Provinciaal blad van Overijssel
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2022, 14967 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Overijssel | Provinciaal blad 2022, 14967 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2022 gewijzigd vastgesteld
Gedeputeerde Staten van Overijssel, maken bekend dat:
Provinciale Staten van Overijssel in hun vergadering van 16 november 2022 de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening Overijssel 2022 gewijzigd hebben vastgesteld. De aanpassingen van de geldende Omgevingsvisie en de geldende Omgevingsverordening die met de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2022 zijn doorgevoerd, treden in werking op 1 januari 2023. De aanpassingen die in deze actualisatieronde worden doorgevoerd in de nieuwe Omgevingsverordening 2021 zullen in werking treden als de Omgevingswet gaat gelden.
De Omgevingsvisie is het centrale provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. De Omgevingsverordening zorgt voor de doorwerking van de Omgevingsvisie met bindende (instructie)regels voor derden.
Met de vaststelling van de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2022 worden de geldende visie, de geldende verordening en de nieuwe verordening weer bij de tijd gebracht. Aanpassing was nodig omdat er in de afgelopen tijd beleidsbeslissingen zijn genomen door Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten die nog een doorvertaling moesten krijgen in de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. In deze jaarlijkse actualisatieronde worden ook weer omissies hersteld. Verder worden in deze actualisatieronde enkele beleidsrijke wijzigingen doorgevoerd die niet kunnen wachten op de vaststelling van de nieuwe Omgevingsvisie. Het gaat om de urgente beleidsopgave om te sturen op water en bodem en om de urgente beleidsopgave duurzame energie. Voor deze beleidsrijke onderdelen is een Omgevingseffectrapportage (OER fase 1) opgesteld die samen met de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2022 ter inzage heeft gelegen.
Tegen het ontwerp van de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2022 zijn tijdens de ter visie ligging 120 zienswijzen ingediend. Enkele zienswijzen zijn aanleiding geweest om de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2022 aan te passen ten opzichte van het ontwerp dat ter visie heeft gelegen. Ook zijn er ambtshalve aanpassingen gedaan. Verder hebben Provinciale Staten met een amendement besloten om de status van het Nationaal Landschap IJsseldelta als uitsluitingsgebied windenergie te handhaven. De Subcommissie wettelijke adviestaken fysiek domein heeft advies uitgebracht over de Actualisatie Omgevingsvisie en Omgevingsverordening 2022, maar dat advies heeft geen aanleiding gegeven om wijzigingen aan te brengen. Dat geldt ook voor het advies van de commissie voor de Milieueffectrapportgage op het OER fase 1.
De Actualisatie Omgevingsverordening Overijssel 2022 is overeenkomstig de eisen in de artikelen 1.2.1. tot en met 1.2.5 van het Besluit ruimtelijke ordening in elektronische vorm vastgesteld en in die vorm te raadplegen.
De actualisatie 2022 van de geldende Omgevingsverordening is gepubliceerd op ruimtelijkeplannen.nl met planidentificatienummer NL.IMRO.9923.phVerordening009-va01. Via onze website www.omgevingsvisie.nl zijn de documenten ook terug te vinden.
Vragen, opmerkingen of goede ideeën over het Overijsselse omgevingsbeleid?
Neem contact op met de provincie Overijssel via omgevingsvisie@overijssel.nl.
Hieronder volgt de tekst van de actualisatie van de omgevingsverordening.
Actualisatie Omgevingsverordening 2022
Regelmatig blijkt behoefte aan wijziging van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van of verplichtingen vanuit nationale en Europese wet- en regelgeving of wijzigingen in ons provinciale beleid. Deze actie levert een aantal aanpassingen op van onze Omgevingsvisie en onze Omgevingsverordening.
Voor de hierna volgende teksten geldt het volgende:
[schuingedrukt = tekst die vervalt bij inwerkingtreding van deze actualisatie per 1 januari 2023]
alleen hoofdstukken en bijlagen waarin een wijziging is opgenomen, zijn ter inzage gelegd;
voor sommige wijzigingen op de digitale kaart moet u een paar stappen inzoomen om de wijzigingen in beeld te krijgen.
