Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2022, 1136 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2022, 1136 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van Provinciale Staten van Gelderland tot wijziging van de Omgevingsverordening Gelderland
Bekendmaking van het besluit van 15 december 2021 van Provinciale Staten van Gelderland tot wijziging van de Omgevingsverordening Gelderland (zaaknummer 2021-003767, PS nummer 2021-615)
Het besluit tot wijziging van Omgevingsverordening wordt met een kennisgeving in Provinciaal blad en beschikbaarstelling op ruimtelijke plannen.nl bekendgemaakt. Daarmee wordt voldaan aan de publicatievereisten uit de ruimtelijke wetgeving. De Omgevingsverordening bevat naast regels op het gebied van de ruimtelijke ordening ook algemeen verbindende voorschriften op het gebied van milieu, natuur, water, verkeer en bodem. Wijzigingen daarin behoren bekendgemaakt te worden in het Provinciaal Blad. Met deze publicatie wordt hier aan voldaan.
Provinciale Staten van Gelderland
Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten inzake het Actualisatieplan 8 met planidentificatienummer NL.IMRO.9925.PVOVa8- vst1;
Het Actualisatieplan 8 tot wijziging van de Omgevingsverordening met planidentificatienummer NL.IMRO.9925.PVOVa8-vst1 vast te stellen.
De Omgevingsverordening Gelderland overeenkomstig de bijlage bij dit besluit te wijzigen,
artikel 3.10, tweede lid, in samenhang met artikel 3.8 van de Wet natuurbescherming,
artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening,
artikel 1.2, tweede lid, onder a, van de Wet milieubeheer,
artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994 en
artikel 7al van het besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.
De integrale tekst met bijbehorende geo-data en bijlagen voor de Omgevingsverordening Gelderland 2022 vast te stellen,
de artikelen 2.6, 2.13, 2.13a, 2.18, 2.22, 2.23, 2.32, 2.39, 2.40, 2.41, 2.44, 4.1, 4.2, 4.4, 4.5, 4.6, 4.7, 5.19, 5.30, 5.34, 5.39, 5.40, 8.1, 8.2, 16.15, 16.55, 18.23 en 20.2, 20.6 en 20.24 van de Omgevingswet,
de artikelen 2.15, 11.42, 11.44, 11.50, 11.52, 11.56, 11.58, 11.117, 11.129 en 16.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving,
de afdelingen 7.2 en 7.3 van het Besluit kwaliteit leefomgeving en
artikel 23 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen.
De volgende verordeningen in te trekken:
Gedeputeerde Staten te mandateren, om na vaststelling van onderdeel C:
technische wijzigen in de tekst van de Omgevingsverordening Gelderland 2022 aan te brengen, zonder de aard, bedoeling of werking van de regels te veranderen, voor zover die wijzigingen noodzakelijk zijn voor de bekendmaking en beschikbaarstelling voor ontsluiting in de landelijke voorziening als omgevingsdocument en voor de bruikbaarheid bij het aanvragen van een omgevingsvergunning als toepasbare regels;
Gedeputeerde Staten te mandateren de aangenomen amendementen op de Omgevingsverordening Gelderland 2022, bedoeld in onderdeel C, dienovereenkomstig te verwerken in de tekst van de Omgevingsverordening Gelderland (PVOmgverordeningGC-gc09), bedoeld in onderdeel B, voor zover deze daarop ook van toepassing zijn.
Dit besluit treedt inwerking de dag na publicatie in het Provinciaal Blad, met uitzondering van de onderdelen C en D, die in werking treden op het moment dat de Omgevingswet inwerking treedt.
