Wijziging Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet;

 

gelet op artikel 1.8 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016;

 

overwegende dat de Europese verordeningen waarop het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is gebaseerd zijn gewijzigd, een nieuw Programma van Eisen geldt inzake de certificeringsverordening en het wenselijk is om de regeling op een aantal punten te wijzigen;

 

 

BESLUITEN:

 

 

de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016, zoals vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van 11 maart 2015, kenmerk 2015000139, Provinciaal Blad nummer 1479, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 december 2021, kenmerk 5.1/2 021001805, Provinciaal Blad nummer 11896, te wijzigen.

 

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

 

Assen, 25 oktober 2022

Kenmerk 5.5/2022001603

 

 

Uitgegeven: 17 november 2022

 

 

 

Wijziging Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016

 

ARTIKEL I Wijzigingen

 

A.

 

Artikel 1.1 (Begripsbepalingen) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In de alfabetische volgorde worden de volgende begripsbepalingen ingevoegd:

    • andere gebruiker van landbouwgrond: gebruiker van landbouwgrond, niet zijnde een landbouwer;

    • bestaand certificaat: certificaat dat door de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer vóór 2023 is afgegeven op basis van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Programma van Eisen van 2019 of ouder;

    • bijdrage: monitoringsbijdrage, schapenbijdrage, toezichtbijdrage, vaarbijdrage of voorzieningenbijdrage;

    • deelnemer: lid van een vereniging als bedoeld in artikel 3.1;

    • minister: minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

    • regiokaart: kaart en de bijbehorende onderverdeling in regio’s als bedoeld in bijlage 5.2, onderdeel B, van de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB 2023 van de minister;

    • Verordening (EU) nr. 2021/2115: verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (pbEU 2021, L435).

  • 2.

    Onder vervanging van de punt aan het slot van de laatste begripsbepaling door een puntkomma wordt een begripsbepaling toegevoegd, luidende:

    • Verordening (EU) nr. 2021/2116: verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1306/2013.

  • 3.

    De volgende begripsbepalingen komen te vervallen:

    • De definitie van « normbedrag »;

    • De definitie van « Verordening (EU) nr. 640/2014 »;

    • De definitie van « Verordening (EU) nr. 809/2014 ».

  • 4.

    De benaming van de definitie « certificaat » wordt vervangen door « certificaat 2023 »

  • 5.

    In de definitie (nieuw) van certificaat 2023 wordt « afgegeven certificaat, waarmee wordt gewaarborgd dat een natuurbeheerder of agrarisch collectief » vervangen door « afgegeven certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, waarmee wordt gewaarborgd dat een begunstigde ».

  • 6.

    De definitie van « landbouwactiviteit » komt als volgt te luiden: produceren van landbouwproducten als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met uitzondering van visserijproducten, alsmede hakhout met korte omlooptijd, alsmede natte teelten bij wijze van paludicultuur en het in een staat houden van landbouwgrond die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines .

  • 7.

    De definitie van « landbouwer » komt als volgt te luiden: natuurlijke of rechtspersonen of groepen natuurlijke of rechtspersonen die een minimumniveau aan landbouwactiviteiten uitvoert.

  • 8.

    De definitie van « landbouwgrond » komt als volgt te luiden: grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, alsmede landschapselementen op of grenzend aan die grond die ter beschikking van de landbouwer of de andere gebruiker van landbouwgrond staan.

  • 9.

    In de definitie van leefgebied wordt « waarop planten of dieren voorkomen of voor kunnen komen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting, het beheer en het gebruik van hun omgeving » vervangen door « die een geschikte omgeving vormen of kunnen vormen voor planten of dieren ».

  • 10.

    De definitie van « transactiekosten » komt als volgt te luiden: extra kosten die verband houden met het in artikel 3.2 bedoelde project, maar niet rechtstreeks kunnen worden toegeschreven aan de uitvoering van dat project, noch vervat zijn in de kosten of gederfde inkomsten die rechtstreeks worden gecompenseerd en die op basis van standaardkosten berekend kunnen worden .

 

B.

