Provinciaal blad van Drenthe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2022, 15241 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Drenthe | Provinciaal blad 2022, 15241 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Belastingverordening provincie Drenthe 2023
Provinciale Staten van Drenthe;
gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 25 oktober 2022, kenmerk 43/5.10/2022001641;
de Belastingverordening provincie Drenthe 2023 vast te stellen.
Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2023.
mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter
mevrouw mr. drs. S. Buissink, griffier
Hoofdstuk 2, Grondwaterheffing
Artikel 2.1, Aard van de heffing
Onder de naam "grondwaterheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 7.7 van de Waterwet, overeenkomstig de navolgende bepalingen.
Belastingplichtig is de houder van een inrichting die meldingplichtig dan wel vergunningplichtig is of degene voor wie de onttrekking van grondwater plaatsvindt.
Artikel 2.4, Aanmeldingsplicht
De belastingplichtige, bedoeld in artikel 2.3, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gebruikmaakt van een inrichting als bedoeld in artikel 2.2, dit te melden aan de door het college van Gedeputeerde Staten aangewezen provincieambtenaar, bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, van de Provinciewet.
Artikel 2.5, Wijze van heffing
De grondwaterheffing wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.
Artikel 2.6, Maatstaf van heffing
Het tarief bedraagt € 1,115 per 100 m3 onttrokken hoeveelheid grondwater, zoals vastgesteld op grond van artikel 2.6.
Artikel 2.8, Ontstaan van de belastingschuld
De heffing wordt verschuldigd op het moment waarop het grondwater wordt onttrokken.
Hoofdstuk 3, Heffing besluit geldelijke regelingen
Artikel 3.1, aard van de heffing
Onder de naam ‘besluit geldelijke regelingen' wordt een directe provinciale belasting geheven als bedoeld in de artikelen 89 tot en met 91 van de Wet inrichting landelijk gebied, ter afrekening van de omgeslagen kosten van landinrichting uit hoofde van de Wet inrichting landelijk gebied.
De heffing besluit geldelijke regelingen wordt geheven van iedere eigenaar die schuldplichtig is voor de over hem omgeslagen kosten zoals bepaald in het besluit geldelijke regelingen.
Artikel 3.4, Wijze van heffing
De heffing besluit geldelijke regelingen wordt bij wege van aanslag geheven.
Artikel 3.5, Maatstaf van heffing
De hoogte van de schuldplichtigheid van de eigenaren volgt uit het besluit geldelijke regelingen, waarop door Gedeputeerde Staten een correctiefactor is toegepast als bedoeld in artikel 90, vierde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied.
Indien de over een eigenaar omgeslagen kosten lager zijn dan € 25,--, vindt daartoe geen invordering plaats.
Indien uit het besluit geldelijke regelingen volgt dat een eigenaar niet schuldplichtig is, maar een vordering uit de landinrichting heeft, wordt dit bedrag, door de door Gedeputeerde Staten aangewezen provincieambtenaar bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onderdeel b, van de Provinciewet, aan deze eigenaar uitbetaald binnen twaalf weken nadat Gedeputeerde Staten de correctiefactor als bedoeld in artikel 90, vierde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied hebben vastgesteld.
Hoofdstuk 4, Ontgrondingenheffing
Artikel 4.1, Aard van de heffing
Onder de naam "ontgrondingenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 21f van de Ontgrondingenwet ter bestrijding van kosten met betrekking tot schadevergoedingen ingevolge artikel 26 van die wet.
Artikel 4.5, Maatstaf van heffing
De ontgrondingenheffing wordt geheven over de hoeveelheid stoffen waarvoor vergunning of machtiging dan wel een wijziging van een vergunning of machtiging is verleend.
Het tarief bedraagt € 0,45 per 100 m3 hoeveelheid stoffen voor de in artikel 4.1 bedoelde bestemming.
Artikel 4.8, Ontstaan van de belastingschuld
De belastingschuld ontstaat op het tijdstip waarop de vergunning of machtiging is verleend.
Artikel 4.9, Termijnen van betaling
Indien de verschuldigde heffing meer bedraagt dan € 113.000,--, staat de door Gedeputeerde Staten aangewezen provincieambtenaar bedoeld in artikel 227a, tweede lid, onderdeel c, van de Provinciewet, op verzoek van de belastingplichtige toe dat het meerdere in een of meerdere termijnen wordt betaald na het verstrijken van de termijn als bedoeld in het eerste lid. Genoemde invorderingsambtenaar stelt in dat geval het aantal termijnen en het tijdstip waarop deze moeten worden voldaan, vast.
Artikel 5.1, Aard van de heffing
Onder de naam "nazorgheffing" wordt bij wijze van een directe provinciale belasting, een heffing geheven als bedoeld in artikelen 8.49, 15.42 en 15.44 tot en met 15.49 van de Wet milieubeheer.
