Realiseren sociale huurwoningen

 

Artikel 2.19.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Actieplan Wonen: beleidsplan Actieplan Wonen, zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 27 mei 2020 (PS 2020-195);

  • b.

    Besluit Woningbouwimpuls 2020: besluit van onze minister van 11 mei 2020, houdende regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving;

  • c.

    publiek financieel tekort: financieel tekort op het totaal van kosten en opbrengsten van een project dat ontstaat door publieke maatregelen en verminderde opbrengsten vanwege de realisatie van sociale huurwoningen;

  • d.

    publieke maatregelen: maatregelen die bijdragen aan en noodzakelijk zijn voor het realiseren van het woningbouwproject en bestaan uit het uitvoeren van werken, werkzaamheden en maatregelen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening verband houden met de kosten van de grondexploitatie;

  • e.

    sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

  • f.

    stedelijk groen: bosplantsoen met inheemse bomen en struiken of na inrichting ecologisch te beheren grasland met inheems bloemenmengsel dat bestaat uit grassen met éénjarige kruidachtige soorten en overblijvende bloeiende vegetatie;

  • g.

    wooncoöperatie: wooncoöperatie als bedoeld in artikel 18a van de Woningwet;

  • h.

    woning: woning als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder k, van de Wet op de huurtoeslag;

  • i.

    woningcorporatie: toegelaten instelling als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet.

Artikel 2.19.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van publieke maatregelen bij projecten die gericht zijn op de realisatie van de bouw van sociale huurwoningen.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid kan subsidie worden verstrekt als de publieke maatregelen ook gericht zijn op klimaatadaptie en biodiversiteit.

Artikel 2.19.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.19.2, eerste lid wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het project voorziet in de bouw van woningen waarvan minimaal een derde sociale huurwoning is;

    • b.

      het project voorziet in de netto-toevoeging van minimaal 10 sociale huurwoningen in het projectgebied;

    • c.

      de sociale huurwoningen worden gerealiseerd ten behoeve van exploitatie en instandhouding door woningcorporaties of wooncoöperaties, mits de wooncoöperaties

      • i.

        een rechtspersoon zonder winstoogmerk is; en

      • ii.

        zich richt op verhuur en het toewijzen van sociale huurwoningen aan huurders die in aanmerking komen voor een sociale huurwoning;

    • d.

      het project wordt gerealiseerd in een gebied dat zich kenmerkt door ten minste twee van de volgende onderdelen:

      • i.

        financiële samenhang;

      • ii.

        geografische samenhang;

      • iii.

        organisatorische samenhang;

    • e.

      de publieke maatregelen gericht zijn op:

      • i.

        de infrastructurele ontsluiting;

      • ii.

        verlaging van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden;

      • iii.

        bodemsanering in het projectgebied;

      • iv.

        uitplaatsing van activiteiten die hinder veroorzaken voor de woningbouw;

      • v.

        de inrichting van de openbare ruimte in het projectgebied;

    • f.

      het project voldoet aan tenminste een van de volgende criteria voor klimaatadaptatie:

      • i.

        in het plangebied treedt geen schade op aan bebouwing en voorzieningen bij extreem hevige neerslag;

      • ii.

        in het plangebied wordt 50% van de jaarlijkse neerslag geïnfiltreerd;

      • iii.

        in het plangebied is sprake van tenminste 50% schaduw op de hoogste zonnestand voor verblijfsplekken en gebieden waar langzaam verkeer zich verplaatst;

      • iv.

        voor overstromingen met een waterdiepte tot 20 cm treedt geen schade aan gebouwen op en blijven hoofdwegen begaanbaar;

    • g.

      het project voldoet aan het criterium van biodiversiteit dat tenminste 30 % van het onbebouwde grondoppervlak in de openbare ruimte wordt beplant met stedelijk groen;

    • h.

      de realisatie van het project haalbaar is;

    • i.

      het project nog niet in de realisatiefase is;

    • j.

      het project past binnen de regionale woonagenda’s;

    • k.

      er sprake is van een publiek financieel tekort, en

    • l.

      de aanvrager minimaal 50 % van het publiek financieel tekort van het project financiert.

  • 2.

    Over de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder h en k, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan een externe ter zake deskundige.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van:

    • a.

      het aandeel sociale huurwoningen, bedoeld in het eerste lid, onder a;

    • b.

      het opgenomen percentage stedelijk groen, bedoeld in het eerste lid, onder g.

  • 4.

    De aanvullende subsidie, bedoeld in artikel 2.19.2, tweede lid, wordt alleen verstrekt als de publieke maatregelen voldoen aan twee van de volgende criteria voor klimaatadaptatie en biodiversiteit:

    • a.

      de inrichting van het plangebied is afgestemd op de verwachte grondwaterstanden en de zoetwaterbeschikbaarheid tijdens droogte;

    • b.

      voor overstromingen met een waterdiepte tot 50 cm worden maatregelen in de openbare ruimte getroffen om schade aan gebouwen te beperken;

    • c.

      realisatie of aanwezigheid van een poel of vijver met minimaal een meter waterdiepte, drie meter diameter en flauw talud en beplant met inheemse oeverplanten en inheemse waterplanten;

    • d.

      tenminste 50 % van het onbebouwde grondoppervlak in de openbare ruimte wordt beplant met stedelijk groen.

  • 5.

    Onverminderd het vierde lid, wordt de opslag op de subsidie als bedoeld in artikel 2.19.2, tweede lid, alleen verstrekt in combinatie met de subsidie, bedoeld in artikel 2.19.2, eerste lid.

Artikel 2.19.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

 

Artikel 2.19.5 Vooroverleg

  • 1.

    Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt vooroverleg plaats aan de hand van het door de provincie beschikbaar gestelde vooroverlegformulier.

  • 2.

    Het vooroverleg vindt plaats binnen vier weken na ontvangst van het ingevulde vooroverlegformulier en onderliggende stukken.

  • 3.

    Tijdens het vooroverleg worden in ieder geval de onderwerpen van het vooroverlegformulier aan de orde gesteld.

Artikel 2.19.6 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag om subsidie:

  • a.

    Een overzicht van publieke kosten en opbrengsten waarmee het financiële tekort wordt onderbouwd;

  • b.

    een toelichting op de noodzaak, toerekenbaarheid en proportionaliteit van de activiteiten ten behoeve van de te realiseren woningen;

  • c.

    kaarten van het project en beeldmateriaal, bouwtekeningen of situatieschetsen van het project;

  • d.

    actuele taxatierapporten of waardebepaling ter onderbouwing van inbreng- of verwervingswaarde van gronden;

  • e.

    bewijs dat aan de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 2.19.9 wordt voldaan;

  • f.

    een ingevuld vooroverlegformulier als bedoeld in artikel 2.19.5;

  • g.

    een verslag van het vooroverleg;

  • h.

    de informatie die bij het vooroverleg is verzocht.

Artikel 2.19.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie, bedoeld in artikel 2.19.1, eerste lid, bedraagt maximaal € 12.500 per sociale huurwoning binnen het project tot ten hoogste 50% van het publiek financieel tekort met een totaal maximum van € 500.000 per project.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de opslag op de subsidie, bedoeld in artikel 2.19.2, tweede lid, 8% van de subsidie op grond van het eerste lid, tot een maximum van € 1.000 per sociale huurwoning.

Artikel 2.19.8 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    waardedaling van gronden of opstallen;

  • b.

    kosten van planschade.

Artikel 2.19.9 Verplichtingen

  • 1.

    De bouw van de woningen start uiterlijk drie jaar na de datum van de verleningsbeschikking.

  • 2.

    De bouw van de woningen wordt in een aangesloten bouwstroom gerealiseerd en uiterlijk binnen 10 jaar na de start van de bouw opgeleverd.

  • 3.

    De subsidieontvanger neemt maatregelen om te zorgen dat de exploiterende wooncoöperatie of woningcorporatie, bedoeld in artikel 2.19.3, eerste lid, onder c, gedurende ten minste 20 jaren na de start van de bouw van het project, het netto aantal door middel van deze subsidie gerealiseerde sociale huurwoningen in stand houden.

