Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v.

Provinciale Staten van Limburg

 

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en het bepaalde in artikel 145 van de Provinciewet, bekend dat zij in hun vergadering van 16 december 2022 hebben vastgesteld de:

 

Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v.

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    beloning: de som van de periodiek betaalde beloningen en de winstdelingen en bonusbetalingen, met uitzondering van belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en met uitzondering van door werkgevers wettelijk of krachtens een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde niet op de beloning ingehouden sociale verzekeringspremies;

  • b.

    bezoldiging: de som van de beloning, de belastbare vaste en variabele onkostenvergoedingen en de beloningen betaalbaar op termijn, met uitzondering van de omzetbelasting, dan wel, indien een functie wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, de som van de vergoedingen voor het vervullen van de functie, met uitzondering van de vergoedingen die bij een functievervulling op grond van een dienstbetrekking onbelast zouden zijn, en met uitzondering van de omzetbelasting.

  • c.

    bezoldigingsmaximum WNT: het algemeen geldend wettelijk bezoldigingsmaximum zoals bedoeld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) of een opvolger daarvan, en de daarvan afgeleide wetgeving.

  • d.

    boekjaar: een boekjaar is meestal gelijk aan een kalenderjaar, dit is echter niet altijd het geval. Het is afhankelijk van de boekhouding of de bedrijfsvoering van de betreffende aanvrager en kan ook bijvoorbeeld een schooljaar of sportseizoen zijn;

  • e.

    directe loonkosten: het bruto fiscale loon inclusief vakantie– en eindejaarsuitkering, functioneringstoelage en arbeidsmarkttoelage, en de pensioenafdrachten werkgever en werknemer;

  • f.

    exploitatiesubsidie: een subsidie die voor één of meer boekjaren wordt verstrekt voor activiteiten die behoren tot de structurele activiteiten die de subsidieontvanger gewoonlijk in het kader van zijn bedrijfsvoering ontplooit passend binnen de beleidsdoelen van de Provincie Limburg;

  • g.

    governancecode: Een binnen een sector vastgesteld kader van gangbare standaarden voor goed bestuur, toezicht en verantwoording inclusief een maatschappelijk verantwoord beloningsbeleid.

  • h.

    inkomen(s): bezoldiging van een topfunctionaris of andere daartoe in de WNT of een opvolger van deze wet aangewezen functionaris;

  • i.

    maximale bezoldigingsnorm:

    • 1.

      het algemeen bezoldigingsmaximum WNT zoals bedoeld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (hierna: WNT) of een opvolger daarvan, en de daarvan afgeleide wetgeving, of

    • 2.

      het in enkele sectoren - zorginstellingen, zorgverzekeraars, onderwijsinstellingen, woningcorporaties en organisaties op het terrein van ontwikkelingssamenwerking en cultuur - geldende sectorale wettelijk bezoldigingsmaximum met een klassenindeling, of

    • 3.

      de norm op basis van CAO afspraken of Governancecodes binnen de sectoren.

  • j.

    projectsubsidie: een subsidie voor een activiteit of een samenhangend geheel van activiteiten die afgebakend zijn in de tijd en zijn gericht op (een) specifiek(e) eindresulta(a)t(en);

  • k.

    SiSa-systematiek: Single Information Single Audit –systematiek, een specifieke verantwoordingssystematiek voor overheden onderling ten aanzien van subsidiegelden verstrekt uit specifieke uitkeringen;

  • l.

    SROI: Social Return on Investment betreft het opnemen van sociale voorwaarden, eisen en wensen ter bevordering van de arbeidsparticipatie van mensen met afstand tot de arbeidsmarkt en het behoud van vakmanschap;

  • m.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (zoals bedoeld in artikel 4:22 van de Algemene wet bestuursrecht);

  • n.

    tendersystematiek: een systematiek waarbij aanvragen binnen een vooraf bepaalde periode kunnen worden ingediend waarbij bij de beoordeling geprioriteerd wordt op vooraf bekend gemaakte criteria met een bepaalde wegingsfactor;

  • o.

    topfunctionaris: de functie van leidinggevend of toezichthoudend topfunctionaris zoals bedoeld in de WNT of een opvolger van deze wet of andere daartoe in de WNT of een opvolger van deze wet aangewezen functionaris. De functie van (top)functionaris kan hierbij worden vervuld op grond van een (fictieve) dienstbetrekking of anders dan op grond van een (fictieve) dienstbetrekking;

  • p.

    waarderingssubsidie: een subsidie die wordt verstrekt zonder dat er een directe relatie bestaat tussen de kosten van de activiteiten en de hoogte van de subsidie en die slechts ten doel heeft uitdrukking te geven aan enige waardering van de Provincie Limburg voor (een) activiteit(en) van de aanvrager;

  • q.

    Wet Bibob: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur of een opvolger van deze wet.

Artikel 2 Toepassingsbereik

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op het verstrekken van subsidies (zoals bedoeld in artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht) waarover niet bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen.

  • 2.

    De verordening vormt zonder nadere uitwerking in nadere regels geen wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 4:23, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, maar het gestelde in deze verordening is wel van toepassing op subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Deze verordening is van toepassing op subsidies die op basis van Europese wet- en regelgeving worden verstrekt dan wel die in het kader van cofinanciering van een Europese subsidie worden verstrekt, voor zover deze niet in strijd is met de voor de bedoelde subsidies geldende Europese voorschriften.

  • 4.

    Ten aanzien van subsidies die als staatssteun zoals bedoeld in artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) zijn aan te merken, is deze verordening van toepassing voor zover deze niet in strijd is met Europeesrechtelijke wet- en regelgeving.

Artikel 3 Wie beslist

Voor zover in deze verordening niet anders is bepaald, zijn Gedeputeerde Staten het bevoegde bestuursorgaan voor de toepassing van deze verordening en van het gestelde in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4 Wie komt voor subsidie in aanmerking

  • 1.

    Een subsidie wordt, behoudens het bepaalde in het tweede lid, alleen verstrekt aan een rechtspersoon, een maatschap of vennootschap.

  • 2.

    Indien dit voortvloeit uit de aard van de activiteit(en) kan een subsidie ook worden verstrekt aan één of meer (groepen van) natuurlijke personen.

Artikel 5 Grondslag subsidieverstrekking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een subsidie verstrekken voor activiteiten die passen binnen het vigerende coalitieakkoord dan wel collegeprogramma en de ter uitvoering daarvan vastgestelde programma’s, kaders en dergelijke.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen, indien zij van de bevoegdheid genoemd in het eerste lid gebruik willen maken, per beleidsterrein, onderdelen van beleidsterreinen of voor een programma of project nadere regels vast. Hierbij zullen Gedeputeerde Staten aandacht hebben voor de verhouding tussen de aard van de nadere regels en de zwaarte van de administratieve lasten voor de subsidieaanvrager/-ontvanger. In de nadere regels wordt ten minste gepreciseerd:

    • a.

      welke activiteiten op basis van welke criteria voor subsidie in aanmerking komen;

    • b.

      de hoogte en/of eventuele wijze van berekening van de subsidie.

  • 3.

    Van de bevoegdheid bedoeld in het eerste lid kan door Gedeputeerde Staten slechts gebruik worden gemaakt voor zover zij nadere regels hebben vastgesteld zoals bedoeld in het tweede lid, dan wel indien toepassing wordt gegeven aan één van de uitzonderingen als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 6 Wet Bibob

Gedeputeerde Staten kunnen in nadere regels bepalen dat een subsidie aan een rechtspersoon of aan een natuurlijk persoon kan worden geweigerd of worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelsleutel

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen voor nadere regels een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten dragen op de wijze zoals voorgeschreven in de Algemene wet bestuursrecht zorg voor de bekendmaking van een subsidieplafond zoals bedoeld in het eerste lid en vermelden hierbij op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

Artikel 8 Begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt indien daarvoor door Provinciale Staten op de provinciale begroting voor het desbetreffende boekjaar middelen beschikbaar zijn gesteld.

  • 2.

    Voor zover een subsidie wordt verstrekt ten laste van de begroting van Provinciale Staten die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan deze worden verstrekt onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 9 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten kunnen een persoon of commissie aanwijzen die belast wordt met het adviseren inzake te nemen subsidiebesluiten.