Artikel 5.5, Maatstaf van heffing
De nazorgheffing wordt geheven per stortplaats. De hoogte van de jaarlijkse heffing is afgeleid van het berekende doelvermogen per stortplaats.
De nazorgheffing wordt geheven naar de tarieven opgenomen in de bij deze verordening opgenomen tarieventabel.
Artikel 6.1, Begripsomschrijving
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder in behandeling nemen:
indien met betrekking tot de gevraagde dienst advies moet worden ingewonnen van daartoe aangewezen bestuursorganen: de cluster van activiteiten die aanvangt met de schriftelijke bekendmaking dat de aanvraag is ontvangen en met het verzoek om advies is doorgezonden naar de aangewezen bestuursorganen;
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder positieve weigering:
Onder de naam leges worden rechten geheven, als bedoeld in artikel 223, lid 1, sub b, van de Provinciewet, ter zake van het door of vanwege de provincie verlenen van diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel. De leges worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag, waarbij de kosten van behandeling van de aanvraag mede in aanmerking worden genomen.
Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst wordt aangevraagd.
Leges worden niet geheven voor diensten of stukken aangevraagd door of ten behoeve van partijen in een bezwaar- of beroepsprocedure tot telkens:
Artikel 6.5, Maatstaven van heffingen en tarieven
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het nemen van een projectuitvoeringsbesluit als bedoeld in artikel 2.10 van de Crisis- en herstelwet bedraagt het tarief de som van de bedragen die op grond van deze verordening verschuldigd zouden zijn voor het in behandeling nemen van een aanvraag tot het verkrijgen van een vergunning, ontheffing, vrijstelling of enig ander besluit in het kader van de ontwikkeling en verwezenlijking van het project, voor zover het projectuitvoeringsbesluit strekt ter vervanging van deze besluiten, zoals bedoeld in artikel 2.10, derde lid, van de Crisis- en herstelwet.
Artikel 6.6, Wijze van heffing
De leges worden geheven door een mondelinge dan wel gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.
Indien de aanvrager een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling binnen acht weken na het indienen daarvan, maar voordat op het verzoek is beschikt, geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) intrekt, dan wordt voor de met toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 50% verleend.
Indien ingevolge artikel 4.5 van de Algemene wet bestuursrecht wordt besloten om een aanvraag om vergunning, ontheffing of beoordeling geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) niet verder te behandelen, dan wordt voor de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 50% verleend.
Indien de verlening van een vergunning of ontheffing geheel of gedeeltelijk voor bepaalde activiteiten (als bedoeld in de tarieventabel) wordt geweigerd, dan wordt voor de met de toepassing van de tarieventabel berekende bedragen voor die activiteiten een teruggaaf van 50% verleend, met uitzondering van positieve weigeringen op aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 2.7, lid 2 van de Wet natuurbescherming. Daarvoor geldt een teruggaaf van 17%.
Hoofdstuk 7, Intrekken van de oude verordeningen en overgangsrecht
De Belastingverordening provincie Drenthe 2022, zoals vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 10 november 2021, kenmerk 2021002030, Provinciaal blad 2021-11079, wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor 1 januari 2023 hebben voorgedaan.
Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de Belastingverordening provincie Drenthe 2023
Contante waarde van het doelvermogen (per 31 december van jaar T) - Fondsvermogen (per 31 december van jaar T) = Nazorgheffing (jaar T) |
* Leidend is de datum in het laatst door Gedeputeerde Staten genomen goedkeuringsbesluit inzake het nazorgplan voor de stortplaats Attero BV te Wijster
**Leidend is het laatst door Gedeputeerde Staten vastgestelde doelvermogen
Toelichting op Heffing besluit geldelijke regelingen
Met het besluit geldelijke regelingen wordt de herverkaveling in financiële zin afgewikkeld. Hierin wordt, op basis van het inrichtingsplan, de bijdrage van de gezamenlijke eigenaren (als bedoeld in artikel 17, tweede lid, sub f, van de Wet inrichting landelijk gebied) verdeeld over de individuele eigenaren. Daarnaast worden in het besluit geldelijke regelingen ook de verrekenposten over en weer tussen de verschillende bij de herverkaveling betrokken eigenaren opgenomen, zoals de verrekening van waardeveranderingen tussen ingebrachte en toegedeelde percelen, de financiële gevolgen van kortingen, onder- en overbedelingen en van de vestiging of opheffing van beperkte rechten (het recht van huur en dergelijke).
