Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 5 december 2022 tot wijziging van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 in verband met het actualiseren en doorvoeren van enkele technische aanpassingen (Tweede wijziging Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op hoofdstuk 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 te wijzigen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel I Wijziging Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

De Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1 komt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

aangename geur: geur waarvan de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde H = - 1 hoger is dan 10 ouE/m3 of waarvan een geurconcentratie kan worden bepaald die behoort bij de hedonische waarde H = +1;

aanvaardbare geurbelasting: door Gedeputeerde Staten in deze beleidsregel vastgestelde geurbelasting die nog aanvaardbaar is, tevens invulling van het begrip ‘aanvaardbaar hinderniveau’ als bedoeld in artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer;

bestaande activiteit: activiteit waarvoor op het moment van aanvraag reeds een vergunning is verleend en die geen nieuwe activiteit betreft;

bestaande geurbelasting: geurbelasting als gevolg van de bestaande activiteiten;

betrouwbaarheidsinterval: tweezijdig 95% betrouwbaarheidsinterval conform NEN-EN 13725, uitgedrukt als factor, voor het geheel van alle bronnen van variatie bij geurconcentratiemetingen;

Europese geureenheid: eenheid voor geur als bedoeld in NEN-EN 13725 uitgedrukt in odour units (ouE);

geurbelasting: geurconcentratie in de omgeving, uitgedrukt in een percentielwaarde van het aantal Europese geureenheden per volume-eenheid;

geurbron: bron die stoffen naar de lucht emitteert die geurhinder kunnen veroorzaken;

geuremissie: representatieve uitstoot van geur, uitgedrukt in Europese geureenheden per tijdseenheid;

geurgevoelig object: woning, dan wel locatie waar mensen zich gedurende een groot gedeelte van de dag bevinden en waar blootstelling aan geur tot hinder kan leiden;

grenswaarde: waarde van de geurbelasting waarboven ernstige geurhinder wordt verwacht;

Handleiding geur: ‘Handleiding geur: bepalen van het aanvaardbaar hinderniveau van industrie en bedrijven (niet veehouderijen)’ van het Kenniscentrum InfoMil, zoals deze luidt ten tijde van het vaststellen van deze beleidsregel;

Handreiking Nieuw Nationaal Model Deel II: Handreiking voor het praktische gebruik van het Nieuw Nationaal Model (NNM) van het Kenniscentrum InfoMil.

hedonische waarde: maat voor de (on)aangenaamheid van een geur, uitgedrukt op een schaal van H = -4 (uiterst onaangenaam) tot H = +4 (uiterst aangenaam);

hedonisch gecorrigeerde geuremissie: geuremissie van een bron gedeeld door de hedonische weegfactor F;

hedonisch gewogen geurbelasting: geurbelasting op basis van hedonisch gecorrigeerde geuremissies van alle geurbronnen;

hedonische weegfactor F: verhouding tussen de geurconcentratie die behoort bij de hedonische waarde van H=–1 van een geurbron en de normwaarde van 1 ouE/m3;

mestbewerking: toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen;

nieuwe activiteit: activiteit, dan wel uitbreiding van een bestaande activiteit, waarvoor op het moment van aanvraag niet eerder vergunning is verleend;

NTA 9065: De Nederlands Technische Afspraak (NTA) 9065 'Luchtkwaliteit – Geurmetingen – Meten en rekenen geur' (versie 2012). Met NTA 9065 wordt gelijkgesteld een document dat NTA 9065 vervangt;

overschrijdingssituatie: situatie waarbij als gevolg van de activiteiten de richtwaarden van tabel 1, opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregel, worden overschreden;

percentiel: tijdfractie van het jaar dat een bepaalde geurbelasting niet wordt overschreden;

richtwaarde: norm voor de hedonisch gewogen geurbelasting waarmee rekening gehouden wordt bij de beoordeling van aanvragen om vergunning;

saneringssituatie: situatie waarbij als gevolg van de bestaande activiteiten de grenswaarden van tabel 1, opgenomen in bijlage 1 bij deze beleidsregel, worden overschreden;

TLO: telefonisch leefsituatieonderzoek zoals beschreven in de NTA9065;

veehouderij: inrichting die tot een krachtens artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aangewezen categorie behoort en die is bestemd voor het fokken, mesten, houden, verhandelen, verladen of wegen van dieren;

vergunning: omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

B.

 

In artikel 4, tweede lid, wordt "99,99-percentielen" vervangen door "99,9-percentielen".

 

C.