 

HOOFDSTUK 2 AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10 Indieningstermijn

  • 1.

    Gedeputeerde Staten nemen in de nadere regels een termijn of uiterlijke datum op waarbinnen respectievelijk waarop een subsidieaanvraag moet zijn ontvangen.

  • 2.

    Als bij een aanvraag voor een exploitatiesubsidie het boekjaar gelijk is aan een kalenderjaar dient de aanvraag vóór 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar c.q. boekjaren waarvoor subsidie wordt gevraagd te zijn ontvangen. Als het boekjaar bij een aanvraag voor een exploitatiesubsidie niet gelijk is aan een kalenderjaar, dient de aanvraag 13 weken voorafgaand aan het boekjaar c.q. boekjaren waarvoor subsidie wordt gevraagd te zijn ontvangen.

Artikel 11 Bij een aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    Een aanvraag wordt bevoegdelijk ondertekend schriftelijk (al dan niet digitaal) ingediend bij Gedeputeerde Staten of een door dit college aangewezen instantie.

  • 2.

    Een aanvraag voor een projectsubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan met een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, de doelen en resultaten die daarmee worden nagestreefd en een toelichting hoe de activiteiten aan dat doel c.q. resultaat bijdragen;

    • b.

      een begroting, omvattende een overzicht van alle realistisch geraamde kosten, met betrekking tot de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een dekkingsplan voor de kosten van die activiteiten. Indien bij een aanvraag voor een projectsubsidie bij de bepaling van de kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, dienen deze tarieven door de subsidieaanvrager te worden berekend met gebruikmaking van door Gedeputeerde Staten vast te stellen standaardberekeningswijzen. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door Gedeputeerde Staten te bepalen definities;

    • c.

      een indicatie van de liquiditeitsbehoefte gedurende de looptijd van het project indien het een aanvraag voor een projectsubsidie van € 125.000,00 of meer betreft.

  • 3.

    Een aanvraag voor een exploitatiesubsidie gaat in ieder geval vergezeld van:

    • a.

      een activiteitenplan dat voldoet aan het gestelde in artikel 4:62 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      een begroting die voldoet aan het gestelde in artikel 4:63 van de Algemene wet bestuursrecht.

    • c.

      Ingeval van een aanvraag voor een exploitatiesubsidie vanaf € 125.000: een toelichting op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in de sector geldende governancecode, dan wel aan door Gedeputeerde Staten vastgestelde regels voor goed bestuur bij structurele subsidierelaties Provincie Limburg ingeval een sectorspecifieke governancecode ontbreekt.

  • 4.

    Indien een aanvrager voor dezelfde begrote uitgaven tevens subsidie heeft aangevraagd bij een of meer andere bestuursorganen, dient hij dit bij de aanvraag aan te geven onder vermelding van de stand van zaken met betrekking tot de beoordeling van die aanvraag/aanvragen.

  • 5.

    De aanvrager dient desgewenst op verzoek van Gedeputeerde Staten een beschrijving te geven van eventuele organisatorische verbanden met andere rechtspersonen en van eventuele banden van financiële aard die blijvend van invloed kunnen zijn op de hoogte van de kosten van subsidiabele activiteiten en/of op de inkomsten daaruit.

  • 6.

    Indien een aanvrager voor de eerste keer een exploitatiesubsidie aanvraagt, voegt hij een afschrift van de oprichtingsakte dan wel de laatst gewijzigde statuten, het jaarverslag, de jaarrekening dan wel de balans van het vorige jaar als bijlagen toe aan de aanvraag. Indien van toepassing worden bij een volgende aanvraag de gewijzigde statuten overgelegd.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten kunnen in specifieke gevallen afwijken van het bepaalde in dit artikel en ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede tot en met zesde lid, van dit artikel genoemde gegevens verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende zijn.

  • 8.

    Gedeputeerde Staten kunnen formulieren en richtlijnen vaststellen voor de bescheiden zoals bedoeld in dit artikel.

Artikel 12 Beslistermijn op een aanvraag voor subsidie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag voor subsidie binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, mits deze aan alle vereisten voldoet.

  • 2.

    Bij nadere regels waarbij de zogeheten tendersystematiek of een verdeelsystematiek naar rato van het aangevraagde subsidiebedrag van toepassing is, begint in afwijking van het eerste lid, de beslistermijn van 12 weken pas te lopen op de dag na de dag van sluiting van de vastgestelde indieningstermijn.

  • 3.

    Voor aanvragen voor een exploitatiesubsidie begint, in afwijking van het eerste lid, de termijn van 12 weken te lopen op de dag na die waarop de provinciale begroting voor het eerst volgende boekjaar door Provinciale Staten is vastgesteld.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in dit artikel genoemde beslistermijn van 12 weken voor ten hoogste 12 weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEVERLENING

Artikel 13 Verlening subsidie

  • 1.

    Bij de subsidieverlening geven Gedeputeerde Staten aan of sprake is van een exploitatie-, project- of waarderingssubsidie.

  • 2.

    Naast de van rechtswege geldende wettelijke verplichtingen geven Gedeputeerde Staten in de subsidiebeschikking aan welke voorwaarden en verplichtingen aan de subsidie worden verbonden en op welke wijze de verantwoording en controle van de te ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 3.

    Bij subsidies tot € 25.000,00 wordt de subsidie bij de verlening, zonder voorafgaande verleningsbeschikking, direct vastgesteld. In dat geval wordt in de vaststellingsbeschikking aangegeven op welke wijze de steekproefsgewijze inhoudelijke controle over de ontvangen subsidie plaatsvindt.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen ook bepalen dat een subsidie van € 25.000,00 of meer, direct, zonder voorafgaande verleningsbeschikking, wordt vastgesteld.

Artikel 14 Subsidiebedrag

  • 1.

    Bij een exploitatie- of projectsubsidie bedraagt de subsidie ten hoogste het bedrag dat Gedeputeerde Staten als noodzakelijk en realistisch achten om de activiteiten/het project te kunnen realiseren.

  • 2.

    Het subsidiebedrag van een exploitatiesubsidie kan jaarlijks worden aangepast aan de te verwachten ontwikkelingen van lonen en/of prijzen.

Artikel 15 Niet-subsidiabele kosten

  • 1.

    Niet-subsidiabel is/zijn:

    • a.

      btw die door de aanvrager op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 dan wel op grond van de opvolger van die wet verrekenbaar is,

    • b.

      btw die door de op grond van de Wet op het BTW compensatiefonds dan wel op grond van een opvolger van die wet compensabel is;

    • c.

      kosten die samenhangen met financiële en/of contractuele verplichtingen aangegaan voordat een projectsubsidie is aangevraagd, met uitzondering van voorbereidingskosten (zoals kosten voor onderzoek, voorlichtingsactiviteiten of het ontwikkelen van plannen met betrekking tot de in de aanvraag genoemde activiteiten), tenzij in nadere regels anders is bepaald;

    • d.

      kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gedekt;

    • e.

      kosten van gerechtelijke procedures, boetes of sancties.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen naast de in het eerste lid genoemde kosten in nadere regels ook andere kosten niet-subsidiabel verklaren.

  • 3.

    Indien na het indienen van de subsidieaanvraag financiële en/of contractuele verplichtingen worden aangegaan die betrekking hebben op de in de aanvraag genoemde activiteiten en/of aanvrager beslist iets na te laten in afwachting van de subsidiebeschikking en Gedeputeerde Staten besluiten tot (gedeeltelijke) afwijzing van de aanvraag, zijn de (financiële) consequenties van het aangaan van voornoemde verplichtingen en/of het nalaten voor risico van de aanvrager.

Artikel 16 Subsidiabele loonkosten projectsubsidies

  • 1.

    Bij de aanvraag voor een projectsubsidie verstrekt de aanvrager informatie omtrent de van het project deel uitmakende directe loonkosten. Het maximale subsidiabele uurtarief bedraagt de algemeen geldend maximale bezoldigingsnorm gedeeld door 1.650 productieve uren per jaar, zijnde het vastgestelde aantal productieve uren per fulltime dienstverband, dan wel een evenredig deel van deze norm, indien het dienstverband van kortere duur is of indien sprake is van een dienstverband met een kleinere omvang dan een fulltime dienstverband.

