Provinciaal blad van Zeeland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2022, 11604 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zeeland | Provinciaal blad 2022, 11604 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van Gedeputeerde Staten van Zeeland houdende wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL) Zeeland 2016
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 27 september 2022, kenmerk 174218, tot wijziging van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Zeeland 2016.
Gedeputeerde staten van Zeeland,
Overwegende dat de voornoemde verordening op een aantal punten is verouderd, de Europese verordeningen waarop het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is gebaseerd zijn gewijzigd, een nieuw Programma van Eisen geldt inzake de certificering en het wenselijk is om de regeling op een aantal punten te wijzigen;
Artikel 1.1 (Begripsbepalingen) wordt gewijzigd als volgt:
De volgende begripsbepalingen worden op alfabetische volgorde toegevoegd:
Verordening (EU) nr. 2021/2115: verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (pbEU 2021, L435);
In de definitie van landbouwactiviteit wordt “landbouwactiviteit als bedoeld en omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB” vervangen door: produceren van landbouwproducten als bedoeld in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met uitzondering van visserijproducten, alsmede hakhout met korte omlooptijd, alsmede natte teelten bij wijze van paludicultuur en het in een stand houden van landbouwgrond die begrazing of teelt mogelijk maakt zonder dat daarvoor voorbereidende activiteiten nodig zijn die verder gaan dan activiteiten op basis van de gebruikelijke landbouwmethoden en -machines.
In de definitie van landbouwgrond wordt “landbouwareaal als bedoeld en omschreven in artikel 2, onder f, van Verordening (EU) nr. 1305/2013, plus eventuele landschapselementen of watergangen” vervangen door: grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgeoefend, alsmede landschapselementen op of grenzend aan die grond die ter beschikking van de landbouwer of de andere gebruiker van landbouwgrond staan.
In de definitie van transactiekosten wordt “kosten als bedoeld in artikel 2, sub e van Verordening (EU) nr. 1305/2013” vervangen door: extra kosten die verband houden met het in artikel 3.2 bedoelde project, maar niet rechtstreeks kunnen worden toegeschreven aan de uitvoering van dat project, noch vervat zijn in de kosten of gederfde inkomsten die rechtstreeks worden gecompenseerd en die op basis van standaardkosten berekend kunnen worden.
Artikel 1.8 (Certificering) wordt gewijzigd als volgt:
Na artikel 1.8 wordt een nieuw artikel 1.8a toegevoegd, luidende:
Artikel 1.8a Overgangsregeling aanvragers met bestaande certificaten
Artikel 2.4 (Subsidievereisten) wordt gewijzigd als volgt:
Het eerste lid onder f komt als volgt te luiden: de subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c en d, beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, onder b, of de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren beschikken elk afzonderlijk over een certificaat als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, onder c of d;
Het achtste lid komt als volgt te luiden:
8. Indien een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c of d, niet beschikt over een certificaat als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, onder b, gaat de aanvraag vergezeld van een certificaat als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, onder c of d, of een afschrift van de aanvraag daartoe, van de natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoeren.
Artikel 2.5 (Subsidiabele kosten) wordt gewijzigd als volgt:
Het vierde lid komt als volgt te luiden:
4. Bij een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c en d, die niet beschikt over een certificaat collectief natuurbeheer 2023, zijn de activiteiten van een natuurlijk persoon of rechtspersoon als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a of b, die het beheer uitvoert niet subsidiabel indien deze niet langer over een certificaat als bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, onder c of d beschikt.
Het vijfde lid komt als volgt te luiden:
5. Indien een aangevraagd certificaat als bedoeld in artikel 2.4, achtste of negende lid, niet is afgegeven binnen negen maanden na het einde van de periode van openstelling als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder d, zijn de activiteiten die de desbetreffende natuurlijke persoon of rechtspersoon heeft verricht niet subsidiabel.
Artikel 2.13 (Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal) wordt als volgt gewijzigd:
Het zesde lid komt als volgt te luiden:
6. Indien op het moment van de beschikking tot subsidieverlening nog geen tarief was vastgesteld voor het betreffende natuurbeheertype, landschapsbeheertype of bijdrage, wordt in afwijking van het derde lid het tarief gehanteerd dat geldt in het jaar waarin voor het eerst het tarief is vastgesteld voor het betreffende beheertype of bijdrage.