 

Artikel 5, eerste lid, komt te luiden:

  • 1.

    Gedeputeerde Staten nemen een aanvraag niet in behandeling indien:

    • a.

      in de aanvraag niet in voldoende mate de bij Gedeputeerde Staten bekende hindersignalen over de inrichting zijn betrokken;

    • b.

      in de aanvraag niet de geuremissie van alle afzonderlijke bronnen van de inrichting zijn betrokken;

    • c.

      in de aanvraag niet in voldoende mate wordt beschreven hoe uitvoering wordt gegeven aan het voorkomen van diffuse geuremissies, zijnde geuremissies anders dan de geuremissies van puntbronnen. lijnbronnen of oppervlaktebronnen als gedefinieerd in de Handreiking Nieuw Nationaal Model II van de inrichting.

D.

 

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6 Eisen aan de berekening van de geurbelasting

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren bij het bepalen van de hedonische weegfactor F de lijst met hedonische waarden H = –1 opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • 2.

    Indien een activiteit of materiaal niet is opgenomen in bijlage 2, hanteren Gedeputeerde Staten een waarde die naar haar oordeel met de waarde H = -1 van een andere activiteit of materiaal, opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel gelijkgesteld kan worden.

  • 3.

    Niet eerder dan dat Gedeputeerde Staten tot het oordeel komen dat op basis van het eerste en tweede lid geen hedonische weegfactor F kan worden gehanteerd, kunnen Gedeputeerde Staten gebruik maken van andere documenten of meetonderzoeken.

  • 4.

    Indien de hedonische weegfactor F wordt bepaald op basis van documenten of meetonderzoeken als bedoeld in het derde lid, houden Gedeputeerde Staten rekening met de samenhang tussen die waarde en de waarden, opgenomen in bijlage 2 bij deze beleidsregel.

  • 5.

    Indien voor een emissie aan de hand van het eerste tot en met het vierde lid geen hedonische weegfactor F kan worden bepaald, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F = 0,5.

  • 6.

    Indien de hedonische weegfactor F groter is dan 4, wordt de hedonisch gecorrigeerde geuremissie berekend met de fictieve waarde F = 4.

  • 7.

    Bij het bepalen van de hedonische weegfactor F wordt geen rekening gehouden met luchtemissie beperkende technieken of enige andere voorzieningen in de luchtstroom.

  • 8.

    Voor een bron waarvan de hedonisch gecorrigeerde geuremissie, dan wel de geuremissie niet is gebaseerd op ter plaatse uitgevoerde metingen of op naar het oordeel van Gedeputeerde Staten algemeen aanvaarde en toepasselijke kengetallen, wordt de emissie ten behoeve van de berekening van de geurbelasting van de aangevraagde activiteiten met een factor 2 verhoogd.

  • 9.

    Gedeputeerde Staten aanvaarden alleen resultaten van metingen die op zodanige wijze zijn uitgevoerd dat het betrouwbaarheidsinterval van die metingen geduid kan worden met een factor 2,0 of lager.

E.

 

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vierde lid komt te luiden:

    • 4.

      Gedeputeerde Staten gaan bij de beoordeling van de hedonisch gewogen geurbelasting, dan wel de geurbelasting, uitgedrukt in 99,9 percentielen, uit van:

      • a.

        de rekenresultaten op basis van de bedrijfssituatie die de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving kan veroorzaken waarbij voor de emissie van alle bronnen in die bedrijfssituatie een bedrijfstijd van 8760 uren per jaar wordt aangehouden;

      • b.

        In afwijking van onderdeel a wordt, indien de emissie van een bron alleen plaatsvindt tussen 7:00 en 19:00 uur, een bedrijfstijd van 4380 uren per jaar aangehouden.

  • 2.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      De hedonisch gewogen geurbelasting, dan wel de geurbelasting, uitgedrukt in 99,9-percentielen, wordt berekend op basis van de bedrijfssituatie die de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving kan veroorzaken.

F.

 

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9 Vaststelling aanvaardbare geurbelasting bij de aanvraag van bestaande activiteiten

Indien de besluitvorming uitsluitend betrekking heeft op bestaande activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting vast op ten hoogste de bestaande hedonisch gewogen geurbelasting.

 

G.

 

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10 Vaststelling aanvaardbare geurbelasting bij de aanvraag nieuwe activiteiten

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning uitsluitend betrekking heeft op nieuwe activiteiten stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting vast op ten hoogste de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten, indien toepassing van dat lid zou leiden tot het moeten verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting gemotiveerd vaststellen op ten hoogste de grenswaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 3.