  • 2.

    Dit maximale uurtarief geldt voor alle direct bij de subsidiabele activiteit betrokken personen in dienstverband bij de subsidieontvanger.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten, kunnen in bijzondere gevallen afwijken van het gestelde in het eerste en tweede lid.

Artikel 17 Weigeringsgronden

  • 1.

    De subsidie wordt naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen in ieder geval geweigerd, indien:

    • a.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie is aangevraagd;

    • b.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

    • c.

      de subsidie, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een steunmaatregel vormt in de zin van artikel 107, eerste lid, van het VWEU, die onverenigbaar is met de gemeenschappelijke markt;

  • 2.

    De subsidie kan naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht in ieder geval worden geweigerd indien:

    • a.

      de Provincie Limburg de activiteiten/het project reeds op een andere wijze subsidieert/financiert;

    • b.

      de activiteiten van de aanvrager niet in overwegende mate gericht zijn op de Nederlandse provincie Limburg en/of aanwijsbaar ten goede komen aan ingezetenen van de Nederlandse provincie Limburg of op een andere wijze het belang van de Nederlandse provincie Limburg dienen;

    • c.

      de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden –hetzij uit eigenmiddelen, hetzij uit middelen van derden- kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • d.

      een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de continuïteit van de activiteiten van de aanvrager niet voldoende is gewaarborgd;

    • e.

      de aanvrager geregistreerd staat wegens misbruik en/of oneigenlijk gebruik van een eerder door de Provincie Limburg verstrekte subsidie.

    • f.

      de subsidieverlening niet past binnen het beleid van de Provincie Limburg;

    • g.

      er sprake is van een aanvraag voor een exploitatiesubsidie vanaf € 125.000,00 en de aanvrager niet voldoet aan de in de sector geldende governancecode dan wel aan door Gedeputeerde Staten vastgestelde regels voor goed bestuur bij structurele subsidierelaties Provincie Limburg ingeval een sectorspecifieke governancecode ontbreekt.

  • 3.

    Met het oog op een doelmatige besteding van provinciaal subsidiegeld, wordt onverminderd het bepaalde in het eerste lid, de aanvraag om een exploitatiesubsidie geweigerd indien aannemelijk is dat de subsidieontvanger de provinciale subsidie zal besteden aan inkomens boven het algemeen bezoldigingsmaximum in de WNT. Indien sprake is van WNT sectorale normen dan wel normen op basis van CAO-afspraken of Governancecodes binnen de sectoren die lager zijn dan het algemeen bezoldigingsmaximum in de WNT, dan geldt voor een doelmatige besteding van provinciaal subsidiegeld dit lagere bezoldigingsmaximum. In geval van bijzondere omstandigheden kunnen Gedeputeerde Staten hiervan afwijken.

Artikel 18 Bevoorschotting en uitbetaling

Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot bevoorschotting en

uitbetaling van subsidies.

Artikel 19 Verrekening

Een bestuurlijke geldschuld voortvloeiend uit een subsidie kan worden verrekend met een bestaande vordering die eveneens voortvloeit uit een subsidie.

 

HOOFDSTUK 4 VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 20 Verplichtingen algemeen

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt binnen de looptijd van het project om de verstrekte subsidie te behouden. Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot het wijzigen van de looptijd van het project waarvoor een projectsubsidie is verleend.

  • 2.

    Indien de subsidie € 25.000,00 of meer bedraagt en de periode van uitvoering van de activiteiten meer dan 12 maanden duurt, kan een tussentijdse voortgangsrapportage ten hoogste één keer per 12 maanden worden gevraagd. Hiervan kunnen Gedeputeerde Staten afwijken indien in het belang van een doelmatige subsidieverstrekking vaker een rapportage is gewenst. Indien tussentijdse verantwoording als verplichting wordt opgelegd, wordt het tijdstip van aanleveren van de tussentijdse rapportage in de subsidieverleningsbeschikking vastgelegd.

  • 3.

    Het object waarvoor een subsidie is verleend van € 25.000,00 of meer mag niet binnen een periode van 10 jaar na de looptijd van het project daarvan worden vervreemd, met hypotheek of andere zakelijke rechten worden bezwaard dan wel geheel of gedeeltelijk aan de in de aanvraag omschreven bestemming worden onttrokken, tenzij dit reeds een expliciet onderdeel betreft van de aanvraag en middels de subsidieverstrekking hiermee is ingestemd of Gedeputeerde Staten hier uitdrukkelijk toestemming voor verlenen. In het laatste geval kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat een vergoeding verschuldigd is zoals bedoeld in artikel 25 van deze verordening.

  • 4.

    De subsidieontvanger die een exploitatiesubsidie of een projectsubsidie van € 125.000,00 of meer ontvangt of op wie artikel 32, tweede lid of vierde lid, van deze verordening van toepassing is, voert een financiële administratie die zodanig is ingericht dat daaruit te allen tijde op eenvoudige en duidelijke wijze alle door hem aan de activiteiten toe te rekenen gemaakte en betaalde kosten en opbrengsten kunnen worden afgelezen en gespecificeerd, met dien verstande dat ter zake van de loonkosten een door middel van een inzichtelijke Tijdregistratie-methodiek controleerbare urenverantwoording per werknemer aanwezig dient te zijn. Tevens wordt in de financiële administratie een strikte scheiding aangebracht tussen de gesubsidieerde en de overige activiteiten.

  • 5.

    De subsidieontvanger die een exploitatiesubsidie van € 125.000,00 of meer ontvangt, dient gedurende de uitvoering van gesubsidieerde activiteiten te voldoen aan de in de sector geldende governancecode dan wel aan door Gedeputeerde Staten vastgestelde regels voor goed bestuur bij structurele subsidierelaties Provincie Limburg ingeval een sectorspecifieke governancecode ontbreekt.

  • 6.

    De subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie is verplicht toestemming aan Gedeputeerde Staten te vragen voor het oprichten van, dan wel het deelnemen in, een rechtspersoon zoals gesteld in artikel 4:71, eerste lid, sub a, van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 7.

    De subsidieontvanger, zoals gesteld in het vierde lid van dit artikel, is verplicht aan Gedeputeerde Staten te allen tijde inzage te verlenen in de administratie en alle gewenste inlichtingen te verstrekken.

  • 8.

    Behalve in het geval van waarderingssubsidies verzekert de subsidieontvanger zich tegen de door Gedeputeerde Staten aangegeven risico’s. De subsidieontvanger sluit in ieder geval een adequate verzekering tegen de risico's van wettelijke aansprakelijkheid en van brandschade. Voorts sluit de subsidieontvanger een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor haar bestuurder(s) af indien het totaal aan subsidies voor de betrokken subsidieontvanger over een jaar € 125.000,00 of meer bedraagt. Bij de aanvraag tot subsidievaststelling dienen de polisbladen desgevraagd te worden overgelegd.

Artikel 21 Meldingsplicht

  • 1.

    De subsidieontvanger doet onmiddellijk schriftelijk en gemotiveerd melding aan Gedeputeerde Staten, zodra aannemelijk is dat:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel zullen worden verricht;

    • b.

      de gesubsidieerde activiteiten niet binnen de looptijd van het project zullen worden verricht;

    • c.

      niet aan de voorwaarde(n) en/of verplichtingen zoals opgenomen in de subsidiebeschikking zal worden voldaan.

  • 2.

    De subsidieontvanger doet naast het bepaalde in het eerste lid onmiddellijk schriftelijk en gemotiveerd melding aan Gedeputeerde Staten van wijzigingen van 20% of meer in de begrote kosten of opbrengsten.

  • 3.

    De subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie meldt onverwijld schriftelijk aan Gedeputeerde Staten, zodra er binnen de organisatie sprake is van inkomens boven het geldende bezoldigingsmaximum.

  • 4.

    De meldingen zoals bedoeld in dit artikel kunnen aanleiding zijn om het subsidiebedrag ten nadele van de subsidieontvanger te wijzigen.

