Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

 

gelezen het voorstel van het Fractievoorzittersoverleg, nummer 7187;

 

gelet op de artikelen 143 Provinciewet, de artikelen 2:1.1 lid 4, 2:1.3 lid 1. 2:1.4 lid 1, 2:1.9 lid 1, 2:2.10 leden 1 en 5, 2:3.3 lid 2, 2:3.5, 2:4.2 en 2:4.4 van het Besluit rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers en de artikelen 2.1 lid 5 en 2.6 lid 5 van de Regeling rechtspositie decentrale ambtsdragers;

 

Besluiten:

 

Vast te stellen de Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019 luidende als volgt:

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Besluit: het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

  • b.

    Regeling: de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers;

  • c.

    Openbaar vervoer: voor eenieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot;

  • d.

    Commissielid: lid van een commissie als bedoeld in de artikelen 80, 81, en 82 van de Provinciewet, dat niet tevens statenlid is of ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd 1 ;

  • e.

    Statenlid: lid van provinciale staten;

  • f.

    Gedeputeerde: lid van gedeputeerde staten;

  • g.

    Commissaris: commissaris van de Koning;

  • h.

    Ambtsdrager: een statenlid, de commissaris of een gedeputeerde.

Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor Statenleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor werkzaamheden voor Statenleden is conform artikel 2:1.1, eerste lid, van het Besluit.

Artikel 3 Toelage lid onderzoekscommissie

  • 1.

    Het statenlid dat lid is van een onderzoekscommissie als bedoeld in artikel 151a, derde lid, van de Provinciewet, ontvangt per jaar voor dat lidmaatschap een toelage die overeenkomt met 300% van de maandelijkse vergoeding voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2:1.1, eerste lid, van het Besluit.

  • 2.

    Indien de commissaris de duur van de activiteiten voor de onderzoekscommissie niet op een heel kalenderjaar vaststelt, wordt omvang van de toelage naar rato aangepast.

Artikel 4 Toelage lid bijzondere commissie

Het statenlid dat lid is van een bijzondere commissie, bedoeld in artikel 2:1.4, lid 1 van het Besluit, ontvangt per maand voor de duur van de activiteiten van de commissie een toelage die gelijk is aan 100%2 van de maximum toelage, genoemd in artikel 2:1.4, lid 1 van het Besluit.

Artikel 5 Reiskosten openbaar vervoer

  • 1.

    Het statenlid wordt op aanvraag naar keuze een openbaar vervoerjaarkaart eerste of tweede klasse verstrekt.

  • 2.

    Aan het statenlid aan wie ingevolge het eerste lid een openbaar vervoerjaarkaart is verstrekt, worden reiskosten met de auto alleen vergoed als het reizen betreffen, anders dan voor het bijwonen van vergaderingen van Provinciale Staten en van een commissie en die reizen met het openbaar vervoer niet of slechts met aanzienlijk tijdverlies zijn te maken.

  • 3.

    Indien een lid van Provinciale Staten ten behoeve van Provinciale Staten een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten vergoed.

  • 4.

    Voor een reis als bedoeld in lid 3, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, dient het Statenlid vooraf toestemming te verkrijgen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van de gedragscode integriteit voor volksvertegenwoordigers Zuid-Holland.

Artikel 6 Zakelijk verblijf in het provinciehuis

Het staten- of commissielid worden tijdens zijn zakelijk verblijf op het provinciehuis maaltijden en consumpties vanwege de provincie verstrekt.

Artikel 7 Verzekering arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Jaarlijks ontvangt het statenlid een bedrag, gelijk aan de vergoeding voor de werkzaamheden, genoemd in artikel 2:1.1, eerste lid, voor één maand, van het Besluit, om voorzieningen te kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor de commissaris van de Koning

 

Wordt opgenomen in een aparte verordening.

Hoofdstuk 4 Voorzieningen voor gedeputeerden

 

Wordt opgenomen in een aparte verordening.

Hoofdstuk 5 Gemeenschappelijke voorzieningen

Artikel 8 Vergoeding kosten scholing statenleden

  • 1.

    Van scholing als bedoeld in dit artikel is sprake als de scholing niet-partijpolitiek georiënteerd is en gericht is op de vervulling van de functie van het staten- of commissielid.

  • 2.

    De kosten van scholing die door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden aan het staten- of commissielid, komen voor rekening van de provincie.

  • 3.

