Provinciaal blad van Flevoland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2022, 1548 | delegatie- of mandaatbesluit |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2022, 1548 | delegatie- of mandaatbesluit |
Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland
Provinciale Staten van Flevoland dragen aan Gedeputeerde Staten van Flevoland de bevoegdheid over tot het wijzigen en aanvullen van de in de onderstaande artikelen genoemde delen van de Omgevingsverordening provincie Flevoland.
De vaststelling van een wijziging van de Omgevingsverordening provincie Flevoland op grond van dit besluit wordt niet eerder gedaan dan twee weken nadat het ontwerp met de ingebrachte inspraakreacties en antwoordnota aan Provinciale Staten zijn overlegd.
Gedeputeerde staten kunnen regels stellen over de wijze waarop compensatie met toepassing van een windmolenparkfonds, zoals bedoeld in artikel 14.10 van de omgevingsverordening, plaatsheeft, teneinde de ruimtelijke kwaliteit van de fysieke leefomgeving in of in de directe omgeving van het projectgebied voor windenergie te garanderen.
Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over grondgebonden zonne-energie in het landelijk gebied, zoals bedoeld in titel 14.2 van de omgevingsverordening, naar aanleiding van het evaluatieverslag als bedoeld in artikel 14.26 van de omgevingsverordening dat wordt opgesteld nadat de eerste 500 ha zijn volgelopen.
Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen over de geometrische begrenzing van locaties of concretisering van de uitoefening van een taak of bevoegdheid waarop de regels zien, zoals bedoeld in titel 9.2 van de omgevingsverordening.
Gedeputeerde Staten kunnen regels stellen:
als bedoeld in artikel 12.21 en artikel 12.22 van de omgevingsverordening.
Artikel 11 Kwaliteit vergunningverlening toezicht en handhaving
Gedeputeerde Staten kunnen de Kwaliteitscriteria VTH zoals opgenomen in bijlage XII van de omgevingsverordening wijzigen.
Artikel 12 Kennelijke onjuistheden
Gedeputeerde Staten kunnen kennelijke onjuistheden in de tekst van de omgevingsverordening, de bijlagen en de werkingsgebieden die bij de omgevingsverordening horen -en de digitale verbeelding daarvan- corrigeren.
Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten van Flevoland van 26 januari 2022.
de griffier,
de voorzitter,
Artikel 2.8 van de Omgevingswet maakt het mogelijk dat Provinciale Staten de bevoegdheid tot het vaststellen -van delen- van de omgevingsverordening bij delegatiebesluit kunnen delegeren aan Gedeputeerde Staten. Dit besluit geeft hier uitvoering aan. Het delegatiebesluit vormt een afzonderlijk besluit, dat geen deel uitmaakt van de Omgevingsverordening provincie Flevoland. Het bepaalt binnen welke grenzen en onder welke voorwaarden de bevoegdheid kan of moet worden uitgeoefend, en, voor zover nodig, binnen welke termijn. Dit delegatiebesluit ziet op het spoedeisende karakter en heeft met name betrekking op uitvoeringsregelgeving van technische aard.
In de Omgevingsverordening Flevoland zijn reeds een aantal regelgevende bevoegdheden toegekend aan Gedeputeerde Staten. Het gaat dan om het vaststellen van uitvoeringsregelgeving / nadere regels en om het aanwijzen/wijzigen van gebieden in de omgevingsverordening.
Onder de Omgevingswet is gelaagdheid van regelgeving echter niet meer toegestaan. Naast de omgevingsverordening mogen geen andere documenten bestaan waarin regelgeving is opgenomen. Alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving moeten in de omgevingsverordening staan, ongeacht of deze zijn vastgesteld door Provinciale Staten of door Gedeputeerde Staten. De bestaande uitvoeringsregelgeving is daarom verwerkt in de omgevingsverordening.
