Openstellingsbesluit verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven 2022

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

 

Besluiten vast te stellen:

 

Openstellingsbesluit verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven 2022

 

Artikel I

Aanvragen om subsidie op grond van hoofdstuk 2, paragraaf 4, artikel 2.4.1, onderdeel a en b, van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland, verder te noemen de uitvoeringsregeling, kunnen worden ingediend van 19 april 2022 om 9.00 uur tot en met 30 mei 2022 om 17.00 uur.

 

Artikel II

Het subsidieplafond ten behoeve van de uitvoeringsregeling bedraagt voor aanvragen om subsidie op grond van artikel 2.4.1, onderdeel a en b van de uitvoeringsregeling, € 1.200.000,.

 

Artikel III

Gedeputeerde Staten stellen de volgende nadere regels vast:

Artikel 1 subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor:

  • a.

    planvorming of draagvlakontwikkeling voor verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven of de verplaatsing van landbouwbedrijven gericht op verbetering van de landbouwinfrastructuur;

  • b.

    de verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven.

Artikel 2 aanvrager

Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1 wordt verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren die geen landbouwer zijn;

  • c.

    pachters;

  • d.

    stichtingen voor kavelruil;

  • e.

    landbouworganisaties;

  • f.

    waterschappen;.

  • g.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 3 subsidiabele kosten

Subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 1 wordt verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    administratieve en juridische procedurekosten, bestaan uit de volgende kosten:

    • 1.

      kosten voor draagvlakontwikkeling;

    • 2.

      inhuur van kavelruilcoördinatoren en andere experts;

    • 3.

      faciliteren aankoop ruilgronden;

    • 4.

      opstellen en ondersteunen van verkavelingsplannen en verkavelingsprocedures;

    • 5.

      vacatiegelden voor gebiedscommissies;

    • 6.

      kadaster- en notariskosten;

    • 7.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie;

  • b.

    investeringen ten behoeve van inpassingsmaatregelen en de aankoop van ruilgronden;

  • c.

    investeringen om kavels beter bewerkbaar of bereikbaar te maken;

  • d.

    voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12, lid 3 en 4 van de uitvoeringsregeling;

  • e.

    personeelskosten kunnen onverminderd het bepaalde in artikel 1.9 van de uitvoeringsregeling worden berekend overeenkomstig 1.9a van de uitvoeringsregeling.

Artikel 4. Subsidiabele kosten voor investeringen

Onder investeringen als bedoeld in artikel 3 onder b en c, worden de volgende kosten verstaan:

  • a.

    de kosten voor de bouw of verbetering van onroerende zaken;

  • b.

    de kosten van verwerving van onroerende zaken;

  • c.

    de kosten van aankoop van grond;

  • d.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • e.

    algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de uitvoeringsregeling.

Artikel 5. Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De kosten van investeringen als bedoeld in artikel 3 onder c, komen in aanmerking voor een subsidie van maximaal € 1.200,- per door het in de kavelruil betrokken bedrijf geruilde hectare.

  • 2.

    De subsidie bedraagt:

    • a.

      100% van de kosten als bedoeld in artikel 3 onder a, b en d;

    • b.

      40% van de subsidiabele kosten van investeringen als bedoeld in artikel 3 onder c.

  • 3.

    Het te verlenen subsidiebedrag per aanvraag bedraagt minimaal € 500.000,-.

Artikel 6. Selectiecriteria

  • 1.

    Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden gerangschikt op basis van de volgende vier selectiecriteria, die in bijlage 1 van dit besluit zijn uitgewerkt:

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      haalbaarheid/ kans op succes;

    • c.

      urgentie;

    • d.

      efficiëntie.

Artikel 7. Puntensystematiek

  • 1.

    Na sluiting van de openstellingstermijn worden alle aanvragen beoordeeld op basis van de selectiecriteria uit artikel 6 en gerangschikt op een prioriteitenlijst.

  • 2.

    De rangschikking per project wordt bepaald door het totaal aantal punten dat wordt gehaald op basis van de criteria:

    • criterium a: de effectiviteit van de activiteit, 0-5 punten, gewicht 4;

    • criterium b: haalbaarheid/kans op succes, 0-5 punten, gewicht 4;

    • criterium c: urgentie, 0-5 punten, gewicht 3;

    • criterium d: efficiëntie, 0-5 punten, gewicht 1.

  • 3.

    Indien twee of meer projecten een gelijke score hebben, prevaleert het project met de hoogste effectiviteit.

  • 4.

    Indien met toepassing van het derde lid twee of meer projecten een gelijke score hebben, prevaleert het project met de hoogste kans op succes en haalbaarheid.

  • 5.

    Indien met toepassing van het vierde lid twee of meer projecten een gelijke score hebben, wordt de plaats in de rangorde door loting bepaald.