In het tweede lid, onder c, van artikel 2.16 (Voortijdige vaststelling wegens wijziging natuurbeheertype) wordt “artikel 8, eerste lid, van de provinciale Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap” vervangen door: het eerste lid.
Het eerste lid van artikel 3.8 (Verdeelcriteria) komt als volgt te luiden:
Indien binnen de aanvraagperiode meerdere volledige subsidieaanvragen voor dezelfde locatie zijn ingediend, wordt voor subsidie van die locatie een aanvraag geselecteerd door te bepalen welke aanvraag het meest ecologisch effectief wordt uitgevoerd.
Artikel 3.11 (Verplichtingen van de subsidieontvanger) wordt gewijzigd als volgt:
Onderdeel e komt als volgt te luiden:
e. wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen, met de daarbij horende uit te voeren beheeractiviteit, worden door de subsidieontvanger in het lopende beheerjaar doorgevoerd via het in onderdeel b bedoelde systeem; de subsidieontvanger voert deze wijzigingen uiterlijk door op 15 mei;
Onderdeel f komt als volgt te luiden:
f. wijzigingen bestaande uit het terugtrekken van percelen, met de daarbij horende beheeractiviteit, zijn mogelijk tot en met 30 september, via het in onderdeel b bedoelde systeem, tenzij artikel 7 van Verordening (EU) nr. 2022/1173 zich tegen de wijziging verzet;
Na onderdeel m wordt een nieuw onderdeel n toegevoegd, luidende:
n. de subsidieontvanger neemt in het in onderdeel b bedoelde systeem het relatienummer op van de deelnemer die ten tijde van het uitvoeren van de beheeractiviteit beschikt over het recht tot gebruik en beheer van de oppervlakte waarop die beheeractiviteit in het betreffende beheerjaar wordt uitgevoerd.
Na artikel 3.11 wordt een nieuw artikel 3.11a ingevoegd, luidende:
Artikel 3.11a Verplichtingen van de deelnemer
De deelnemer houdt de gegevens die ingevolge het eerste lid zijn ingediend gedurende het aanvraagjaar actueel, met dien verstande dat uiterlijk vier weken nadat zich een wijziging heeft voorgedaan, doch niet later dan 1 september, de gegevens door middel van een door de minister vastgesteld formulier kunnen worden gewijzigd.
Artikel 3.14 (Subsidievaststelling) wordt gewijzigd als volgt:
In het eerste lid wordt “op het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder g, en de verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder h” vervangen door: op de door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende verantwoording, bedoeld in artikel 3.11, onder g.
Artikel 3.15 (Sancties), komt als volgt te luiden:
Artikel 3.15 Verlagen subsidies
Gedeputeerde Staten geven uitvoering aan de artikelen 59, vijfde lid en 84, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2021/2116.
Bijlage 5 vervalt met ingang van 1 januari 2023, dit wordt genoteerd met < vervallen > achter de titel.
Na bijlage 5 wordt een nieuwe bijlage 6 toegevoegd, luidende:
Bijlage 6: Index Agrarische natuur (met ingang van 1 januari 2023)
Het Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) kent 3 agrarische natuurtypen (A11, A12 en A15) die ook wel de leefgebieden worden genoemd, een categorie water (W01) en een categorie klimaat (K01). Van elk leefgebied is een algemene beschrijving gegeven, waarin ook de doelsoorten zijn opgenomen.
A11.01 Weidevogelgrasland in open landschap
A11.02 Weidevogelland met riet of opgaande begroeiing
A11.03 Open grasland voor overwinterende vogels
A12.01 Open akkerland voor broedende akkervogels
A12.02 Open akkerland voor overwinterende akkervogels
W01.01 Agrarisch waterbeheergebied
K01.01 Agrarisch Klimaatbeheergebied
Het agrarisch natuurtype open grasland bestaat uit open landschappen met overwegend grasland, waarvan een relevant deel uit vochtig en kruidenrijk grasland bestaat. Vaak is dit natuurtype doorsneden met een fijnmazig netwerk van lijnvormige wateren: sloten, weteringen en vaarten. Er kan enige opgaande begroeiing aanwezig zijn. Sommige weidevogelsoorten (zoals grutto) zoeken altijd de meest open delen van het landschap op. Andere soorten zijn tolerant voor (zoals kievit en wulp) of juist gebaat bij (noordse woelmuis) aanwezigheid van riet of opgaande elementen. Naast broedende weidevogels is er ook beheer nodig voor overwinterende ganzen, zwanen en andere soorten. Enkele soorten, zoals houtduif, torenvalk, roek, kramsvogel en spreeuw maken vooral gebruik van het natuurtype open grasland voor voedsel en kunnen voor een groot deel meeliften met de maatregelen voor de overige soorten.