 

Artikel 1.2 (Openstelling), derde lid, wordt gewijzigd als volgt:

 

  • a.

    Onder e, vervalt « voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer ».

  • b.

    Onderdeel ‘f’ vervalt onder vernummering van onderdeel ‘g’ tot ‘f’.

 

C.

 

Artikel 1.3 (Natuurbeheerplan), tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

 

  • a.

    Onder a in subonderdeel 3° wordt « voor een vaar- of schapenbijdrage; » vervangen door « voor één of meer bijdragen ».

  • b.

    Onder b in subonderdeel 3° vervalt « droge ».

  • c.

    Subonderdeel 4° « natte dooradering » komt te vervallen.

  • d.

    Onder vernummering van subonderdeel 5° naar subonderdeel 4° wordt een nieuw subonderdeel 5° toegevoegd, luidende:

    5° categorie klimaat.

 

D.

 

Artikel 1.9 (Certificering) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Het eerste lid komt als volgt te luiden: Gedeputeerde Staten besluiten op basis van het Programma van Eisen voor natuurbeheer en agrarisch natuurbeheer als opgenomen in de Uitvoeringsregeling Stichting Certificering SNL 2023 op een aanvraag om afgifte van een certificaat 2023:

    • a.

      certificaat collectief agrarisch natuurbeheer 2023;

    • b.

      certificaat collectief natuurbeheer 2023;

    • c.

      certificaat natuurbeheer 2023 voor aanvragers die voor 200 of meer hectare natuurterrein subsidie hebben aangevraagd;

    • d.

      certificaat natuurbeheer 2023 voor beheerders die voor minder dan 200 hectare natuurterrein subsidie hebben aangevraagd.

  • 2.

    Onder vernummering van het tweede tot derde lid wordt een lid ingevoegd luidende:

  • 2. Onder een certificaat als bedoeld onder het eerste lid, onder d, wordt mede begrepen een bestaand certificaat natuurbeheer voor beheerders die voor minder dan 200 hectare natuurterrein subsidie hebben aangevraagd.

  • 3.

    Na het derde lid (nieuw) wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om de in het eerste lid en tweede lid genoemde certificaten in te trekken.

 

E.

 

Na artikel 1.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.9a Overgangsregeling aanvragers met bestaande certificaten

 

  • 1.

    In zoverre in afwijking van de artikelen 2.4, 2.13, 3.4 en 3.13 mag een subsidieaanvrager op basis van een bestaand certificaat indienen, zolang de aanvrager nog niet over een certificaat 2023 beschikt.

  • 2.

    Een subsidieaanvrager als bedoeld in het eerste lid die een subsidieaanvraag indient op basis van een bestaand certificaat:

    • a.

      dient uiterlijk in het eerste beheerjaar van de subsidie of bijdrage waarvoor op grond van de paragrafen 2 en 3 subsidie wordt aangevraagd, een aanvraag in voor een certificaat 2023; en

    • b.

      beschikt binnen uiterlijk drie jaar na indiening van de onder a bedoelde aanvraag voor het certificaat 2023, over dat certificaat.

  • 3.

    Een subsidie of bijdrage verstrekt op grond van de paragrafen 2 en 3 wordt ingetrokken indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in het tweede lid.

 

F.

 

Artikel 2.4 (Subsidievereisten) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid onder d wordt « individueel certificaat of een groepscertificaat » vervangen door « certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder b, c of d ».

  • 2.

    Het eerste lid onder e komt als volgt te luiden: de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c en d, beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder b, of de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren beschikken elk afzonderlijk over een certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder c of d.

  • 3.

    Het zesde lid komt als volgt te luiden: Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels vaststellen met betrekking tot de openstellingsplicht en het verstrekken van de toezichtbijdrage of de voorzieningenbijdrage in afwijking van artikel 2.9, eerste lid, onder d.

  • 4.

    Het achtste lid komt als volgt te luiden: Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c of d, niet beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder b, gaat de aanvraag vergezeld van een certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder c of d, of een afschrift van de aanvraag daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren.