Artikel 8. Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld

in artikel 6 en 7 een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de uitvoeringsregeling.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.8 van de uitvoeringsregeling wordt subsidie geweigerd als het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van artikel 6 en 7, lager is dan 36.

 

Artikel IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Artikel V

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit Verbetering van de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven Noord-Holland 2022.

Haarlem, 22 maart 2022,

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

A.Th.H. van Dijk, voorzitter.

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Bijlage 1  

Selectiecriteria

 

Criterium a: effectiviteit

Bij het criterium effectiviteit wordt bezien in welke mate verwacht kan worden dat na uitvoering van het project een verbetering is bereikt in de verkavelingsstructuur van landbouwbedrijven. Deze verbetering wordt bepaald in relatie tot de integrale gebiedsdoelstellingen zoals energie, verkeersveiligheid, water, milieu, biodiversiteit, landschap en klimaat. Hiertoe worden de totaal aangevraagde subsidiabele kosten gerelateerd aan het effect op, en de mate waarin, de doelstelling(en) worden behaald. Dit kan bijvoorbeeld door vermelding van gegevens uit gebiedsplannen waar de activiteiten op worden gericht, referenties naar gerealiseerde gebiedsplannen of ramingen op basis van trends en ontwikkelingen in de landbouw.

 

Het te behalen aantal punten op dit criterium bedraagt:

  • 0 punten: indien de activiteiten alleen economische effecten hebben.

  • 1 punt: indien de activiteiten vooral economische effecten hebben en andere doelen ondergeschikt zijn;

  • 2 punten: indien er een focus is op enkele logischerwijs aan de economische effecten te koppelen doelen zoals verbetering van het waterbeheer;

  • 3 punten: indien er meerdere niet-economische doelen gelijktijdig worden gerealiseerd, maar zonder integrale gebiedsaanpak;

  • 4 punten: indien een aanzet wordt gedaan om tot een integrale gebiedsgerichte aanpak te komen om meerdere niet-economische doelen te realiseren.

  • 5 punten: indien er wordt gewerkt vanuit de ambitie om zoveel mogelijk doelen via een integraal te realiseren en synergie te bereiken, bijvoorbeeld blijkens de voorgestelde samenwerkingsvormen en processen.

Criterium b: haalbaarheid / kans op succes

Bezien wordt wat de haalbaarheid van de uitvoering van een project is. Hierbij worden de volgende aspecten in samenhang bezien:

 

  • 1.

    De kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:

    • de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider;

    • hoe realistisch is het plan;

    • zijn relevante partijen in voldoende mate bij de planvorming en uitvoering van het plan betrokken;

    • kent het project een realistische planning, opzet en begroting.

  • 2.

    De mate waarin risicofactoren zijn onderkend en beheersbaar gemaakt zijn. Hierbij wordt gekeken naar:

    • zekerheid beschikbaar komen noodzakelijke vergunningen;

    • zekerheid van deelname van de meest relevante partijen;

    • zekerheid van beschikbaarheid noodzakelijke eigen middelen van betrokken partijen.

Het te behalen aantal punten op dit criterium bedraagt:

  • 0 punten: de haalbaarheid en kans op succes is op alle bovenstaande punten niet of onvoldoende overtuigend onderbouwd;

  • 1 punt: de haalbaarheid is op enkele aspecten onderbouwd, maar zowel voor het totaalbeeld als voor de kwaliteit en risico’s onvoldoende;

  • 2 punten: de haalbaarheid is op alle aspecten beschreven maar onvoldoende kwalitatief en kwantitatief om voor de totaliteit de haalbaarheid positief te beoordelen;

  • 3 punten: de haalbaarheid is op alle aspecten kwalitatief en kwantitatief goed beschreven, onderbouwd met kennis over gebiedsprocessen in het landelijk gebied;

  • 4 punten: de haalbaarheid is op alle aspecten goed beschreven, het bevat kennis over de (integrale) gebiedsprocessen er zijn actuele gebiedsopgaven en scenario’s toegevoegd en beoogde instrumenten om aan te geven hoe de haalbaarheid zo groot mogelijk is;

  • 5 punten: de haalbaarheid is uitstekend beschreven, naast voorgaande punten zijn er ook al enkele gebiedsovereenkomsten waaruit blijkt dat er consensus is over de realisatie.

Criterium c: urgentie

Bij het criterium urgentie gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden door de verkaveling geïdentificeerd zijn als (sectorale of integrale) opgaven die op grond van overheidsbeleid noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Zo zijn er (inter-)nationale ambities en doelen (landbouw, klimaat, stikstof, water, bodem) die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar de aanpassing van de verkavelingsstructuur aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten die bestaan in Noord-Holland. De opgaven zijn gebiedsgericht, lopen per gebied uiteen en ook de beoogde gebiedsaanpak kan daardoor sterk uiteenlopen. Een voorbeeld zijn de gebiedsopgaven in het kader van stikstof waar aanpassing van de verkaveling wenselijk is. In het projectplan dient te worden beschreven op welke opgaven het project zich richt. Gelet op de urgentie enerzijds en de samenhang en draagvlak anderzijds, is de gehele provincie zoekgebied.