Voor meer informatie kunt u terecht op de site www.omgevingsvisie.nl.
Af en toe worden beleidsnotities of visies genoemd die geen onderdeel van de Omgevingsverordening Overijssel zijn. Ze zijn daarom niet opgenomen (als bijlage) in de Omgevingsverordening Overijssel. Als u deze documenten graag wilt lezen kunt u ze meestal vinden op de provinciale website (www.overijssel.nl) of kunt u ze per e-mail opvragen (omgevingsvisie@overijssel.nl).
Uitgave Omgevingsverordening Overijssel,
Eindredactie eenheid Ruimte en bereikbaarheid
Kaarten Beleidsinformatie provincie Overijssel
beleidsinformatie@overijssel.nl Inlichtingen bij Trijnie Drint
omgevingsvisie@overijssel.nl omgevingsvisie.nl
Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99
Deze versie van de Omgevingsverordening Overijssel bieden wij conform het Besluit ruimtelijke ordening elektronisch (digitaal) aan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast wordt de Omgevingsverordening ook in een viewer getoond die u kunt benaderen via onze provinciale website www.omgevingsvisie.nl. Tevens stellen wij analoge versies beschikbaar. Bij verschillen tussen de analoge en digitale versie geldt de digitale versie op www.ruimtelijkeplannen.nl
Hoofdstuk 2 Ruimtelijke verordening
Titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit
artikel 2.1.7a Specifieke bepalingen voor de geitenhouderij
Geitenhouderij: veehouderij met meer dan 10 geiten.
lid 2 Verbod op nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij
Het verbod, bedoeld onder a, geldt niet voor bedrijven die door de Stichting Skal Biocontrole zijn gecertificeerd, enkel voor de diercategorie C.3 (opfokgeiten en afmestlammeren tot en met 60 dagen) uit de Regeling ammoniak en veehouderij en waarvan de afzonderlijke dieren op het bedrijf zelf zijn geboren. Deze uitzondering is enkel van toepassing voor zover de benodigde uitbreiding plaatsvindt voor het afmesten van geitenbokken in onmiddellijke samenhang met onherroepelijk verkregen rechten voor de betrokken diercategorie uit een andere geitenhouderij in de provincie Overijssel.
Titel 2.1a Sturen op Water en Bodem
artikel 2.1.10 Klimaatrobuust water- en bodemsysteem
In bestemmingsplannen worden alleen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt als onderbouwd is dat deze ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en het versterken van een klimaatrobuust water- en bodemsysteem.
In de onderbouwing bedoeld in lid 1 wordt bij een ontwikkeling in het landelijk gebied in ieder geval duidelijk gemaakt hoe de ontwikkeling bijdraagt aan het regionaal perspectief water en bodem dat op die locatie van toepassing is.
Titel 4.2 Normen regionale keringen en wateroverlast, verdringingsreeks
artikel 4.2.3 Regionale verdringingsreeks onttrekking IJsselmeergebied
zie toelichting artikel 4.2.3 Regionale verdringingsreeks onttrekking uit IJsselmeer en Twentekanalen / Overijsselse Vecht
In geval van een watertekort of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water over de in artikel 2.1 lid 1 onder 3° van het Waterbesluit bedoelde behoeften bij het beheer van de regionale wateren achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:
In geval van een watertekort of dreigend watertekort wordt met het oog op de verdeling van het beschikbare water over de in artikel 2.1 onder 4° van het Waterbesluit bedoelde behoeften bij het beheer van de regionale wateren achtereenvolgens prioriteit toegekend aan:
Titel 4.3 Toedeling beheer watersystemen en beheer en instandhouding vaarwegen
artikel 4.3.7 Onttrekken van een vaarweg aan het openbaar scheepvaartverkeer
Het besluit van een vaarwegbeheerder, niet zijnde het Rijk, tot het blijvend geheel of gedeeltelijk onttrekken aan het openbaar verkeer van een vaarweg van lijst B voor alle schepen behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.
Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om een vaarweg of een deel van een vaarweg gesloten te verklaren voor nader te bepalen categorieën van vaartuigen.