Artikel 22 Beslistermijn bij meldingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen op een melding zoals bedoeld in artikel 21, eerste tot en met derde lid, binnen 12 weken na ontvangst van de melding en/of informatie, mits deze aan alle vereisten voldoet.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in dit artikel genoemde beslistermijn van 12 weken voor ten hoogste 12 weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 23 Reserves en voorzieningen

Met betrekking tot het mogen vormen van reserves en voorzieningen door een ontvanger van een

structurele exploitatiesubsidie, kunnen Gedeputeerde Staten beleidsregels vaststellen.

Artikel 24 Verplichtingen bij aanbesteding

  • 1.

    De subsidieontvanger die een subsidie van € 125.000,00 of meer ontvangt, neemt de bepalingen van door Gedeputeerde Staten vast te stellen regels inzake aanbesteding bij subsidiëring in acht bij de verlening van opdrachten voor leveringen, diensten of werken in het kader van de uitvoering van activiteiten die met die subsidie worden gefinancierd.

  • 2.

    Indien een mede door de Provincie Limburg gesubsidieerde opdracht op grond van de geldende Europese of nationale bepalingen aanbesteed moet worden overeenkomstig de Europese aanbestedingsrichtlijnen neemt de subsidieontvanger die richtlijnen in acht.

Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming

  • 1.

    In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de subsidieontvanger aan Gedeputeerde Staten een vergoeding verschuldigd, welke bij afzonderlijke beschikking wordt vastgesteld.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt maximaal het bedrag waarmee subsidiëring door de Provincie Limburg heeft bijgedragen aan de vermogensvorming in verhouding tot de andere middelen die daaraan hebben bijgedragen.

  • 3.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de economische waarde van de eigendommen en de andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat bij verlies of beschadiging van eigendommen wordt uitgegaan van het bedrag, dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger is ontvangen. Indien het een onroerende zaak betreft, geschiedt de waardebepaling door één of drie onafhankelijke deskundigen.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen op een daartoe strekkend verzoek besluiten dat geen vergoeding is verschuldigd, indien de activiteiten of werkzaamheden van de subsidieontvanger worden overgenomen en voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling, en de activa en passiva tegen boekwaarde worden overgenomen.

  • 5.

    In geval er sprake is van ontbinding van een rechtspersoon die subsidie heeft ontvangen, dan wel, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, kennelijke beëindiging van de activiteiten en indien de instelling naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet in staat is de eventueel resterende gelden of (on)roerende zaken overeenkomstig de doelstelling van de instelling aan te wenden, wordt het positief liquidatiesaldo bij voorrang ter beschikking gesteld van de Provincie Limburg, indien een eventueel batig saldo van de door een accountant als bedoeld in artikel 2:393, eerste lid Burgerlijk Wetboek opgestelde (liquidatie)rekening dat toelaat.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten kunnen bij nadere regels afwijken van het bepaalde in dit artikel.

Artikel 26 Overige verplichtingen

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen in nadere regels of bij de subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen, die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen in nadere regels voorts verplichtingen opleggen die betrekking hebben op de wijze waarop óf de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteiten worden verricht, worden ingezet. Gedeputeerde Staten kunnen in dat kader in elk geval verplichtingen opleggen ten aanzien van SROI en/of toegankelijkheid voor mindervaliden. In de nadere regels zullen deze verplichtingen nader worden uitgewerkt.

Artikel 27 Misbruik en Oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Bij subsidieverstrekking worden met het oog op het tegengaan van misbruik en oneigenlijk gebruik de volgende handelingen uitgevoerd:

    • a.

      Er wordt een risicoanalyse uitgevoerd en schriftelijk vastgelegd bij de totstandkoming van alle nadere regels.

    • b.

      Er wordt bij de (steekproefsgewijze) verantwoordingen gecontroleerd of de subsidieontvanger aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen en/of voorwaarden heeft voldaan. Er kunnen eventueel aanvullende administratieve of fysieke controles worden uitgevoerd.

    • c.

      Er vindt een actieve en consistente toepassing plaats van de beschikbare handhavingsmogelijkheden (sanctie- en handhavingsbeleid).

    • d.

      Er wordt provincie breed een overzicht bijgehouden van misbruik bij subsidieverstrekking(registratiebeleid).

    • e.

      Er vindt een periodieke evaluatie van nadere regels plaats.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten (geven uitvoering aan de maatregelen genoemd in het eerste lid en) kunnen daartoe beleidsregels opstellen.

HOOFDSTUK 5 SUBSIDIEVASTSTELLING/-VERANTWOORDING

Artikel 28 Indieningstermijn voor de subsidievaststelling

  • 1.

    Indien de subsidie niet, conform artikel 13, derde en vierde lid, van deze verordening al direct bij de verlening, zonder voorafgaande verleningsbeschikking, is vastgesteld, dient schriftelijk een bevoegdelijk ondertekende aanvraag tot subsidievaststelling te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten, of een door dit college aangewezen instantie, binnen zes maanden na afloop van de activiteit of het tijdvak waarvoor subsidie is verleend.

  • 2.

    Betreft de aanvraag de vaststelling van een exploitatiesubsidie dan wordt de aanvraag tot subsidievaststelling een half jaar na afloop van het betreffende boekjaar (c.q. boekjaren) waarvoor de subsidie is verstrekt, ingediend. In het geval van meerjarige exploitatiesubsidies zal in de beschikking worden aangegeven of de subsidie jaarlijks dan wel na afloop van de subsidieperiode zal worden vastgesteld.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet tijdig is ontvangen, kunnen Gedeputeerde Staten na een eenmalig rappel overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 29 Bij een aanvraag tot vaststelling of bij de verantwoording in te dienen gegevens

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen formulieren en richtlijnen vaststellen voor de bescheiden die bij de verantwoording en/of bij de aanvraag tot vaststelling dienen te worden overgelegd.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen bepalen, dat een aanvraag ook digitaal kan worden ingediend mits de aanvraag is voorzien van een elektronische handtekening en voldoet aan andere door Gedeputeerde Staten te stellen voorwaarden.

  • 3.

    Bij de aanvraag tot vaststelling dient de ontvanger van een exploitatiesubsidie te melden of er in de organisatie sprake is (geweest) van inkomens boven het geldende bezoldigingsmaximum.

Artikel 30 Beslistermijn bij een aanvraag tot subsidievaststelling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten beslissen uiterlijk binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, mits deze aan alle vereisten voldoet.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de in dit artikel genoemde beslistermijn van 12 weken voor ten hoogste 12 weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 31 Verantwoording subsidies tot € 25.000,00

  • 1.

    Subsidies tot € 25.000,00 en subsidies verstrekt onder toepassing van artikel 13, vierde lid, van deze verordening worden zonder voorafgaande subsidieverlening door Gedeputeerde Staten direct vastgesteld en steekproefsgewijs wordt gecontroleerd of de activiteit(en) waarvoor subsidie is verstrekt, is/zijn verricht conform de opgelegde verplichtingen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen de aanvrager verplichten om op de door hun aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteit(en), waarvoor de subsidie wordt verstrekt, is/zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 32 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,00 tot € 125.000,00

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend, is/zijn verricht en dat de bij de subsidieverlening aangegeven activiteit(en) is/zijn gerealiseerd overeenkomstig de opgelegde verplichtingen.

  • 2.

    Ter voorkoming van over-subsidiëring en/of op basis van risico-inschatting kunnen Gedeputeerde Staten in voorkomende gevallen bepalen dat de subsidieontvanger naast de bescheiden genoemd in het eerste lid op basis van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aantoont dat de kosten zijn gemaakt en er sprake was van een financieringsbehoefte.

  • 3.

    Indien toepassing wordt gegeven aan het gestelde in het tweede lid, wordt dit de subsidieontvanger meegedeeld in de verleningsbeschikking.

  • 4.

