Subsidieregeling natuurmaatregelen Zuid-Holland 2023-2025

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

 

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat gedeputeerde staten op grond van 1.12 van de Wet natuurbescherming zorg dragen voor de totstandkoming en instandhouding van een samenhangend landelijk ecologisch netwerk, genaamd Natuurnetwerk Nederland;

 

Overwegende dat gedeputeerde staten op grond van artikel 2.2 van de Wet natuurbescherming ervoor zorg dragen dat instandhoudings- en passende maatregelen worden getroffen die nodig zijn voor Natura 2000-gebieden binnen de provincie;

 

Overwegende dat het Rijk en de provincies in 2013 het Natuurpact hebben ondertekend waarin afspraken zijn gemaakt over ambities en financiering van Nederlands natuurbeleid tot 2027;

 

Overwegende dat in 2020 het Uitvoeringsprogramma Natuur is vastgesteld dat erop is gericht de Nederlandse natuur in een gunstige, of waar dat nog niet mogelijk is een verbeterde, staat van instandhouding te brengen door een samenhangende inzet van maatregelen gericht op vermindering van stikstofemissie, verbetering van natuur en vergroting van natuurinclusief areaal op grond waarvan de Uitvoeringsregeling Programma Natuur is vastgesteld;

 

Overwegende dat op grond van de Uitvoeringsregeling Programma Natuur op 23 juli 2021 een beschikking is vastgesteld waarbij de provincie voor de periode 2021-2023 een eenmalige specifieke uitkering Uitvoeringprogramma Natuur is toegekend voor het treffen van maatregelen;

 

Overwegende dat het voor de uitvoering van de maatregelen op grond van het Natuurpact en het Programma Natuur noodzakelijk is dat gedeputeerde staten door middel van subsidies financieel bijdragen in de hieraan verbonden kosten met middelen waarover zij beschikken op grond van deze programma’s;

 

Overwegende dat er situaties zijn waarin gevallen van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 Wet bodembescherming het treffen van natuurmaatregelen belemmeren;

 

Overwegende dat indien geen natuurlijke of rechtspersoon kan worden geïdentificeerd of verplicht kan worden de saneringskosten voor deze gevallen van ernstige verontreiniging te dragen, het wenselijk is dat gedeputeerde staten door middel van subsidies financieel bijdragen in de hieraan verbonden kosten;

 

Overwegende dat indien de aanvrager een onderneming is de te subsidiëren activiteiten in overeenstemming zijn met Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (Pb EU 2013, L352) of hoofdstuk I en artikel 45 of 53 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie, van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L187);

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling natuurmaatregelen Zuid-Holland 2023-2025

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    Asv : Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • -

    beheerplan: beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming;

  • -

    natuurdoelanalyse: analyse van knelpunten, stand van zaken en mogelijke maatregelen voor het behalen van instandhoudingsdoelstellingen;

  • -

    maatregel Natuurpact: maatregel die is gebaseerd op de afzonderlijke beheerplannen, natuurdoelanalyses of aantoonbaar bijdraagt aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen als bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, van de Wet natuurbescherming of artikel 2.44, eerste lid, van de Omgevingswet zodra de Omgevingswet in werking treedt en de Wet natuurbescherming vervalt, en één van de volgende maatregelen betreft:

    • a.

      inrichten;

    • b.

      beheer;

    • c.

      herstel;

    • d.

      onderzoek;

    • e.

      monitoring;

    • f.

      handhaving;

    • g.

      communicatie; of

    • h.

      planvorming;

  • -

    maatregel Programma Natuur: maatregel die is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Natuur, en één van de volgende maatregelen betreft:

    • a.

      verbetering van de kwaliteit van natuurgebieden;

    • b.

      hydrologische verbetering;

    • c.

      versnelling van verwerving en optimalisering van de inrichting van natuurgebieden;

    • d.

      maatregelen in de overgangszones, inclusief verbinding tussen gebieden;

    • e.

      overige kwaliteitsmaatregelen bovenop het Natuurpact; of

    • f.

      vitalisering bos;

  • -

    natuurgebied: Natura 2000-gebied of gebied dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland;

  • -

    natuurmaatregel: maatregel Programma Natuur of maatregel Natuurpact;

  • -

    Natuurpact: door het Rijk en de provincies ondertekend document Natuurpact ontwikkeling en beheer van de natuur in Nederland van 18 september 2013, waarin de ambities met betrekking tot ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland zijn vastgelegd voor de periode tot en met 2027 (Kamerstukken II 2013/14, 33 576, nr. 6);

  • -

    onderneming: rechtspersoon die economische activiteiten uitvoert, ongeacht de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

  • -

    Programma Natuur: Programma voor structurele aanpak stikstof van 24 april 2020 (Kamerstukken II, 2020, 35 334, nr. 82) en op hoofdlijnen uitgewerkt in kamerbrief 20 juli 2020 met kenmerk DGNVLG/20188557;

  • -

    saneringsmaatregel: investering die resulteert in het herstel van de milieuschade, met inbegrip van de aantasting van de kwaliteit van de bodem of van het oppervlakte- of grondwater;

  • -

    Uitvoeringsprogramma Natuur: uitvoeringsprogramma dat zich richt op natuurherstel in de overbelaste stikstofgevoelige leefgebieden, zoals beschreven in de brief van 8 december 2020 (Kamerstukken II, 2020, 33 576, nr. 216).

Artikel 1.2 Verdelingswijze

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag aangevuld en gecompleteerd is als bedoeld in artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Wordt het subsidieplafond op enige dag overschreden, dan wordt de volgorde van binnenkomst van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen bepaald door middel van loting, waarbij:

    • a.

      de eerst getrokken aanvraag als hoogste wordt gerangschikt;

    • b.

      de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst in aanmerking komt voor subsidie;

    • c.

      subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die al dan niet gedeeltelijk gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.3 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Gedeputeerde staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid en gelet op de toepasselijke Europese regelgeving overlegt de subsidieontvanger daarbij een overzicht van gerealiseerde kosten.