    Het staten- of het commissielid dat scholing wenst die niet door of namens de provincie wordt verzorgd of aangeboden, dient daartoe vooraf een gemotiveerde en door de fractievoorzitter voor akkoord mede ondertekende aanvraag in bij de statengriffier.

  • 4.

    De aanvraag bedoeld in het derde lid gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 5.

    De kosten komen voor rekening van de provincie als deelname naar het oordeel van de betrokken fractievoorzitter van belang is in verband met de vervulling van de functie van het staten- of commissielid.

Artikel 9 Informatie- en communicatievoorzieningen

Voor de informatie- en communicatiemiddelen die door Gedeputeerde Staten ter beschikking worden gesteld, ondertekent het staten- of commissielid een door Gedeputeerde Staten opgestelde bruikleenovereenkomst.

Artikel 10 Geschikte vervoersvoorziening

  • 1.

    Het staten- of commissielid dat tijdelijke functionele beperking heeft en niet in staat is met het openbaar vervoer of met eigen vervoer te reizen voor woon- werkverkeer of voor de uitoefening van de functie, kan op kosten van de provincie gebruik maken van een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening.

  • 2.

    Het is aan het fractievoorzittersoverleg om te beoordelen of de gewenste vervoersvoorziening, bijvoorbeeld een taxi of een dienstauto, geschikt geacht kan worden en door de provincie kan worden vergoed of ter beschikking gesteld.

Artikel 11 Bedrijfsgeneeskundige zorg

Het staten- of commissielid kan voor bedrijfsgeneeskundige zorg gebruik maken van de voorzieningen die voor de ambtenaren zijn getroffen.

Artikel 12 Parkeerfaciliteiten

Het staten- of commissielid kan gebruik maken van het parkeerterrein van de provincie op momenten dat hij uit hoofde van zijn functie aanwezig moet zijn in het provinciehuis.

Hoofdstuk 6 Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 13 Vergoeding aan commissieleden

  • 1.

    De vergoeding voor commissieleden bedraagt tenzij anders bepaald, de vergoeding genoemd in artikel 2.4.1., eerste lid, van het Besluit3 .

  • 2.

    Voor de commissieleden, bedoeld in artikel 2:4.2, tweede lid, onder a en b, van het Besluit, bedraagt de vergoeding voor het bijwonen van een commissievergadering 100% van de vergoeding, genoemd in artikel 2:4.1, eerste lid, van het Besluit.

Hoofdstuk 7 De procedure van declaratie en betaling

Artikel 14 Rechtstreekse facturering aan de provincie

Niet van toepassing voor staten- of commissieleden.

Artikel 15 Gebruik van een door de provincie beschikbaar gestelde creditcard

Niet van toepassing voor staten- of commissieleden.

Artikel 16 Declaratie van vooruitbetaalde kosten

  • 1.

    Declaratie van de kosten die uit eigen middelen vooruit zijn betaald en de vergoeding van de reiskosten met de eigen auto vindt plaats door gebruikmaking van het digitale declaratiesysteem Youforce.

  • 2.

    Het staten- of commissielid voert de declaratie binnen twee maanden na de betaling c.q. de datum van de gemaakte rit op de voorgeschreven wijze in, in het digitale declaratiesysteem Youforce.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 17 Intrekking eerdere verordening

De verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden (laatst gewijzigd op 17 september 2014, nr. 6728) en regeling ICT voorzieningen Statenleden Zuid-Holland 2015 (laatst gewijzigd op 27 mei 2015, nr. 6791) wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 28 maart 2019.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening rechtspositie staten- en commissieleden provincie Zuid-Holland 2019.

Den Haag, 27 mei 2019

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

griffier,

voorzitter,

Bijlage

 

Fiscale behandeling van de vergoeding voor de werkzaamheden en de onkostenvergoeding voor staten- en commissieleden

 

De opting in regeling

Statenleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het statenlid kan met de provincie overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting-in regeling” genoemd. De administratie van de provincie is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de provincie en het statenlid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de provincie de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een statenlid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij niet onder de socialezekerheidswetgeving. Om die reden worden over de statenvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het statenlid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de provincie onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen.

 

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het statenlid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Statenleden die gekozen hebben voor de standaardregeling zullen dan ook over de netto-onkostenvergoeding inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal kunnen aantonen dat de vergoeding besteed is aan onkosten voortvloeiend uit het statenlidmaatschap.

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbare resultaat). De provincie dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Eventuele verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan tot aftrek.

 

Eenmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het statenlid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende period

Naar boven