Om de bestaande uitvoeringspraktijk zo veel als mogelijk voort te zetten zijn in dit delegatiebesluit de bestaande regelgevende bevoegdheden van Gedeputeerde Staten uit de Omgevingsverordening Flevoland opgenomen. Met de nodige terughoudendheid wordt de bevoegdheid aan Gedeputeerde Staten in dit delegatiebesluit overgedragen. Alleen in die gevallen waarbij onherroepelijke gevolgen of grote problemen kunnen optreden bij uitvoeringsregels wordt er gebruik gemaakt van deze bevoegdheid. Hierover is niet lichtvaardig gedacht. De bevoegdheid is zo begrensd mogelijk vastgelegd in dit delegatiebesluit. Om zo duidelijkheid te scheppen waar de bevoegdheid van Gedeputeerde Staten ophoudt en waar de bevoegdheid van Provinciale Staten aanwezig is. Maar ook om naar de “buiten wereld” zo duidelijk mogelijk aan te geven wie welke bevoegdheid heeft.
Tegen dit delegatiebesluit staat geen beroep open, aangezien artikel 2.8 van de Omgevingswet op de negatieve lijst van de Algemene wet bestuursrecht staat, zie bijlage 2 artikel 1 van de Algemene wet bestuursrecht.
Regelgevende bevoegdheid van Gedeputeerde Staten
Onder artikel 2.22, tweede lid, van de Omgevingswet (Ow) hebben Gedeputeerde Staten de bevoegdheid om aanpassingen van ondergeschikt belang of technische aanpassingen aan te brengen in de begrenzing/geometrische plaatsbepaling van de werkingssfeer van bepaalde regels. Dit sluit aan bij de (huidige) regelingen in de Wet ruimtelijke ordening, Waterwet en Wet milieubeheer (welke in de Omgevingswet opgaan) en bij de huidige praktijk. Om de bestaande uitvoeringspraktijk zo veel als mogelijk voort te zetten zijn in het ontwerp delegatiebesluit alleen de bevoegdheden opgenomen die niet onder artikel 2.22, tweede lid, Ow vallen. In dit definitieve delegatiebesluit zijn ook de regelgevende bevoegdheden opgenomen die in beginsel wèl onder artikel 2.22, tweede lid, Ow vallen.
De reden om deze regelgevende bevoegdheden alsnog expliciet in het delegatiebesluit op te nemen is dat artikel 2.22, tweede lid Ow lid op termijn zal komen te vervallen.
Het rechtstreeks toekennen van regelgevende bevoegdheden ten aanzien van de omgevingsverordening door het Rijk aan Gedeputeerde Staten wordt bij nader inzien overbodig geacht. Provinciale Staten is immers bevoegd voor het vaststellen van -wijzigingen van- de omgevingsverordening. Provinciale Staten kunnen zelf besluiten over de mogelijkheid om -delen van- deze regelgevende bevoegdheid te delegeren aan Gedeputeerde Staten. Inmenging hierin vanuit het Rijk is ongewenst. Deze wijziging is onderdeel van de Verzamelwet Omgevingswet met technische wijzigingen. Vooruitlopend op deze wetswijziging zijn alvast de bestaande regelgevende bevoegdheden van Gedeputeerde Staten, ook als deze in beginsel vallen onder de werking van artikel 2.22, tweede lid Ow, in dit delegatiebesluit opgenomen.
Verschil huidige en nieuwe situatie
Er is kritisch gekeken naar de huidige nadere regels in de Omgevingsverordening Flevoland. Met name of deze bevoegdheid door Gedeputeerde Staten werd gebruikt of niet en /of deze in het delegatiebesluit moeten worden opgenomen. In dit delegatiebesluit is derhalve alleen de bevoegdheid opgenomen waar in de huidige praktijk van gebruik wordt gemaakt. Niet langer opgenomen zijn daarom onder meer:
Betrokkenheid Provinciale Staten bij uitoefening gedelegeerde bevoegdheid
Om Provinciale Staten comfort te bieden dat er door Gedeputeerde Staten op een goede wijze met de gedelegeerde bevoegdheid wordt omgegaan, worden Provinciale Staten in het voortraject op de hoogte gebracht van de beoogde wijziging. Dit geeft Provinciale Staten de gelegenheid om op de beoogde wijziging van Gedeputeerde Staten te reageren. In artikel 2 van dit delegatiebesluit wordt hierin voorzien. Gepoogd is om de bevoegdheid zoveel mogelijk te begrenzen.