Artikel 1.4 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot voor subsidies van € 25.000 en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

     

Paragraaf 2 Natuurmaatregelen

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor:

    • a.

      uitvoering van natuurmaatregelen op de percelen, die gearceerd zijn aangegeven op de kaart in bijlage 1 behorende bij deze regeling voor zover gelegen binnen de provincie Zuid-Holland;

    • b.

      uitvoering van natuurmaatregelen buiten de percelen, bedoeld onder a, voor zover dit bijdraagt aan de verbetering van de kwaliteit van een natuurgebied dat gearceerd is aangegeven op de kaart in bijlage 1 behorende bij deze regeling.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot of draagt bij aan het in een gunstige, of waar dat nog niet mogelijk is, een verbeterde, staat van instandhouding brengen van natuurgebieden.

  • 4.

    Voor de toepassing van het eerste lid worden Natura 2000-gebieden erkend als natuurerfgoed als bedoeld in artikel 53, tweede lid, onder b, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 2.1 wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    publiekrechtelijke rechtspersonen, die krachtens eigendom, erfpacht of een beheerovereenkomst zeggenschap hebben over het natuurgebied waarvoor subsidie wordt aangevraagd, met uitzondering van Staatsbosbeheer;

  • b.

    rechtspersonen die waterwinning tot doel hebben en die krachtens eigendom, erfpacht of een beheerovereenkomst zeggenschap hebben over het natuurgebied waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b.

Artikel 2.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv, kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 worden ingediend van 1 januari 2023 tot en met 30 september 2023.

Artikel 2.4 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, gaat de aanvraag vergezeld van een investeringsplan dat tenminste bevat:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie;

    • b.

      een omschrijving van de te treffen natuurmaatregelen;

    • c.

      de oppervlakte waarop de natuurmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • d.

      de motivering voor het treffen van de natuurmaatregelen;

    • e.

      de met de natuurmaatregelen beoogde eindsituatie van het natuurgebied, waarbij minimaal het beoogde natuurdoel en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;

    • f.

      een beschrijving van de wijze waarop het beoogde natuureffect wordt gemonitord;

    • g.

      een tijdplanning waarbinnen de natuurmaatregelen worden gerealiseerd;

    • h.

      een gespecificeerde begroting;

    • i.

      één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurgebied waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven; en

    • j.

      een onderbouwing dat de te treffen maatregel Programma Natuur aanvullend is op de maatregelen Natuurpact.

  • 2.

    De aanvraag omvat alle natuurmaatregelen die de aanvrager in en nabij één natuurgebied beoogt te verrichten.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.1 geweigerd:

    • a.

      voor zover aan de aanvrager subsidie kan worden verstrekt voor dezelfde natuurmaatregel op grond van de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur- en Landschap Zuid-Holland 2013;

    • b.

      voor zover subsidie is verstrekt voor dezelfde natuurmaatregel en daardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan 100% van de subsidiabele kosten van de natuurmaatregel;

    • c.

      indien de kosten van de natuurmaatregel waarvoor subsidie is aangevraagd naar het oordeel van gedeputeerde staten niet voldoende in verhouding staan tot het te bereiken effect;

    • d.

      indien de activiteit niet uitvoerbaar is wegens strijd met bestaande wet- en regelgeving;

    • e.

      indien de activiteit voortvloeit uit een wettelijke verplichting om compenserende maatregelen te treffen als bedoeld in artikel 2.8, vierde lid, onder c, van de Wet natuurbescherming of artikel 8.74b, eerste lid, onder c, van het Besluit kwaliteit leefomgeving, zodra de Omgevingswet in werking treedt en de Wet natuurbescherming vervalt;

    • f.

      indien de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 2.

    In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a, van de Asv wordt een subsidie als bedoeld in artikel 2.1 niet geweigerd voor zover de te subsidiëren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend mits de te subsidiëren activiteit niet volledig vóór 1 januari 2023 is uitgevoerd.

Artikel 2.6 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1 in aanmerking:

    • a.

      kosten voor het laten opstellen van een plan voor de uitvoering van natuurmaatregelen;

    • b.

      kosten van maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

    • c.

      kosten van maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

    • d.

      kosten voor grondverzet;

    • e.

      kosten voor het plaatsen van een raster;

    • f.

      kosten voor afvoer van grond;

    • g.

      kosten voor de verwijdering van opstallen;

    • h.

      kosten voor de verwijdering van begroeiing en beplanting;

    • i.

      kosten voor maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurgebied, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

    • j.

      kosten van aanloopbeheer, zijnde beheer dat noodzakelijk is in de periode tussen inrichting en het reguliere beheer om het beoogde beheertype te realiseren;

    • k.

      overige kosten voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende natuurmaatregel.

  • 2.

    De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie als bedoeld in artikel 2.1:

    • a.

      kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

    • b.

      kosten voor de bouw van opstallen;

    • c.

      kosten voor de aanschaf van machines;

    • d.

      kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

    • e.

      kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

    • f.

      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

    • g.

      kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

    • h.

      kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand convenant, regeling of afspraak.

Artikel 2.7 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de in artikel 2.6 genoemde subsidiabele kosten.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid is de te verstrekken subsidie niet hoger dan het verschil tussen de in aanmerking komende kosten en de exploitatiewinst van de investering. De exploitatiewinst wordt in mindering gebracht op de in aanmerking komende kosten, hetzij vooraf op basis van redelijke prognoses, hetzij via een terugvorderingsmechanisme.