Op de voorbereiding van besluiten als bedoeld in het eerste en tweede lid is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, waarbij inspraak openstaat voor diegene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken.
Provinciale Staten beslissen binnen 12 weken na afloop van de in lid 3 bedoelde termijn. De termijn kan met 8 weken worden verlengd.
artikel 4.3.9 Verboden met ontheffingsmogelijkheid voor provinciale vaarwegen (lijst A) en de bijbehorende werken
Gedeputeerde Staten kunnen ontheffing verlenen van de verbodsbepalingen van lid 1, indien de belangen, bedoeld in artikel 4.3.4 zich daartegen niet verzetten. Aan een ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
Een ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd indien:
Op de voorbereiding van een besluit omtrent de beperking van de gebruiksmogelijkheid van een kanaal voor de scheepvaart is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Voor werken die geschieden door of namens de provincie is geen ontheffing, als genoemd in het derde lid, vereist.
bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN
bijlage 3 Voorschriften en instructies voor inrichtingen in waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones
bijlage 4 Algemene voorschriften lozing afvloeiend hemelwater van wegen in grondwaterbeschermingsgebieden
bijlage 5 Algemene voorschriften voor mechanische ingrepen in grondwaterbeschermingsgebieden en boringsvrije zones
bijlage 10 Gebiedskenmerken (Catalogus)
bijlage 10 Gebiedskenmerken (Catalogus)
Laag van het agrarisch cultuurlandschap
Jong heide- en broekontginningslandschap
Jong heide- en broekontginningslandschap
Hoogveenontginningen en hoogveenrestanten
Hoogveenontginningen en hoogveenrestanten
Rivierenlandschap (rivier en uiterwaarden, oeverwallen en komgebieden)
Rivierenlandschap (rivier en uiterwaarden, oeverwallen en komgebieden)
hoofdstuk 2 Ruimtelijke verordening
titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit
artikel 2.1.7a Specifieke bepalingen voor de geitenhouderij
Dit besluit bouwt voort op het voorbereidingsbesluit van 28 september 2018, nr. PS/2018/748, waarbij met onmiddellijke ingang een geitenstop op het grondgebied van de provincie is ingesteld. Met de vaststelling en inwerkingtreding van het voorliggende besluit wordt de Omgevingsverordening gewijzigd. Hiermee vervalt het voorbereidingsbesluit van rechtswege (artikel 4.1, vijfde lid, van de Wet ruimtelijke ordening).
De verwachting is dat de verbodsbepaling (bevriezing van de status quo) tot ca. medio 2020 gaat gelden. In de komende twee jaar vindt nader onderzoek plaats naar het verband tussen geitenhouderijen en een groter aantal longontstekingen voor omwonenden. Indien uit dit landelijk onderzoek oorzaken van de ziektelast door geitenhouderijen blijken en er zicht is op oplossingsgerichte maatregelen, kan de wijziging van de verordening worden ingetrokken. In de tussentijd geldt artikel 2.7.1a als rechtstreeks werkende regel als bedoeld in artikel 4.1, derde lid Wet ruimtelijke ordening.
In beginsel geldt dat gemeenteraden het verbod moeten opnemen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Omdat wij verwachten dat het verbod slechts tijdelijk is, willen wij onnodige administratieve lasten bij gemeenten te voorkomen. Daarom is de wettelijk verplichte termijn van één jaar om bestemmingsplannen aan het verbod aan te passen, verlengd tot 6 maart 2025 2022.
Lid 1 Toevoegen begripsbepaling
Lid 2 Invoegen van de tijdelijke verbodsbepaling conform het voorbereidingsbesluit
Binnen de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening moet het verbod dat is opgenomen in de provinciale omgevingsverordening worden geïmplementeerd in de bestemmingsplannen. De wet maakt daarbij geen uitzondering voor een tijdelijk verbod. Om de gemeenten gelegenheid te geven met deze aanpassing van bestemmingsplannen te wachten op de uitkomsten van de aangekondigde onderzoeken, is geregeld in:
Als de onderzoeken geen aanleiding geven om het verbod aan te passen, dan geldt gewoon de implementatieplicht voor de gemeenteraden om dit verbod in het bestemmingsplan te verankeren, maar dus wel met een ruimere termijn dan gebruikelijk.