Artikel 3.5, Maatschaf van heffing
In artikel 90, vierde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied is bepaald dat, nadat het besluit tot vaststelling het besluit geldelijke regelingen is genomen en de beroepstermijn is verstreken, dan wel, indien beroep is ingesteld, door de Rechtbank op het beroep is beslist, de kosten die over de eigenaren worden omgeslagen gecorrigeerd worden met een door Gedeputeerde Staten vastgestelde correctiefactor. Deze correctiefactor is het quotiënt van de definitieve kosten en de kosten zoals deze in het besluit geldelijke regelingen zijn opgenomen. De hoogte van de schuldplichtigheid wordt dus bepaald nadat de correctiefactor op de over de eigenaren omgeslagen kosten is toegepast. Tegen het besluit tot vaststelling van de correctiefactor staat bezwaar en beroep open.
Artikel 3.6, Termijnen van betaling
Het is mogelijk dat uit het besluit geldelijke regelingen een aanzienlijke schuldplichtigheid voor bepaalde eigenaren volgt (bijvoorbeeld vanwege overbedeling van landbouwgrond). Deze eigenaren zullen zo nodig aanvullende financiering moeten regelen om de aanslag te kunnen betalen. De standaardbetalingstermijn van vier weken zal hiervoor in de regel onvoldoende zijn. Om die reden geldt voor een schuldplichtigheid van meer dan € 10.000,00 een afwijkende betalingstermijn van twaalf weken. Voor aanslagen tot en met € 10.000,00 geldt de standaard-betalingstermijn van vier weken.
In artikel 91, derde lid, van de Wet inrichting landelijk gebied is geregeld dat wanneer de omgeslagen kosten lager zijn dan een bij een provinciale verordening bepaald bedrag, deze kosten niet worden geheven. De gedachte achter deze bepaling is dat inning van kosten beneden dit minimumbedrag hogere kosten met zich mee zou brengen dan de opbrengst van de inning zou opleveren. In dit artikel wordt dit minimumbedrag bepaald.
Het is mogelijk dat, bijvoorbeeld als gevolg van een onderbedeling bij de herverkaveling, uit het besluit geldelijke regelingen volgt dat een eigenaar recht heeft op een som geld. In dit artikel worden regels gegeven met betrekking tot de uitbetaling van dergelijke bedragen.
Toelichting op de ontgrondingenheffing
De provincie is niet meer bevoegd categorieën houders van vergunningen en machtigingen aan te wijzen die onderworpen zijn aan de heffing. De heffingsplicht rust nu op alle houders van vergunningen en machtigingen, behalve als het vergunningen en machtigingen betreft die gelden voor minder dan 10.000 m³ vaste stoffen (artikel 4.5). De heffing die bij een machtiging in rekening is gebracht wordt verrekend met de heffing die verschuldigd is op grond van een daarna voor dezelfde ontgronding verleende vergunning (artikel 4.5).
Artikel 4.5, Maatstaf van heffing
De heffing heeft betrekking op de hoeveelheden bodemmateriaal gemeten in profiel van ontgraving, dus de zogenaamde vaste kubieke meters. Het gaat daarbij om de bruto hoeveelheden, los van de vraag of het al dan niet verhandelbare specie betreft. De provincie heft in beginsel slechts 1 keer over dezelfde hoeveelheid stoffen, tenzij de provincie de heffing in verband met vernietiging of intrekking van de vergunning of machtiging heeft teruggegeven, maar er nadien toch weer vergunning of machtiging voor de winning van dezelfde stoffen wordt verleend (artikel 4.5).
De vrijstelling voor hoeveelheden vaste stoffen waarover reeds eerder is geheven geldt niet als de eerdere heffing betrekking had op andere doeleinden dan de latere heffing. Zo zal de provincie voor stoffen waarover eerder alleen is geheven voor planning en coördinatie, wel een heffing voor compensatie en schadevergoeding opleggen als later voor dezelfde stoffen opnieuw vergunning wordt verleend.
De heffing wordt op verzoek teruggegeven als de vergunning of de machtiging wordt vernietigd of ingetrokken. De provincie betaalt de heffing niet terug over reeds daadwerkelijk gewonnen hoeveelheden. Ook vindt geen teruggaaf plaats als deze minder zou bedragen dan het wettelijk vastgestelde bedrag (per 1 januari 2002) van € 250,--.
Toelichting op de nazorgheffing
Artikel 5.1, Aard van de heffing
Uit dit artikel kunnen het karakter en het doel van de heffing worden afgeleid. De nazorgheffing is een directe provinciale belasting met een retributief karakter. De heffing is bedoeld om daarmee de kosten van nader aangeduide werkzaamheden te kunnen voldoen. Er wordt verwezen naar artikel 8.49 van de Wet milieubeheer (Wm). Het tweede lid van artikel 8.49 Wm bepaalt dat onder de zorgplicht in ieder geval de volgende maatregelen vallen:
In de toelichting op de Wm wordt aangegeven dat dit geen limitatieve opsomming is. Hieronder vallen ook andere maatregelen, die getroffen moeten worden wanneer schade ontstaat dan wel dreigt te ontstaan als gevolg van de aanwezigheid van de stortplaats. Als mogelijke oorzaken worden genoemd het tekortschieten van voorzieningen, maar ook gebeurtenissen van buiten de stortplaats. Ook saneringsmaatregelen dienen hiertoe gerekend te worden, alsmede mogelijke claims op grond van artikel 6.176, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat een risicoaansprakelijkheid legt bij de stortplaatsexploitant voor eventuele schade als gevolg van het verspreiden van verontreinigingen naar buiten de stortplaats.