Artikel 2.19.10 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    voor de subsidiabele activiteit een aanvraag is ingediend of subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 2.22 of het Besluit Woningbouwimpuls 2020;

  • b.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

C

Artikel 2.22.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b wordt na “onrendabele top:” verwijderd: de en wordt “zoals” vervangen door: als.

  • 2.

    In onderdeel c wordt “na project:” verwijderd: een en wordt “zoals” vervangen door: als.

  • 3.

    Onder verlettering van de onderdelen b en c tot c en d, wordt een onderdeel ingevoegd dat luidt:

    • b.

      betaalbare woning: betaalbare woning als bedoeld in artikel 1, onder c van het Besluit Woningbouwimpuls 2020;

D

In artikel 2.22.2 wordt na “Subsidie” ingevoegd: , als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG,

 

E

Artikel 2.22.3 komt te luiden:

Artikel 2.22.3 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als:

  • a.

    het project voldoende bijdraagt aan één of meerdere provinciale doelen uit de vigerende omgevingsvisie;

  • b.

    het aandeel betaalbare woningen tenminste 50% van de door het project toegevoegde woningen betreft.

F

In artikel 2.22.5 wordt “aanvraag” vervangen door: conceptaanvraag en wordt “ingediend” vervangen door: voorbereid.

 

G

Na artikel 2.22.8 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 2.22.9 Verplichtingen

Uiterlijk drie jaar na de beschikking tot uitkering uit het Besluit Woningbouwimpuls 2020 wordt met de eerste bouwwerkzaamheden binnen het project gestart en de bouw van de laatste woningen start uiterlijk binnen tien jaren na die datum.

 

H

Na paragraaf 2.25 worden twee paragrafen ingevoegd die luiden:

 

Paragraaf 2.26 Bevorderen inwonerparticipatie in kwetsbare wijken en dorpen

 

Artikel 2.26.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een methodiek, al dan niet in combinatie met het ontwikkelen ervan, om inwoners te activeren in hun wijk of dorp initiatieven te realiseren of te participeren in initiatieven.

 

Artikel 2.26.2 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    de methodiek vaker toegepast kan worden;

  • b.

    de methodiek tot doel heeft:

    • i.

      het versterken van de sociale cohesie; en

    • ii.

      het bereiken van inwoners die tot op heden niet of nauwelijks betrokken zijn bij het versterken van de sociale cohesie of het verbeteren van de leefomgeving;

  • c.

    de methodiek ten goede komt aan:

    • i.

      een wijk of dorp met leefbaarheidsopgaven op het gebied van sociale cohesie en inrichting van de leefomgeving; en

    • ii.

      een wijk of dorp waar inwoners niet of nauwelijks zelf initiatief nemen ter verbetering van deze opgaven;

  • d.

    de opgedane ervaringen en de behaalde resultaten door een externe organisatie worden vastgelegd; en

  • e.

    vooroverleg tussen aanvrager en Gedeputeerde Staten heeft plaatsgevonden over:

    • i.

      de kwetsbaarheid van de wijk of het dorp;

    • ii.

      de methodiek; en

    • iii.

      de wijze waarop opgedane ervaringen en de resultaten worden vastgelegd.

Artikel 2.26.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 2.26.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 50.000 en een maximum van € 100.000.

 

Artikel 2.26.5 Verplichting

Subsidieontvanger stelt de methodiek, de vastgelegde ervaringen en de behaalde resultaten als bedoeld in artikel 2.26.2, onderdeel d, bij de aanvraag om subsidievaststelling ter beschikking aan Gedeputeerde Staten.

 

Paragraaf 2.27 Natuurlijk sneller bouwen

 

Artikel 2.27.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    aanpasbaarheid: mate waarin binnen hetzelfde proces flexibiliteit en maatwerk mogelijk is;

  • b.

    biobased materialen: materialen of producten die voortkomen uit grondstoffen van biologische oorsprong, uitgezonderd materiaal dat is ingebed in geologische formaties en materiaal omgezet in fossiel materiaal;

  • c.

    elementenbouw: prefab productie van 2-d modules die op de bouwplaats worden samengesteld tot een gebouw;

  • d.

    herbruikbaar: opnieuw bruikbaar in dezelfde functie, al dan niet na bewerking;

  • e.

    herhaalbaarheid: mate waarin een zelfde proces op dezelfde wijze herhaald kan worden;

  • f.

    hoogwaardig herbruikbaar: opnieuw bruikbaar na omzetting in nieuwe materialen, componenten of producten van betere kwaliteit of hogere waarde;

  • g.

    industriële bouw: productie van herhaalbare en opschaalbare elementen voor de bouw;

  • h.

    losmaakbaar: met behoud van functie en behoud van bruikbaarheid los te maken;

  • i.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • j.

    modulaire bouw: prefab productie van 3-d modules die op de bouwplaats worden samengesteld tot een gebouw;

  • k.

    nieuwbouwwoning: nieuw te bouwen woning of een gebouw geheel vernieuwen waarbij de gebruiksfunctie verandert naar wonen;

  • l.

    opschaalbaarheid: mate waarin de productie kan worden opgevoerd of vermeerderd;

  • m.

    prefab bouw: bouwproces waarbij materialen vooraf in een fabriek of werkplaats tot elementen worden gemaakt in de vorm van elementen bouw, industriële bouw of modulaire bouw en vervolgens naar de bouwplaats worden getransporteerd en daar worden verwerkt tot gebouw;

  • n.

    productieproces: complexe en nuttige formatie van machines, werkruimten en montageplaatsen van een productie met opeenvolgende bewerkingen.

Artikel 2.27.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het omzetten van het productieproces naar prefab bouw of verbetering van het bestaande productieproces voor prefab bouw op of ten behoeve van een productielocatie in Gelderland gericht op de versnelling van de bouw van nieuwbouwwoningen.

 

Artikel 2.27.3 Criteria subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verstrekt als

    • a.

      de productielocatie onderdeel is van de onderneming van aanvrager;

    • b.

      de subsidiabele activiteit in potentie leidt tot versnelling van de bouw van nieuwbouwwoningen door:

      • i.

        de vermindering van de doorlooptijd van de productie op de productielocatie;

      • ii.

        het effect van de vermindering van de doorlooptijd, bedoeld onder i, op de bouwtijd van een nieuwbouwwoning;

      • iii.

        het absoluut aantal nieuwbouwwoningen dat door vermindering van doorlooptijd en effect daarvan op de bouwtijd, extra kan worden gerealiseerd, en

      • iv.

        de toename in herhaalbaarheid en opschaalbaarheid of aanpasbaarheid van het productieproces op de productielocatie van aanvrager;

    • c.

      het productieproces meer circulair wordt door:

      • i.

        de vermindering van gebruik van primaire grondstoffen;

      • ii.

        de toename van gebruik van biobased materialen of hoogwaardig hergebruik van bestaande materialen;

      • iii.

        de mate waarin het product losmaakbaar is;

      • iv.

        de mate waarin het product in de toekomst hoogwaardig herbruikbaar is;

      • v.

        en herbruikbaar in de toekomst is, en

      • vi.

        de mate waarin tijdens het productieproces zuinig wordt omgegaan met energie en de mate van vermindering en hergebruik van afval tijdens en na het productieproces.

  • 2.

    Aan de subsidiabele activiteit wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 3.

    De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 60 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder b;

    • b.

      maximaal 40 punten voor het criterium, genoemd in het eerste lid, aanhef en onder c.

  • 4.

    Over de criteria, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, wordt voorafgaand aan een beslissing op een aanvraag advies gevraagd aan externe ter zake deskundigen.

Artikel 2.27.4 Weigeringsgrond

De subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    Voor het criterium genoemd, in artikel 2.27.3, eerste lid, aanhef en onder b, minder dan 30 punten worden toegekend.

  • b.

    Voor het criterium genoemd, in artikel 2.27.3, eerste lid, aanhef en onder c, minder dan 20 punten worden toegekend.

Artikel 2.27.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan MKB -ondernemingen.

 

Artikel 2.27.6 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 5 september 2022 tot en met 16.00 uur op 30 november 2022.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.3, tweede lid bevat de aanvraag een projectplan in het door de provincie beschikbaar gestelde format.

Artikel 2.27.7 Wijze van verdeling

  • 1.

    Aanvragen om subsidie worden op basis van onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.

  • 2.