Provinciale Staten van Gelderland
Gepubliceerd te Arnhem
namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,
Els Broekman
Afdelingsmanager Bestuurlijk Juridische Zaken
De Omgevingsverordening Gelderland wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische volgorde worden ingevoegd:
Gelders natuurnetwerk windturbines onder voorwaarden mogelijk
gebied binnen het Gelders natuurnetwerk waar onder voorwaarden een windturbine of een windturbinepark kan worden toegestaan;
Glastuinbouwbedrijf buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied
gebied buiten glastuinbouwontwikkelingsgebied
2. De volgende aanwijzingen vervallen:
Artikel 1.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. De begripsbepaling voor glastuinbouwbedrijf komt te luiden:
bedrijf voor het telen of veredelen van gewassen in kassen als bedoeld in paragraaf 3.6.2 van het Besluit activiteitenleefomgeving geheel of nagenoeg geheel met behulp van glasopstand van minimaal twee hectare;
2. De begripsbepaling hervestiging (bij glastuinbouw) vervalt.
3. het begrip “meststof” en de bijbehorende begripsbepaling wordt vervangen door:
meststoffen als bedoeld in de zin van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en dierlijke uitwerpselen, met uitzondering van:
4. In alfabetische volgorde wordt een nieuwe begripsbepaling toegevoegd luidend:
Uitbreiding (bij glastuinbouw)
vergroten van de glasopstand;.
Artikel 1a.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift wordt “algemene” vervangen door: overige.
2. In de aanhef vervalt “algemene”.
Artikel 2.16 (nieuwvestiging en uitbreiding glastuinbouwbedrijf)
Artikel 2.17 (eenmalige uitbreiding bestaand glastuinbouwbedrijf)
Een bestemmingsplan kan, gerekend vanaf 29 juni 2005, eenmalig een uitbreiding tot een glasopstand tot maximaal vijf hectare toelaten van een bestaand glastuinbouwbedrijf buiten een glastuinbouwontwikkelingsgebied, als in de toelichting op het bestemmingsplan wordt aangetoond dat:
In artikel 2.34, vijfde lid, wordt “1 januari 2024” vervangen door: 1 januari 2026.
In artikel 2.39, eerste lid, wordt “betrekking heeft op” vervangen door: van toepassing is op.
Artikel 2.42, eerste lid, komt te luiden:
In artikel 2.48, tweede lid, worden de opsommingstekens 1 tot en met 5 vervangen door: a tot en met e.
Artikel 2.50, vijfde en zesde lid, komen te luiden:
In afwijking van het vijfde lid, onder a, geldt dat als op de locatie van de fysieke ingreep een beschermde inheemse diersoort of een soort, genoemd in de nationale Rode Lijsten, voorkomt, alleen gebruik kan worden gemaakt van de bouw- of gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan nadat de maatregelen conform het compensatieplan zijn uitgevoerd.
De artikelen 2.52 en 2.53 komen te luiden:
Artikel 2.52 (beschermen Groene ontwikkelingszone)
Artikel 2.53 (uitbreiding grondgebonden veehouderij, landgoederen en extensieve openluchtrecreatie)
In afwijking van artikel 2.52 kan een bestemmingsplan de volgende activiteiten of ontwikkelingen toelaten als de activiteit of ontwikkeling landschappelijk wordt ingepast zodat de kernkwaliteiten niet significant worden aangetast:
Na artikel 2.53 worden vier artikelen toegevoegd, luidend:
Artikel 2.53a (onderzoek kernkwaliteiten Groene ontwikkelingszone)
Artikel 2.53b (versterkingsplan)
Als de Groene ontwikkelingszone wordt versterkt op grond van artikel 2.52, eerste lid, onderdeel a, bevat het bestemmingsplan dat de activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt een versterkingsplan, dat in ieder geval inzicht geeft in:
Artikel 2.53c (borging versterking)
Planologische verankering van de versterking vindt plaats in hetzelfde of een gelijktijdig vast te stellen bestemmingsplan als waarin de nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.
Artikel 2.53d (borging uitvoering versterking)
In afwijking van het vijfde lid, onder a, geldt dat als op de locatie van de fysieke ingreep een beschermde inheemse diersoort of een soort, genoemd in de nationale Rode Lijsten, voorkomt, alleen gebruik kan worden gemaakt van de bouw- of gebruiksmogelijkheden van het bestemmingsplan nadat de maatregelen conform het versterkingsplan zijn uitgevoerd.
Artikel 2.56, eerste lid komt te luiden:
Een bestemmingsplan voor gronden binnen een Nationaal landschap maar buiten de Groene ontwikkelingszone en het Gelders natuurnetwerk maakt ten opzichte van het op 17 oktober 2014 geldende bestemmingsplan alleen bestemmingen mogelijk die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen, niet aantasten.