    Indien de besluitvorming over een aanvraag om een vergunning betrekking heeft op nieuwe activiteiten, en er sprake is van reeds bestaande activiteiten, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 4.

    In gevallen als bedoeld in het derde lid, waarbij de bestaande geurbelasting lager is dan de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting, ten gevolge van bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, vast op ten hoogste de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 5.

    In afwijking van het derde en vierde lid kunnen Gedeputeerde Staten, indien toepassing van het derde en vierde lid zou leiden tot het verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk gemotiveerd vaststellen op ten hoogste de grenswaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

H.

 

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11 Vaststelling aanvaardbare geurbelasting bij de aanvraag van bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning betrekking heeft op zowel bestaande als nieuwe activiteiten gezamenlijk, stellen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk vast op ten hoogste de bestaande hedonisch gewogen geurbelasting.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, vaststellen op ten hoogste de richtwaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en twee lid kunnen Gedeputeerde Staten, indien toepassing van het eerste lid en tweede lid zou leiden tot het verlangen van verdergaande maatregelen dan het toepassen van de beste beschikbare technieken, de aanvaardbare hedonisch gewogen geurbelasting ten gevolge van de bestaande en nieuwe activiteiten gezamenlijk, gemotiveerd vaststellen op ten hoogste de grenswaarden opgenomen in tabel 2, van bijlage 1 bij deze beleidsregel.

I.

 

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het tweede lid wordt “artikel 6, derde lid” vervangen door “artikel 6, achtste lid”.

  • 2.

    In het derde lid en vierde lid wordt “van tabel 1 van de bijlage” vervangen door “opgenomen in tabel 1, van bijlage 1 bij deze beleidsregel”.

J.

 

Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het derde lid wordt “van tabel 1 of 2 van de bijlage” vervangen door “opgenomen in tabel 1 of 2 van bijlage 1 bij deze beleidsregel”.

  • 2.

    In het vierde lid wordt “van tabel 1 van de bijlage” vervangen door “opgenomen in tabel 1 van bijlage 1 bij deze beleidsregel”.

K.

 

Artikel 14 vervalt, onder vernummering van de artikelen 15 tot en met 17 tot de artikelen 14 tot en met 16.

 

L.

 

De bijlage behorende bij de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze beleidsregel.

 

M.

 

Na bijlage 1 behorende bij de beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 wordt bijlage 2 behorende bij deze beleidsregel ingevoegd.

Artikel II Overgangsrecht

Op aanvragen die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, blijft de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018, zoals die luidde de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van deze beleidsregel, van toepassing.

Artikel III Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

’s-Hertogenbosch, 5 december 2022

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. P.J. Buijtels

Bijlage 1, behorende bij artikel I, onder L, van de Tweede wijziging Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

 

Bijlage 1, behorende bij artikel 1 en 10 tot en met 13 van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

 

Tabel 1:

98-percentiel

99,9-percentiel

Omgevings- categorie

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Wonen

1,0

2,0

4

8

Gemengd

2,0

4,0

8

16

Overig

10

10

40

40

 

Tabel 2:

98-percentiel

99,9-percentiel

Omgevings- categorie

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Richtwaarde ouE(H)/m3

Grenswaarde ouE(H)/m3

Wonen

0,5

1,0

2

4

Gemengd

1,0

2,0

4

8

Overig

10

10

40

40

 

Bijlage 2, behorende bij artikel I, onder M, van de Tweede wijziging Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

 

Bijlage 2, behorende bij artikel 6 van de Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

 

Activiteit/ Materiaal

H = -1 [ouE/m3]

Bron

Diervoeders

1,4

https://www.infomil.nl/onderwerpen/lucht-water/lucht/activiteiten/diervoederindustrie/

Bakkerijen

8,0

Voormalige bijzondere regeling B3 Grote Bakkerijen

Beschuit- en banketbakkerijen

5,0

Voormalige bijzondere regeling B3 Beschuit- en banketbakkerijen

Vleesverwerking

1,1

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Vet van dieren

1,1

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Vleeswaren bereiding (snacks)