  • 5.

    In het negende lid wordt « individueel certificaat » vervangen door « certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder c of onder d ».

 

G.

 

Artikel 2.5 (Subsidiabele kosten) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het derde lid wordt « om » vervangen door « tot ».

  • 2.

    Het vierde lid komt als volgt te luiden: Bij een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c en d, die niet beschikt over een certificaat collectief natuurbeheer 2023, zijn de activiteiten van een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoert niet subsidiabel indien deze niet langer over een certificaat als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder c of d beschikt.

  • 3.

    Het vijfde lid komt als volgt te luiden: Indien een aangevraagd certificaat als bedoeld in artikel 2.4, achtste of negende lid, niet is afgegeven binnen negen maanden na het einde van de periode van openstelling als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder d, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.

 

H.

 

Artikel 2.6 (Subsidiehoogte) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Het tweede lid onder a komt als volgt te luiden: het tarief voor de monitoringsbijdrage per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares.

  • 2.

    In het tweede lid onder de onderdelen b, c, d en e wordt « normbedrag » vervangen door « tarief ».

  • 3.

    Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot het derde lid.

 

I.

 

Artikel 2.9 (Verplichtingen van de subsidieontvanger) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid onder f wordt « een individueel certificaat of groepscertificaat » vervangen door « het vereiste certificaat ».

  • 2.

    In het vierde lid onder a wordt na « Wet natuurbescherming » toegevoegd « of de Omgevingswet uitgewerkt in het Besluit activiteiten leefomgeving ».

 

J.

 

Artikel 2.12 (Bevoorschotting en betaling) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot het derde tot en met zesde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd luidende: Er kunnen maximaal vijf voorschotten, als bedoeld in het eerste lid, worden verleend.

  • 2.

    In het vierde lid (nieuw) wordt « tweede » vervangen door « derde ».

  • 3.

    Het vijfde lid (nieuw) komt als volgt te luiden: Het voorschot op het verleende subsidiebedrag wordt steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing bedoeld in het derde of vierde lid betaald, tenzij de beschikking tot subsidieverlening een ander tijdstip vermeldt.

  • 4.

    Het zesde lid (nieuw) komt als volgt te luiden: Gedeputeerde Staten kunnen in bijzondere gevallen in de beschikking tot subsidieverlening afwijken van het bepaalde in het derde en het vijfde lid van dit artikel.

 

K.

 

Artikel 2.13 (Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal) wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het derde lid komt als volgt te luiden: De hoogte van de wijziging van de subsidie wordt bepaald op basis van het tarief dat van toepassing was ten tijde van het nemen van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2.

    Het vierde lid vervalt, onder vernummering van het vijfde lid tot vierde lid.

  • 3.

    Het vierde lid (nieuw) komt als volgt te luiden: Indien op het moment van de beschikking tot subsidieverlening nog geen tarief was vastgesteld voor het betreffende natuurbeheertype, landschapsbeheertype of bijdrage, wordt in afwijking van het derde lid het tarief en opslag voor de prijsstijging gehanteerd dat geldt in het jaar waarin voor het eerst het tarief is vastgesteld voor het betreffende beheertype of bijdrage.

 

L.

 

Artikel 2.16 (Voortijdige vaststelling wegens wijziging natuurbeheertype), tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In onderdeel c wordt « artikel 8, eerste lid, van de provinciale Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap » vervangen door « het eerste lid ».

 

M.

 

Artikel 3.4 (Subsidievereisten) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Onder a wordt « collectief agrarisch natuurbeheer » vervangen door « als bedoeld in artikel 1.9, eerste lid, onder a ».

  • 2.

    Onder c in subonderdeel 4 wordt na « onderdeel van het leefgebied » toegevoegd «, waarbij uit die berekening blijkt dat rekening is gehouden met de regiokaart ».

  • 3.

    Onder c na subonderdeel 4 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende: 5. een of meer topografische kaarten met een schaal van 1:5.000 waarop de buitengrenzen van de leefgebieden of onderdelen van de leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven.

 

N.