Idealiter bestaat een kerngebied voor soorten van open grasland zowel uit natuurgebied als uit agrarische gronden die in samenhang worden beheerd, gefaseerd in ruimte en tijd. Op de natuurgronden staat de natuurfunctie voorop. Op de agrarische gronden die mede voor weidevogels worden beheerd, weegt de productiefunctie het zwaarst, maar vindt deze productie plaats binnen de voorwaarden die het behoud van biodiversiteit stelt. Beheer en inrichting van agrarisch gronden en natuurgronden worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Wanneer een natuurgebied geheel afwezig is, wordt in het agrarisch gebied voor het zelfstandig functioneren als kerngebied ‘op voldoende kuikenland gericht beheer’ ingezet. Op de percelen zonder kuikenlandbeheer, wordt gestreefd naar een maximale overleving van nesten en kuikens door middel van nestbescherming in combinatie met maatregelen voor kuikenoverleving zoals randen- en greppelbeheer, vluchtheuvels en verbindingen met kruidenrijk grasland.
De volgende soorten zijn soorten die voorkomen in het natuurtype open grasland, welke door agrarisch natuurbeheer worden ondersteund en waarvoor Nederland een internationale verantwoordelijkheid heeft.
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 27 september 2022.
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
A.W. Smit, secretaris
Toelichting bij het besluit tot wijziging
Er zijn een aantal tekstuele en een aantal inhoudelijke wijzigingen in de SVNL2016 doorgevoerd ten opzichte van de versie SVNL2016 voor beheerjaar 2022. Deze houden hoofdzakelijk verband met de wijzigingen van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en het Nationaal Strategisch Plan dat daarop is gebaseerd. De belangrijkste wijzigingen worden hieronder nader uiteengezet.
Artikel 1.1 (Gewijzigde terminologie)
De definitie van normbedrag vervalt, omdat deze term in de praktijk niet wordt gebezigd. Dit is te zien aan de tarievenlijsten die voorgaande jaren via het openstellingsbesluit zijn gepubliceerd. Daarin wordt alleen gesproken van tarieven, zowel bij de beheervergoedingen als bij de bijdragen.
De definitie van leefgebied is aangepast. Van belang hierbij is dat in bijlage 6 met ingang van beheerjaar 2023 de agrarische natuur is omschreven. Die omschrijving wordt door provincies benut bij het opstellen van het natuurbeheerplan.
De definitie van regiokaarten is relevant voor artikel 3.4. Voor het ANLb wordt een aparte regiokaart gemaakt en worden er twee tarieven (zand/löss en klei/veen) berekend waarbij heel Nederland wordt verdeeld in regio’s. Een hele regio wordt dan aangeduid als zijnde zand/löss of klei/veen (niet op perceelsniveau) wat betekent dat de collectieven bij het berekenen van de prijs moeten kijken naar het beheer in regio X en Y. Dit heeft invloed op de gemiddelde prijs omdat in het ene gebied de tarieven hoger liggen dan in de andere. De regiokaart heeft dus geen invloed op de natuurbeheerplannen maar wel voor de gemiddelde prijs. De regiokaart wordt ook gebruikt in het kader van de ecoregelingen door de minister van LNV.
Artikel 1.3 (Natuurbeheerplan)
De wijzigingen in het tweede lid betreffen wijzigingen in het kader van het GLB-NSP. Ter vereenvoudiging van het ANLb worden de leefgebieden natte dooradering en droge dooradering samengevoegd tot leefgebied dooradering. Het ANLb gaat zich in de nieuwe GLB-NSP periode ook op klimaatdoelen richten, reden waarom er een categorie klimaat is toegevoegd in het natuurbeheerplan.