    De rangorde wordt bepaald door toepassing van de in artikel 2.27.3 eerste lid, onder b en c, opgenomen criteria met de daaraan gegeven weging van criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.

Artikel 2.27.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 200.000.

 

Artikel 2.27.9 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen volgende kosten in aanmerking die worden gemaakt ten behoeve van de verandering van het productieproces:

  • a.

    Kosten voor de aanschaf van apparatuur en software;

  • b.

    Kosten voor inhuur van externe deskundigen noodzakelijk voor de uitvoering van de omzetting of verandering van het productieproces.

Artikel 2.27.9 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidiabele activiteit is uiterlijk 12 maanden na verlening van de subsidie gerealiseerd.

  • 2.

    Op verzoek kan Gedeputeerde Staten de termijn, bedoeld in het eerste lid, met maximaal 12 maanden verlengen.

I

Artikel 3.12.1, onderdeel a, komt te luiden:

  • a.

    wijk: een geografische eenheid van ten minste 400 woningen in een gemeente met meer dan 10.000 woningen of een geografische eenheid van ten minste 150 woningen in een gemeente met minder dan 10.000 woningen;

 

J

In artikel 3.12.2, eerste lid, aanhef wordt “externe deskundige” vervangen door: onafhankelijke externe deskundige.

 

K

In artikel 3.12.6, onderdeel b, wordt “10%” vervangen door: 15%.

 

L

In artikel 3.12.7 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In artikel 3.12.7, tweede lid, wordt “€ 50.000” vervangen door: € 40.000.

  • 2.

    In artikel 3.12.7, derde lid, wordt “€ 40.000” vervangen door: € 30.000.

M

In artikel 3.12.8, eerste lid, onderdeel b, wordt “deskundige” vervangen door: externe deskundige.

 

N

In artikel 3.12.9 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    Artikel 3.12.9, derde lid, onderdeel e, komt te luiden:

    • e.

      het netwerk van betrokken partijen in de wijk;

  • 2.

    In artikel 3.12.9, derde lid, onderdeel h, wordt “communities of practice” vervangen door: het kennis- en leerprogramma Wijk van de Toekomst.

O

Artikel 4.4.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder vernummering van het derde tot en met het negende lid naar het tweede tot en met het achtste lid vervalt het tweede lid.

  • 2.

    Na het achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 9.

      Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen de termijnen als bedoeld in het eerste lid, onder a, b en c, en het zesde en zevende lid worden verlengd.

P

Artikel 4.8.2, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b, sub i, wordt na “zaden” ingevoegd: die geen bestrijdingsmiddelen bevatten.

  • 2.

    In onderdeel d wordt “, en” vervangen door een puntkomma.

  • 3.

    Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel e door een puntkomma wordt na onderdeel e ingevoegd:

    • f.

      het herintroductie betreft;

    • g.

      sprake is van een eenmalige project; en

    • h.

      de verhoging niet leidt tot een ander natuurbeheertype.

Q

Artikel 4.8.3, derde lid, vervalt.

 

R

Artikel 4.8.6, eerste lid, onderdeel b, c en d, komt te luiden:

  • b.

    95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder c en d, tot de maximale subsidiebedragen per maatregel zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels;

  • c.

    95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder e, met een minimum van € 25.000 en tot de maximale subsidiebedragen per maatregel of kostenpost zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels.

  • d.

    95% van de subsidiabele kosten voor maatregelen als bedoeld in artikel 4.8.1, onder f.

S

In artikel 4.8.9, onderdeel a, sub ii, wordt het woord “maximaal” vervangen door: minimaal.

 

T

Artikel 4.19.3 komt te luiden:

Artikel 4.19.3 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1 wordt geweigerd voor zover het ontwerp of de realisatie betrekking heeft op een terrein dat vanwege zijn bestemming geschikt is voor handel, nijverheid, industrie en commerciële en niet-commerciële dienstverlening door meer dan één bedrijf.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, aanhef en onder b, wordt geweigerd als aan de activiteit minder dan 60 punten wordt toegekend.

U

Artikel 4.19.10 komt te luiden:

Artikel 4.19.10 Aanvraagtermijn

Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.19.1, onderdeel b, kan worden ingediend vanaf 6 februari 2023 tot en met 31 maart 2023.

 

V

Artikel 4.21.1.7, vierde lid, vervalt.

 

W

In artikel 4.21.2.2 wordt “als bedoeld in artikel 4.21.2.2” vervangen door: als bedoeld in artikel 4.21.2.1.

 

X

In de aanhef van artikel 4.21.4.2, tweede lid, wordt “artikel 4.21.6.2” vervangen door: artikel 4.21.4.1.

 

Y

Na paragraaf 4.24 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 4.25 Adviezen voor natuurinclusieve kringlooplandbouw

 

Artikel 4.25.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het geven van een bedrijfsspecifiek advies voor natuurinclusieve kringlooplandbouw aan een landbouwonderneming.

 

Artikel 4.25.2 Criteria

Subsidie wordt alleen verstrekt als:

  • a.

    het advies wordt gegeven aan een landbouwonderneming die gevestigd is in Gelderland;

  • b.

    het advies wordt gegeven aan een landbouwonderneming die actief is in de primaire landbouwproductie met SBI-code 01.1, 01.2, 01.3, 01.4 of 01.5;

  • c.

    het advies is gericht op ten minste één van de volgende onderwerpen:

    • i.

      brongerichte vermindering van emissies;

    • ii.

      duurzaam landgebruik;

    • iii.

      toename biodiversiteit;

    • iv.

      gesloten voedselsysteem of gesloten mineralenkringloop;

    • v.

      reductie middelengebruik;

    • vi.

      beter verdienmodel zonder toename veestapel;

  • d.

    het advies ingaat op ten minste de volgende elementen:

    • i.

      de veranderingen die noodzakelijk zijn in het bedrijf;

    • ii.

      de positieve effecten die met de veranderingen worden bereikt op de fysieke leefomgeving van het bedrijf;

    • iii.

      de marktkansen en het verdienmodel van de landbouwonderneming, nadat de veranderingen hebben plaatsgevonden;

    • iv.

      een indicatieve kostenbegroting voor de realisatie van de veranderingen;

  • e.

    de aanvrager onafhankelijk is van de te adviseren landbouwonderneming;

  • f.

    de aanvrager voor 1 mei 2022 stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met SBI-code 62, 66.1, 70.2, 71, 72.1, 73.2, 74.9, 85.41 of 85.42;

  • g.

    er voorafgaand aan het advies ten minste één bedrijfsbezoek wordt afgelegd.

Artikel 4.25.3 Aanvrager

  • 1.

    De subsidie wordt verstrekt aan een aanbieder van adviesdiensten.

  • 2.

    In afwijking van artikel 5, eerste lid, van de AsG kan subsidie ook worden verstrekt aan andere personen dan rechtspersonen.

Artikel 4.25.4 Aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    een volledig ingevulde adviesvoucher, die door de provincie beschikbaar is gesteld aan landbouwondernemingen;

  • b.

    een offerte, die:

    • i.

      is ondertekend door de aanvrager en de opdrachtgevende landbouwonderneming; en

    • ii.

      een voorbehoud van het verkrijgen van de subsidie bevat.

Artikel 4.25.5 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt € 1.500 per advies.

 

Artikel 4.25.6 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger legt het advies schriftelijk vast.

  • 2.

    Binnen zes maanden na subsidieverlening wordt het advies gegeven aan de landbouwonderneming.

Artikel 4.25.7 Communautair toetsingskader

Subsidie wordt verstrekt onder toepassing van artikel 22 van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening.

 

Z

Artikel 5.1.1, onder s, komt te luiden:

  • s.

    vrachtauto: motorvoertuig of een samenstel van voertuigen, dat uitsluitend wordt gebruikt voor vervoer van goederen;

AA

Paragraaf 5.9 vervalt.

 

BB

Artikel 5.11.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt “indien” vervangen door: als.

  • 2.

    In onderdeel b en c wordt “zal worden” vervangen door: wordt.

  • 3.

    In onderdeel d vervalt “de provincie”.

CC

Artikel 5.11.5, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Per aanvraag wordt voor maximaal zeven vrachtauto’s subsidie verstrekt.