1,9

Voormalige bijzondere regeling B5 Vleesindustrie

Koffiebranden

7,0

Voormalige bijzondere regeling B7 Koffiebranderijen

Geur- en smaakstoffen

7,0

Voormalige bijzondere regeling B9 Geur en smaakstoffenindustrie

Bierbrouwen

3,0

Voormalige bijzondere regeling B10 Bierbrouwerijen

Asfaltproductie zonder bitumen

2,0

Voormalige bijzondere regeling C5 Asfaltmenginstallaties

Asfaltproductie met bitumen

1,2

“Geuronderzoek en ventilatievoud bij APN” BL2011.5494.01-V01 d.d. 15 juni 2011

Groencompostering

3,0

Voormalige bijzondere regeling G2 Compostering van groenafval

Water zuiveringsinstallatie

1,0

Voormalige bijzondere regeling G3 Rioolwaterzuiveringsinstallaties

Groente-, fruit- en tuinafval (GFT)

3,0

Voormalige bijzondere regeling G4 GFT-compostering

Brijvoer, productie bij veehouderij

1,6

"Geurmetingen brijvoerinstallatie", AH405-1/schj16/001d.d. 8 november 2004 iov provincie Gelderland,

Maisdrogen

1,7

"Geuronderzoek Loon- en mestdistributiebedrijf W. Arts bv" ARTS03A2 d.d. juli 2003

Groenvoerdrogen, geen mais

1,4

Artikel "Hoeveel geureenheden kun je ruiken in het veld?" Keesjan Valk en René Jansen, tijdschrift Lucht nummer 2, juni 2000

Afval, agrarisch

1,1

"Geuronderzoek VAL te Haarsteeg t.b.v. revisievergunning" WEMA10E2 d.d. juli 2010

Percolaat

1,3

"Inspectie van de emissie naar lucht bij Reiling te Sterksel" 2009-0245-L-T d.d. 24 november 2009

Snoeihout

3,0

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17-5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Gras

1,8

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17-5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Bermmaaisel

1,8

"Van Doorn Recycling Soest b.v. Aanvullend geuronderzoek ten behoeve van de aanvraag milieuvergunning" SOS17-5/dijc/007 d.d. 5 november 2003

Houtsnippers

2,9

"Geuremissiemetingen bij OOC T2 te Oss" OOCT18A3 d.d. maart 2018

Afval, huishoudelijk

1,4

"Geuronderzoek Baetsen Recycling BV" MILO17A1 d.d. juni 2017

Mest, varkens

2,2

"Onderzoek naar de geuremissie bij (gebruik van) vergiste mest en onvergiste mest" 2021-02-22-03-004 d.d. september 2003

Mest, melkvee

2,2

"Onderzoek naar de geuremissie bij (gebruik van) vergiste mest en onvergiste mest" 2021-02-22-03-004 d.d. september 2003

Chemische lucht

1,3

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs d.d. 12 april 2005

IJzergieterij

1,2

"Geuronderzoek Rademakers Gieterij BV te Klazienaveen" RADE08A4 d.d. oktober 2009

Metaallakkerij

1,1

"Geuronderzoek Rademakers Gieterij BV te Klazienaveen" RADE08A4 d.d. oktober 2009

Mest, kippen

1,9

Brief Olfasense met kenmerk 20200717SCMR d.d. 17 juli 2020

Visrokerij

1,6

"Geuronderzoek visrokerij DilVis Akersloot De Skulper BNVB15A4 d.d. november 2015

Slib

1,4

"Stankoverlast en -bestrijding bij de verlading van ontwaterd slib" ISBN 90-5773-242-22 (Stowa 2004-09) d.d. 2004

Houtverbranding

2,6

"Inspectie van de geuremissie bij Meubitrend te Oss" 2009-0047-L-V d.d. 20 mei 2009

Mestvergisting

1,4

"Geur- en luchtkwaliteitonderzoek Clean Minerals Bio Energy B.V. te Esbeek" CMBE09A3 d.d. maart 2010

Kadavers

0,9

"Geuronderzoek Rendac Son, voorjaar 2008" RENS08A2 d.d. juni 2008

Vet uit putten, niet van dieren

1,8

Brief Witteveen+Bos met referentie Dnt120.1 d.d. 15 mei 2000

Gist

1,5

"Geurmeting aan het sproeidrogen van een gistproduct" SCBO16B1 d.d. mei 2016

Kip, verse slachtresten

2,6

"Geuronderzoek bij Keizersberg Elsendorp & Milheeze" BL2013.6846.01-V03 d.d. 30 januari 2014

Vis, verse slachtresten

2,6

"Geuronderzoek bij Keizersberg Elsendorp & Milheeze" BL2013.6846.01-V03 d.d. 30 januari 2014