Artikel 2.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 20 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidieontvanger dient uiterlijk op 15 augustus 2025 een aanvraag tot subsidievaststelling in bij gedeputeerde staten;

    • b.

      de subsidieontvanger monitort de subsidiabele activiteiten volgens het investeringsplan;

    • c.

      voor zover van toepassing levert de subsidieontvanger de gegevens aan die gedeputeerde staten nodig hebben voor monitoring, rapportage en verantwoording voor het Programma Natuur en het Natuurpact.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen in de beschikking tot subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen.

Artikel 2.9 Staatssteun

Indien de aanvrager een onderneming is en de subsidie is verleend met toepassing van artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan is gelet op de toepasselijke Europese regelgeving artikel 17, tweede tot en met vijfde lid, van de Asv niet van toepassing en is artikel 23 van de Asv van overeenkomstige toepassing op alle verstrekte subsidies ongeacht het subsidiebedrag alsmede artikel 21, eerste lid, onder a en b van de Asv.

 

Paragraaf 3 Saneringsmaatregelen

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor uitvoering van saneringsmaatregelen in de natuurgebieden, die gearceerd zijn aangegeven op de kaart in bijlage 1 behorende bij deze regeling.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot of draagt bij aan het in een gunstige, of waar dat nog niet mogelijk is, een verbeterde, staat van instandhouding brengen van natuurgebieden.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 3.1 wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    natuurlijke personen die krachtens eigendom, erfpacht of een beheerovereenkomst zeggenschap hebben over het natuurgebied waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen, die krachtens eigendom, erfpacht of een beheerovereenkomst zeggenschap hebben over het natuurgebied waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • c.

    rechtspersonen die waterwinning tot doel hebben en die krachtens eigendom, erfpacht of een beheerovereenkomst zeggenschap hebben over het natuurgebied waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 3.3 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv, kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 worden ingediend van 1 januari 2023 tot en met 30 september 2023.

Artikel 3.4 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Naast de gegevens die ingevolge het aanvraagformulier, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Asv, worden verstrekt, bevat de aanvraag tenminste:

    • a.

      een beschrijving van de uitgangssituatie waaruit blijkt dat sprake is van een terrein waarvan met zekerheid is vastgesteld dat er ten gevolge van menselijk toedoen gevaarlijke stoffen zijn aangetroffen in zodanige concentraties dat zij een ernstig risico voor de volksgezondheid of milieu vormen, rekening houdende met het huidige en het goedgekeurde toekomstige gebruik van de grond;

    • b.

      een omschrijving van de te treffen saneringsmaatregelen;

    • c.

      de oppervlakte waarop de saneringsmaatregelen zullen worden uitgevoerd;

    • d.

      de motivering voor het treffen van de saneringsmaatregelen;

    • e.

      een onderbouwing dat de saneringsmaatregelen resulteren in herstel van milieuschade, met inbegrip van de aantasting van de kwaliteit van de bodem of van het oppervlakte- of grondwater;

    • f.

      een tijdplanning waarbinnen de saneringsmaatregelen worden gerealiseerd;

    • g.

      een gespecificeerde begroting;

    • h.

      één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurgebied waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;

    • i.

      een onderbouwing dat de voor de verontreiniging aansprakelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon naar nationaal recht niet kan worden geïdentificeerd of verplicht kan worden de kosten te dragen; en

    • j.

      een taxatie van een onafhankelijke deskundige.

  • 2.

    De aanvraag omvat alle saneringsmaatregelen die de aanvrager in en nabij één natuurgebied beoogt te verrichten.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie als bedoeld in artikel 3.1 geweigerd:

  • a.

    indien de voor de verontreiniging aansprakelijke rechtspersoon of natuurlijke persoon naar nationaal recht kan worden geïdentificeerd en verplicht kan worden de kosten te dragen;

  • b.

    subsidie is verstrekt voor dezelfde saneringsmaatregel en daardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan 100% van de subsidiabele kosten van de saneringsmaatregel;

  • c.

    indien de kosten van de saneringsmaatregel waarvoor subsidie is aangevraagd naar het oordeel van gedeputeerde staten niet voldoende in verhouding staan tot het te bereiken effect;

  • d.

    indien de activiteit niet uitvoerbaar is wegens strijd met bestaande wet- en regelgeving;

  • e.

    indien op het moment van de indiening van de aanvraag reeds een aanvang is gemaakt met de uitvoering van de saneringsmaatregel waarvoor subsidie is aangevraagd;

  • f.

    indien voor de verontreiniging subsidie is verstrekt of verstrekt kon worden op basis van het Besluit financiële bepalingen bodemsanering;

  • g.

    indien de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de saneringsmaatregel wordt getroffen voor een verontreiniging waarvan in een beschikking op grond van artikel 29 Wet bodembescherming is vastgesteld dat het een geval van ernstige verontreiniging betreft of de saneringsmaatregel wordt getroffen voor een geval van verontreiniging boven de interventiewaarde bodemkwaliteit als bedoeld in het Besluit activiteiten leefomgeving, zodra de Omgevingswet in werking treedt en de Wet bodembescherming vervalt; en

  • b.

    de verontreiniging belemmert de uitvoering van natuurmaatregelen.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1 in aanmerking:

  • a.

    kosten van voorbereiding van de saneringsmaatregel;

  • b.

    kosten van uitvoering van de saneringsmaatregelen;

  • c.

    kosten van toezicht, technisch overleg, (eind)rapportage en evaluatie;

  • d.

    kosten van tijdelijke beveiligingsmaatregelen en nazorg;

  • e.

    kosten van opslag, reiniging of stort van de verontreinigde grond; en

  • f.

    overige kosten voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende saneringsmaatregel.