 

Artikel 3.8 (Verdeelcriteria), eerste lid, komt als volgt te luiden:

 

  • 1.

    Indien binnen de aanvraagperiode meerdere volledige subsidieaanvragen voor dezelfde locatie zijn ingediend, wordt voor subsidie van die locatie een aanvraag geselecteerd door te bepalen welke aanvraag het meest ecologisch effectief wordt uitgevoerd.

 

O .

 

Artikel 3.11 (Verplichtingen van de subsidieontvanger) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    Onder onderdeel e wordt « de laatste dag waarop de Gecombineerde data inwinning kan worden ingediend » vervangen door « 15 mei ».

  • 2.

    De onderdelen g, i, o en q vervallen onder verlettering van de onderdelen h tot en met p tot g tot en met m.

  • 3.

    Onder h (nieuw) wordt « een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer » vervangen door « het certificaat bedoeld in artikel 3.4, onder a ».

  • 4.

    Er wordt een nieuw onderdeel n toegevoegd, luidende: de subsidieontvanger neemt in het in onderdeel b bedoelde systeem het relatienummer op van de deelnemer die ten tijde van het uitvoeren van de beheeractiviteit beschikt over het recht tot gebruik en beheer van de oppervlakte waarop die beheeractiviteit in het betreffende beheerjaar wordt uitgevoerd.

 

P.

 

Na artikel 3.11 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.11a Verplichtingen van de deelnemer

 

  • 1.

    Een deelnemer verplicht zich ertoe zijn recht tot gebruik en beheer van de oppervlakte waarop de beheeractiviteit in het betreffende beheerjaar wordt uitgevoerd bij te houden in het daartoe door de minister voorgeschreven systeem.

  • 2.

    De deelnemer houdt de gegevens die ingevolge het eerste lid zijn ingediend gedurende het aanvraagjaar actueel, met dien verstande dat uiterlijk vier weken nadat zich een wijziging heeft voorgedaan en niet later dan 1 september, de gegevens door middel van een door de minister vastgesteld formulier kunnen worden gewijzigd.

 

Q.

 

Artikel 3.12 (Bevoorschotting en betaling), eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren een voorschot op het verleende subsidiebedrag, naar aanleiding van de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder g.

 

R.

 

Na artikel 3.12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.12a Voorziening onmiddellijke liquiditeitsbehoefte subsidieontvanger

 

  • 1.

    Om te voorzien in de onmiddellijke liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger verrichten Gedeputeerde Staten op aanvraag een betaling, voorafgaande aan de in artikel 3.12 bedoelde voorschotbetaling, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de betaling vindt plaats tussen 1 januari en 1 juli van het kalenderjaar waarop de voorschotbetaling betrekking heeft;

    • b.

      de betaling bedraagt 20% van de totale subsidie die aan de subsidieontvanger per kalenderjaar is verleend;

    • c.

      Gedeputeerde Staten brengen bij de voorschotbetaling, bedoeld in artikel 3.12, vierde lid, de betaling bedoeld in onderdeel a, in mindering op het voorschot.

  • 2.

    Indien het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde voorschot ontoereikend is om de betaling geheel in mindering te brengen, verrekenen Gedeputeerde Staten het openstaande bedrag met de te verstrekken voorschotten voor de daaropvolgende kalenderjaren of, indien dit niet mogelijk is, bij de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 3.14.

  • 3.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van het laatste jaar van het subsidietijdvak, met dien verstande dat Gedeputeerde Staten, in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, de betaling bij de subsidievaststelling, bedoeld in artikel 3.14, in mindering brengen op de te verstrekken subsidie.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten besluiten pas tot toekenning van de in het eerste lid bedoelde betaling, nadat overeenstemming met de Europese Commissie is bereikt dat artikel 7 van Verordening (EU) 2022/1173 niet langer in de weg staat aan wijzigingen als bedoeld in artikel 3.11, onderdelen d tot en met f.

 

S.

 

Artikel 3.14 (Subsidievaststelling) wordt gewijzigd als volgt:

 

  • 1.