Door deze constructie wordt voorkomen dat de gemeenten onnodige administratieve lasten hebben, omdat de gemeenteraden de implementatie van het tijdelijke verbod zo lang mogelijk kunnen uitstellen (tot maart 2022 2025). En tegelijk wordt hiermee voorkomen dat – als onverhoopt de onderzoeken geen duidelijkheid bieden over de precieze oorzaak van de verhoogde kans op longontsteking – er een juridisch vacuüm valt tussen de tijdelijke verbodsbepaling in de provinciale verordening en de implementatie daarvan in de bestemmingsplannen. Uiteraard laat deze constructie onverlet dat Provinciale Staten al eerder het verbod kunnen heroverwegen op basis van de eerste beschikbare nieuwe onderzoeksgegevens.
titel 2.1a Sturen op water en bodem
De ambitie van de provincie is dat regionale watersystemen klimaatbestendig en veilig zijn, voldoende en goed (drink) water bieden voor verschillende functies en waarbinnen het grond- en oppervlaktewater van goede ecologische en chemische kwaliteit is. Ook zet de provincie in op het behoud en herstel van bodemkwaliteit, zodat ook het bodemsysteem de veranderingen kan opvangen die optreden door de opwarming van de aarde en verandering van het klimaat.
Een klimaatrobuust water- en bodemsysteem is een veerkrachtig, regionaal systeem van grondwater, oppervlaktewater en bodem dat gebruiksfuncties in staat stelt om beter mee te bewegen met de effecten van klimaatverandering. Daarin zijn de seizoenseffecten van droogte en natte perioden meer in balans, houden gebruiksfuncties rekening met natuurlijke omstandigheden zoals reliëf en bodemopbouw en is er ruimte om extreme weersomstandigheden op te vangen.
In plaats van het water- en bodemsysteem met technische ingrepen steeds weer aan te passen aan de functiewensen en effecten van klimaatverandering, kiest de provincie voor het uitgangspunt dat het water- en bodemsysteem sturend is voor het landgebruik. Functies voegen zich daarbij naar het peil of waterbeschikbaarheid.
Een robuust water- en bodemsysteem is essentieel voor het toekomstige functioneren van stad en land. Behoud en herstel is nodig om te anticiperen op effecten van klimaatverandering en is een essentiële voorwaarde en een kans voor versterking van natuur, landbouw, waterkwaliteit en beperking van broeikasgasemissies.
Voor de leefbaarheid van Overijssel in de toekomst is het noodzakelijk dat het natuurlijke systeem - meer dan nu - leidend is voor ontwikkelingen. Daarom wil de provincie dat er bij nieuwe ontwikkelingen wordt onderzocht of die passen bij een klimaatrobuust water- en bodemsysteem. Vastgelegd moet worden hoe de ontwikkeling gaat bijdragen aan het behoud en het versterken van dat systeem. In de toelichting op het omgevingsplan wordt hiervoor een onderbouwing geleverd.
Overijssel kent in het landelijk gebied vier verschillende gebieden op basis van het aanwezige water- en bodemsysteem (zie kaart) met elk een eigen regionaal perspectief voor water en bodem voor de (middel)lange termijn (2030-2050). Ontwikkelingen in het landelijke gebied moeten bijdragen aan het regionaal perspectief water en bodem dat op die locatie van toepassing is.
De hogere zandgronden zonder de mogelijkheid van externe wateraanvoer: het perspectief is gericht op een vergroting van de watervoorraad in het voorjaar zodat grondwater langer beschikbaar blijft. Dit kan bereikt worden door een tragere waterafvoer, hogere grondwaterstanden en een vergrootte sponswerking van de bodem (water vasthouden). Daarnaast kunnen grotere beekdalen en overstromingsvlakten de piekbuien beter verwerken en vermindert wateroverlast lager in het systeem. Met deze maatregelen zal de concurrentie om water in het voorjaar en de zomer afnemen, omdat de grondwatervoorraad langer op peil blijft.