Artikel 3.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de in artikel 3.7 genoemde subsidiabele kosten, verminderd met de waardestijging van het terrein na uitvoering van de saneringsmaatregel, zoals getaxeerd door een onafhankelijke deskundige.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 25.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 20 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd dat uiterlijk op 15 augustus 2025 een aanvraag tot subsidievaststelling wordt ingediend bij gedeputeerde staten.

  • 2.

    Gedeputeerde staten kunnen in de beschikking tot subsidieverlening aanvullende verplichtingen opleggen.

Artikel 3.10 Staatssteun

Indien de aanvrager een onderneming is en de subsidie is verleend met toepassing van artikel 45 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, dan is gelet op de toepasselijke Europese regelgeving artikel 17, tweede tot en met vijfde lid, van de Asv niet van toepassing en is artikel 23 van de Asv van overeenkomstige toepassing op alle verstrekte subsidies ongeacht het subsidiebedrag alsmede artikel 21, eerste lid, onder a en b van de Asv.

 

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 4.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 4.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling natuurmaatregelen Zuid-Holland 2023-2025.

Den Haag, 22 november 2022,

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

ir. J.C. van Ginkel MCM, waarnemend secretaris

drs. J. SMIT, voorzitter

Bijlage 1  

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling natuurmaatregelen Zuid-Holland 2023-2025

I. Algemeen

De natuur in Nederland en Zuid-Holland staat onder druk; er zijn brongerichte maatregelen nodig maar ook natuurmaatregelen in en rondom natuurgebieden. Deze maatregelen zijn nodig voor de natuur maar ook randvoorwaardelijk voor een gezonde economie. De provincie is verantwoordelijk voor natuurbeleid. Een van de wettelijke verplichtingen van de provincie is het zorgdragen voor de maatregelen die nodig zijn voor het realiseren van de Natura 2000 doelstellingen en het versterken van natuur in Zuid-Holland. Naar aanleiding van de stikstofproblematiek heeft het rijk extra financiële middelen beschikbaar gesteld om via het programma natuur de realisatie van onze natuuropgave (voor stikstofgevoelige natuur en versnelling NNN) een extra impuls te geven. Deze extra middelen komen bovenop de middelen die ooit in het kader van het Natuurpact ter beschikking zijn gesteld. De uitvoering van deze maatregelen doet de provincie met uitvoerende partners en met name de terrein beherende organisaties. Deze uitvoering wordt grotendeels via bestaande subsidieregelingen gefinancierd, maar een aantal uitvoerende organisaties en een aantal maatregelen passen niet in de bestaande subsidieregelingen. Hiervoor is deze Subsidieregeling natuurmaatregelen Zuid-Holland 2023-2025 (hierna: subsidieregeling) opgesteld.

 

Natuurpact en Programma Natuur

Sinds 2013 zijn de provincies verantwoordelijk voor het natuurbeleid. In dat jaar hebben de provincies daarover definitieve afspraken gemaakt met de staatssecretaris van Economische Zaken die zijn neergelegd in het Natuurpact. Een van de doelstellingen van het Natuurpact is om het Natuurnetwerk Nederland (NNN) af te ronden in 2027. Hiertoe wordt het bestaande netwerk vergroot door 80.000 ha nieuwe natuur in te richten en worden maatregelen getroffen om de natuurkwaliteit in dit netwerk te behouden en verbeteren. Het Rijk heeft hier financiële middelen beschikbaar voor gesteld.

 

In 2020 hebben het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de provincies en de groene partners gezamenlijk gewerkt aan het Programma Natuur. Op 8 december is een akkoord bereikt over het Uitvoeringsprogramma Natuur. Vanuit het Rijk wordt er voor de jaren 2021 tot en met 2030 (extra) financiële middelen beschikbaar gesteld voor natuurherstel- en verbetermaatregelen ten behoeve van stikstofgevoelige natuur: het zogenaamde spoor 1 van het Programma Natuur dat onderdeel uitmaakt van de landelijke structurele aanpak stikstof. Spoor 1 wordt gefaseerd uitgevoerd en kent twee fases: 2021-2023 en 2024-2030. Er is landelijk € 600 miljoen beschikbaar gesteld voor maatregelen in de eerste fase. In het Uitvoeringsprogramma Natuur is voor de provincie Zuid-Holland een bedrag van € 28,4 miljoen beschikbaar voor de jaren 2021-2023. De afspraken zijn vastgelegd door middel van een specifieke uitkering (SPUK). Voor het maatregelenpakket voor de fase 2021 tot en met 2023 is er samen met de groene partijen gewerkt aan een groslijst van maatregelen die binnen deze termijn gestart kunnen worden en die passen binnen de kaders die vanuit het ministerie van LNV zijn gesteld. In artikel 2, derde lid, van de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur is bepaald dat de SPUK wordt verstrekt voor de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoeringsactiviteiten in de periode tot en met 31 december 2025. De bestuurlijke verplichtingen daartoe dienen uiterlijk in 2023 te zijn aangegaan. Onderhavige subsidieregeling vormt een van de instrumenten om dit uit te voeren.

 

Met het Natuurpact en het Programma Natuur zijn dus financiële middelen beschikbaar voor het treffen van natuurmaatregelen in het NNN en – daarbinnen – in Natura 2000-gebieden. Uitvoering van deze maatregelen op korte termijn is van groot belang; voor het versterken van natuur en (daarmee) om de huidige stikstofproblematiek het hoofd te bieden. Dit is ook van groot belang voor economische ontwikkeling en past in de ambities van de provincie om de natuur in Zuid-Holland te versterken.