    In het eerste lid wordt « op het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h » vervangen door « op de door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder g ».

  • 2.

    In het vierde lid wordt « het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g » vervangen door « de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11 onder g ».

 

T.

 

Artikel 3.15 (Verlagen subsidies), komt als volgt te luiden:

 

Artikel 3.15 Verlagen subsidies

 

Gedeputeerde Staten geven uitvoering aan de artikelen 59, vijfde lid en 84, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/2116.

 

U.

 

Bijlage 5 vervalt met ingang van 1 januari 2023 en bijlage 6 wordt toegevoegd zoals bijgevoegd bij dit besluit.

 

ARTIKEL II Inwerkingtreding en overgangsrecht

 

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2.

    Op subsidies als bedoeld in hoofdstuk 3 die zijn verstrekt vóór 1 januari 2022 blijft dat hoofdstuk van toepassing zoals dat luidde vóór de onderhavige wijziging.

 

 

Bijlage bij wijzigingsbesluit SVNL2016 beheerjaar 2023

 

Bijlage 6: Index Agrarische natuur (met ingang van 1 januari 2023)

 

Het Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) kent 3 agrarische natuurtypen (A11, A12 en A15) die ook wel de leefgebieden worden genoemd, een categorie water (W01) en een categorie klimaat (K01). Van elk leefgebied is een algemene beschrijving gegeven, waarin ook de doelsoorten zijn opgenomen.

 

A11 Open grasland

A11.01 Weidevogelgrasland in open landschap

A11.02 Weidevogelland met riet of opgaande begroeiing

A11.03 Open grasland voor overwinterende vogels

 

A12 Open akkerland

A12.01 Open akkerland voor broedende akkervogels

A12.02 Open akkerland voor overwinterende akkervogels

A12.03 Akkerland met hamsters

 

A15 Dooradering

A15.01 Bomenrij en singel

A15.02 Struweel en ruigte

A15.03 Watergang

A15.04 Poel

 

W01 Waterbeheergebieden

W01.01 Agrarisch waterbeheergebied

 

K01 Klimaatbeheergebieden

K01.01 Agrarisch Klimaatbeheergebied

 

A11 Open Grasland

 

Algemene beschrijving

 

Het agrarisch natuurtype open grasland bestaat uit open landschappen met overwegend grasland, waarvan een relevant deel uit vochtig en kruidenrijk grasland bestaat. Vaak is dit natuurtype doorsneden met een fijnmazig netwerk van lijnvormige wateren: sloten, weteringen en vaarten. Er kan enige opgaande begroeiing aanwezig zijn. Sommige weidevogelsoorten (zoals grutto) zoeken altijd de meest open delen van het landschap op. Andere soorten zijn tolerant voor (zoals kievit en wulp) of juist gebaat bij (noordse woelmuis) aanwezigheid van riet of opgaande elementen. Naast broedende weidevogels is er ook beheer nodig voor overwinterende ganzen, zwanen en andere soorten. Enkele soorten, zoals houtduif, torenvalk, roek, kramsvogel en spreeuw maken vooral gebruik van het natuurtype open grasland voor voedsel en kunnen voor een groot deel meeliften met de maatregelen voor de overige soorten.

 

Idealiter bestaat een kerngebied voor soorten van open grasland zowel uit natuurgebied als uit agrarische gronden die in samenhang worden beheerd, gefaseerd in ruimte en tijd. Op de natuurgronden staat de natuurfunctie voorop. Op de agrarische gronden die mede voor weidevogels worden beheerd, weegt de productiefunctie het zwaarst, maar vindt deze productie plaats binnen de voorwaarden die het behoud van biodiversiteit stelt. Beheer en inrichting van agrarisch gronden en natuurgronden worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Wanneer een natuurgebied geheel afwezig is, wordt in het agrarisch gebied voor het zelfstandig functioneren als kerngebied ‘op voldoende kuikenland gericht beheer’ ingezet. Op de percelen zonder kuikenlandbeheer, wordt gestreefd naar een maximale overleving van nesten en kuikens door middel van nestbescherming in combinatie met maatregelen voor kuikenoverleving zoals randen- en greppelbeheer, vluchtheuvels en verbindingen met kruidenrijk grasland.