Zandgronden met de mogelijkheid voor wateraanvoer: hier is het perspectief gericht op het opvangen van de gevolgen van extreme neerslag en tijdelijke tekorten. Het watersysteem kan piekbuien beter verwerken waardoor wateroverlast en hinder lager in het systeem beperkt blijft. Zorgvuldig beheer van de (grond)watervoorraad moet ervoor zorgen dat ook bij droogte voldoende water beschikbaar blijft voor de aanwezige functies. Bij het wegzakken van het (grond)waterpeil zal, zolang er voldoende oppervlakte water is, aanvulling plaats vinden vanuit de IJssel en het IJsselmeer. Dit gebiedsvreemde water is voor een aantal gebruiksfuncties van onvoldoende kwaliteit. Omdat wateraanvoer van buiten het gebied steeds vaker niet mogelijk zal zijn, is het lange termijnperspectief gericht op het onafhankelijk worden van de aanvoer.
De IJssel, Vecht en Delta: het perspectief voor de IJssel en Delta is een klimaatrobuust watersysteem met hoge ecologische kwaliteit dat extremen kan opvangen door (internationaal) integraal riviermanagement en hoogwaterbeschermingsmaatregelen. Het perspectief voor de Vecht is een klimaatrobuuste half-natuurlijke laaglandrivier van hoge ecologische kwaliteit, voldoende afvoer jaarrond en afvlakking van extremen door integraal riviermanagement van bron tot monding.
De Veenweidegebieden: hier is het perspectief gericht op het beperken van de bodemdaling en minimalisering van broeikasgasemissies door verhoogde waterstanden waarbij de gebruiksfunctie het peil volgt. Daarbij draagt dit perspectief ook bij aan klimaatadaptatie en -mitigatie. Wij zoeken in het gebiedsproces naar passende perspectieven met oog op leefbaarheid en economisch perspectief.
Samen met gemeenten en waterschappen, werken we de regionale perspectieven voor bodem en water verder uit en maken we inzichtelijk hoe deze perspectieven richting gaan geven aan ruimtelijke ontwikkelingen.
In de Omgevingsvisie is de provinciale ambitie vastgelegd van een betrouwbare, duurzame en betaalbare energievoorziening met beperking van uitstoot van broeikasgassen. Daarbij zet de provincie in op een transitie waarin aan de ene kant bespaard wordt op energie door het terugdringen van het energieverbruik en het efficiënter gebruik van energie. Aan de andere kant zal er in de opwekking van energie een omslag gemaakt moeten worden van afhankelijkheid van fossiele brandstoffen naar het steeds verder vergroten van het aandeel hernieuwbare energie in de energievoorziening (energie uit bronnen als de zon, wind, biomassa en ondergrond).
Overijssel wil bijdragen aan een klimaatneutraal Nederland in 2050. In West-Overijssel is in de Regionale Energie Strategie (RES) de ambitie geformuleerd om 1,794 TWh aan duurzame energie op te wekken in 2030. Het RESgebied Twente heeft als ambitie om 1,5 TWh duurzame elektriciteit duurzaam op te wekken in 2030. Om die ambitie te kunnen realiseren (3,3 TWh duurzame energie in 2030) zal er ruimte gemaakt moeten worden voor wind- en zonneenergie, naast de inzet op energiebesparing en het verbeteren van systeemefficiëntie.
Bij het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie geldt voor windenergie dat de provincie in ieder geval de bestuurlijke afspraken met het Rijk over het realiseren van windenergie op land wil nakomen. Belemmeringen voor het oprichten van windturbines worden zoveel mogelijk opgeheven. De clustereis voor het oprichten van windturbines kan vervallen omdat met de generieke sturing op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit voldoende waarborgen zijn dat windturbines zorgvuldig worden ingepast in hun omgeving.