Ui

1,9

"Geuronderzoek TOP Onions BV te 's-Gravenpolder" TOPG10A5 d.d. maart 2011

Drukkerij

1,0

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs d.d. 12 april 2005

Chemische fabriek

1,3

Artikel "Hoeveel geureenheden kun je ruiken in het veld?" Keesjan Valk en René Jansen, tijdschrift Lucht nummer 2, juni 2000

Bagger

1,4

Atlas Geurhinder Beta, persoonlijk werkdocument Theo Buijs d.d. 12 april 2005

Olie/stookolie

2,0

"Geuremissiemetingen bij OOC T2 te Oss" OOCT18A3 d.d. maart 2018

Tabak

1,2

“Geuronderzoek British American Tobacco Niemeyer te Groningen" BATN14A1 d.d. december 2015

 

Toelichting behorende bij de Tweede wijziging Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018

 

I. Algemeen

 

De Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018 heeft een aantal aanpassingen van redactionele aard ondergaan. Deze zijn met name gericht op verduidelijking van de begripsbepalingen, de toepassing van tabel 1 en tabel 2 opgenomen in bijlage 1, het toevoegen van bijlage 2, en het beter onderscheiden van zaken die betrekking hebben op de aanvraag en zaken die betrekking hebben op de besluitvorming.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I (Tweede wijziging Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant 2018)

 

Onder A (artikel 1)

De aanscherping van begrippen is erop gericht de toepassing van de beleidsregel eenvoudiger te maken.

 

Betrouwbaarheidsinterval

De NEN 3114 is vervallen. Hoewel hier nog steeds naar verwezen kan worden, kiezen we ervoor om in de definitie van het betrouwbaarheidsinterval te verwijzen naar de NEN-EN 13725. In Nederland wordt de onzekerheid van een methode normatief gevalideerd en vastgelegd bij een betrouwbaarheidsinterval van 95% en de NEN-EN 13725 sluit hier beter bij aan.

 

Overschrijdingssituatie en saneringssituatie

Ten aanzien van de overschrijdingssituatie en saneringssituatie zijn wijzigingen aangebracht ten bate van het duidelijk verwijzen naar betreffende tabellen 1 en 2 opgenomen in bijlage 1.

 

Onder B (artikel 4)

Het gebruik van 99,99 percentielen is landelijk een veel besproken onderwerp. Een belangrijk doel van het werken met deze percentielwaarden is om de effecten piek-emissies in beeld te krijgen. Tegenstanders van het gebruik van 99,99 percentielen achten de rekenresultaten weinig representatief voor de algemene praktijksituatie. In de verwachte nieuwe NTA9065 wordt aangestuurd op het modelleren van realistische bedrijfstijden. Deze werkwijze betekent echter dat de aanvrager kan kiezen bij welke uren (en dus bij welke meteo omstandigheden) de emissie van een bron wordt door berekend. Hiermee ontstaat er ruimte om te sturen op een gunstig rekenresultaat voor wat betreft de geurbelasting op de omgeving. Dit kan tot een minder hoog beschermingsniveau leiden en wordt daarom als ongewenst beschouwd. Met het voorstel voor het gebruik van 99,9 percentielen in plaats van 99,99 percentielen en het beschrijven van de bedrijfstijden die moeten worden doorgerekend wordt gepoogd om zowel met representativiteit als met behoud van beschermingsniveau rekening te houden. Door in de beleidsregel te verduidelijken dat die bedrijfssituatie wordt beoordeeld die ‘op enig moment als gevolg van de gehele inrichting de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving veroorzaakt’, wordt voorkomen dat extreem grote contouren van niet realistische bedrijfssituaties worden doorgerekend. Het beschermingsniveau wordt met de wijziging van 99,99 percentiel waarden naar 99,9 percentiel waarden, in combinatie met het aanpassen van de waarden in tabellen 1 en 2 van bijlage 1, niet noemenswaardig veranderd. In zoverre betreft dit daarom een beleid neutrale technische wijziging van de beoordeling van de geurbelasting en het geven van duidelijkheid over gebruik van de percentielen die met name gericht is op het voorkomen van (juridische) discussie.