Als Provinciale Staten niet akkoord gaan met de beoogde wijziging of anderszins met betrekking tot de gedelegeerde bevoegdheid kunnen zij Gedeputeerde Staten ter verantwoording roepen en in het ultieme geval de delegatie intrekken. Gedeputeerde Staten dienen op grond van artikel 10:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht op verzoek van Provinciale Staten inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid te verschaffen.
Tevens kunnen Provinciale Staten conform artikel 10:16 van de Algemene wet bestuursrecht beleidsregel opstellen.
Tussentijdse beëindiging door intrekking van het delegatiebesluit (geheel of gedeeltelijk) is op grond van artikel 10:18 van de Algemene wet bestuursrecht te allen tijde mogelijk. Door intrekking wordt de wettelijk vastgelegde bevoegdheidsverdeling weer hersteld. In die zin is delegatie een bewuste afwijking daarop. Een eventuele intrekking zou aan de orde kunnen zijn als bijvoorbeeld de uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheid te wensen over laat, sprake is van veranderende politieke of bestuurlijke verhoudingen of veranderende regelgeving. De bevoegdheid tot intrekking betekent ook dat Gedeputeerde Staten, hoewel niet verantwoordelijk voor de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheid, wel aangesproken kunnen worden op het in stand houden van de delegatie.
De mogelijkheid om delen van de omgevingsverordening via delegatie in of aan te vullen of te wijzigen, biedt ruimte voor toedeling van bevoegdheden op maat. Met delegatie kunnen Provinciale Staten er immers voor zorgen dat de uitvoering van het beleid, ook als dat een aanpassing van de omgevingsverordening betreft, bij Gedeputeerde Staten neergelegd wordt. Ook vanuit het oogpunt van efficiency kan delegatie wenselijk zijn. Uit de woorden “delen van” blijkt dat Provinciale Staten hun regelgevende bevoegdheden op grond van artikel 2.8 niet integraal kunnen overdragen. Het is aan Provinciale Staten om te bepalen of en op welke wijze toepassing wordt gegeven aan deze bevoegdheid tot delegatie.
Gedeputeerde Staten dienen conform artikel 10:19 van de Algemene wet bestuursrecht bij toepassing van de gedelegeerde bevoegdheid dit delegatiebesluit inclusief vindplaats te vermelden.
In dit artikel is een zogenoemde ‘voorhangprocedure’ geregeld. De voorhangprocedure wordt gewenst geacht vanwege de aard van het delegatiebesluit. De redenen om onderdelen van de omgevingsverordening te delegeren liggen enerzijds in het spoedeisend karakter en anderzijds in de technische aard van regels.
De bevoegdheid van Gedeputeerde Staten om onderdelen van de verordening te wijzigen is op onderdelen niet te zeer begrensd. Met de voorhangprocedure worden Provinciale Staten vooraf geïnformeerd over de vast te stellen regeling, de ingediende inspraakreacties en hoe Gedeputeerde Staten met de inspraakreacties zijn omgegaan. Provinciale Staten worden zo in de gelegenheid gesteld om indien nodig Gedeputeerde Staten bij te sturen. Door het opnemen van de voorhangprocedure geven Gedeputeerde Staten ook invulling aan de informatieplicht, het bepaalde in artikel 167, lid 2 van de Provinciewet dat als volgt luidt: “Zij geven provinciale staten alle inlichtingen die provinciale staten voor de uitoefening van hun taak nodig hebben”.