DD

Artikel 5.11.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid, aanhef, wordt “de aanvraag om verlening van subsidie” vervangen door: de aanvraag om subsidie.

  • 2.

    In het eerste lid, onder b, onder i en ii, wordt “zal worden gebruikt” vervangen door: gaat gebruikt worden.

  • 3.

    In het eerste lid, onder b, onder ii, vervalt “de provincie”.

  • 4.

    De aanhef van het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      Onverminderd artikel 1.2.3, derde lid, bevat de aanvraag om subsidie:

  • 5.

    In het tweede lid worden de onderdelen "i, iv en v” geletterd tot: a, b en c.

  • 6.

    In het tweede lid, onder c (nieuw), wordt “de datum en het kenmerk” vervangen door: de data en kenmerken

EE

Artikel 5.11.8 vervalt.

 

FF

In artikel 5.11.10, eerste lid, worden de onderdelen b tot en met d geletterd tot a tot en met c.

 

GG

Artikel 5.11.11 komt te luiden:

Artikel 5.11.11 Subsidievaststelling

  • 1.

    In afwijking van artikel 25, eerste en tweede lid, van de AsG gaat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld van:

    • a.

      een afschrift van het kentekenbewijs als bedoeld in artikel 36 van de Wegenverkeerswet van de vrachtauto, en

    • b.

      een afschrift van de koop- of operational leaseovereenkomst.

  • 2.

    In afwijking van artikel 25, vierde lid, van de AsG is artikel 24 van de AsG wel van toepassing.

HH

Artikel 5.15.1 komt te luiden:

Artikel 5.15.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het opstellen van een rapport over het verduurzamen van het wagenpark voor goederenvervoer;

  • b.

    het opstellen van een rapport over het gebruik van energie vanuit eigen opwek voor het laden van elektrische voertuigen.

II

Artikel 5.15.2 komt te luiden:

Artikel 5.15.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 5.15.1, onder a, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het rapport ten minste inzicht geeft in:

      • i.

        een beschrijving van het gebruik van het wagenpark van de aanvrager op gebied van het goederenvervoer;

      • ii.

        de verduurzamingsalternatieven voor het wagenpark;

      • iii.

        de businesscase, en

    • b.

      uit het rapport blijkt dat de externe deskundige die het rapport heeft opgesteld ervaring heeft met het adviseren en begeleiden van vervoerders en verladers op het gebied van het verduurzamen van hun wagenpark.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 5.15.1, onder b, wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het rapport inzicht geeft in:

      • i.

        de huidige situatie van het wagenpark en de energiebehoefte;

      • ii.

        de toekomstige situatie van het wagenpark en de verwachte energiebehoefte;

      • iii.

        mogelijkheden voor eigen opwek;

      • iv.

        mogelijkheden voor energieopslag;

      • v.

        de businesscase, en

    • b.

      uit het rapport blijkt dat de externe deskundige die het rapport heeft opgesteld ervaring heeft met het adviseren van bedrijven over eigen opwek van duurzame energie.

JJ

Artikel 5.15.5 komt te luiden:

Artikel 5.15.5 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie, bedoeld in artikel 5.15.1, onder a, bedraagt € 3.000.

  • 2.

    De subsidie, bedoeld in artikel 5.15.1, onder b, bedraagt € 6.000

KK

Artikel 5.15.6 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid vervalt onderdeel c. Aan het einde van onderdeel b wordt de puntkomma vervangen door een punt.

  • 2.

    Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 3.

    Per aanvrager, inclusief een met de aanvrager organisatorisch samenhangende of verbonden rechtspersoon, wordt slechts eenmaal subsidie verstrekt.

LL

Artikel 5.20.2 komt te luiden:

Artikel 5.20.2 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt als de maatregel gericht is op het verbeteren van de verkeersveiligheid op of ten behoeve van een kruising of fietsoversteek die vermeld staat op https://geoportaal.gelderland.nl/portaal/apps/webappviewer/index.html?id=c8d1d1ebf4df44cdb56050c40cce91e6.

  • 2.

    Onverminderd het vorige lid wordt subsidie voor een infrastructurele maatregel verstrekt als deze ten minste voldoet aan de richtlijnen uit de Ontwerpwijzer fietsverkeer 2016 van het CROW.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van het vorige lid.

MM

Na artikel 5.20.7 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 5.20.8 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als de kruising of fietsoversteek is gelegen op een niet gerealiseerd deel van een hoogwaardige fietsroute.

 

NN

Artikel 6.1.1 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Onderdeel bb komt te luiden:

    • bb.

      kernsportbond:

      • i.

        atletiek: Koninklijke Nederlandse Atletiekunie en Koninklijke Wandelbond Nederland;

      • ii.

        hippische sport: Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie;

      • iii.

        wielersport: Koninklijke Nederlandsche Wielren Unie en Nederlandse Toerfietsunie;

      • iv.

        volleybal: Nederlandse Volleybalbond;

      • v.

        tennissport: Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond;

  • 2.

    onder verlettering van onderdeel hh tot ii en onderdeel ii tot jj wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

    • hh.

      nationaal topniveau: het hoogste nationale competitieniveau voor senioren;

OO

Paragraaf 6.25 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.25 Sportevenementen

 

Artikel 6.25.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding en uitvoering van:

  • a.

    een regulier sportevenement, of

  • b.

    een programma van side events bij een regulier sportevenement.

Artikel 6.25.2 Criteria

  • 1.

    Voor een regulier sportevenement of bijbehorend programma van side events wordt subsidie verstrekt als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      het sportevenement en het programma van side events worden in Gelderland uitgevoerd;

    • b.

      het sportevenement heeft betrekking op een kernsport of, in geval van een multisportevenement, ten minste één kernsport;

    • c.

      het sportevenement trekt ten minste 7.500 deelnames en bezoeken;

    • d.

      het sportevenement houdt een Nederlands kampioenschap op nationaal topniveau in onder auspiciën van een kernsportbond dan wel een wedstrijd met een internationaal deelnemersveld met een sportief niveau dat ten minste vergelijkbaar is met nationaal topniveau, niet zijnde een Europees kampioenschap of wereldkampioenschap voor senioren;

    • e.

      het programma van side events omvat ten minste twee side events, die in ten minste drie thema’s van het Uitvoeringsbeleid Gelderland Sport passen;

    • f.

      het programma van side events omvat activiteiten die gericht zijn op breedtesport of sporten door mensen met een beperking;

    • g.

      de uitvoering van het programma van side events start ten minste zes weken voor het sportevenement;

    • h.

      bij de organisatie en uitvoering van het programma van side events worden ten minste twee sport- of andere organisaties uit de regio betrokken;

    • i.

      de aanvrager verklaart dat de gemeente of gemeenten, waarin het sportevenement plaatsvindt, dit ondersteunen door beschikbaarstelling van subsidie of inzet van andere middelen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van het eerste lid, aanhef en onderdelen c en g, als de aanvrager daaraan niet kan voldoen als gevolg van voor Covid-19 geldende maatregelen en adviezen.

Artikel 6.25.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de organisator van een regulier sportevenement.

 

Artikel 6.25.4 Aanvraag

  • 1.

    Subsidie voor een regulier sportevenement of bijbehorend programma van side events kan vanaf negen maanden voorafgaand aan het sportevenement worden aangevraagd.

  • 2.

    De aanvraag voor een regulier sportevenement of bijbehorend programma van side events bevat een verklaring van de kernsportbond waaruit blijkt of het sportevenement past in diens evenementenstrategie.

Artikel 6.25.5 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor een regulier sportevenement wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid, als bedoeld in artikel 1.2.3, tweede lid. De subsidie bedraagt € 25.000.

  • 2.

    De subsidie voor een programma van side events bij een regulier sportevenement wordt berekend op basis van een vast bedrag per eenheid, als bedoeld in artikel 1.2.3, tweede lid. De subsidie bedraagt € 6.000 per side event en wordt voor ten minste twee en ten hoogste vier side events verstrekt.

Artikel 6.25.6 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger draagt ervoor zorg dat de accommodatie of locatie waar het reguliere sportevenement wordt georganiseerd, toegankelijk is voor mensen met een beperking.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de gesubsidieerde activiteit te overleggen op verzoek van de provincie in het kader van een evaluatieonderzoek als bedoeld in artikel 1.4.8.