Artikel 1.8 en artikel 1.8a (Certificering)
Om voor een SVNL2016-subsidie in aanmerking te kunnen komen, dient de subsidieaanvrager gedurende de subsidieperiode te beschikken over een certificaat.
Voor subsidieaanvragen waarvan de subsidieperiode gaat lopen vanaf 2023 geldt als nieuwe eis dat de subsidieaanvrager beschikt over een certificaat 2023 (SVNL2016, artikel 2.4, eerste lid, onder d en e (natuurbeheer) of artikel 3.4, lid a. (agrarisch natuurbeheer)). Een certificaat 2023 is vereist, omdat er voor beheerders met een terrein van groter dan 200 hectare natuurterrein in 2022 een gewijzigd Programma van Eisen is vastgesteld op basis waarvan certificaten worden verstrekt en gecontroleerd. Voor lopende subsidieaanvragen geldt dat nog gebruik kan worden gemaakt van het bestaande certificaat. Onder een certificaat 2023 wordt ingevolge artikel 1.8, tweede lid, mede begrepen een bestaand certificaat voor beheerders die voor minder dan 200 hectare natuurterrein subsidie hebben aangevraagd.
Artikel 1.8a voorziet in een overgangsregeling voor bestaande certificaathouders, dat wil zeggen aanvragers die voorheen al subsidie hebben ontvangen onder de SVNL2016 en daartoe beschikken over een certificaat. Deze overgangsregeling is niet bedoeld voor beheerders die voor minder dan 200 hectare natuurterrein subsidie aanvragen (zie artikel 1.8, tweede lid, SVNL2016). Er is in een termijn voorzien waarbinnen de aanvrager een nieuw certificaat dient aan te vragen bij de Stichting Certificering SNL (tweede lid, onder a) en in een termijn voorzien waarbinnen de aanvrager over een certificaat 2023 dient te beschikken (tweede lid, onder b).
Het vereiste van het hebben van een certificaat 2023 is van toepassing op de gehele aanvraag. Dit betekent dat zowel op de moederaanvraag als op de uitbreidingsaanvraag het gewijzigde Programma van Eisen van toepassing is. Voor zover men nog niet beschikt over een bestaand certificaat of een certificaat 2023, biedt artikel 2.5, vijfde lid, SVNL2016 een termijn om zo spoedig mogelijk tijdens de subsidieperiode over het vereiste certificaat te beschikken. Vereist is dan dat een afschrift van de certificaataanvraag wordt overlegd bij de subsidieaanvraag en de aanvrager binnen negen maanden na de openstelling over het vereiste certificaat beschikt.
Artikel 2.4 (Subsidievereisten)
Vanaf beheerjaar 2023 is aan artikel 2.4, zesde lid, toegevoegd dat Gedeputeerde Staten nadere regels kunnen stellen aan de openstellingsplicht en de voorzieningenbijdrage. Vanwege de coronamaatregelen is gebleken van recreatiedruk in natuurgebieden met verstoring van natuurwaarden tot gevolg. Als zo'n situatie zich voordoet kan het wenselijk zijn om een gebied tijdelijk te sluiten.
Omdat een algemene informatievoorziening voor deze situatie tot nu toe ontbreekt richting het publiek, hebben provincies er behoefte aan om de openstellingsplicht te omschrijven en eventueel in nadere regels zoals in het natuurbeheerplan te verduidelijken. Dit zodat voor het publiek voorzienbaar is dat in bijzondere gevallen de instandhoudingsplicht van artikel 2.9, eerste lid, onder a voor kan gaan op de openstellingsplicht van artikel 2.9, eerste lid, onder d voor zover adequaat en noodzakelijk gelet op het doel van de subsidie: biodiversiteit. Aanvullend kunnen de beheerders het publiek informeren over hoe zij hieraan invulling geven.
De hiernavolgende omschrijving van de openstellingsplicht geeft weer wat provincies en beheerders tot nu toe onder de openstellingsplicht verstaan:
Met de openstellingsplicht is bedoeld dat het terrein te voet vrij toegankelijk is om te genieten van de aanwezige (natuur)waarden. Een en ander met in achtneming, behoud en bescherming van die waarden. In de meeste gevallen zijn paden aanwezig en zal toegang beperkt zijn tot die paden (veelal ter bescherming van de natuurwaarden). Waar geen paden aanwezig zijn bestaat soms wel de mogelijkheid voor ‘struinnatuur’. Waar ook die mogelijkheid niet bestaat kan vrijstelling verleend worden op grond van artikel 2.9, vierde lid.