Na § 2.7.3 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2.7.4 Instructieregels zonneparken in het buitengebied
Artikel 2.65a (gebieden of locaties voor zonneparken)
Na afdeling 2.7 wordt een nieuwe afdeling ingevoegd, luidende:
Afdeling 2.7a Klimaatadaptatie
Artikel 2.65b (klimaatadaptatie)
Voor zover een bestemmingsplan een nieuwe activiteit of ontwikkeling mogelijk maakt, bevat de toelichting bij het bestemmingsplan een beschrijving van de maatregelen of voorzieningen die worden getroffen om de risico’s van klimaatverandering te voorkomen of te beperken en de afweging die daarbij is gemaakt.
Artikel 3.10, tweede lid, komt te luiden:
2. Bij de toepassing van het eerste lid, onder a, worden onder schadelijke stoffen in ieder geval begrepen aardolie en aardolieproducten, afvalstoffen, IBC-bouwstoffen en meststoffen.
In artikel 3.10, zevende lid, onder f, vervalt: gewasbeschermingsmiddelen of.
In artikel 3.23, tweede lid, onder d, vervalt: gewasbeschermingsmiddelen of.
Hoofdstuk 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het opschrift vervalt: en luchthavenbesluiten.
2. Het opschrift van afdeling 5.1 komt te luiden: Afdeling 5.1 Algemene bepalingen.
3. Artikel 5.10 wordt hernummerd tot artikel 5.1b.
4. De afdelingen 5.2 tot en met 5.5 komen te luiden:
Artikel 5.3 (vergunningplichtig activiteiten)
Artikel 5.3a (meldingsplicht in plaats van vergunningplicht)
In afwijking van artikel 5.3, eerste lid, onder c en d, is geen omgevingsvergunning vereist voor:
Artikel 5.4 (meldplicht kabels en leidingen)
Artikel 5.5 (gegevens en bescheiden bij melding begin van werkzaamheden)
Ten minste twee weken voor het begin van de activiteit worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Artikel 5.6 (ontgraving algemeen)
Artikel 5.7 (ontgraving bescherming groenvoorziening)
Artikel 5.8 (ligging van de kabel of leiding)
Artikel 5.10 (gestuurd boren en persen)
Artikel 5.11 (afstanden bij boren)
Bij een noodreparatie wordt de verharding pas opengebroken als het voor herstel benodigde materiaal op of nabij het werk is aangevoerd.
Artikel 5.14 (verzakkingen en beschadigingen)
Gedurende twee jaar na de datum van uitvoering van de werkzaamheden worden optredende verzakkingen en beschadigingen van de weg hersteld.
Artikel 5.15 (verplichting tot verwijderen of verleggen bij belemmering)
Met het oog op het belang van aanleg, verruiming of wijziging van een provinciale weg worden kabels en leidingen, verplaatst of verlegd als die een belemmering vormen voor de voorbereiding of uitvoering van de aanleg, verruiming of wijziging van die weg of het onderhoud daarvan door of namens de wegbeheerder.
Artikel 5.16 (informeren over een ongewoon voorval)
Gedeputeerde Staten worden onverwijld geïnformeerd over een ongewoon voorval, waarbij de volgende gegevens en bescheiden worden verstrekt:
Artikel 5.17 (melding gedenkteken)
Het is verboden een gedenkteken op of langs de weg te plaatsen zonder dit ten minste vier weken voor het begin ervan te melden.
Artikel 5.18 (locatie gedenkteken)
Artikel 5.19 (uitvoering en onderhoud gedenkteken)
Met het oog op een veilig en doelmatig gebruik van de weg voldoet een gedenkteken qua vorm, afmeting en constructie aan de volgende eisen:
Afdeling 5.4 Procedures vergunningplicht
Artikel 5.20 (beoordelingsregels vergunningen)
Gedeputeerde Staten stellen bij nadere regels criteria voor het verlenen, wijzigen of weigeren van een vergunning als bedoeld in artikel 5.3.