 

De gebieden waar de natuurmaatregelen zijn voorzien, zijn veelal in eigendom, erfpacht of beheer bij andere partijen. Dit zijn zowel natuurlijke personen, privaatrechtelijke rechtspersonen (bijvoorbeeld Natuurmonumenten, drinkwaterbedrijven) als publiekrechtelijke rechtspersonen (bijvoorbeeld gemeenten, waterschappen en Staatsbosbeheer). Deze partijen – tezamen ook wel aangeduid als terrein beherende organisaties (TBO’s) – nemen het initiatief voor de natuurmaatregelen op de door hen beheerde gronden maar doen een beroep op de provincie voor de financiering van de natuurmaatregelen waarvoor de provincie op grond van het Natuurpact en het Programma Natuur middelen beschikbaar heeft. Deze middelen zullen beschikbaar worden gesteld aan de TBO’s door middel van subsidies. Voorheen gebeurde dit op basis van meerjarige overeenkomsten.

 

Een deel van de TBO’s kan gebruik maken van een bestaande subsidieregeling; de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013 (SKNL). Dit geldt (met uitzondering van Staatsbosbeheer) echter niet voor publiekrechtelijke rechtspersonen (zoals gemeenten en waterschappen) en de drinkwaterbedrijven. De SKNL sluit deze partijen uit als begunstigde. Onderhavige subsidieregeling biedt voor (een deel van) de TBO’s een grondslag om subsidie aan te vragen voor uitvoering van natuurmaatregelen in en rond natuurgebieden die daarvoor worden aangewezen in de subsidieregeling.

 

De aanvragen voor natuurmaatregelen kunnen worden ingediend in de periode 1 januari 2023 tot en met 30 september 2023. Deze periode houdt verband met artikel 2, derde lid, van de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur op grond waarvan de bestuurlijke verplichtingen voor de SPUK (fase 1) uiterlijk in 2023 moeten zijn aangegaan. De beslistermijn voor een besluit op een aanvraag voor subsidie is 13 weken. Door de termijn voor het indienen van de aanvraag op 30 september 2023 te stellen kan tijdig worden beslist en kunnen de bestuurlijke verplichtingen nog in 2023 worden aangegaan. De SPUK wordt verstrekt voor de kosten die zijn gemaakt voor uitvoeringsactiviteiten in de periode tot 31 december 2025. Door in de subsidieregeling vast te leggen dat uiterlijk op 15 augustus 2025 een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend door de subsidieontvanger, hebben gedeputeerde staten voldoende tijd voor het besluit tot vaststelling. Hiermee wordt geborgd dat de kosten van de provincie nog ten laste van 2025 kunnen worden gebracht en wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur.

 

De subsidieregeling biedt daarnaast voor alle partijen een grondslag voor het onder strikte voorwaarden subsidiëren van bodemsaneringsmaatregelen voor zover sprake is van een verontreiniging die een belemmering vormt voor het treffen van natuurmaatregelen.

 

Verhouding tot bestaande regelgeving

 

Algemene wet bestuursrecht en Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013

Deze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling is vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer wat de beslistermijnen zijn voor gedeputeerde staten, algemene verplichtingen van de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht en de algemene weigeringsgronden. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

 

Europeesrechtelijke aspecten

De onderhavige regeling is getoetst op mogelijke staatssteunelementen. Geconstateerd is dat de subsidie die wordt verstrekt op grond van deze regeling kan worden aangemerkt als staatssteun, indien de aanvrager een onderneming is. Het begrip onderneming wordt door het Europese Hof ruim uitgelegd. Volgens het Europese Hof is een onderneming elke eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. Er hoeft geen sprake te zijn van een winstoogmerk. Voldoende is dat met betrekking tot de desbetreffende activiteit concurrentie is op de markt. Derhalve kunnen ook gemeenten en non-profitorganisaties onder het begrip onderneming vallen. Steun aan bijvoorbeeld particulieren levert geen staatssteun op. Provinciale subsidies aan ondernemingen die voldoen aan de staatssteuncriteria moeten in beginsel ter goedkeuring worden aangemeld bij de Europese Commissie. De aanmeldingsplicht kent echter een aantal uitzonderingen.

 

Eén van de uitzonderingen is geregeld in de de-minimisverordening. Subsidie die onder de zogenaamde de-minimisverordening valt levert geen staatssteun op. Deze verordening is in beginsel van toepassing op subsidies waarvan het bruto steunbedrag, ongeacht vorm en doel, voor een onderneming over een periode van drie belastingjaren het plafond van € 200.000,- niet overschrijdt. De subsidieaanvrager dient een de-minimisverklaring te ondertekenen, waarmee wordt aangetoond dat het plafond niet wordt overschreden.

 

Een andere uitzondering is geregeld in de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor de subsidieverstrekking voor de natuurmaatregelen (paragraaf 2) wordt indien nodig gebruik gemaakt van artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Voor de subsidieverstrekking voor saneringsmaatregelen (paragraaf 3) wordt indien nodig gebruik gemaakt van artikel 45 van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Indien de aanvrager een onderneming is zal bij de aanvraag beoordeeld worden of de de-minimisverordening van toepassing is of de algemene groepsvrijstellingsverordening. Indien de algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is zal de subsidie worden verstrekt met toepassing van hoofdstuk I en artikel 45 of 53 van deze verordening en zal er conform deze verordening een kennisgeving van die beschikking worden gedaan aan de Europese Commissie.

 

II. Artikelsgewijs

 

Paragraaf 1

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Maatregel Natuurpact: in 2013 hebben Rijk en provincies het Natuurpact gesloten waarin ambities voor de ontwikkeling en het beheer van natuur zijn vastgelegd. Onderdeel van deze ambities is het vergroten van het bestaande NNN en het treffen van maatregelen om de natuurkwaliteit in dit netwerk te behouden en verbeteren. Deze maatregelen zijn vastgelegd in Natura 2000 beheerplannen, in natuurdoelanalyses of dragen aantoonbaar bij aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen als bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, van de Wet natuurbescherming of artikel 2.44, eerste lid, van de Omgevingswet zodra de Omgevingswet in werking treedt en de Wet natuurbescherming vervalt. De begripsbepaling omvat een nadere specificatie van deze maatregelen waarvoor op grond van de subsidieregeling subsidie kan worden aangevraagd. Deze kunnen als volgt worden toegelicht.