De openstellingsplicht betekent dus niet dat het gebied overal vrij en onbeperkt toegankelijk moet zijn. De beheerder heeft de plicht op grond van artikel 2.9, eerste lid, onder a, geen gedrag te gedogen dat afbreuk doet aan de instandhouding van de natuur- en landschapsbeheertypen. Als schade dreigt te ontstaan vanwege de recreatiedruk kunnen beheerders vanwege overlast in het gebied (geluid, drukte, afval) voorzorgsmaatregelen treffen om het gebied te beschermen. Denk aan tijdelijke sluiting van het gebied, de inzet van een BOA of het beperken van groepen, organisaties of sporters.
Artikel 2.6, derde lid (vervallen berekeningswijze opslag voor de prijsstijging)
Het bestaande derde lid komt te vervallen, omdat de opslag voor de prijsstijging vanaf beheerjaar 2023 in de tarieven wordt verdisconteerd. Dit wordt gedaan om het beschikkingsproces van provincies te vereenvoudigen. Dit betekent dat de opslag voor de prijsstijging vanaf beheerjaar 2023 is verwerkt in het tarief zoals dat wordt gepubliceerd in het openstellingsbesluit en de tarieven niet meer bij de berekening van de subsidie worden verhoogd met de opslag voor de prijsstijging.
De locatie wordt beschouwd als één (aaneengesloten) gebied (met meerdere leefgebieden) en kan verder worden gespecificeerd in het natuurbeheerplan. Indien er binnen dat gebied meerdere aanvragen worden ingediend, wordt de aanvraag geselecteerd die bij elkaar opgeteld (alle leefgebieden en de categorieën water en klimaat in beschouwing genomen) ecologisch gezien, voor dat gebied het meeste oplevert.
Artikel 3.11 (Verplichtingen van de subsidieontvanger)
Voor het indienen van het betaalverzoek werd tot nu toe op grond van de EU-regelgeving aangesloten bij de periode waarin de Gecombineerde Opgave (ook wel Gecombineerde Data Inwinning genoemd) gedaan moest worden. Als gevolg van wijzigingen in de EU-regelgeving hoeven collectieven vanaf 2023 geen betaalverzoek meer in te dienen. Evenmin zal de Gecombineerde Opgave dienen voor het aanvragen van steun uit de 1e pijler van het GLB 2023-2027 (onder andere basisinkomenssteun en de Eco-regeling). Hierdoor verandert de functie van de Gecombineerde Opgave, en bestaat er geen noodzaak en grondslag meer voor de zogenaamde kortingsperiode. Dit betekent dat de in artikel 3.11, onderdeel e, bedoelde wijzigingen uiterlijk op 15 mei doorgegeven moeten worden.
Tegenover het vervallen van het betaalverzoek staat een nieuwe verplichting voor het collectief. In het kader van de steunregelingen uit de 1e pijler legt de minister van LNV aan landbouwers de plicht op om hun bedrijfssituatie bij te houden. Omdat ook het agrarisch natuurbeheer uit de SVNL 2016 deel uitmaakt van het GLB én het Geïntegreerd Beheers- en Controlesysteem (GBCS), is het noodzakelijk dat deze plicht ook geldt voor deelnemers aan agrarisch natuurbeheer. Verwezen wordt naar artikel 3.11a. Hieraan gekoppeld dient het collectief in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen systeem (SCAN-GIS) het relatienummer te vermelden van de deelnemer die ten tijde van het uitvoeren van de subsidiabele activiteit beschikte over het recht tot gebruik en beheer van de oppervlakte waarop die activiteit wordt uitgevoerd. Deze voorwaarde dient er onder andere toe dat kortingen wegens het overtreden van de conditionaliteiten aan de juiste deelnemer worden opgelegd.
Artikel 3.11a (Verplichtingen van de deelnemer)
Het door de minister aangewezen systeem is ‘mijn percelen’. Dit artikel is toegevoegd in overeenstemming met de Rijksregelgeving. Iedere deelnemer wordt verplicht de bedrijfssituatie bij te houden. Dit zodat de kortingen bij de juiste deelnemer worden opgelegd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2022-11604.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.