Het Natuurnetwerk Nederland wordt niet langer aangemerkt als uitsluitingsgebied voor windenergie. Een generiek
verbod op windenergie op voorhand binnen het NNN doet geen recht aan de noodzaak om binnen heel Overijssel op zoek te gaan naar mogelijkheden om lokaal duurzame energie op te wekken. Voor het Nationaal Landschap Noordoost -Twente heeft eerder een herijking van de status uitsluitingsgebied windenergie plaatsgevonden, waarbij zoekgebieden windenergie zijn aangewezen. Voor het Nationaal Landschap IJsseldelta moet deze herijking nog worden uitgevoerd. De Nationale Landschappen blijven uitsluitingsgebied windenergie, maar in de Omgevingsverordening is geregeld dat het generieke verbod op windenergie niet geldt voor de zoekgebieden die door de gemeenten in Noordoost-Twente zijn aangewezen.
Dat het Nationaal Landschap IJsseldelta en het Natuurnetwerk Nederland niet langer worden aangemerkt als uitsluitingsgebieden windenergie betekent niet dat de plaatsing van windturbines overal zondermeer is toegestaan. Na het schrappen van het generieke verbod op het plaatsen van windturbines, blijven de andere provinciale beleidskaders van toepassing. Dit betekent dat locaties die vallen binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), beoordeeld moeten worden op de voorwaarden die de regeling voor het NNN voor nieuwe ontwikkelingen stelt. Verder zal bij de plaatsing van windturbines recht gedaan moeten worden aan normerende en richtinggevende uitspraken die in de Catalogus Gebiedskenmerken over het landschap worden gedaan. Op de plaatsing van windturbines is altijd de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing.
Buiten deze gebieden is de oprichting Het oprichten is - behalve in uitsluitingsgebieden windturbines - in principe toegestaan op grond van het provinciale beleid. Of medewerking kan worden verleend aan een initiatief wordt beoordeeld met behulp van het Uitvoeringsmodel Omgevingsvisie (OF, WAAR, HOE). Een belangrijk punt daarin is de vraag hoe de plaatsing van een windturbine zich verhoudt tot de gebiedskenmerken die van toepassing zijn in de specifieke lokale situatie. Er zal sprake moeten zijn van een goede landschappelijke inpassing op basis van de aanwezige gebiedskenmerken. Deze verplichting vloeit voort uit het bepaalde in titel 2.1 van deze verordening (sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit) waarbij in artikel 2.1.5 is geregeld hoe onderbouwd moet worden dat een initiatief bijdraagt aan het versterken van ruimtelijke kwaliteit.
Door het schrappen van het generieke verbod op het plaatsen van windturbines binnen het Natuurnetwerk Nederland, wordt op initiatieven voor windenergie binnen het NNN het ruimtelijke afwegingskader van de Catalogus Gebiedskenmerken van toepassing. In de Catalogus Gebiedskenmerken werden tot dusver nog geen expliciete uitspraken gedaan over de inpassing van windturbines in het landschap. Omdat de Catalogus Gebiedskenmerken – ook door de toenemende vraag naar duurzame energie- nog belangrijker wordt voor de vraag of windturbines kunnen worden toegestaan, is het ruimtelijke afwegingskader aangevuld met uitspraken over de impact van windturbines op de verschillende landschapstypen en de wijze waarop deze impact door een zorgvuldige landschappelijke inpassing kan worden verkleind.
Met name in de gebieden die in de Omgevingsvisie zijn aangemerkt als kansrijk zoekgebied windenergie verwacht de provincie haar taakstelling op het gebied van windenergie te kunnen behalen. In deze gebieden (ten noorden van de Vecht, tussen Staphorst-Zwolle en nabij Hardenberg) is ruimte voor (boven)lokale ontwikkeling van windenergie. Als gemeenten in deze kansrijke zoekgebieden niet mee willen werken aan initiatieven voor de plaatsing van windturbines, dan zetten we de instrumenten die ons ter beschikking staan maximaal in. Daarbij moet met name gedacht worden aan de opstelling van provinciale inpassingsplannen. Deze verordening verplicht niet tot de oprichting van windturbines in de kansrijke zoekgebieden.