 

De maatregelen genoemd in de onderdelen a, b en c betreffen gebiedsgerichte, fysieke maatregelen in de gebieden die zien op het inrichten, beheren en herstellen van natuurgebieden. Dit zijn alle maatregelen die het verwezenlijken van de instandhoudingsdoelstellingen of uitbreidingsdoelstellingen tot doel hebben. Deze maatregelen kunnen zeer divers zijn. Voorbeelden zijn maatregelen om de hydrologie van een waterrijk gebied te herstellen, het herplanten van soorten, maaien, hooien, begrazen, plaggen van vegetatie, onderhoud van bosranden, openhouden van de vegetatie en aanleg van poelen. Onder beheer kunnen ook maatregelen vallen die bijvoorbeeld betrekking hebben op het beheer en onderhoud van installaties die nodig zijn om de hiervoor genoemde maatregelen uit te kunnen voeren. Het gaat dan bijvoorbeeld om installaties die nodig zijn voor het bevloeien of inunderen van vegetaties of kunstwerken die nodig zijn voor herstel van de hydrologie.

 

In onderdeel d is de maatregel onderzoek opgenomen. Onderzoek – bijvoorbeeld om vast te stellen of en zo ja, welke fysieke maatregelen nodig zijn in een natuurgebied – is een zelfstandige maatregel. Onderzoek kan dus voor subsidie in aanmerking komen ongeacht of het onderzoek ook resulteert in gebiedsgerichte, fysieke maatregelen in de gebieden als bedoeld in de onderdelen a, b en c.

 

Onderdeel e ziet op monitoring waarmee is bedoeld het monitoren van de resultaten van gebiedsgerichte, fysieke maatregelen, de staat van instandhouding van natuurgebieden en het functioneren van het landschaps-ecologisch systeem. Dat laatste betreft zowel soorten en habitattypen of leefgebieden als abiotische omstandigheden zoals bodem- en waterkwaliteit en andere kenmerken van structuur en functie die indicatief zijn voor de kwaliteit van een gebied.

 

In onderdeel f is handhaving opgenomen. Voor de bescherming van natuurgebieden is handhavend optreden door TBO’s in de gebieden een passend instrument. Om die reden is ook deze maatregel onder de reikwijdte van deze begripsbepaling gebracht.

 

Dit geldt evenzeer voor de maatregel in onderdeel g communicatie waaronder wordt begrepen het informeren van het publiek over (het belang van) het treffen van natuurmaatregelen in natuurgebieden.

 

Tot slot is in onderdeel h planvorming als maatregel opgenomen. Hiermee wordt bedoeld alle benodigde handelingen die nodig zijn om te komen tot uitvoering van de gebiedsgerichte, fysieke maatregelen in natuurgebieden zoals het uitvoeren van conditionerende onderzoeken, het opstellen van de voorlopig en definitief ontwerp, het opstellen van bestekken, haalbaarheidsstudies, vergunningstrajecten, afstemmingsoverleg met betrokken partijen etc. Wanneer al zeker is dat een maatregel zal worden uitgevoerd, kan planvorming integraal onderdeel zijn van maatregelen zoals bedoeld in onderdeel a. In sommige gevallen is die zekerheid er (nog) niet of kan de uitvoering niet plaatsvinden binnen de looptijd van de subsidie. In die gevallen kan de subsidie voor planvorming apart aangevraagd worden.

 

Maatregel Programma Natuur: met de financiële middelen die beschikbaar zijn voor het Programma Natuur kunnen verschillende gebiedsgerichte natuurherstel- en verbetermaatregelen worden getroffen. De bedoelde maatregelen zijn geïnventariseerd en opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Natuur en kunnen als volgt worden toegelicht.

 

Onder onderdeel a verbetering van de kwaliteit van natuurgebieden worden structurele systeemherstelmaatregelen begrepen zoals bijvoorbeeld verbeterde inrichting en hydrologische maatregelen.

 

Onderdeel b omvat de maatregel hydrologische verbetering. Deze maatregelen hebben in veel gebieden tot doel een natuurgebied te vernatten of natuurlijke processen als kwel te herstellen. Het verbeteren van hydrologie rond natuurgebieden is in veel gebieden essentieel om de kwaliteit in het natuurgebied te verhogen.

 

Onderdeel c ziet op versnelling van verwerving en optimalisering van de inrichting van natuurgebieden. Deze maatregel draagt bij aan de uitbreiding van de leefgebieden en habitattypen, het robuuster maken van natuursystemen en het in een gunstige staat van instandhouding brengen van de overbelaste stikstofgevoelige gebieden. Dit is bijvoorbeeld grondverwerving ten behoeve van de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN).

 

Onderdeel d omvat maatregelen in overgangszones, inclusief verbinding tussen gebieden. Onder overgangszones worden de gebieden rond overbelaste stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden bedoeld. Mogelijke maatregelen in deze overgangsgebieden zijn andere vormen van beheer, het stimuleren van extensievere vormen van landbouw, het verhogen van het waterpeil, aangepaste vormen van (agrarisch natuur-)beheer of – waar dat noodzakelijk blijkt – functieverandering.

 

Met onderdeel e overige kwaliteitsmaatregelen bovenop het Natuurpact worden overige maatregelen bedoeld anders dan de onderdelen a t/m d en f. Dit zijn bijvoorbeeld het tegengaan van effecten van een te hoge recreatieve druk en invasieve exoten zoals watercrassula en Japanse duizendknoop.