    De ontvanger van een exploitatiesubsidie dient naast de bescheiden in het eerste lid op basis van een verklaring inzake kosten en opbrengsten aan te tonen dat de kosten daadwerkelijk zijn gemaakt en dient daarbij de stand van de reserves en voorzieningen aan te geven of overlegt een jaarrekening zoals bedoeld in artikel 4:75, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de verleningsbeschikking bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 33 Verantwoording subsidies vanaf € 125.000,00

  • 1.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteit(en) waarvoor de subsidie is verleend, is/zijn verricht en dat de bij de subsidieverlening aangegeven activiteit(en) is/zijn gerealiseerd overeenkomstig de opgelegde verplichtingen;

    • b.

      een overzicht van de activiteit(en) en de hieraan verbonden kosten en opbrengsten (financieel verslag of jaarrekening). Wanneer een ontvanger van een exploitatiesubsidie zijn inkomsten in overwegende mate ontleent aan de provinciale subsidie, is artikel 4:77 juncto 4:76 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op het financieel verslag;

    • c.

      het financieel verslag en het activiteitenverslag moeten voorzien zijn van een controleverklaring van een onafhankelijke accountant.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen in de verleningsbeschikking bepalen dat ook andere, of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

  • 3.

    Instellingen die een jaarlijkse exploitatiesubsidie ontvangen, kunnen provinciale projectsubsidies waarover financiële verantwoording moet worden afgelegd via de jaarlijkse rekening en verantwoording ter subsidievaststelling aanbieden. Voorwaarde is dat de aan het project toe te rekenen kosten en opbrengsten expliciet en transparant in de jaarverantwoording zijn opgenomen.

Artikel 34 Controleverklaring van een onafhankelijke accountant

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen beleidsregels vaststellen met betrekking tot de reikwijdte en intensiteit van de controle van een onafhankelijke accountant zoals opgenomen in artikel 33, eerste lid, sub c van deze verordening.

  • 2.

    Een door Gedeputeerde Staten aangewezen accountant heeft de bevoegdheid tot review op de verrichte werkzaamheden van de controlerend accountant van de subsidieontvanger. De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat zijn accountant hiermee instemt.

Artikel 35 Verantwoording via de SiSa-systematiek

  • 1.

    De verscheidene in dit hoofdstuk opgenomen verantwoordingswijzen zijn niet van toepassing op subsidies waarop de SiSa-systematiek van toepassing is.

  • 2.

    Subsidies aan (mede)overheden gefinancierd uit middelen die het Rijk aan de Provincie Limburg ter beschikking stelt om specifiek beleid van het Rijk uit te voeren (de zogenaamde specifieke uitkeringen), eventueel aangevuld met provinciale middelen, worden verantwoord volgens de krachtens de financiële verhoudingswet en aanverwante regelgeving vormgegeven SiSa-systematiek.

  • 3.

    Naast de verantwoording omschreven in het eerste lid, dient de subsidieontvanger ook een inhoudelijk verslag te overleggen waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht overeenkomstig de opgelegde verplichtingen.

  • 4.

    Indien de SiSa-systematiek, zoals genoemd in het eerste lid, van toepassing is, begint de beslistermijn van 12 weken te lopen op de dag na de dag waarop de financiële verantwoording in de SiSa-bijlage door Gedeputeerde Staten is ontvangen.

HOOFDSTUK 6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 36 Wijziging/intrekking subsidie

Gedeputeerde Staten trekken een beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in of wijzigen deze ten nadele van de ontvanger indien de subsidieverlening of subsidievaststelling toch in strijd blijkt te zijn met artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

Artikel 37 Toezicht

Gedeputeerde Staten kunnen ambtenaren aanwijzen, die belast zijn met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde.

Artikel 38 Hardheidsclausule

  • 1.

    In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Gedeputeerde Staten.

  • 2.

    Indien toepassing van het bepaalde in deze verordening, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, tot kennelijke onbillijkheden leidt, dan kunnen Gedeputeerde Staten van enige bepaling afwijken.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen van bepalingen in deze verordening afwijken indien zij dit op basis van risico-inschatting noodzakelijk achten.

Artikel 39 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2023.

Artikel 40 Intrekken verordening en overgangsrecht

  • 1.

    Bij het in werking treden van deze verordening wordt de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. ingetrokken, met dien verstande dat de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. van toepassing blijft voor subsidiebesluiten die zijn genomen vóór inwerkingtreding van de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v., ook voor de volgende stappen in het subsidietraject.

  • 2.

    Deze verordening is van toepassing op nadere regels en beleidsregels die onder de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg c.q. de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v. zijn vastgesteld, tenzij Gedeputeerde Staten van oordeel zijn dat de aanvrager daardoor in zijn belangen wordt geschaad. In dat laatste geval handelen Gedeputeerde Staten overeenkomstig de Algemene Subsidieverordening 2012 Provincie Limburg of de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2017 e.v.

Artikel 41 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als "Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v.".

Aldus besloten in de openbare vergadering van Provinciale Staten, gehouden op 16 december 2022.

Provinciale Staten voornoemd

de griffier,

dhr. mr. A.O.J.Pregled

de voorzitter,

dhr. E.G.M. Roemer

TOELICHTING ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING PROVINCIE LIMBURG 2023 e.v.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 2 Toepassingsbereik

De Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geeft het wettelijk kader voor het verstrekken van subsidies door bestuursorganen (hoofdstuk 4, titel 4.2 "subsidies"). Belangrijk uitgangspunt van het wettelijk kader is dat subsidieverstrekking slechts mogelijk is als daaraan een wettelijk voorschrift (lees: verordening) ten grondslag ligt waarin wordt bepaald welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen. Voor de provinciale bestuursorganen is voornoemde grondslag gelegen in deze verordening in combinatie met nadere regels van Gedeputeerde Staten (zie de toelichting bij artikel 5). De verordening op zichzelf is geen wettelijk voorschrift. De subsidietitel van de Awb biedt een gedetailleerd kader van het proces van subsidieverstrekking. Daarom zijn veel bepalingen niet nog een keer opgenomen in deze verordening. Dat impliceert uiteraard wel dat het lezen van de verordening alleen niet voldoende is om een volledig beeld te krijgen van alle regels waardoor provinciale subsidies worden beheerst. Daarvoor bieden de verordening én de Awb samen de basis. In aanvulling daarop kunnen Gedeputeerde Staten ook nog “nadere regels” en beleidsregels vaststellen. Daarbij kan het gaan om regels, waarin nadere inhoudelijke criteria worden geformuleerd. Maar ook procedurevoorschriften, waarin (aanvullende) eisen worden gesteld over bijvoorbeeld het tijdstip waarop subsidie moet worden aangevraagd en verantwoord en de gegevens die daarbij moeten worden overgelegd. Gedeputeerde Staten hebben bij het vaststellen van “nadere regels“ en beleidsregels klantvriendelijkheid en deregulering hoog in het vaandel staan.

Het vorenstaande impliceert dat subsidierelaties worden beheerst door de wet (Awb), een verordening

(de Algemene Subsidieverordening Provincie Limburg 2023 e.v. dan wel een andere specifieke verordening) en beleid specifieke nadere regels. Bij een subsidieaanvraag zal derhalve eerst de Awb bekeken worden, daarna de onderhavige verordening en vervolgens de nadere regels die betrekking hebben op het beleidsterrein waarvoor subsidie wordt gevraagd.

De onderhavige verordening is in beginsel van toepassing op het verstrekken van subsidies op alle provinciale beleidsterreinen. Voor een aantal heel specifieke beleidsterreinen bestaan daarop afgestemde “eigen” subsidieverordeningen zoals bijvoorbeeld de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied en de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer.

Gedeputeerde Staten verklaren de onderhavige verordening van toepassing op subsidies zoals genoemd in artikel 4:23, derde lid, van de Awb.

 

Artikel 3 Wie beslist

In deze verordening zijn Gedeputeerde Staten het orgaan, binnen de door de Provinciale Staten vastgestelde financiële en beleidsmatige kaders, dat met de uitvoering is belast. Een en ander is in overeenstemming met het gedachtegoed van het dualisme. Gedeputeerde Staten hebben hiermee de bevoegdheid te besluiten over het gehele subsidieproces, dus ook over het verstrekken van voorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke. Uitgezonderd van deze algemene bevoegdheidsoverdracht zijn de gevallen waarin bij of krachtens de wet uitdrukkelijk is bepaald welk bestuursorgaan bevoegd is. Zijn daarbij Gedeputeerde Staten aangewezen, dan is overdracht van bevoegdheid uiteraard niet nodig. Is in de wet Provinciale Staten als bevoegd orgaan aangewezen dan zal bezien worden of het opportuun is dat Provinciale Staten de bevoegdheid behouden.