 

Het te behalen aantal punten op dit criterium bedraagt:

  • 0 punten: de urgentie is niet of onvoldoende overtuigend onderbouwd;

  • 1 punt: de urgentie is op aspecten onderbouwd, een samenhang ontbreekt;

  • 2 punten: de urgentie is onvolledig kwalitatief en kwantitatief onderbouwd en aangetoond om de urgentie van de beoogde activiteiten te beoordelen.

  • 3 punten: de urgentie is in alle aspecten kwalitatief en kwantitatief beschreven, bijvoorbeeld onderbouwd vanuit beleidsdocumenten, de urgente opgaven zijn in beeld gebracht;

  • 4 punten: de urgentie is op alle aspecten kwalitatief en kwantitatief goed beschreven; daarbij is het belang onderbouwd van kavelruil als instrument in een integraal gebiedsplan, om bij te dragen aan de realisatie van doelen; actuele gebiedsopgaven en oplossingsscenario’s of voorbeelden in Noord-Holland hiervan, zijn ter onderbouwing toegevoegd om dit aan te tonen of zijn in het proces opgenomen;

  • 5 punten: de urgentie is uitstekend beschreven, naast voorgaande punten zijn er ook al enkele uitvoeringsagenda’s waarin de consensus is over de urgentie van de opgaven en het nut van kavelruil daarbij.

Criterium d: efficiëntie

Bij het criterium efficiëntie wordt gekeken naar de inzet van kennis, kunde en middelen en meer specifiek naar de hoogte van de opgevoerde proceskosten. Onder proceskosten vallen de kosten van adviseurs, architecten, ingenieurs en kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied. Dit criterium moet er toe leiden dat bestaande gebiedsinformatie wordt benut, vaak is de kennis al geborgd bij gebiedspartijen. Hierbij wordt gekeken naar het totaal van proceskosten in relatie tot de totaal aangevraagde subsidiabele projectkosten.

 

Het te behalen aantal punten op dit criterium bedraagt:

  • 0 punten: indien de opgevoerde proceskosten 50% of meer van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • 1 punt: indien de opgevoerde proceskosten meer dan 30%, maar minder dan 50% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • 2 punten: indien de opgevoerde proceskosten 15 tot en met 30% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • 3 punten: indien de opgevoerde proceskosten tussen de 5 en 15% van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • 4 punten: indien de opgevoerde proceskosten 5% of minder van de totale subsidiabele projectkosten bedragen;

  • 5 punten: worden behaald indien er geen proceskosten opgevoerd worden.

Toelichting

Voor het duurzaam functioneren van landbouwbedrijven is het essentieel dat de verkavelingsstructuur continue aandacht krijgt. Bedrijven stoppen en gronden die vrijkomen bieden kansen voor opgaven voor het landelijk gebied, inclusief de gewenste transitie van de landbouw. De verbetering van de agrarische structuur en een zorgvuldige inpassing van infrastructuur voor water, energie en andere functies, door kavelruil is een belangrijk instrument om bedrijven de mogelijkheid te geven om op gebiedsniveau duurzaam te blijven functioneren. Van belang is dat bedrijven perspectief geboden wordt. Een goede verkavelingsstructuur die een duurzaam functioneren ondersteunt, is hiervoor één van de voorwaarden. Herstructurering van landbouwbedrijven kan hierbij nodig zijn, bijvoorbeeld door verspreid liggende percelen te verkavelen. Herstructurering van landbouwbedrijven kan tevens noodzakelijk zijn voor de realisatie van internationale doelen rondom klimaat, energie, water, stikstof, biodiversiteit en Natura-2000. De opgave verschilt per gebied en vraagt om maatwerk.

 

De selectiecriteria voor subsidieaanvragen zijn er op gericht dat het voor de aanvragers van subsidie duidelijk is op welke wijze een aanvraag maximaal kan bijdragen aan de doelen die de provincie beoogd met deze openstelling.

De openstelling is breed waardoor een aanvrager zelf van onderop, met gebiedspartijen (inclusief gemeenten, waterschap en provincie) kan bepalen waar kansen liggen om slim bij te dragen aan integrale opgaven en projecten. Elk gebied kent eigen urgente opgaven, om deze reden is er niet specifiek verwezen naar één opgave of één specifiek beleidskader. Op deze manier biedt deze openstelling ruimte voor maatwerk en kan worden ingespeeld op het creëren van zoveel mogelijk draagvlak zowel bij overheid als de gebiedsbewoners en daarmee de kansen op de haalbaarheid van doelen.

Naar boven