 

Onderdeel f omvat de maatregel vitalisering bos. Dit is een specifieke maatregel die erop is gericht om bos dat is of wordt gekapt voor het behalen van instandhoudingsdoelen in Natura 2000-gebieden wordt gecompenseerd. Deze compensatie ziet op bosgebied dat vanaf 2017 is gekapt voor natuurverbetering.

 

Saneringsmaatregel: deze begripsbepaling sluit aan op (de voorwaarden voor staatssteun voor saneringsmaatregelen zoals opgenomen in artikel 45 van) de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Paragraaf 2 Natuurmaatregelen

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

Subsidie kan worden verstrekt voor natuurmaatregelen die leiden tot het in een gunstige, of verbeterde staat van instandhouding brengen van natuurgebieden die zijn gearceerd op de kaart in de bijlage bij deze subsidieregeling. Deze percelen komen overeen met de percelen waarvoor op grond van de SKNL subsidie kan worden verkregen voor natuurmaatregelen en die zijn vastgelegd op de kaart in bijlage 1 bij het openstellingsbesluit SKNL Zuid-Holland 2023.

 

Er zijn situaties waarbij de natuurmaatregelen moeten worden getroffen op percelen die buiten de gearceerde percelen liggen. Ook daarvoor kan subsidie worden verstrekt mits dat bijdraagt aan de kwaliteit van de (wel) gearceerde percelen.

 

Artikel 2.2 Doelgroep

Een subsidie als bedoeld in artikel 2.1 wordt (alleen) verstrekt aan partijen die in de SKNL als begunstigden zijn uitgesloten. Dit zijn publiekrechtelijke rechtspersonen (met uitzondering van Staatsbosbeheer), drinkwaterbedrijven en privaatrechtelijke rechtspersonen als deze kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van de gronden van voornoemde partijen.

 

Artikel 2.3 Aanvraagperiode

De natuurmaatregelen worden deels bekostigd uit middelen voor het Natuurpact en deels uit middelen die landelijk beschikbaar worden gesteld voor het Programma Natuur. Een van de voorwaarden die voor de voor het Programma Natuur gestelde middelen geldt, is dat de bestuurlijke verplichtingen voor de te treffen natuurmaatregelen uiterlijk in 2023 zijn aangegaan. Door de aanvraagperiode te stellen op de periode 1 januari 2023 – 30 september 2023 kan tijdig worden beslist en aan deze voorwaarde worden voldaan.

 

Artikel 2.4 Aanvraagvereisten

Een subsidie als bedoeld in artikel 2.1 kan worden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier. Bij de in artikel 2.4, eerste lid, gestelde aanvraagvereisten is aansluiting gezocht bij de voor de SKNL gestelde eisen.

 

Het verdient de voorkeur dat een aanvrager één aanvraag per natuurgebied indient. Om die reden is in artikel 2.4, tweede lid, bepaald dat een aanvraag alle natuurmaatregelen omvat per natuurgebied. Hiermee wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat geen subsidie kan worden verstrekt omdat het drempelbedrag van € 25.000, dat is opgenomen in artikel 2.7, tweede lid, niet wordt behaald. Daarnaast maakt dit het mogelijk alle maatregelen binnen één gebied in samenhang te kunnen beoordelen.

 

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Een subsidie als bedoeld in artikel 2.1 wordt geweigerd in de in dit artikel genoemde gevallen.

 

In artikel 2.5, eerste lid, onder e, is bepaald dat subsidie wordt geweigerd als de natuurmaatregel voortvloeit uit een verplichting om compenserende maatregelen te treffen. In dat geval dient de natuurmaatregel om de (mogelijke) negatieve gevolgen van een plan of project te compenseren. Dit wordt een (financiële) verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer van het plan of project geacht waarvoor deze verplichting is opgelegd en waarvoor onderhavige subsidieregeling niet is bedoeld.

 

Artikel 2.6 Subsidiabele en niet subsidiabele kosten

De subsidiabele en niet subsidiabele kosten zijn afgestemd op die van de SKNL.

 

Artikel 2.7 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten voor de natuurmaatregelen en dient minimaal € 25.000,00 te bedragen.

 

Ter voorkoming van handelen in strijd met het verbod op staatssteun is in het derde lid vastgelegd dat de te verstrekken subsidie niet hoger mag zijn dan het verschil tussen de subsidiabele kosten en de exploitatiewinst van de investering waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

 

Wanneer bijvoorbeeld subsidie wordt verstrekt voor een natuurmaatregel waarbij bomen worden gekapt en de subsidieontvanger vervolgens winst maakt door verkoop van houtsnippers, dan dient die winst in mindering te worden gebracht op de subsidiabele kosten.

 

Artikel 2.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De natuurmaatregelen worden deels bekostigd uit middelen voor het Natuurpact en deels uit middelen die landelijk beschikbaar worden gesteld voor het Programma Natuur. Een van de voorwaarden die voor de voor het Programma Natuur gestelde middelen geldt, is dat de SPUK wordt verstrekt voor de kosten die zijn gemaakt voor de uitvoeringsactiviteiten in de periode tot en met 31 december 2025. Met het oog daarop is in artikel 2.8 vastgelegd dat uiterlijk op 15 augustus 2025 een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend door de subsidieontvanger. Dit geeft gedeputeerde staten de tijd een beschikking vast te stellen en tot uitbetaling over te gaan – en de kosten te maken – op (uiterlijk) 31 december 2025. Op die wijze wordt voldaan aan de verplichtingen uit hoofde van de Regeling specifieke uitkering Programma Natuur.

 

Daarnaast geldt voor gedeputeerde staten de verplichting de voortgang van de maatregelen te (doen) monitoren, daarover te rapporteren en verantwoording af te leggen aan het Rijk. Om de naleving van deze voorwaarden en verplichtingen te borgen, zijn subsidieontvangers verplicht om de voortgang te monitoren en hierover informatie te verstrekken aan gedeputeerde staten.