 

Doelsoorten

 

De volgende soorten zijn soorten die voorkomen in het natuurtype open grasland, welke door agrarisch natuurbeheer worden ondersteund en waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft.

 

Toelichting bij het besluit tot wijziging

 

Er zijn een aantal tekstuele en een aantal inhoudelijke wijzigingen in de SVNL2016 doorgevoerd ten opzichte van de versie SVNL2016 voor beheerjaar 2022. Deze houden hoofdzakelijk verband met de wijzigingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Nationaal Strategisch Plan dat daarop is gebaseerd. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder nader uiteengezet.

 

A

Artikel 1.1 (Gewijzigde terminologie)

 

M.b.t. natuur:

De definitie van normbedrag vervalt, omdat deze term in de praktijk niet wordt gebezigd. Dit is te zien aan de tarievenlijsten die voorgaande jaren via het openstellingsbesluit zijn gepubliceerd. Daarin wordt alleen gesproken van tarieven, zowel bij de beheervergoedingen als bij de bijdragen.

 

M.b.t. agrarisch:

De definitie van leefgebied is aangepast. Van belang hierbij is dat in bijlage 6 met ingang van beheerjaar 2023 de agrarische natuur is omschreven. Die omschrijving wordt door provincies benut bij het opstellen van het natuurbeheerplan.

 

De definitie van regiokaarten is relevant voor artikel 3.4. Voor het ANLb wordt een aparte regiokaart gemaakt en worden er twee tarieven (zand/löss en klei/veen) berekend waarbij heel Nederland wordt verdeeld in regio’s. Een hele regio wordt dan aangeduid als zijnde zand/löss of klei/veen (niet op perceelsniveau) wat betekent dat de collectieven bij het berekenen van de prijs moeten kijken naar het beheer in regio X en Y. Dit heeft invloed op de gemiddelde prijs omdat in het ene gebied de tarieven hoger liggen dan in de andere. De regiokaart heeft dus geen invloed op de natuurbeheerplannen maar wel voor de gemiddelde prijs. De regiokaart wordt ook gebruikt in het kader van de ecoregelingen door de minister van LNV.

 

C

 

Artikel 1.3 (Natuurbeheerplan)

 

De wijzigingen in het tweede lid betreffen wijzigingen in het kader van het GLB-NSP. Ter vereenvoudiging van het ANLb worden de leefgebieden natte dooradering en droge dooradering samengevoegd tot leefgebied dooradering. Het ANLb gaat zich in de nieuwe GLB-NSP periode ook op klimaatdoelen richten, reden waarom er een categorie klimaat is toegevoegd in het natuurbeheerplan.

 

D en E

 

Artikel 1.9 en artikel 1.9a (Certificering)

 

Om voor een SVNL2016-subsidie in aanmerking te kunnen komen, dient de subsidieaanvrager gedurende de subsidieperiode te beschikken over een certificaat.

 

Voor subsidieaanvragen waarvan de subsidieperiode gaat lopen vanaf 2023 geldt als nieuwe eis dat de subsidieaanvrager beschikt over een certificaat 2023 (SVNL2016, artikel 2.4, eerste lid, onder d en e (natuurbeheer) of artikel 3.4, lid a. (agrarisch natuurbeheer)). Een certificaat 2023 is vereist, omdat er voor beheerders met een terrein van groter dan 200 hectare natuurterrein in 2022 een gewijzigd Programma van Eisen is vastgesteld op basis waarvan certificaten worden verstrekt en gecontroleerd. Voor lopende subsidieaanvragen geldt dat nog gebruik kan worden gemaakt van het bestaande certificaat. Onder een certificaat 2023 wordt ingevolge artikel 1.9, tweede lid, mede begrepen een bestaand certificaat voor beheerders die voor minder dan 200 hectare natuurterrein subsidie hebben aangevraagd.