Artikel 5.21 (beoordeling aanvraag en bevoegd gezag)
Artikel 5.22 (vergunningvoorschriften)
Artikel 5.23 (intrekking van een vergunning)
Het bevoegd gezag kan een vergunning intrekken:
Afdeling 5.5 Procedures meldingsplicht en maatwerkvoorschrift
Artikel 5.24 (aanvraagvereisten melding)
Artikel 5.25 (bevoegdheid tot stellen maatwerkvoorschriften)
Gedeputeerde Staten kunnen maatwerkvoorschriften stellen:
Artikel 5.26 (aanvraagvereisten maatwerkvoorschrift)
Artikel 5.27 (algemene beoordelingsregels)
Artikel 5.28 (wijziging en intrekking maatwerkvoorschrift)
Artikel 8.7 wordt als volgt gewijzigd:
2. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
Artikel 8.23, tweede lid, komt te luiden:
2. Als voor de inwerkingtreding van afdeling 5.3 een aanvraag om een vergunning is ingediend voor een activiteit als bedoeld in afdeling 5.3 en op basis van die ontvankelijke aanvraag nog geen besluit is genomen door Gedeputeerde Staten, wordt die aanvraag aangemerkt als een melding als bedoeld in afdeling 5.3.
De bijlagen worden als volgt gewijzigd:
1. In de Bijlage Vaarwegen wordt de kaart Arkervaart geactualiseerd.
2. In de Bijlage Grondwaterbescherming wordt onderdeel A vervangen door:
A. Niet limitatieve lijst van schadelijke stoffen in waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, boringsvrije zones, en koude- warmteopslagvrije zones
Niet limitatieve lijst van schadelijke stoffen als bedoeld in titel 3.2 van de Omgevingsverordening Gelderland.
De volgende stoffen worden in ieder geval als schadelijke stoffen aangemerkt:
Niet limitatieve lijst van voorbeelden van veel voorkomende bodembedreigende stoffen:
organische(vloei)stoffen, waterige oplossingen of emulsies daarvan:
3. In Bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone worden de volgende wijzigingen aangebracht:
Modellen voor ecologische verbindingszones
De provincie Gelderland gebruikt zogenaamde modellen om de doeltoekenning van ecologische verbindingszones aan te geven. In deze bijlage zijn de modellen beschreven. Een model kan bestaan uit een landschapszone, een corridor en stapstenen.
Een landschapszone is een zone van een vastgestelde, per model verschillende, breedte. De gehele zone vormt de ecologische verbindingszone. De zone bestaat uit (veelal) agrarisch cultuurlandschap met landschapselementen. Aard, hoeveelheid en ruimtelijke rangschikking van de landschapselementen in de landschapszone verschillen per model en bepalen de werking van de zone voor de doelsoorten.
Stapstenen zijn natuur- of bosgebiedjes van ten minste enige hectares groot waarin een doelsoort voor de verbindingszone een geschikte plek vindt om zich voort te planten en (meestal) ook de rest van zijn levenscyclus in door te brengen. De inrichting en het beheer van stapstenen verschilt per gekozen model en doelsoort.
Een corridor is een min of meer aaneengesloten “lint” van landschapselementen die een verbinding vormt tussen de stapstenen. Het doel van de verbindingszone bepaalt welke landschapselementen geschikt zijn voor de corridor.
Onderstaand is per model aangegeven waaraan landschapszone, stapstenen en corridor moeten voldoen. Bij het gebruik van de modellen is het van groot belang aandacht te besteden aan de specifieke eisen die de voor die specifieke situatie gekozen doelsoorten aan de onderdelen van het model stellen.
Dit model bestaat uit een brede landschapszone. De zone is opgebouwd uit kleinschalig landschap waarin houtwallen, singels en bosjes dekking bieden en geleiding geven en waarin voldoende geschikte voedselgebieden aanwezig zijn. “Natte” elementen zijn niet noodzakelijk in deze zone. Dit model is, behalve voor das en boommarter, functioneel voor allerlei dieren van bossen, bosranden en kleinschalig landschap.
Begroeiing: kleinschalig agrarisch gebied met vochtige weilanden, houtwallen, singels, lanen, bosjes en dergelijke.