Op de vaststelling van de Omgevingsverordening is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Dit betekent dat het ontwerp van de regeling gedurende 6 weken ter inzage ligt en een ieder zijn of haar zienswijze kan indienen. Bekendmaking van het ontwerp geschiedt via publicaties en in het provinciaal blad.
Na de terinzagelegging en de verwerking van de reacties wordt de voorgenomen wijziging van de verordening met inspraakreacties en antwoordnota door Gedeputeerde Staten overlegd aan Provinciale Staten. Opgemerkt wordt dat tussen de terinzagelegging en het overleggen van de voorgenomen wijziging nog verschillende weken behandelingstijd zal liggen. In deze periode zal de voorgenomen wijziging indien nodig aangepast worden en de antwoordnota opgesteld. Provinciale Staten hebben vervolgens dan, aanvullend op de eerdere periode van terinzagelegging, nog twee weken de mogelijkheid om aan te geven dat overleg met Gedeputeerde Staten over de beoogde wijziging gewenst is. In beginsel zal na afloop van de twee weken de wijziging van de verordening worden vastgesteld en bekendgemaakt, waarna de wijziging in werking kan treden. Indien Provinciale Staten de wijziging met Gedeputeerde Staten willen bespreken ligt het, vanuit de bestuurlijke verhoudingen tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten, in de rede dat Gedeputeerde Staten zullen wachten met de uiteindelijke vaststelling.
In het artikel is bepaald dat Gedeputeerde Staten regels als onderdeel van de verordening kunnen stellen ten aanzien van de wijze waarop compensatie plaatsheeft. Doel van de regels is te garanderen dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft. Uitgangspunt blijft evenwel dat de initiatiefnemer vooraf goede afspraken maakt met de gemeente over de maatregelen en anders over de gelden die gestort worden in een fonds. Dat kan zowel een gemeentelijk als een provinciaal fonds zijn. Regels zijn in dat geval mogelijk niet nodig en zouden bijvoorbeeld kunnen zien op specifieke intergemeentelijke, bovenlokale vraagstukken of over de besteding.
Uitgangspunt is de maximale oppervlakte aan ontwikkelruimte die in de Omgevingsverordening provincie Flevoland is vastgelegd. De mogelijkheid bestaat -mede naar aanleiding van de evaluatie- dat op uitvoeringsniveau regels nodig zijn voor de ontwikkeling van de grondgebonden opstellingen van zonne-energie in het landelijk gebied. Door middel van deze bepaling wordt aan Gedeputeerde Staten de bevoegdheid toegekend om deze regels te stellen.
Artikel 6 Natuurnetwerk Nederland
Per aangewezen gebied zijn/ worden de te beschermen natuurwaarden vastgelegd door een beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden. De provincie heeft hiertoe de EHS-doelbenadering ontwikkeld, waarmee het mogelijk is om de wezenlijke kenmerken en waarden objectief en eenduidig te beschrijven. Gedeputeerde Staten zijn als sinds 2010 verantwoordelijk voor het vastleggen van deze wezenlijke kenmerken en waarden.
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd tot wijzigingen die voortvloeien uit natuurontwikkelingen zelf en een kwalitatieve of kwantitatieve versterking inhouden van het NNN. Na het aanpassen van de wezenlijke kenmerken en waarden als gevolg van natuurlijke ontwikkelingen ontstaat feitelijk opnieuw een opgave voor gemeenten om deze te laten doorwerken in het bestemmingsplan. Tot dat moment kunnen de ontwikkelingsmogelijkheden binnen het bestemmingsplan ruimer zijn dan wenselijk is.
Gedeputeerde Staten kunnen de in de artikelen 16.4 en 16.5 van de Omgevingsverordening provincie Flevoland genoemde vrijgestelde soorten wijzigen. Ook kunnen Gedeputeerde Staten de in de artikel 16.4 en 16.5 aangewezen schadesoorten wijzigen. Het gaat hierbij onder meer om de in bijlage XI van de omgevingsverordening opgenomen soorten.