 

Artikel 2.9 Staatssteun

Indien de aanvrager een onderneming is en de subsidie wordt verstrekt met inachtneming van hoofdstuk I en artikel 53 van de algemene groepsvrijstellingsverordening, wordt bij subsidies tot € 125.000,00 afgeweken van die bepalingen van de Asv die zien op de rekening en verantwoording van subsidies tot € 125.000,00.

 

Paragraaf 3 Saneringsmaatregelen

Er zijn situaties aangetroffen waarin het treffen van natuurmaatregelen wordt belemmerd door een aanwezige bodemverontreiniging. Gezien het grote belang van de uitvoering van de natuurmaatregelen is het wenselijk dat in die situatie ook subsidie kan worden verstrekt voor saneringsmaatregelen. Hiervoor geldt wel een aantal strikte voorwaarden. Deze paragraaf geeft hiervoor de regeling.

 

Artikel 3.1 Subsidiabele activiteiten en prestatie

Subsidie kan worden verstrekt voor saneringsmaatregelen in de op de kaart in bijlage 1 gearceerde percelen. Voorwaarde is dat de saneringsmaatregelen nodig zijn voor en, meer specifiek, leiden tot het in een gunstige, of verbeterde staat van instandhouding brengen van natuurgebieden.

 

Artikel 3.2 Doelgroep

De doelgroep van deze paragraaf is ruimer dan die van paragraaf 2; subsidie kan worden verstrekt aan alle partijen die eigenaar, erfpachter of beheerder zijn van een natuurgebied waarvoor de subsidie wordt aangevraagd. Deze ruimere werking is ingegeven door het feit dat saneringsmaatregelen in de SKNL niet voor subsidie in aanmerking komen. Alle betrokken TBO’s kunnen dus gebruik maken van onderhavige paragraaf 3.

 

Artikel 3.3 Aanvraagperiode

Voor natuurmaatregelen geldt de voorwaarde dat de bestuurlijke verplichtingen hiervoor uiterlijk in 2023 moeten zijn aangegaan. Gezien de samenhang tussen saneringsmaatregelen en natuurmaatregelen is er daarom, in lijn met artikel 2.3, voor gekozen om de aanvraagperiode voor saneringsmaatregelen gelijk te stellen met die voor natuurmaatregelen.

 

Artikel 3.4 Aanvraagvereisten

Een subsidie als bedoeld in artikel 3.1 kan worden aangevraagd door middel van een aanvraagformulier. Bij de in artikel 3.4, eerste lid, gestelde aanvraagvereisten is aansluiting gezocht bij de voor de natuurmaatregelen gestelde eisen.

 

De in artikel 3.4, eerste lid, onder j, gestelde verplichting een taxatie bij te voegen van een onafhankelijke deskundige vloeit voort uit artikel 45, vierde en vijfde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Aan de hand daarvan kan worden vastgesteld of sprake is van een waardestijging door de uitgevoerde saneringsmaatregelen. Dit moet in mindering worden gebracht op de te subsidiëren kosten.

 

Het verdient de voorkeur dat een aanvrager één aanvraag per natuurgebied indient. Om die reden is in artikel 3.4, tweede lid, bepaald dat een aanvraag alle saneringsmaatregelen omvat per natuurgebied. Hiermee wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat geen subsidie kan worden verstrekt omdat het drempelbedrag van € 25.000, dat is opgenomen in artikel 3.8, tweede lid, niet wordt behaald.

 

Artikel 3.6 Subsidievereisten

In artikel 3.6 zijn vereisten gesteld waaraan moet worden voldaan om voor subsidie op grond van artikel 3.1 in aanmerking te komen. Er moet sprake zijn van een ernstig geval van verontreiniging en deze moet de uitvoering van natuurmaatregelen belemmeren. Hiermee wordt uitgesloten dat subsidie wordt verleend voor saneringsmaatregelen die geheel los staan van natuurmaatregelen en voor saneringsmaatregelen die niet noodzakelijk worden geacht vanuit het perspectief van de Wet bodembescherming en – nadat deze is vervallen – de Omgevingswet.

 

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Artikel 3.7 omvat een ruime regeling voor de vergoeding van kosten. Dit sluit aan op artikel 45, derde lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening waarin is bepaald dat alle kosten van een sanering voor vergoeding in aanmerking komen. De kosten moet in voorkomend geval overigens wel worden verminderd met de waardestijging van het terrein als gevolg van de sanering. Hiertoe moet ook een taxatie van een onafhankelijke deskundige worden aangeleverd bij de aanvraag ingevolge artikel 3.4, eerste lid, onder j. Daarnaast geldt dat alleen de kosten die gemaakt worden na het indienen van de aanvraag subsidiabel zijn. Dit vloeit voort uit artikel 6, tweede lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

 

Artikel 3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Voor natuurmaatregelen geldt de voorwaarde dat uiterlijk op 15 augustus 2025 een aanvraag tot vaststelling moet worden ingediend door de subsidieontvanger. Gezien de samenhang tussen saneringsmaatregelen en natuurmaatregelen is er daarom, in lijn met artikel 2.8, voor gekozen om de verplichting op te leggen dat de aanvraag tot vaststelling ten aanzien van de saneringsmaatregelen eveneens uiterlijk op 15 augustus 2025 moeten zijn ingediend.

 

Artikel 3.10 Staatssteun

Indien de aanvrager een onderneming is en de subsidie wordt verstrekt met inachtneming van hoofdstuk I en artikel 45 van de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt bij subsidies tot € 125.000,00 afgeweken van die bepalingen van de Asv die zien op de rekening en verantwoording van subsidies tot € 125.000,00.

Naar boven