Artikel 6.25.7 Subsidie voor voorbereiding in geval van annulering i.v.m. Covid-19

  • 1.

    Als na indiening van de aanvraag blijkt dat het reguliere sportevenement of bijbehorend programma van side events als direct gevolg van de Covid-19 maatregelen en adviezen niet kan worden uitgevoerd, kan subsidie worden verstrekt voor uitsluitend de voorbereiding van de activiteit.

  • 2.

    De subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      de activiteit, zoals aangevraagd, op grond van de voorgaande artikelen in deze paragraaf voor subsidie in aanmerking was gekomen; en

    • b.

      de aanvrager onverwijld schriftelijk aan Gedeputeerde Staten melding heeft gedaan van annulering van de activiteit.

  • 3.

    De subsidie bedraagt voor een regulier sportevenement of bijbehorend programma van side events:

    • a.

      25% van het subsidiebedrag ingevolge artikel 6.25.5 bij annulering langer dan vier maanden voordat de activiteit zou worden uitgevoerd;

    • b.

      50% van dit subsidiebedrag bij annulering vier maanden of korter, doch langer dan één maand voordat de activiteit zou worden uitgevoerd;

    • c.

      70% van dit subsidiebedrag bij annulering één maand of korter voordat de activiteit zou worden uitgevoerd.

  • 4.

    De uitvoering wordt geacht te zijn geannuleerd op het moment dat de aanvrager redelijkerwijs kon worden geacht ermee bekend te zijn dat de activiteit niet zou kunnen worden uitgevoerd.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen, ten gunste van de aanvrager, afwijken van de percentages genoemd in het derde lid.

  • 6.

    Wanneer de uitvoering van de activiteit na de verlening van de subsidie wordt geannuleerd, vindt de vaststelling plaats overeenkomstig het derde lid. Wanneer de subsidie is vastgesteld zonder voorafgaand verleningsbesluit, wordt de vaststelling op grond van artikel 4:49, eerste lid, aanhef en onder a van de Algemene wet bestuursrecht gewijzigd overeenkomstig het derde lid.

PP

Paragraaf 6.47 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.47 Sportieve buitenruimte in het kader van 3x3 basketbal

 

Artikel 6.47.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze paragraaf wordt verstaan onder:

    • a.

      basketbalplein: een sportveld in de openlucht met een omvang van tenminste 15 bij 11 meter met een uitloopgebied van minimaal één meter aan elke zijde, dat in ieder geval geschikt is voor het beoefenen van de 3x3 basketbalsport voor alle leeftijdscategorieën;

    • b.

      3x3 Leader Course: de door Stichting 3x3 Unites in samenwerking met de Nederlandse Basketball Bond ontwikkelde niveau 2 instructeursopleiding tot 3x3 Leader.

  • 2.

    Onder het realiseren van een basketbalplein wordt begrepen het geheel van de aanleg van een basketbalplein tezamen met het beheer, het onderhoud, de programmering en de 3x3 Leader Course. Onder programmering wordt begrepen het regelmatig organiseren van activiteiten op het basketbalplein.

Artikel 6.47.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het realiseren van een basketbalplein, al dan niet met inbegrip van spelmateriaal voor gebruik op het plein.

 

Artikel 6.47.3 Criteria

Subsidie wordt verstrekt als:

  • a.

    het basketbalplein wordt gerealiseerd in een samenwerking van:

    • i.

      een ter plaatse actieve basketbalvereniging dan wel personen die de 3x3 Leader Course gaan volgen, volgen of gevolgd hebben of andere personen die verantwoordelijkheid willen nemen voor het beheer en onderhoud van het basketbalplein of de programmering;

    • ii.

      ten minste één organisatie met rechtspersoonlijkheid uit de sector overheid, sport, recreatie, onderwijs, zorg of welzijn of uit het bedrijfsleven;

    • iii.

      Stichting 3x3 Unites, te Amsterdam; en

    • iv.

      de Nederlandse Basketball Bond;

  • b.

    het basketbalplein voldoet aan daaraan te stellen sporttechnische en kwaliteitsvoorwaarden, ter beoordeling van de Nederlandse Basketball Bond;

  • c.

    het basketbalplein wordt aangelegd op een voor het publiek toegankelijke plaats binnen de bebouwde kom als bedoeld in de Wegenverkeerswet;

  • d.

    het basketbalplein toegankelijk is voor mensen met een beperking;

  • e.

    er voor het basketbalplein een programmering is voor tenminste drie jaar na ingebruikname;

  • f.

    de programmering ook voorziet in activiteiten die specifiek zijn gericht op mensen uit de directe omgeving van het basketbalplein met een lage sociaaleconomische status; en

  • g.

    de gemeente bereid is medewerking te verlenen aan de realisatie van het basketbalplein, voor zover deze is benodigd.

Artikel 6.47.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan:

  • a.

    een ter plaatse actieve basketbalvereniging;

  • b.

    een organisatie met rechtspersoonlijkheid uit de sector overheid, sport, recreatie, onderwijs, zorg of welzijn of uit het bedrijfsleven.

Artikel 6.47.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3, wordt bij de aanvraag een samenwerkingsovereenkomst overgelegd, waaruit blijkt welke partijen samenwerken bij de realisatie van het basketbalplein, op welke wijze zij samenwerken en welke waarborgen bestaan voor de continuïteit van de samenwerking. Partijen maken voor de samenwerkingsovereenkomst gebruik van de modelovereenkomst, die door Gedeputeerde Staten beschikbaar wordt gesteld.

 

Artikel 6.47.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt € 15.000 per basketbalplein.

  • 2.

    Per gemeente wordt voor ten hoogste één basketbalplein subsidie verstrekt.

  • 3.

    De subsidie wordt verhoogd met € 1500 als het basketbalplein wordt uitgerust met voorzieningen die de beoefening van andere sporten mogelijk maakt zonder afbreuk te doen aan het gebruik van het plein voor de basketbalsport.

Artikel 6.47.7 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht ervoor te zorgen dat het basketbalplein uiterlijk twaalf maanden na verstrekking van de subsidie in gebruik wordt genomen en ten minste drie jaar in gebruik blijft.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht het basketbalplein gedurende ten minste drie jaar na ingebruikname deugdelijk te beheren en te onderhouden en ervoor te zorgen dat hierop regelmatig activiteiten worden georganiseerd.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht ervoor te zorgen dat het basketbalplein publiek toegankelijk is.

PP

Na paragraaf 6.47 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 6.48 Bovenregionale samenwerking arbeidsmarktregio’s Gelrepact

 

Artikel 6.48.1 Begripsomschrijving

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    arbeidsmarktregio: een regionaal samenwerkingsverband dat tenminste bestaat uit gemeenten en het UWV.

  • b.

    Gelrepact: een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid van de Gelderse arbeidsmarktregio’s en de provincie op het gebied van Onderwijs en Arbeidsmarkt dat zich inzet om actuele thema’s aan te pakken.

  • c.

    Leven Lang Ontwikkelen: gedurende het hele leven (pro)actief ontplooien van kwaliteiten op basis van motieven en mogelijkheden, voor een duurzame bijdrage aan de samenleving, eigen werkomgeving, gezondheid en geluk, voor nu en in de toekomst.

  • d.

    Aanpak krapte-beroepen: het ervoor zorgdragen dat beroepen die essentieel zijn voor onze economie en samenleving voldoende personeel beschikbaar hebben en houden, ondanks de krapte op de arbeidsmarkt. De focus ligt op de sectoren Techniek, Zorg, Onderwijs, Bouw en Maakindustrie.

Artikel 6.48.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor projectmatige activiteiten binnen het werkgebied van een Gelderse arbeidsmarktregio die onderdeel uit maken van het bovenregionaal project “het bevorderen van een Leven Lang Ontwikkelen binnen het Gelders MKB” van de zes arbeidsmarktregio’s waarvoor zij gezamenlijk een projectplan hebben opgesteld.

  • 2.

    Boven op de subsidie, als bedoeld in het eerste lid, kan aanvullend subsidie worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de thema’s Leven Lang Ontwikkelen of Aanpak krapte beroepen.