Uitsluitingsgebieden windenergie
Niet overal binnen Overijssel is de oprichting van windturbines gewenst gelet op de impact die dat kan hebben op landschappelijke en natuurlijke waarden.. In de verordening wordt daarom de oprichting van windturbines uitgesloten binnen het Natuurnetwerk Nederland en de twee Nationale Landschappen (IJsseldelta en Noordoost-Twente).
Afhankelijk van de situering ten opzichte van natuurgebieden, zal ecologisch onderzoek nodig zijn om aan te tonen dat de oprichting van de windturbines niet zal leiden tot significante effecten op beschermde natuurwaarden.
Beperkingengebieden windenergie
Op de kaart windenergie staan beperkingengebieden aangegeven. De beperkingen voor het oprichten van windturbines in deze gebieden worden niet geregeld in Titel 2.15 Windturbines, maar komen voort uit de hoogtebeperkingen die worden opgelegd door van het Luchthavenbesluit Twente Airport met het oog op de vliegveiligheid.
Artikelsgewijze toelichting artikel 2.15.3 Zoekgebieden Noordoost-Twente
Artikel 2.15.3 biedt binnen het Nationaal Landschap Noordoost-Twente de mogelijkheid om van dit absolute verbod op het plaatsen van windturbines af te wijken. Deze mogelijkheid wordt alleen geboden voor de gebieden aan de randen van binnen het Nationaal Landschap die aangewezen zijn als ‘zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente’. Voorwaarde is dat aangetoond is dat de plaatsing van windturbines noodzakelijk is om de opgave voor duurzame energieopwekking met wind te realiseren. Ook moet verzekerd zijn dat de windturbines goed in het landschap kunnen worden ingepast.
Het opheffen van het absolute verbod op windturbines binnen deze zoekgebieden betekent niet dat de plaatsing van windturbines zonder meer mogelijk is. De overige provinciale beleidskaders blijven van toepassing. Dit betekent dat er een verbod op windturbines blijft gelden voor locaties binnen de zoekgebieden die vallen binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland. Verder zal bij de plaatsing van windturbines recht gedaan moeten worden aan normerende en richtinggevende uitspraken die in de Catalogus Gebiedskenmerken over het landschap worden gedaan. Op de plaatsing van windturbines is altijd de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing.
Voor de zoekgebieden windenergie Noordoost-Twente geldt naast de algemene kaders voor sturing op ruimtelijke kwaliteit, de aanvullende eis dat de windturbines in clusters gerealiseerd moeten worden van minimaal 3 windturbines.
titel 4.2 Normen regionale keringen en wateroverlast, verdringingsreeks
Artikelsgewijze toelichting artikel 4.2.3 Regionale verdringingsreeks onttrekking uit IJsselmeer en Twentekanalen / Overijsselse Vecht
In artikel 2.2 van het Waterbesluit is bepaald dat bij provinciale verordening voor de regionale wateren de rangorde kan worden bepaald van de maatschappelijke en ecologische behoeften bij watertekorten.
In de artikelen 4.2.3 en 4.2.3a is voor respectievelijk het IJsselmeergebied en het Twentekanalen / Overijsselse Vechtsysteem van deze mogelijkheid gebruik gemaakt.
Van watertekort is sprake indien de vraag naar water groter is dan het aanbod via wateraanvoer van buiten het watersysteem. Het beheer van het regionale watersysteem is er, onder andere, op gericht alle watervragers zoveel mogelijk van het benodigde water te voorzien. In tijden van watertekort is dit echter niet meer mogelijk. De gevolgen voor waterverbruikers kunnen aanzienlijk zijn. De regionale verdringingsreeks biedt helderheid over welke behoefte in een situatie van watertekort voorgaat boven de anderen en draagt bij aan een slagvaardig en eenduidig optreden van de waterbeheerder in situaties van watertekorten. We volgen hiervoor de landelijke verdringingsreeks. Voor de onttrekkingen in het IJsselmeergebied en het Twentekanalen / Overijsselse Vechtsysteem is het echter noodzakelijk om een aparte verdringingsreeksen in deze verordening op te nemen.