 

Artikel 5 Grondslag subsidieverstrekking

Deze verordening (met een globale omschrijving van te subsidiëren activiteiten) is op zichzelf niet reeds aan te merken als een wettelijk voorschrift, in de zin van artikel 4:23, eerste lid, van de Awb (zie ook artikel 2, tweede lid, van deze verordening). Daartoe zijn nadere c.q. aanvullende regels van

Gedeputeerde Staten vereist waarin concreet is uitgewerkt op basis van welke criteria, welke activiteiten voor subsidie in aanmerking komen. Gedeputeerde Staten hanteren ook bij nadere regels de uitgangspunten klantvriendelijkheid en deregulering.

 

Artikel 7 Subsidieplafond en verdeelsleutel

Gedeputeerde Staten kunnen subsidieplafonds vaststellen. Het subsidieplafond is een instrument

waarmee het bestuursorgaan de uitgaven op grond van een subsidieregeling binnen het in de begroting vastgelegde kader kan houden. Het is volgens artikel 4:25 Awb alleen mogelijk om met subsidieplafonds te werken, als de verordening daar de mogelijkheid voor biedt.

Een subsidieplafond zal vooral uitkomst bieden als sprake is van een potentieel zeer ruime kring van

subsidieontvangers waarvan op voorhand vaststaat dat niet alle aanvragen gehonoreerd kunnen worden.

Het vaststellen van een subsidieplafond impliceert, dat subsidieaanvragen geheel of gedeeltelijk worden geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond wordt overschreden. Het subsidieplafond moet bekend worden gemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld. Een subsidieplafond kan bijvoorbeeld jaarlijks, voor een deel van het jaar (zoals halfjaarlijks of voor een bepaalde tranche) of voor de gehele looptijd van een subsidieregeling worden vastgesteld. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet het bestuursorgaan ook de wijze van verdeling van de beschikbare middelen aangeven.

 

Artikel 11 Bij een aanvraag in te dienen gegevens

Subsidieverstrekking geschiedt alleen op basis van een schriftelijke aanvraag. Deze aanvraag kan zowel digitaal (op de in nadere regels beschreven wijze) als analoog (per post) worden ingediend.

De subsidietitel van de Awb bevat geen specifieke voorschriften waaraan een aanvraag moet voldoen.

Daarvoor moet in de eerste plaats worden teruggevallen op de algemene bepalingen van afdeling 4.1.1. Awb omtrent het aanvragen van beschikkingen (naam, adres, dagtekening en aanduiding van de gevraagde beschikking). Daarnaast dient de aanvrager de gegevens te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2 Awb).

In de tweede plaats moet de onderhavige verordening worden geraadpleegd. Hierin is bepaald dat een bevoegdelijke ondertekende aanvraag in beginsel vergezeld dient te gaan van een activiteitenplan en een begroting. Ingeval van een aanvraag voor een exploitatiesubsidie vanaf € 125.000 zal aanvrager moeten toelichten op welke wijze invulling wordt gegeven aan de in de sector geldende governancecode, dan wel aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regels voor goed bestuur bij structurele subsidierelaties Provincie Limburg ingeval een sectorspecifieke governancecode ontbreekt.

 

Gedeputeerde Staten zullen nadere regels vaststellen met betrekking tot standaardberekeningswijzen en daarbij gehanteerde kostenbegrippen. Deze nadere regels worden gebruikt indien bij de bepaling van de kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven.

Gedeputeerde Staten kunnen verder nadere regels stellen over de gegevens die bij een aanvraag

moeten worden overgelegd, zo kunnen zij ook bepalen dat er andere of minder gegevens nodig zijn dan genoemd in dit artikel. Ook kunnen Gedeputeerde Staten formulieren en richtlijnen opstellen voor

gegevens die bij een aanvraag dienen te worden overgelegd, zoals een aanvraagformulier of een begrotingsformat.

 

Artikel 12 Beslistermijn op een aanvraag voor een subsidie

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen Gedeputeerde Staten gehouden zijn te beslissen op een aanvraag voor subsidie. Ingevolge art. 4:13 Awb geldt een redelijke termijn, zijnde in ieder geval acht weken. Bij verordening kan daarvan worden afgeweken.

 

Artikel 14 Subsidiebedrag

Per subsidie zal bekeken worden wat het -in het eerste lid omschreven- noodzakelijke bedrag is om de activiteiten/het project te kunnen realiseren. Er is in ieder geval geen sprake van een noodzaak als de kosten reeds uit anderen hoofde door een overheid of derden worden gefinancierd en/of als de begroting reeds sluitend is.

 

Artikel 15 Niet-subsidiabele kosten

De in het eerste lid genoemde kosten zijn niet subsidiabel. Met het gestelde in het eerste lid, onder sub b wordt bedoeld dat de Provincie Limburg in beginsel geen lopende projecten subsidieert. Daarom komen kosten die samenhangen met verplichtingen aangegaan, vóórdat een subsidie is aangevraagd niet voor subsidie in aanmerking. Voor sommige voorbereidende werkzaamheden wordt een uitzondering gemaakt. Met het gestelde onder het eerste lid, onder sub c wordt bedoeld dat Gedeputeerde Staten geen kosten subsidiëren die bijvoorbeeld al door verzekeringen worden gedekt. Daarnaast kunnen Gedeputeerde Staten ook andere kosten niet-subsidiabel verklaren.

 

Artikel 16 Subsidiabele loonkosten projectsubsidies

In het kader van een doelmatige besteding van subsidiegelden, wil de Provincie Limburg in principe geen loonkosten subsidiëren die buitensporig hoog zijn. We hebben hier immers te maken met gemeenschapsgeld. Om te voorkomen dat subsidiemiddelen worden ingezet om buitensporige lonen te bekostigen ten koste van de activiteiten/het project, wordt in dit artikel bepaald welke loonkosten tot welk bedrag subsidiabel zijn. Voor het maximaal te subsidiëren uurtarief c.q. normbedrag voor directe loonkosten is aansluiting gezocht bij de algemeen geldende wettelijk bezoldigingsmaximum WNT, die jaarlijks bij ministeriële regeling wordt geïndexeerd.

 

Artikel 17 Weigeringsgronden

Dit artikel is aanvullend op de weigeringsgronden zoals opgenomen in de Awb.

Reden voor het in het tweede lid opnemen van sub b en f is om te bewerkstelligen dat met de provinciale middelen een provinciaal belang wordt gediend. In het Rijksbreed/Uniform subsidiekader wordt uitgegaan van vertrouwen. Het beschamen van dit vertrouwen zal door de Provincie Limburg worden aangepakt. Hiertoe kunnen Gedeputeerde Staten beleidsregels opstellen. Sub e in het tweede lid is opgenomen om op voorhand subsidies te kunnen weigeren aan subsidieontvangers die reeds misbruik, dan wel oneigenlijk gebruik van door de Provincie Limburg verstrekte subsidies hebben gemaakt (zie ook artikel 27 van deze verordening). Sub g ziet op het weigeren van een exploitatiesubsidie vanaf € 125.000,00 ingeval de aanvrager niet voldoet aan de in de sector geldende governancecode dan wel aan de code voor goed bestuur bij structurele subsidierelaties Provincie Limburg ingeval een sectorspecifieke governancecode ontbreekt.

De reden voor het opnemen van het derde lid is dat de Provincie Limburg het maatschappelijk onacceptabel vindt om instellingen, die zelf zogenaamd niet in staat zijn inkomsten te genereren, te subsidiëren in hun exploitatie, terwijl diezelfde instellingen wel excessieve beloningen verstrekken aan hun topfunctionarissen. Naar het oordeel van de Provincie is aannemelijk dat de provinciale subsidie zal worden besteed aan inkomens boven het geldende bezoldigingsmaximum indien bij de subsidieontvanger één of meer topfunctionarissen werkzaam zijn (in dienst of ingehuurd) met een bezoldiging boven dat geldende bezoldigingsmaximum.