Artikel 6.48.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als de activiteiten bijdragen aan de voor de arbeidsmarktregio van toepassing zijnde regionale doelstellingen zoals opgenomen in de eigen regionale strategische agenda, het jaarplan, het SUWI-uitvoeringsplan, het actieplan ‘Perspectief op werk’, of de Human Capital Agenda van de Gelderse Regio’s.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.48.2, tweede lid, wordt slechts verstrekt aan de arbeidsmarktregio die in dezelfde aanvraag ook een subsidie heeft gevraagd voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.48.2, eerste lid.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.48.2, tweede lid, wordt slechts verstrekt als een project van een kwalitatieve en kwantitatieve doelstelling is voorzien.

Artikel 6.48.4 Aanvrager

Subsidie voor kan worden verstrekt aan de centrumgemeente van:

  • a.

    arbeidsmarktregio Achterhoek;

  • b.

    arbeidsmarktregio FoodValley;

  • c.

    arbeidsmarktregio Midden-Gelderland;

  • d.

    arbeidsmarktregio Rijk van Nijmegen;

  • e.

    arbeidsmarktregio Rivierenland;

  • f.

    arbeidsmarktregio Stedendriehoek en Noordwest-Veluwe;

Artikel 6.48.5 Niet subsidiabele kosten

Geen subsidie wordt verstrekt voor kosten die uit anderen hoofde worden gesubsidieerd.

 

Artikel 6.48.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.48.2, eerste lid, bedraagt per arbeidsmarktregio maximaal € 85.000;

  • 2.

    De subsidie voor activiteiten zoals bedoeld in artikel 6.48.2, tweede lid, bedraagt per arbeidsmarktregio maximaal € 350.000.

Artikel 6.48.7 Looptijd

De projecten waarvoor subsidie wordt aangevraagd, dienen uiterlijk 1 juli 2024 afgerond te zijn.

 

Artikel II  

A

Bijlage 1. Maximale subsidiebedragen paragraaf 4.8 Inrichting Gelders Natuurnetwerk wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De kolommen onder “Verhoging kwaliteit bestaand natuurbeheertype” worden vervangen door: Professionele ecologische een landschappelijke begeleiding, aangepaste grondbewerking, zaden oogsten in bronakker en uitzaaien in doelakker, monitoring en overige maatregelen die nodig zijn om het doel te behalen.

  • 2.

    De kolommen onder ‘Eenheid’ worden vervangen door: ha.

  • 3.

    De kolommen onder “Prijs per eenheid maximaal (incl. staartkosten en BTW)” worden vervangen door: € 6.000.

B

In bijlage 6 wordt in de tweede kolom, de eerste rij, het kopje “normkosten” vervangen door:” Prijs per eenheid maximaal (incl. staartkosten en BTW)

 

Artikel III  

De toelichting bij de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De algemene toelichting onder het kopje ‘Staatssteun’ wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea komt de tweede zin te luiden:

    Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.12, 2.13 (voor wat betreft artikel 2.13.2, onderdelen a, b en c), 2.20, 2.21, 2.25, 2.26, 3.6, 3.7, 3.12, 3.18, 4.2 (voor wat betreft onderdeel a en c), 4.6, 4.12, 4.15, 4.17, 4.18 (ingeval steun aan particulieren), 4.19, 4.21.3, 4.21.5, 4.21.7, 5.15, 5.16, 6.27, 6.41, 6.44, 6.45, 6.46, 6.47, 6.48, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 8.2 en 8.4.

  • 2.

    In de laatste zin van de derde alinea wordt na “2.11,” ingevoegd: 2.13 (voor wat betreft artikel 2.13.2 onderdelen d, e en f),.

  • 3.

    In de laatste zin van de zesde alinea wordt na ‘4.23’ ingevoegd: 4.25.

  • 4.

    In de achtste alinea, wordt “, 2.27” ingevoegd na 2.14 en voor 3.3.

B

De toelichting op paragraaf 2.19 komt te luiden:

 

Paragraaf 2.19 Realiseren sociale huurwoningen

Algemeen

Actie 8 uit het Actieplan Wonen is uitgewerkt in deze subsidieregeling Realiseren sociale huur. Deze regeling geeft een impuls aan de Gelderse woningbouw en heeft tot doel het realiseren van sociale huurwoningen. Onderdeel van de regeling is dat er in de woningbouwprojecten aandacht is voor biodiversiteit en klimaatadaptatie in de openbare ruimte.

Gelderse gemeenten kunnen een aanvraag indienen voor woningbouwprojecten met een publiek financieel tekort. Via de regeling Realiseren sociale huurwoningen zorgt de provinciale bijdrage aan dit tekort voor versnelde realisatie van sociale huurwoningen.

 

De gemeenten handelen hierbij vanuit hun overheidstaak met betrekking tot woningbouw. Gemeenten houden daarbij uiteraard rekening met geldende aanbestedings- en staatssteunregelgeving. Mocht de gemeente daarnaast handelen vanuit een private rolopvatting, dan houdt zij rekening met de vereisten omtrent marktconformiteit.

 

Artikelsgewijs

Artikel 2.19.2

De bijdrage aan het publiek financieel tekort kan worden ingezet om tekorten te dekken op de verschillende publieke maatregelen noodzakelijk voor de bouw van sociale huurwoningen of als dekking dienen voor het vergroten van het aandeel sociale huurwoningen. Welke publieke maatregelen dit zijn hangt af van de specifieke locatie van het project of van de gemeentelijke voorwaarden die worden gesteld op het gebied van bouwen. Bijvoorbeeld de samenstelling en de kwaliteit van het programma, de in te richten openbare ruimte, de noodzakelijke infrastructurele ontsluiting van het gebied, of kosten die gepaard gaan met de bouw van sociale huurwoningen waar ondanks de toepassing van het maximale kostenverhaal of de opbrengst uit grondverkoop een publiek tekort blijft voor de gemeente. De kosten noodzakelijk voor de bouw van sociale huurwoningen zijn bijvoorbeeld gericht op de verwerving/inbrengwaarde, sanering en bodemverbetering, sloop, bouw- en woonrijp maken, plankosten en VTU (Voorbereiding, Toezicht op Uitvoering) ten behoeve van het project.

 

Artikel 2.19.3 eerste lid, onderdeel j

Regionale woonagenda’s of woonprogrammering is een bekend begrip voor gemeenten en bevat regionale afspraken tussen gemeenten en provincie over de aantallen en soorten woningen die er in de komende jaren gebouwd gaan worden.

 

Vierde lid,

Onderdeel a

Dit is een vrij open vereiste waarbij aangetoond moet worden dat in het ontwerp rekening gehouden wordt met mogelijke droogte en dat schade voorkomen wordt. Voor het grondwater wordt rekening gehouden met de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) en de verwachting van de grondwaterstand in extreme jaren. Dit betekent dat het uitzakken van het grondwaterpeil niet leidt tot extra bodemdaling, sterfte van (openbare) groenvoorzieningen en bomen. Noodmaatregelen als het bewateren met schaars drink- of oppervlaktewater zijn ongewenst. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met beperkte beschikbaarheid van het oppervlaktewater tijdens droogte. Maatregelen als gestuurde drainage hebben niet de voorkeur omdat hierbij de zoetwatervraag in droge periode toeneemt.

Onderdeel b

Bij een grotere waterdiepte tot 50 cm worden maatregelen genomen om schade aan het gebouw te voorkomen of wordt er aangetoond dat voorkomen van schade doelmatig is.

 

C

Na de toelichting op paragraaf 2.26 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 2.27 Natuurlijk sneller bouwen

Algemeen

De regeling draagt bij aan de ambitie om woningbouw te versnellen en dit zo circulair mogelijk te doen. Gelderland kent veel (toeleverende) MKB-bouwbedrijven. We willen deze bedrijven stimuleren om hun productieproces te veranderen naar prefab bouw voor nieuwbouwwoningen. Bedrijven die gebruik maken van deze regeling, kunnen sneller en meer produceren. Dit op een manier die ook goed is voor het klimaat en werkgelegenheid in Gelderland.

Door te kiezen voor een tender wordt innovatie maximaal gestimuleerd en wordt daardoor de meeste efficiënte bijdrage geleverd aan versnelling van woningbouw in combinatie met circulariteit. De beste voorstellen komen namelijk boven en worden op korte termijn uitgevoerd.