 

Artikel 1.9a voorziet in een overgangsregeling voor bestaande certificaathouders, dat wil zeggen aanvragers die voorheen al subsidie hebben ontvangen onder de SVNL2016 en daartoe beschikken over een certificaat. Deze overgangsregeling is niet bedoeld voor beheerders die voor minder dan 200 hectare natuurterrein subsidie aanvragen (zie artikel 1.9, tweede lid, SVNL2016). Er is in een termijn voorzien waarbinnen de aanvrager een nieuw certificaat dient aan te vragen bij de Stichting Certificering SNL (tweede lid, onder a) en in een termijn voorzien waarbinnen de aanvrager over een certificaat 2023 dient te beschikken (tweede lid, onder b).

 

Het vereiste van het hebben van een certificaat 2023 is van toepassing op de gehele aanvraag. Dit betekent dat zowel op de moederaanvraag als op de uitbreidingsaanvraag het gewijzigde Programma van Eisen van toepassing is. Voor zover men nog niet beschikt over een bestaand certificaat of een certificaat 2023, biedt artikel 2.5, vijfde lid, SVNL2016 een termijn om zo spoedig mogelijk tijdens de subsidieperiode over het vereiste certificaat te beschikken. Vereist is dan dat een afschrift van de certificaataanvraag wordt overlegd bij de subsidieaanvraag en de aanvrager binnen negen maanden na de openstelling over het vereiste certificaat beschikt.

 

F

 

Artikel 2.4 (Subsidievereisten)

 

Vanaf beheerjaar 2023 is aan artikel 2.4, zesde lid, toegevoegd dat Gedeputeerde Staten nadere regels kunnen stellen aan de openstellingsplicht en de voorzieningenbijdrage. Vanwege de coronamaatregelen is gebleken van recreatiedruk in natuurgebieden met verstoring van natuurwaarden tot gevolg. Als zo'n situatie zich voordoet kan het wenselijk zijn om een gebied tijdelijk te sluiten.

 

Omdat een algemene informatievoorziening voor deze situatie tot nu toe ontbreekt richting het publiek, hebben provincies er behoefte aan om de openstellingsplicht te omschrijven en eventueel in nadere regels zoals in het natuurbeheerplan te verduidelijken. Dit zodat voor het publiek voorzienbaar is dat in bijzondere gevallen de instandhoudingsplicht van artikel 2.9, eerste lid, onder a voor kan gaan op de openstellingsplicht van artikel 2.9, eerste lid, onder d voor zover adequaat en noodzakelijk gelet op het doel van de subsidie: biodiversiteit. Aanvullend kunnen de beheerders het publiek informeren over hoe zij hieraan invulling geven.

 

De hiernavolgende omschrijving van de openstellingsplicht geeft weer wat provincies en beheerders tot nu toe onder de openstellingsplicht verstaan:

 

Met de openstellingsplicht is bedoeld dat het terrein te voet vrij toegankelijk is om te genieten van de aanwezige (natuur)waarden. Een en ander met in achtneming, behoud en bescherming van die waarden. In de meeste gevallen zijn paden aanwezig en zal toegang beperkt zijn tot die paden (veelal ter bescherming van de natuurwaarden). Waar geen paden aanwezig zijn bestaat soms wel de mogelijkheid voor ‘struinnatuur’. Waar ook die mogelijkheid niet bestaat kan vrijstelling verleend worden op grond van artikel 2.9, vierde lid.

 

De openstellingsplicht betekent dus niet dat het gebied overal vrij en onbeperkt toegankelijk moet zijn. De beheerder heeft de plicht op grond van artikel 2.9, eerste lid, onder a, geen gedrag te gedogen dat afbreuk doet aan de instandhouding van de natuur- en landschapsbeheertypen. Als schade dreigt te ontstaan vanwege de recreatiedruk kunnen beheerders vanwege overlast in het gebied (geluid, drukte, afval) voorzorgsmaatregelen treffen om het gebied te beschermen. Denk aan tijdelijke sluiting van het gebied, de inzet van een BOA of het beperken van groepen, organisaties of sporters.