 

Artikel 18 Bevoorschotting en uitbetaling

Subsidies tot € 25.000,00 worden direct vastgesteld. Hier vindt geen bevoorschotting plaats, maar

wordt het gehele subsidiebedrag in één keer uitbetaald. Bij subsidies vanaf € 25.000,00 heeft de

subsidieontvanger in principe geen recht op uitbetaling van het subsidiebedrag. In de meeste gevallen

heeft de aanvrager het geld echter wel direct nodig om de activiteit te kunnen financieren. Gedeputeerde Staten kunnen daarom voorschotten op het subsidiebedrag toekennen en kunnen hiertoe beleidsregels vaststellen.

 

Artikel 19 Verrekening

Uit artikel 4:93 van de Awb vloeit voort dat verrekening van een bestuursrechtelijke geldschuld met een bestaande vordering die eveneens voortvloeit uit een subsidie slechts mogelijk is voor zover daarin bij wettelijk voorschrift is voorzien. Dat betekent dat teveel betaalde subsidie voor het ene jaar niet zomaar mag worden verrekend met subsidie voor het volgende jaar. Er moet een wettelijke grondslag (een wet of een provinciale verordening) zijn waarin staat dat verrekend mag worden. Het gaat hierbij om een ‘kan-bepaling’, er kan verrekend worden, er moet niet worden verrekend. Voorgaande biedt de mogelijkheid om bij een subsidieverstrekking een nog te ontvangen bedrag (bv. wegens een lagere vaststelling van een subsidie door de ontvanger terug te betalen bedrag) te verrekenen bij de subsidieverstrekking voor een volgend jaar.

 

Artikel 20 Verplichtingen algemeen

In dit artikel staan de verplichtingen vermeld die de subsidieontvanger in ieder geval in acht moet nemen. Bij het niet naleven van deze verplichtingen kunnen Gedeputeerde Staten sancties treffen (lagere vaststelling, ten nadele wijzigen of intrekking van de subsidie). Gedeputeerde Staten kunnen hiertoe beleidsregels vaststellen.

 

Artikel 21 Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht tijdig schriftelijk en gemotiveerd bij Gedeputeerde Staten melding te maken van het feit dat de gesubsidieerde activiteit niet (geheel) en/of niet tijdig zal worden verricht en/of niet aan de eventuele voorwaarde(n) en/of verplichtingen zal worden voldaan. Verder doet de subsidieontvanger onmiddellijk schriftelijk en gemotiveerd melding aan Gedeputeerde Staten van wijzigingen van 20% of meer in de begrote kosten of opbrengsten. Ook dient een subsidieontvanger onverwijld schriftelijk te melden zodra een bezoldiging die hoger is dan de maximale bezoldiging in de WNT, dan wel boven de voor de betreffende specifieke sector geldende maximale bezoldigingsnorm, wordt/is overeengekomen voor het vervullen van de functie van topfunctionaris.

In het geval van een melding zal beoordeeld moeten worden of daaraan consequenties worden verbonden voor de subsidie. Zo zou het kunnen zijn dat in het geval de activiteiten niet of niet geheel worden uitgevoerd of de begroting substantieel wijzigt, de subsidie lager wordt bijgesteld. Het kan ook zijn dat er nadere afspraken worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de uitvoering van de activiteiten, maar dat de hoogte van het subsidiebedrag desondanks gelijk blijft.

Het tijdig doorgeven van meldingen betekent dat het melden van (één van) de in dit artikel genoemde omstandigheden bij het verzoek tot vaststelling van de subsidie doorgaans te laat zal zijn, aangezien deze in de meeste gevallen al eerder aannemelijk zijn, waarmee er sprake is van een nodeloos tijdsverloop. Met deze meldingen kan derhalve ten tijde van de vaststelling geen rekening meer worden gehouden en zal de subsidie worden gekort conform het door Gedeputeerde Staten vast te stellen sanctie- en handhavingsbeleid. Indien de subsidie zonder voorafgaande verleningsbeschikking direct is vastgesteld (conform artikel 13, derde of vierde lid), geldt de meldingsplicht echter eveneens en kan de subsidie lager worden bijgesteld op grond van artikel 4:49 Awb. De melding die een subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie moet doen zodra er binnen de organisatie sprake is van inkomens boven het geldende bezoldigingsmaximum leidt tot beëindiging van de subsidierelatie (al dan niet met inachtneming van de afbouwregeling in de Algemene wet bestuursrecht aangezien deze subsidies dikwijls voor drie of meer achtereenvolgende jaren worden verstrekt), tenzij er sprake is van bijzondere zwaarwegende omstandigheden. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten van dit standpunt afwijken (zie ook artikel 17, tweede lid).

 

Artikel 25 Vergoeding bij vermogensvorming

Artikel 4:41 Awb bevat een subsidieverplichting voor gevallen waarin de subsidie bij de subsidieontvanger tot vermogensvorming heeft geleid. Het bepaalde in artikel 4:41 Awb geldt alleen wanneer de verordening daarover een bepaling bevat. Daarom is dit artikel nodig. Van toepassing verklaren, impliceert dat een vergoeding verschuldigd is in situaties waarbij de subsidieontvanger goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming ervan wijzigt, een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van goederen, de activiteiten geheel of gedeeltelijk heeft beëindigd, de subsidieverlening of -vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden. Hoe hoog de vergoeding is, wordt bij afzonderlijke beschikking door Gedeputeerde Staten aangegeven. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op de wijze zoals aangegeven in het derde lid. Bij het vierde lid kan bijvoorbeeld worden gedacht aan maatschappelijke instellingen, die fuseren of deel gaan uitmaken van een koepelorganisatie. In een dergelijke situatie kunnen Gedeputeerde Staten besluiten dat ze geen vergoeding verlangen, als de werkzaamheden of activiteiten worden voortgezet door een rechtspersoon met een gelijke of nagenoeg gelijke doelstelling en na een daartoe strekkend verzoek van de subsidieontvanger. Het spreekt voor zich dat een dergelijk verzoek tijdig moet worden ingediend, zodat het college voldoende tijd heeft om een weloverwogen beslissing te nemen.

 

Artikel 26 Overige verplichtingen

Dit artikel geeft een wettelijke grondslag voor alle andere redelijke verplichtingen die aan een

subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. Deze bepaling is vereist gelet op het bepaalde in de

artikelen 4:38 en 4:39 Awb. De bepalingen in de Awb geven in feite aan welke verplichtingen toegestaan zijn. Artikel 4:37 Awb verschaft het bestuursorgaan rechtstreeks de bevoegdheid om over alle daar genoemde onderwerpen in een verleningsbesluit verplichtingen op te nemen (bijvoorbeeld verplichting met betrekking tot de administratie van de gesubsidieerde activiteiten, te verzekeren risico’s etc.).

 

Op grond van artikel 4:38 Awb kunnen ook verplichtingen die op andere dan de in artikel 4:37 Awb

genoemde onderwerpen betrekking hebben, aan de subsidieontvanger worden opgelegd, mits deze

verplichtingen samenhangen met het doel van de subsidie. Een voorbeeld hiervan is de verplichting om voortgangsrapportages over te leggen. Artikel 4:39 Awb schept in beperkte mate ruimte voor het opleggen van zogenaamde niet-doelgebonden verplichtingen. Deze niet-doelgebonden verplichtingen strekken niet expliciet tot verwezenlijking van het subsidiedoel, maar zijn ondersteunend aan andere beleidsdoelen. Men denke aan verplichtingen in het kader van SROI, zoals de verplichting om bij het restaureren stagiairs te betrekken of verplichtingen in het kader van toegankelijkheid voor mindervaliden zoals het in een gebouw of tijdens een evenement voorzieningen aanbrengen met het oog op het vergroten van de toegankelijkheid voor mensen met een lichamelijke beperking of verplichtingen dat de subsidieontvanger zich houdt aan de voor de specifieke sector geldende Governance code.