 

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2.27.1 Begripsomschrijving

In de begripsomschrijvingen is een aantal begrippen opgenomen, zoals losmaakbaarheid, herbruikbaarheid omdat deze breed worden gebruikt in de markt.

 

Artikel 2.27.2 Subsidiabele activiteit

De activiteit ziet op ingrepen in het productieproces waardoor meer prefab en (dus) sneller geproduceerd wordt en tegelijkertijd duurzamer en met meer gebruik gaan maken van circulaire/ biobased bouwmaterialen.

Het gaat hierbij ook om elementenbouw en toeleverende materialen voor conceptuele nieuwbouw. Het gaat losmaakbare elementen waardoor in toekomst hoogwaardig hergebruik mogelijk is.

 

Artikel 2.27.3 Criteria

Eerste lid, onder a

Bij dit vereiste wordt getoetst op de ligging van de productielocatie, ongeacht waar de uiteindelijke bouw van de nieuwbouw plaatsvindt.

 

D

De toelichting op paragraaf 3.12 wordt als volgt gewijzigd:

In de eerste alinea van de algemene toelichting worden achter de zin “De vervolgfase (fase 2) richt zich op het opstellen van een concreet en integraal transitieplan.” de volgende zinnen ingevoegd:

 

Het plan bevat bij voorkeur koppelingen met andere onderwerpen zoals (duurzame) mobiliteit, (ondergrondse) infrastructuur, herstructurering, biodiversiteit, klimaatadaptatie, leefbaarheid en sociale cohesie. Onder de definitie van ‘wijk’ vallen in verband met de leesbaarheid van deze paragraaf tevens geografische eenheden die in de praktijk ook wel buurt, buurtschap, kern of dorpskern worden genoemd.

 

E

Aan de toelichting bij artikel 3.12.2 wordt na de laatste zin de volgende zin toegevoegd:

De externe adviseur vervult een onafhankelijke rol ten opzichte van alle partijen die worden betrokken bij het integraal transitieplan.

 

F

In de toelichting bij artikel 3.12.6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    In de toelichting wordt “10%” vervangen door: 15%.

  • 2.

    In de toelichting wordt de zinsnede “Het is echter ook toegestaan om andere kosten die rechtstreeks met het proces samenhangen voor subsidie in aanmerking te brengen” vervangen door: Het is echter ook toegestaan om andere kosten die rechtstreeks met het proces en de taken van de procesbegeleider samenhangen voor subsidie in aanmerking te brengen.

G

De toelichting bij artikel 3.12.9 komt te luiden:

Artikel 3.12.9

Het doel van de subsidie is om in zoveel mogelijk wijken te komen tot uitvoering van de integrale transitieplannen. Om de kans van slagen zo groot mogelijk te maken, is het van belang dat actief wordt deelgenomen aan het kennis- en leerprogramma dat voor deze Wijken van de Toekomst bestaat. Het kennis- en leerprogramma, genoemd in artikel 3.12.9, derde lid, onder h, is bedoeld voor procesbegeleiders en gemeenteambtenaren en bewoners om van elkaar te leren, kennis en ervaringen met elkaar te delen, dilemma’s met elkaar te bespreken en te horen over de processen in andere wijken.

 

Ook is het belangrijk dat verslag wordt gedaan van de activiteiten en de resultaten. De intentie is dat anderen kunnen profiteren van verworven kennis en inzichten, ook als er in de betreffende wijk geen vervolg komt op het doorlopen proces. Om die reden is voor beide fasen de verplichting opgenomen dat de aanvrager binnen zes weken na beëindiging van de activiteiten verslag uitbrengt. Verslagen zijn in beginsel vormvrij. In alle gevallen zal een kwalitatief goed verslag worden verlangd dat voldoet aan de eisen van artikel 3.12.9.

 

H

De artikelsgewijze toelichting bij de Paragrafen 4.8 en 4.9 Inrichting en functieverandering natuur komt te luiden:

 

Paragrafen 4.8 en 4.9 Inrichting en functieverandering natuur

De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid en bepaalt waar zij welke doelen wil realiseren en welke financiële middelen zij hiervoor inzet. De doelen zijn vastgelegd in de Beleidsuitwerking Natuur en Landschap en het provinciale Natuurbeheerplan dat uitwerking geeft aan de beleidsuitwerking. De Ambitiekaart van het Natuurbeheerplan beschrijft de beleidsdoelen ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwe natuur en vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies. Het soortenbeschermingsplan, de beheerplannen Natura 2000 en herstel van natte landnatuur uit de Omgevingsvisie vormen het beleidskader voor de subsidie voor kwaliteitsverbetering voor bestaand natuur.

 

Artikel 4.8.1

De omschrijving van de activiteiten geeft inzicht in de te onderscheiden activiteiten die voor subsidie in aanmerking kunnen komen. Subsidie kan worden verstrekt voor inrichting van nieuwe natuur. Subsidie is mogelijk voor kwaliteitsverbetering in bestaande natuur voor Natura 2000 maatregelen in de niet stikstofgevoelige gebieden Arkemheen of Veluwerandmeren, en herstelmaatregelen voor natte landnatuur. Om te bepalen welke maatregelen voor kwaliteitsverbetering nodig zijn kan subsidie worden verstrekt voor de haalbaarheidsonderzoeken.

 

Artikel 4.8.2

Subsidie voor inrichting van nieuwe natuur is beschikbaar voor percelen die op de ambitiekaart als zodanig zijn aangegeven. Op de ambitiekaart is aangeven welk natuurbeheertype of welke indicatieve verhouding beheertypen gerealiseerd moet worden. Het is mogelijk om af te wijken van de ambitiekaart, als uit een landschap ecologische onderbouwing blijkt dat het aangegeven beheertype niet kan worden gerealiseerd of niet doelmatig is of dat natuur met een hogere kwaliteit mogelijk is. Gedeputeerde Staten kunnen dan subsidie verlenen voor het realiseren van een ander natuurbeheertype, mits het voorgestelde natuurbeheertype de natuurkwaliteit van het natuurgebied borgt.

De subsidie voor het verhogen van de natuurkwaliteit wordt alleen verleend als er een onderzoek (bodemprofiel, grondsoort of bodemchemische toestand, in combinatie met waarnemingen aan het ingezaaide gewas en de aanwezigheid van doelsoorten, indicatorsoorten en ongewenste soorten tijdens een veldbezoek) aan ten grondslag ligt. Middels dit onderzoek worden doelen gesteld. Uit dit onderzoek volgt een soortendoelstelling en een beheerdoelstelling op hoofdlijnen. Idealiter krijgt een derde van de percelen de hoofddoelstelling kruidenrijke akker (hoofddoeltype K), een derde fauna-akker (hoofddoeltype F) en een derde Natuurakker met gewasopbrengst (hoofddoeltype N), conform het document Doeltypen Gelderse natuurakkers. Andere criteria voor deze subsidie zijn monitoring (in ieder geval ter evaluatie van de kwaliteitsimpuls, daarnaast zo nodig om tussentijds te evalueren en beheer bij te stellen) en ecologische begeleiding. De kosten die hiervoor gemaakt worden zijn subsidiabel. Bij herintroductie gaat het om soorten die voor 1950 voorkwamen in dezelfde regio, op dezelfde grondsoort (dat bodemtype kan in naastgelegen perceel anders zijn maar 10 km verderop weer hetzelfde) en in hetzelfde landschapstype en landschappelijk ligging. Programma -aanvragen worden beoordeeld op basis van de de begrenzing als nieuwe natuur op de ambitiekaart.

 

Artikel 4.8.4

Subsidie kan worden verstrekt aan natuurlijke personen of rechtspersonen, die zeggenschap hebben over het terrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Gecertificeerde begunstigden kunnen daarnaast een programma aanvraag indienen voor gronden, waarover zij geen zeggenschap hebben. Bij de aanvraag dient dan wel een verklaring gevoegd zijn waarin de eigenaar aangeeft geen bezwaar te hebben tegen de inrichting als natuur.