 

Onder C (artikel 5)

In het eerste lid, onderdeel c, is de toevoeging gemaakt om het belang te benadrukken van het zoveel mogelijk beperken van geurhinder, ook als gevolg van diffuse emissies (geur emissies anders dan de emissies uit het centrale luchtafvoerkanaal). Niet zelden zijn het tevens kortstondige geuremissies afkomstig van aan- of afvoer van producten, vullen of leeghalen van opslag et cetera, die voor hinderlijke piekemissies zorgen en derhalve geurhinder veroorzaken. Er is een breed scala van maatregelen dat kan worden toegepast om dit soort diffuse emissies te reduceren, bijvoorbeeld door middel van schoonspoelen van opslagplaatsen, strokengordijnen, sluisconstructies, of verhoogde afzuiging via de schoorsteen. Om de geurbelasting als gevolg van de aangevraagde activiteiten te kunnen beoordelen, dient de geuremissie van alle bronnen inzichtelijk te worden gemaakt. Tevens dienen maatregelen die worden getroffen om vermijdbare emissies te voorkomen in beeld te worden gebracht. Artikel 5 beoogt dat de aanvrager in ieder geval duidelijkheid verschaft op welke manier:

  • -

    diffuse emissies uit gebouwen tot een minimum worden beperkt;

  • -

    diffuse emissies als gevolg van de aan- en afvoer van geur relevante materialen tot een minimum worden beperkt;

  • -

    diffuse emissies als gevolg van lege opslagvakken tot een minimum worden beperkt.

Onder D (artikel 6)

Eerste tot en met vierde lid

In artikel 6 zijn de leden 1 tot en met 4 toegevoegd. Recent zijn er diverse casussen geweest in Nederland waarbij de hedonische waarden verhoogd leken t.o.v. eerdere meetresultaten van laboratoria. Dit leverde problemen op bij vergunningverlening, toezicht en handhaving.

Gedeputeerde Staten stellen het belang van het voorkomen van geurhinder voorop en wensen onzekerheid en onduidelijkheid in het proces van het vaststellen en borgen van een aanvaardbaar geurhinderniveau zo veel als mogelijk te vermijden. In de methode die Gedeputeerde Staten hanteren om het aanvaardbaar geurhinder niveau te kunnen vaststellen is daarom is een lijst met hedonische waarden H = –1 van voorbeeldbronnen als bijlage 2 opgenomen in deze beleidsregel. De meeste van deze waarden baseren zich op bijzondere regelingen uit de Nederlandse Emissie Richtlijn die tot 2016 van kracht was, en anders op geaccrediteerd geuronderzoek. Deze lijst bevat naar het oordeel van Gedeputeerde Staten algemeen aanvaarde en toepasselijke kengetallen voor hedonische waarden van verschillende materialen en activiteiten. Deze lijst bevat, omdat deze ook gebruikt wordt door sommige Brabantse gemeenten in de uitvoering van het geurbeleid, niet alleen hedonische waarden van industriële activiteiten maar ook van activiteiten die vallen onder de Wet geurhinder veehouderij waarvoor de gemeente meestal het bevoegd gezag is. Deze lijst moet worden beschouwd als een ‘levend document’. Indien toekomstige ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, kunnen Gedeputeerde Staten deze lijst aanpassen dan wel op enig andere wijze hedonische waarden H = -1 vaststellen.

Door het opnemen van een lijst met vaste hedonische waarden voor een aantal specifieke geuren, wordt duidelijkheid geboden aan alle betrokken partijen en wordt de omgeving een hoger beschermingsniveau tegen geurhinder geboden. Bijkomend voordeel van het gebruik van een forfaitaire lijst is dat kosten kunnen worden bespaard voor onderzoeken naar de hedonische waarde van geuremissies.

Niet eerder dan dat Gedeputeerde Staten tot de conclusie komen dat de hedonische waardering van een bron niet goed kan worden gevat middels een waarde uit de lijst in bijlage 2, zijn twee alternatieven mogelijk. Het eerste alternatief is het gebruik van documenten of meetonderzoeken. Te allen tijde dient de hedonische waarde H = -1, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, coherent te zijn met de waarden zoals genoemd in de lijst in bijlage 2. Het andere alternatief is de toepassing van de waarde F = 0,5, als basis voor het meest streng mogelijke toetsingskader.

Uitgangspunt bij het bepalen van de hedonische weegfactor F is dat deze niet wordt beïnvloed door filters of andere nabehandelingstechnieken. Deze weegfactor hoort te zijn gebaseerd op de ongereinigde en onbehandelde luchtstroom van de betreffende activiteit of van het materiaal.

Toepassing van een H = -1 waarde uit de in de bijlage 2 opgenomen lijst is geen reden om de hedonisch gecorrigeerde geuremissie met de factor 2 te belasten, dit kan wel van toepassing zijn op de geuremissie.