 

Artikel 27 Misbruik en Oneigenlijk gebruik

Met de invoering van de uitgangspunten van het Rijksbreed/Uniform subsidiekader binnen de Provincie Limburg wordt ook een provinciebreed beleid geformuleerd om misbruik te bestrijden. Het tegengaan van misbruik is een belangrijk element waarin in de verschillende fases van het subsidieproces rekening mee moet worden gehouden. Doordat wordt uitgegaan van vertrouwen is het van belang dat er voldoende checks and balances zijn ingebouwd om te borgen dat deze aanpak niet leidt tot verruiming van misbruik. Gedeputeerde Staten stellen hiervoor een M&O-beleid vast. Bij constatering van ernstige onregelmatigheden (misbruik) zal consequent gehandhaafd worden als benoemd in onderhavig artikel.

 

Artikel 28 Indieningstermijn voor de subsidievaststelling

De subsidieaanvrager dient in beginsel zelf de vaststelling van de subsidie aan te vragen, na afloop van de activiteiten of na afloop van het tijdvak waarvoor de verlening gold (artikel 4:44, eerste lid, Awb). De gedachte hierachter is dat vooral de subsidieontvanger belang heeft bij de vaststelling. Voor subsidies die verstrekt zijn conform artikel 13, derde en vierde lid hoeft geen aanvraag tot vaststelling te worden ingediend, aangezien deze subsidies zonder voorafgaande verleningsbeschikking direct worden vastgesteld. Voor alle overige subsidies geldt een termijn van zes maanden. Betreft het hierbij een structurele exploitatiesubsidie dan geldt de termijn als bedoeld in 4:74 Awb (zes maanden na afloop boekjaar, dus uiterlijk vóór 1 juli van het erop volgende kalenderjaar). Verder geeft artikel 4:74 Awb ruimte voor een afwijkende termijn bij jaarlijkse subsidies indien de subsidie met toepassing van artikel 4:67, tweede lid, voor twee of meer jaren is verleend.

Indien de SiSa-systematiek van toepassing is worden de bij deze systematiek behorende termijnen in

acht genomen (zie artikel 35).

 

Artikel 32 Verantwoording subsidies vanaf € 25.000,00 euro tot € 125.000,00

In dit artikel is aangegeven op welke wijze de subsidieontvanger de aan hem verleende subsidie aan

Gedeputeerde Staten dient te verantwoorden. Ingevolge artikel 13, tweede lid, wordt de wijze van

verantwoording en controle al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de ontvanger bekend

gemaakt. Het eerste lid van dit artikel bepaalt, dat de subsidieontvanger op basis van een inhoudelijk verslag moet aantonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

Hoofdregel bij deze categorie subsidies is dat er géén financiële verantwoording wordt gevraagd over de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten. In het tweede lid is bepaald dat Gedeputeerde Staten in een aantal gevallen (risico-inschatting, over-subsidiëring, maar ook steekproeven om inzicht te krijgen in de realiteitsgehaltes van begrotingen) bij de subsidieverlening kunnen bepalen dat de subsidieontvanger naast een inhoudelijke verantwoording, ook verantwoording aflegt op basis van een verklaring van de werkelijke kosten en opbrengsten van de gesubsidieerde activiteiten. Deze verantwoordingswijze geldt binnen deze categorie standaard voor exploitatiesubsidies (vierde lid). In deze verordening wordt gesproken van de bedrijfseconomische begrippen kosten en opbrengsten, waarvoor echter ook steeds gelezen mag worden uitgaven en inkomsten of lasten en baten.

Op grond van het vijfde lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat voor bepaalde (categorieën van) subsidies, dan wel subsidieontvangers, er voor de verantwoording minder of andere dan de genoemde bescheiden en gegevens worden overgelegd. Dit kunnen bijvoorbeeld stukken en bewijzen zijn die al gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen. Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers voor de verantwoording van de provinciale subsidie speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen.

 

Artikel 33 Verantwoording subsidies vanaf € 125.000,00

Bij subsidies vanaf € 125.000,00 wordt uitgegaan van de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten en opbrengsten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van een uitgebreide verantwoording over de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten en opbrengsten.

Bij de financiële verantwoording wordt een controleverklaring van een onafhankelijke accountant geëist. In het eerste lid, sub b, is bepaald dat artikel 4:77 juncto 4:76 Awb van toepassing is als de subsidieontvanger van een exploitatiesubsidie zijn inkomsten in overwegende mate aan de provinciale subsidie ontleent. Dit moet bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening worden bepaald. In deze verordening is ervoor gekozen deze bepaling van toepassing te verklaren. Artikel 4:77 Awb is in ieder geval van toepassing als de inkomsten van de subsidieontvanger voor meer dan 50% uit subsidie bestaan. Op grond van het tweede lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat voor bepaalde (categorieën van) subsidies, dan wel subsidieontvangers, er voor de verantwoording minder of andere dan de genoemde bescheiden en gegevens worden overgelegd. Dit kunnen bijvoorbeeld stukken en bewijzen zijn die al gebruikelijk en uit hoofde van de gewone bedrijfsvoering van de subsidieontvanger worden opgesteld. Te denken valt aan de verslagen, die rechtspersonen uit hoofde van de wet al dienen op te stellen en die natuurlijk naar gelang van de hoedanigheid van de betreffende rechtspersoon verschillen. Waar het hier uiteraard om gaat, is te voorkomen dat subsidieontvangers voor de verantwoording van de provinciale subsidie speciale stukken met andere verantwoordingsmethoden moeten opstellen dan zij gebruikelijk al doen.

 

Artikel 34 Controleverklaring van een onafhankelijke accountant

Artikel 4:79 Awb biedt de mogelijkheid om de accountant tevens onderzoek te laten doen naar de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Het betreft een nadere verduidelijking van het in artikel 4:78 Awb vermelde onderzoek middels een aanwijzing van de subsidieverstrekker over de reikwijdte en de intensiteit van de accountantscontrole. Gedeputeerde Staten kunnen hiertoe een controleprotocol vaststellen. In zo’n controleprotocol wordt aangegeven welke “aandacht” de externe onafhankelijke accountant aan de naleving van de verschillende verplichtingen moet schenken. De bevindingen van de accountant met betrekking tot zijn onderzoek naar de naleving van de verplichtingen dienen in de vorm van een schriftelijke verklaring tezamen met het financiële rapport te worden ingediend bij de aanvraag tot subsidievaststelling. De bevoegdheid tot review geeft de door de Provincie Limburg ingeschakelde accountant de bevoegdheid om –al dan niet- steekproefsgewijs het werk van de accountant te controleren.

 

Artikel 35 Verantwoording via de SiSa -systematiek

In juli 2008 is de Financiële-verhoudingswet gewijzigd in verband met de zogenaamde “Single information Single audit”- systematiek. Uitgangspunt is dat het Rijk in het kader van de verantwoording naar informatie vraagt die zoveel mogelijk aansluit bij de informatiebehoefte en verantwoordingsmomenten van de provincies en gemeenten zelf. Dit betekent dat het Rijk in principe voldoende heeft aan het jaarverslag inclusief de jaarrekening van een provincie, gemeente of gemeenschappelijke regeling. Inherent aan invoering van SiSa is dat er geen aparte verantwoording en accountantsverklaring per specifieke uitkering meer wordt gevraagd. Daarvoor in de plaats wordt een bijlage bij de jaarrekening van iedere medeoverheid opgenomen. In de bijlage wordt alleen de noodzakelijke verantwoordingsinformatie per specifieke uitkering opgenomen, zodat het Rijk zijn verantwoordelijkheid voor beheer van specifieke uitkeringen kan waarmaken. Daarnaast wordt er door de Provincie Limburg een inhoudelijk verslag gevraagd waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is ontvangen, zijn verricht. Conform de afspraken uit het bestuursakkoord Rijk – Provincies zal de SiSa-systematiek gelden voor bijdragen die de Provincie Limburg uit de specifieke uitkering van het Rijk, eventueel aangevuld met provinciale middelen, bekostigt.

 

Artikel 37 Toezicht

Dit artikel maakt het mogelijk toezichthouders aan te wijzen zoals bedoeld in artikel 5:11 e.v. Awb.

 

Artikel 38 Hardheidsclausule

Deze bevoegdheid is uitsluitend voorbehouden aan Gedeputeerde Staten. Een subsidieaanvrager kan

geen beroep op dit artikel doen, dan wel daar rechten aan ontlenen.

Naar boven