Artikel 2.1 van het Waterbesluit legt de landelijke verdringingsreeks vast. De landelijke verdringingsreeks bepaalt hoe het beschikbare water in de door het Rijk beheerde wateren wordt verdeeld in tijden van watertekort. De reeks is van toepassing in alle rijkswateren. Daarnaast is er een groot aantal gebieden waar het oppervlaktewater niet door het Rijk beheerd wordt. In de landelijke verdringingsreeks zijn de "watergebruikers" ingedeeld in 4 categorieën.
De categorieën 1 (veiligheid en voorkomen onomkeerbare schade aan waterkeringen, onomkeerbare klink en zetting en onomkeerbare schade aan natuur) en 2 (drinkwatervoorziening en energievoorziening) en de prioriteitsvolgorde daarbinnen zijn door het Rijk vastgesteld. Er is geen ruimte voor regionale invulling.
Binnen de categorieën 3 en 4 is er wel ruimte voor een regionale prioritering op basis van minimalisatie van de economische en maatschappelijke schade.
Op 16 februari 2022 heeft de provincie Overijssel de Bestuursovereenkomst Waterverdeling regio IJsselmeergebied ondertekend. In deze bestuursovereenkomst is afgesproken dat de provincies Groningen, Drenthe, Friesland, Flevoland, Noord-Holland en Overijssel een uniforme verdringingsreeks zullen hanteren. Daardoor wordt verzekerd dat tijdens een (dreigend) watertekort op eenduidige wijze afspraken gelden en communicatie over de waterverdeling volgens de laatste inzichten plaatsvindt.
In de Bestuursovereenkomst is de volgende verdringingsreeks afgesproken voor de categorieën 3 en 4:
Deze aanpassingen in de rangorde van functies bij de verdeling van water in geval van schaarste zijn vertaald in de tekst van artikel 4.2.3 van de Omgevingsverordening over de verdringingsreeks IJsselmeer.
Een werkgroep heeft voor het gebied rondom het IJsselmeer geadviseerd om die prioritering voor Noord-Nederland zo veel mogelijk op elkaar af te stemmen. In het rapport Waterverdeling Noord-Nederland, Advies van de werkgroep Regionale uitwerking Verdringingsreeks Noord-Nederland, herziening november 2009 is daar uitwerking aan gegeven. Op basis van dit rapport is door de provincies rondom het IJsselmeer de verdringingsreeks voor onttrekkingen uit het IJsselmeer in de verordening vastgelegd.
In opdracht van de Coördinatiecommissie Twentekanalen/Overijsselse Vecht is in 2009 en 2010 onderzoek verricht naar prioritering van de watervraag in het aanvoergebied van de Twentekanalen en de Overijsselsche Vecht. De resultaten van dat onderzoek zijn neergelegd in het rapport Actualisatie aan-/afvoerdebieten en verdringingsreeks
Twentekanalen en Overijsselse Vecht, juli 2010 (Actualisatie aan-/afvoerdebieten en verdringingsreeks Twenthekanalen en Overijsselsche Vecht, 6 juli 2010, Witteveen & Bos.) Het advies van de Coördinatiecommissie Twentekanalen/Overijsselse Vecht is verwerkt in het Waterakkoord Twentekanalen/Overijsselse Vecht, dat de basis vormt voor de verdringingsreeks voor de aanvoer naar dit watersysteem.
Op basis van dit rapport leggen de provincies Drenthe, Overijssel en Gelderland het advies voor de verdringingsreeks voor onttrekkingen uit het Twentekanalen/Overijsselse Vechtsysteem in de verordening vast.
Bij artikel 4.2.3 is zowel in lid 2 als in lid 3 de beregening van akker- en tuinbouwgewassen opgenomen. Hiervoor geldt als uitgangspunt dat dit tot de vierde categorie behoort. Echter, overeenkomstig het advies Waterverdeling NoordNederland geldt voor een situatie in de derde categorie dat ‘deze uitzonderingsmogelijkheid alleen geldt wanneer met relatief kleine hoeveelheden water relatief grote sociaal-economische gevolgen als faillissementen te voorkomen zijn.
Dit kan structureel van toepassing zijn of er kan in voorkomende gevallen incidenteel gebruik van worden gemaakt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2022-14967.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.