 

Zevende lid

Deze inhoudelijke toevoeging is gedaan om te voorkomen dat discussie ontstaat over de hedonische waardering en de focus afdwaalt van datgene wat werkelijk ter zake doet, namelijk de geur concentratie en de ongewogen geur emissie.

 

Achtste lid

De wijziging van ‘hedonisch gewogen geuremissie’ in ‘hedonisch gecorrigeerde geuremissie’ en toevoeging van het zinsdeel ‘van de aangevraagde activiteiten’ worden gedaan ter verhindering van de mogelijkheid voor bedrijven om vergunde rechten met betrekking tot de emissie van geur zo ver als mogelijk uit te buiten. Voorgeschreven wordt dat de factor 2 alleen nog wordt gebruikt voor het berekenen van de hedonisch gewogen geurbelasting, dan wel de geurbelasting als gevolg van de aangevraagde activiteiten, en niet langer voor het berekenen van de geurbelasting als gevolg van de bestaande activiteiten. Hiermee wordt het gebruik van emissies die niet zijn gebaseerd op ter plaatse uitgevoerde metingen of algemeen aanvaarde kengetallen, ontmoedigd. Afhankelijk van de beschikking kan deze wijziging een drempel opwerpen als meer rechten worden geclaimd, dan volgens de richtwaarden voor nieuwe situaties is toegestaan. In de beschikking wordt de niet-hedonisch gecorrigeerde, dus de ongewogen geuremissie, vastgelegd.

 

Onder E (artikel 7)

Vierde lid

Zie tevens de toelichting op de wijziging van artikel 4, tweede lid. Bovendien wordt in plaats van naar methode 1 van de NTA 9065, verwezen naar de methode beschreven in het vierde lid. Dit is gewijzigd om te anticiperen op de verwachting dat in de nieuwe NTA 9065 de beschrijving van methode 1 niet terug keert. Gedeputeerde Staten gaan uit van de geurbelasting uitgedrukt in 99,9-percentielen in plaats van 99,99-percentielen. Hiertoe zijn ook de waarden gewijzigd in de tabellen, opgenomen in bijlage 1, bij deze beleidsregel.

 

Buiten het gebruik van een ander percentiel, is het principe van de methode ongewijzigd gebleven. In het geval dat de geurbelasting wordt berekend als gevolg van een niet continue emissie op basis van een ‘realistisch tijdsprofiel’, heeft de aanvrager een mogelijkheid dit tijdsprofiel zelf in te vullen en te rekenen met die bedrijfsuren waarbij sprake is van voor hem gunstige meteorologische omstandigheden. De methode, beschreven in het vierde lid, om de geurbelasting dan wel de hedonisch gewogen geurbelasting, uitgedrukt in het 99,9-percentiel, te berekenen, is gebaseerd op een fictieve 100% emissie invoer. Bij de berekening wordt uitgegaan van die bedrijfssituatie waarbij op basis van de aanvraag de hoogst mogelijke geurbelasting op de omgeving kan worden veroorzaakt. Dit betekent dat het mogelijk is dat niet voor alle bronnen moet worden uitgegaan van de maximale emissie.

 

Indien bijvoorbeeld een bedrijf twee bronnen heeft die onafhankelijk van elkaar piekemissies veroorzaken, dient de geurbelasting op de omgeving te worden berekend waarbij beide bronnen met een maximale emissie worden gemodelleerd. Indien de piekemissies van de twee bronnen wel afhankelijk van elkaar zijn, bijvoorbeeld omdat voor beide bronnen geldt dat de ene piekbron alleen maximaal emitteert als de andere bron maximaal 50% emitteert, dan wordt niet van beide bronnen de emissie op 100% gesteld. In dat geval dient per geurgevoelig object te worden beoordeeld welke van de mogelijke bedrijfssituaties (waarbij in de eerste bedrijfssituatie de eerste bron een emissie 100% heeft en de tweede een emissie 50% en in de tweede bedrijfssituatie de eerste bron een emissie 50% heeft en de tweede een emissie 100%) de hoogste geurbelasting veroorzaakt.

 

In het geval de geurbelasting wordt berekend als gevolg van een niet continue emissie op basis van een ‘realistisch tijdsprofiel’, heeft de aanvrager een mogelijkheid dit tijdsprofiel zelf in te vullen en te rekenen met die bedrijfsuren waarbij sprake is van voor hem gunstige meteo omstandigheden. Dat biedt hem de kans om te sturen op het rekenresultaat. Dit kan leiden tot een lager beschermingsniveau voor de omgeving en is daarom ongewenst.