Het doel van deze regels is een veilig en doelmatig gebruik van de provinciale wegen en het beschermen ervan voor zover de wegen liggen op het grondgebied van de provincie Flevoland. Om deze doelen te bewaken kunnen GS nadere regels en voorschriften stellen voor het verlenen van een vergunning. Deze regels kunnen bijvoorbeeld technische eisen bevatten maar ook eisen ten aanzien van een vorm, wegprofiel, constructie etc.
Het doel van deze regels is het voorkomen van nadelige gevolgen van de staat en werking van vaarwegen waarvan de provincie Flevoland het nautisch en of technisch beheer heeft.
Het nautisch beheer richt zich op de zorg voor een veilige en vlotte afwikkeling van het
scheepvaartverkeer. Het nautisch beheer moet niet worden verward met het vaarwegbeheer. Het vaarwegbeheer omvat alle maatregelen die nodig zijn om een vaarweg in stand te houden.
In de nadere regels nautisch beheer Flevoland worden kaders gegeven omtrent onder andere afmetingen van schepen, ontheffingsmogelijkheden, bedieningstijden bruggen en sluizen, stremmingen en dergelijke.
In de nadere regels voor ligplaatsen en afmeervoorzieningen worden kaders gegeven met betrekking tot onder andere waar wel en niet tijdelijk mag worden afgemeerd langs provinciale vaarwegen.
In artikel 12.21 en 12.22 van de omgevingsverordening zijn regels opgenomen ten aanzien van enerzijds het ontwerpen en beoordelen van de regionale waterkeringen en anderzijds over de toepassing van de normering door het waterschap. Met betrekking tot de regionale waterkeringen is zo veel mogelijk aangesloten bij de regels voor de primaire waterkeringen. De regels over de normering betreffen de rekenregels. Hiermee wordt beoogd de normering eenduidig toepasbaar te maken. Vanwege het uitvoeringskarakter van deze regels en de bestaande uitvoeringspraktijk ligt de bevoegdheid voor het aanpassen van deze artikelen bij Gedeputeerde Staten.
Artikel 11 Kwaliteit vergunningverlening toezicht en handhaving
De op het moment van vaststelling van de omgevingsverordening geldende set Kwaliteitscriteria Vergunningverlening, toezicht en handhaving is opgenomen in bijlage XII bij de omgevingsverordening. Het betreft de Kwaliteitscriteria Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving 2.2 (Provinciaal Blad 2019, nr. 6579).
In het geval de landelijke set gewijzigd wordt vastgesteld door het Bestuurlijk Omgevingsberaad (overleg op landelijk niveau tussen IPO, VNG en Rijk) is het van belang dat deze in de omgevingsverordening worden geborgd. Artikel 11 zorgt ervoor dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn bijlage XII van de omgevingsverordening te wijzigen en daarin die nieuwe c.q. aangepaste set kwaliteitscriteria op te nemen.
Als er sprake is van een nieuwe c.q. aangepaste landelijke set dan zal het college in het kader van besluitvorming over het opnemen ervan in de omgevingsverordening conform artikel 18.23, tweede lid van de Omgevingswet zorgdragen voor afstemming op het niveau van de omgevingsdienst.
Artikel 12 Kennelijke onjuistheden
Dit artikel regelt dat gedeputeerde staten de bevoegdheid krijgen om de tekst van de verordening en de bijbehorende bijlagen en werkingsgebieden te corrigeren als blijkt dat er sprake is van kennelijke onjuistheden in de tekst of de begrenzing van gebieden.
Dit artikel geeft weer wanneer het delegatiebesluit in werking treedt.
In dit artikel wordt de citeertitel van het besluit weergegeven, namelijk: Delegatiebesluit Omgevingsverordening provincie Flevoland.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2022-1548.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.