Op grond van artikel 15.49 van de Wet milieubeheer dient na de sluiting van de stortplaats een eventuele succesvolle claim van een derde betaald te worden uit het fonds.
Artikel 5.2, Begripsomschrijving
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in deze verordening voorkomende begrippen, is daarvan in dit artikel een omschrijving opgenomen. De tekst is onder andere gebaseerd op artikel 8.47 van de Wet milieubeheer.
Dit artikel geeft een aanduiding van degenen die in beginsel in de heffing worden betrokken. De tekst is overgenomen van artikel 15.45 van de Wet milieubeheer. Onder degene die de stortplaats drijft, wordt in deze verordening verstaan de vergunninghouder van de stortplaats.
Artikel 5.5, Maatstaf van heffing
De maatstaf van heffing vormt de basis voor de berekening van de aanslagen. Hierin kunnen, in samenhang met het tarief, diverse beginselen tot uitdrukking worden gebracht, zoals bijvoorbeeld het beginsel 'de vervuiler betaalt', 'het draagkrachtbeginsel' en 'het profijtbeginsel'. Het toepassen van 'het draagkrachtbeginsel' is niet toegestaan in verband met het feit dat het inkomensbeleid is voorbehouden aan de rijksoverheid. Degene die de stortplaats drijft, kan de opgelegde heffing doorberekenen in de storttarieven. Dit betekent dat uiteindelijk de aanbieder van afval, ofwel de vervuiler, betaalt. In de Drentse verordening is gekozen voor een object gebonden heffing, omdat met deze keuze elke stortplaatsexploitant zijn eigen nazorgkosten betaalt.
De hoogte van het voor de nazorg benodigde bedrag wordt bepaald door alle kosten die verband houden met de uitvoering van de nazorg, om te rekenen naar het tijdstip waarop de sluitingsverklaring, als bedoeld in artikel 8.47, derde lid, van de Wet milieubeheer door het bevoegd gezag wordt afgegeven. Bij die omrekening wordt rekening gehouden met apparaatskosten, inflatie en renteontwikkelingen.
Met betrekking tot de nazorgheffing is het nog van belang om op te merken dat in artikel 15.45, tweede lid, van de Wet milieubeheer expliciet is aangegeven dat, indien blijkt dat de opbrengst van de heffing hoger of lager is dan het bedrag dat nodig is om de kosten te bestrijden die naar verwachting met de nazorg van de stortplaats gemoeid zullen zijn, het bedrag van de heffing opnieuw kan worden vastgesteld. Redenen voor bijstelling van het doelvermogen c.q. het tarief kunnen zijn: gewijzigde inzichten in technische mogelijkheden voor wat betreft de nazorg, gewijzigde inzichten ten aanzien van de exploitatieduur van de stortplaats of fundamentele of structurele afwijkingen in de financiële parameters (inflatie- en rendementspercentages) ten opzichte van die waarmee gerekend is.
Voor wat betreft de te hanteren tarieven is, om pragmatische redenen, ervoor gekozen te werken met een separaat door provinciale staten vast te stellen tarieventabel. Aangezien de belastingplichtige uit de verordening onder meer de omvang van de verschuldigde heffing moet kunnen afleiden, maakt de tarieventabel onlosmakelijk deel uit van de verordening. In de tarieventabel worden per locatie het doelvermogen, het vermoedelijke jaar van einde exploitatie van de stortplaats, de jaarlijkse aanslag en het aanvangsjaar van nazorg vermeld.
Artikel 5.7, Termijnen van betaling
Ten aanzien van de betalingstermijnen van de bij wege van aanslag geheven belastingen heeft de provincie een ruime bevoegdheid. Met het oog op de groep van belastingplichtigen is in deze verordening gekozen voor betaling in één termijn.
Toelichting bij de tarieventabel Nazorgheffing
In de derde kolom staat het vermoedelijke jaar van aanvang van de nazorg voor de provincie. Op grond van de eindinspectie zal de stortplaats door Gedeputeerde Staten gesloten worden verklaard. Met het afgeven van de sluitingsverklaring neemt de provincie de stortplaats in nazorg over van de exploitant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2022-15241.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.