 

De hoogst mogelijke geurbelasting volgt uit de combinatie van de volgens de aanvraag op enig moment, hoogst mogelijke emissie en de meest ongunstige meteorologische omstandigheden. Vanuit deze gedachte is in deze beleidsregel een nuancering aangebracht voor emissies die alleen overdag plaatsvinden.

 

Indien uit de aanvraag blijkt dat een emissie alleen overdag plaatsvindt, mag de geurbelasting uitgedrukt in 99,9 percentielen berekend worden op basis van 4380 uren per jaar, dit zijn alle uren tussen 7.00 uur in de ochtend en 19.00 uur in de avond. Algemeen bekend is dat de meteorologische omstandigheden overdag gunstiger zijn dan ‘s nachts. Deze nuancering leidt daarom per definitie tot kleinere contouren dan wanneer zou worden gerekend met 8760 uren per jaar zonder afbreuk te doen aan het principe van de hoogst mogelijke emissie en de meest ongunstige meteorologische omstandigheden. Deze periode is gelijk aan de periode in de definitie van de dagperiode ten behoeve van geluidberekeningen. Andere nuanceringen (bijvoorbeeld alleen werkdagen of kleinere tijdsperiodes op een dag) zijn niet toegestaan. Er is immers geen enkele aanleiding te veronderstellen dat de meteorologische omstandigheden overdag van een zondag uit het verleden niet in de toekomst op een werkdag overdag voor zullen komen.

 

Onder F (artikel 9)

Hedonisch gewogen aanvaardbare geurbelasting’ wijzigt in ‘aanvaardbare hedonische gewogen geurbelasting’ en ‘bestaande geurbelasting’ wordt ‘bestaande hedonisch gewogen geurbelasting’. Met deze wijzigingen wordt beter aangesloten bij de definities van deze begrippen in artikel 1 en kan er geen misvatting meer bestaan over wat Gedeputeerde Staten met dit artikel beogen.

 

Onder G (artikel 10)

Zie ook de toelichting op de wijzigingen in artikel 9.

 

Onder H (artikel 11)

Zie de toelichting op de wijzigingen in artikel 10.

 

Onder K (artikel 14)

De periode van één jaar is reeds verstreken. Dit artikel vervalt omdat artikel 13 “Mestbewerking” te weinig van toepassing is geweest voor de provincie als het bevoegde gezag, om deze te kunnen evalueren.

 

Onder L (Bijlage)

 

Bijlage 1

De richt- en grenswaarden van de tabellen 1 en 2 opgenomen in bijlage 1 zijn gewijzigd als gevolg van de wijziging van 99,99 percentielwaarden naar 99,9 percentielwaarden. De toetswaarde voor het 99,9 percentiel is afgeleid van andere provinciale beleidsregels en de publicatie Bedrijven en Milieuzonering nieuwe stijl van de VNG en bedraagt een factor 4 ten opzichte van de toetswaarde uitgedrukt in het 98-percentiel.

 

Onder M (Bijlage)

Bijlage 2

De lijst met hedonische waarden H = –1 van voorbeeldbronnen kan worden vergeleken met die van de richtwaarden voor geluidbelasting voor diverse soorten woonomgevingen, zoals te vinden in de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening. Zoals het bevoegd gezag bij het gebruik van de Handreiking ten behoeve van het vaststellen van het toetsingskader voor geluid bepaalt welke woonomgeving van toepassing is, bepaalt het bevoegd gezag ten behoeve van het toetsingskader voor geur op basis van deze lijst per bron of een geschikte hedonische waarde H = -1 kan worden gebruikt. De lijst is samengesteld op basis van een breed scala aan documenten waarbij de basis is gevormd door de voormalige bijzondere regelingen zoals die tot 1 januari 2016 onderdeel uitmaakten van de NeR. Deze bijzondere regelingen vormden tot die datum voor een aantal bedrijfsprocessen het standaard toetsingskader om het aanvaardbaar geurhinderniveau te bepalen. De lijst is aangevuld met hedonische waarden uit algemeen aanvaarde meetrapporten waarbij rekening is gehouden met de samenhang tussen die waarden H = -1 en de waarden die voortkomen uit de bijzondere regelingen. Zodoende kan worden gesteld dat het gebruik van deze lijst leidt tot eenzelfde beschermingsniveau als voor een groot aantal bedrijfstakken gebruikelijk was tot 1 januari 2016.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. P.J. Buijtels

 

 

Naar boven