 

J

 

Artikel 2.6, derde lid (vervallen berekeningswijze opslag voor de prijsstijging)

 

Het bestaande derde lid komt te vervallen, omdat de opslag voor de prijsstijging vanaf beheerjaar 2023 in de tarieven wordt verdisconteerd. Dit wordt gedaan om het beschikkingsproces van provincies te vereenvoudigen. Dit betekent dat de opslag voor de prijsstijging vanaf beheerjaar 2023 is verwerkt in het tarief zoals dat wordt gepubliceerd in het openstellingsbesluit en de tarieven niet meer bij de berekening van de subsidie worden verhoogd met de opslag voor de prijsstijging.

 

N

 

Artikel 3.8 (Verdeelcriteria)

 

De locatie wordt beschouwd als één (aaneengesloten) gebied (met meerdere leefgebieden) en kan verder worden gespecificeerd in het natuurbeheerplan. Indien er binnen dat gebied meerdere aanvragen worden ingediend, wordt de aanvraag geselecteerd die bij elkaar opgeteld (alle leefgebieden en de categorieën water en klimaat in beschouwing genomen) ecologisch gezien, voor dat gebied het meeste oplevert.

 

O

 

Artikel 3.11 (Verplichtingen van de subsidieontvanger)

 

Voor het indienen van het betaalverzoek werd tot nu toe op grond van de EU-regelgeving aangesloten bij de periode waarin de Gecombineerde Opgave (ook wel Gecombineerde Data Inwinning genoemd) gedaan moest worden. Als gevolg van wijzigingen in de EU-regelgeving hoeven collectieven vanaf 2023 geen betaalverzoek meer in te dienen. Evenmin zal de Gecombineerde Opgave dienen voor het aanvragen van steun uit de 1e pijler van het GLB 2023-2027 (onder andere basisinkomenssteun en de Eco-regeling). Hierdoor verandert de functie van de Gecombineerde Opgave, en bestaat er geen noodzaak en grondslag meer voor de zogenaamde kortingsperiode. Dit betekent dat de in artikel 3.11, onderdeel e, bedoelde wijzigingen uiterlijk op 15 mei doorgegeven moeten worden.

 

Tegenover het vervallen van het betaalverzoek staat een nieuwe verplichting voor het collectief. In het kader van de steunregelingen uit de 1e pijler legt de minister van LNV aan landbouwers de plicht op om hun bedrijfssituatie bij te houden. Omdat ook het agrarisch natuurbeheer uit de SVNL 2016 deel uitmaakt van het GLB én het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS), is het noodzakelijk dat deze plicht ook geldt voor deelnemers aan agrarisch natuurbeheer. Verwezen wordt naar artikel 3.11a. Hieraan gekoppeld dient het collectief in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen systeem (SCAN-GIS) het relatienummer te vermelden van de deelnemer die ten tijde van het uitvoeren van de subsidiabele activiteit beschikte over het recht tot gebruik en beheer van de oppervlakte waarop die activiteit wordt uitgevoerd. Deze voorwaarde dient er onder andere toe dat kortingen wegens het overtreden van de conditionaliteiten aan de juiste deelnemer worden opgelegd.

 

P

 

Artikel 3.11a (Verplichtingen van de deelnemer)

 

Het door de minister aangewezen systeem is ‘mijn percelen’. Dit artikel is toegevoegd in overeenstemming met de Rijksregelgeving. Iedere deelnemer wordt verplicht de bedrijfssituatie bij te houden. Dit zodat de kortingen bij de juiste deelnemer worden opgelegd.

 

Q

 

Artikel 3.12a (Voorziening onmiddellijke liquiditeitsbehoefte subsidieontvanger)

 

Dit artikel is toegevoegd omdat er de behoefte bestond bij de collectieven om voorafgaand aan de jaarvergoeding een voorschot te kunnen ontvangen. De EU regels die daarbij van toepassing zijn daarbij ingeregeld. Het is eenmalig mogelijk en de hoogte is 20% van de totale subsidie van het beheerjaar 2023. Dit komt feitelijk overeen met de transactiekosten.

Naar boven