 

Artikel 4.8.8

De subsidieontvanger is verplicht om de door de inrichting gerealiseerde natuur in stand te houden. Hiervoor kan een subsidie voor natuurbeheer op grond van de Subsidieverordening natuur en landschapsbeheer Gelderland 2016 worden aangevraagd. Als de subsidieaanvrager een grote onderneming is, voegt hij een contrafeitelijk scenario toe. Met het contrafeitelijke scenario wordt de situatie bedoeld dat de maatregel niet wordt uitgevoerd als er geen subsidieregeling zou zijn. Wanneer de provincie een aanvraag ontvangt, wordt het contrafeitelijke scenario op zijn getoetst.

 

Artikel 4.8.10

Het kan voorkomen dat de ontvanger naast de gesubsidieerde activiteiten ook andere activiteiten verricht die als economisch van aard kwalificeren. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat de ontvanger in het kader van de subsidie bijkomende activiteiten verricht die economisch van aard zijn. Om te zorgen dat er geen subsidie toevloeit naar economische activiteiten is de ontvanger verplicht een gescheiden boekhouding te voeren. Dit betekent dat op projectniveau de kosten in de boekhouding apart moeten worden bijgehouden. Het houden van een gescheiden boekhouding heeft dus als doel de gesubsidieerde activiteiten te kunnen onderscheiden van economische activiteiten van de aanvrager. Dit is nodig om te voldoen aan de staatssteunregels.

 

I

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 4.21.4.2 komt te luiden:

 

Artikel 4.21.4.2

Naast de voorwaarden in dit artikel gelden ook de voorwaarden genoemd in artikel 4.21.1.2.

 

Lid 2: De subsidie voor het wildkerend raster is bedoeld om jong inheems loofhout te beschermen tegen in het wild levende dieren. Om in aanmerking te komen voor subsidie moet zowel aan onderdeel a als onderdeel b zijn voldaan. Aan onderdeel a is al voldaan als één van de drie in dat onderdeel genoemde situaties van toepassing is. Onder compartimenteren verstaan wij het opdelen van een risicovol terrein in kleinere delen die worden gescheiden door stroken of elementen (speciaal aangelegd of onderhouden) om brand tegen te houden of op die locatie te bestrijden.

 

Lid 3: Subsidie kan worden verstrekt als het bos nu nog kwalificeert als N16 maar waarvan de kwalificatie wordt omgezet naar N14 of N15. Hiermee bedoelen wij de situatie dat het bos qua samenstelling voldoet aan de kwalificaties voor N14 of N15 maar als N16 op de kaart bij het Natuurbeheerplan staat en ook als N16 wordt beheerd. Door een beperkt aantal maatregelen te treffen kan het bos worden omgevormd naar N14 of N15. Uiterlijk bij de subsidievaststelling moet het bos voldoen aan N14 of N15 en als zodanig op de kaart bij het Natuurbeheerplan staan. Binnen het habitattype geldt als aanvullende voorwaarde dat alle aanwezige uitheemse boom- en struiksoorten die een bedreiging voor de duurzame instandhouding van het habitat vormen worden verwijderd. Deze voorwaarde is opgenomen om te voorkomen dat slechts een beperkt aantal ongewenste soorten worden verwijderd. Wanneer subsidie wordt verkregen, moeten dus alle ongewenste soorten op zijn eigendom gelegen binnen het kwalificerende habtitattypen worden verwijderd. Een oude bosgroeiplaats is een boslocatie die in het midden van de negentiende eeuw als bos op de historische kaarten staat aangegeven.

 

Lid 4 en 5: Om homogenisering van de bosstructuur te voorkomen wordt de aanplant enkel groepsgewijs en dus niet vlaktegewijs gesubsidieerd. Een richtlijn daarbij is maximaal 25 stuks per groep en maximaal 20 groepen per ha.

 

Lid 6: Een van de voorwaarden is dat het perceel voor maximaal 60% wordt beplant. Deze eis is gesteld om ruimte te houden voor spontane bosontwikkeling, creëren en handhaven van open ruimten en bosranden. Voor zover op een perceel dat wordt omgevormd nog een subsidie natuurbeheer rust, moeten deze verplichtingen worden stopgezet omdat door de omvorming het kruiden- en faunarijk grasland niet langer wordt beheerd. Dit kan door het indienen van een melding in het kader van de subsidie natuurbeheer. Deze melding moet worden ingediend in het jaar voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De beschikking natuurbeheer wordt hierop aangepast. Na omvorming kan het nieuwe natuurtype worden toegevoegd aan het natuurbeheerplan en kan subsidie natuurbeheer voor het nieuwe natuurtype worden verleend.

 

J

Na de toelichting op artikel 4.24.4 wordt een toelichting ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 4.25 Adviezen voor natuurinclusieve kringlooplandbouw

Algemeen

Deze regeling ondersteunt het beleid uit de Kadernota Agrifood “Toekomst voor de Gelderse Boer 2021-2030“. Door middel van het inleveren van een door de provincie verstrekte adviesvoucher bij een aanbieder van adviesdiensten naar keuze, krijgt de landbouwondernemer een onafhankelijk advies ten aanzien van één van de genoemde onderwerpen in artikel 4.25.2, onder c.

Doel van deze regeling is landbouwondernemers inzicht te geven over mogelijke aanpassingen in hun specifieke bedrijfssituatie en bedrijfsvoering om tot natuurinclusieve kringlooplandbouw over te gaan en daarbij een duurzaam verdienmodel te behouden.

 

Artikel 4.25.2

Dat wordt voldaan aan de criteria genoemd onder c, d en g moet uit de offerte blijken.

 

Onder c

Om als aanbieder van adviesdiensten in aanmerking te komen voor subsidie, dient het advies te gaan over minimaal één van de genoemde onderwerpen onder c. Een aantal voorbeelden bij de genoemde onderwerpen:

 

Onderwerp

Voorbeelden

Brongerichte vermindering van emissies

Emissiereductie van stikstof, fijnstof, broeikasgassen en/of geur, bijvoorbeeld met duurzame huisvestingssystemen

Duurzaam landgebruik

Opslag van CO2-koolstof, versterken van duurzaam bodembeheer, vasthouden van water, omgaan met klimaatverandering en droogte

Toename biodiversiteit

Vergroten biodiversiteit op en/of om de percelen, denk daarbij aan kruidenrijk grasland, stroken, landschapselementen

Gesloten voedselsysteem of gesloten mineralenkringloop

Betere benutting toegediende mineralen, toepassing ‘groene kunstmest’, verlaging transport van mineralen over grote afstand, verhogen van het aandeel circulair veevoer

Reductie middelengebruik

Reductie gebruik antibiotica en andere diergeneesmiddelen, reductie gebruik gewasbeschermingsmiddelen.

Beter verdienmodel zonder toename veestapel

Korte ketenconcepten of andere meerwaardeconcepten, introductie van andere functies op het bedrijf (zoals energieopwekking of recreatie), nieuwe en aangepaste gewassen, grondstoffen en bewerkingen hiervan.

 

Onder d

Denk bij d, onder ii, aan effecten op natuur, bodem en water, landschap en fysieke leefomgeving.

 

Onder e

Financieel, juridisch en organisatorisch onafhankelijk.

 

Artikel 4.25.4

De adviesvoucher is een document van de provincie Gelderland die op meerdere manieren aan landbouwondernemingen in Gelderland wordt uitgegeven. De landbouwondernemer overhandigt de adviesvoucher aan een aanbieder van een adviesdienst naar keuze en samen vullen zij de adviesvoucher volledig in. De ingevulde adviesvoucher moet als bijlage worden toegevoegd om subsidie op grond van deze regeling aan te kunnen vragen. Subsidie wordt verstrekt, zolang het subsidieplafond niet is bereikt.

 

Artikel 4.25.7

De aanvraag past binnen de regels van de Landbouw groepsvrijstellingsverordening. Dit betekent ook dat het advies nog niet aan de landbouwonderneming mag zijn verstrekt, voor de subsidie wordt aangevraagd.

 

Artikel IV  

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 5 september 2022.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid treden artikel I, onder C tot en met G en V tot en met X, artikel II, onder B, artikel III, onder I, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 3.

    Op aanvragen om subsidie op grond van paragraaf 3.12 en 6.25 die zijn ingediend vóór het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit blijven de regels van toepassing zoals deze luidden voorafgaand aan dat tijdstip.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis-van Doremaele

Secretaris

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends -

Commissaris van de Koning

Miriam Nienhuis-van Doremaele -

secretaris

Naar boven