Minimale breedte corridor: minimaal 500 meter, over korte afstand mag corridor smaller zijn (tot 100 meter breed).
Maximale onderbreking: 1 kilometer; voor boommarter echter hooguit 100 m. Landschap in
onderbreking: geen water, infrastructuur en dichte bebouwing.
Barrières: drukke wegen vormen geen absolute barrière. Wel bemoeilijken drukke wegen de dispersie en eisen zulke wegen veel slachtoffers. Daarom zijn op plaatsen waar een verbindingszone een drukke weg kruist mitigerende maatregelen noodzakelijk. Dassen maken gebruik van tunnels en ecoducten.
Nodig per kilometer: een corridor van 500 meter breed bestaande uit kleinschalig landschap. In de corridor bestaat ten minste 5% van de oppervlakte uit bos en houtwal/singel. Per km is dit 2,5 ha.
Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. ”Natte” elementen, m.n. poelen, zijn essentieel. Behalve de kamsalamander kunnen ook andere zeldzame amfibieën - heikikker, boomkikker, knoflookpad - en ringslang doelsoort zijn. Dit model mikt op een herstel van een kleinschalig landschap met ook natte elementen. Daarmee is het toepasbaar zowel in het Rivierengebied als op de lage zandgronden. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de “droge” elementen zeer verschillend kunnen zijn. Het model biedt plaats aan een zeer grote verscheidenheid aan organismen: van spitsmuis tot steenuil en van libel tot vleermuis. De poelen in de zone dienen echter vrij van vis te zijn en te blijven.
Kleinschalig landschap met een samenhangend netwerk van landschapselementen in een agrarisch cultuurlandschap. Daarnaast liggen in deze landschapszone kleine poelen: 500 m2, opgenomen in het netwerk van landschapselementen. De breedte van de landschapszone is 250 m. De zone heeft per strekkende km, naast de stapstenen, ten minste 5 poelen, goed verspreid, als kleine stapstenen.
Begroeiing corridor: ruigte, struweel, (vochtig) schraalland, kleine loofbosjes, greppels, houtwal, oevers van sloten of beken, en dergelijke.
Minimale breedte corridor: 10-15 meter
Maximale lengte corridor: 500 meter
Maximale onderbreking corridor: 50-100 meter
Landschap in onderbreking: verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers.
Barrières: mitigerende maatregelen zijn noodzakelijk. Gebruik van tunnels is voor verschillende soorten amfibieën bekend. Grote tunnels (doorsnede > 1 meter) verhogen de effectiviteit. Ecoducten voldoen het best.
Begroeiing stapsteen: poel met goed ontwikkelde water- en oevervegetatie waarin open ruimten aanwezig zijn; landhabitat bestaande uit struweel, heggen of houtwallen, met voldoende schuilmogelijkheden in de vorm van dood hout en dergelijke.
Minimum oppervlakte stapsteen: 1-3 ha landhabitat met daarbinnen enkele forse poelen, bijv. van 2000 m2 elk.
Onderlinge afstand stapstenen: 1 kilometer
Nodig per kilometer: stapsteen: 3 ha; corridor: 1 ha; landschapszone: 1,2 ha, namelijk: 250 m breed, waarin 5% van de oppervlakte landschapselementen. Daarin tenminste 5 poelen van 500 m2 elk.
Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. Het voorkomen van plekken met zand en lage schrale begroeiing is essentieel voor dit model. Het model is niet alleen voor hagedissen van belang; zeer veel vlinders, sprinkhanen en andere ongewervelde zijn afhankelijk van warme, open plekken en trekken op hun beurt weer vogels als geelgors en roodborsttapuit aan. Een kanttekening bij dit model is, dat veel soorten van heide zich moeilijk verspreiden en relatief grote leefgebieden (ca. 100 ha) nodig hebben. De consequentie daarvan is dat ecologische verbindingszones voor veel van deze soorten niet zullen functioneren.
Een zone van 250 m breed met kleinschalig landschap, waarin schrale elementen (als omschreven bij corridor) voorkomen, in de vorm van bijv. ruigtes, open plekken in bos, bosranden, heideresten, zandwegen met bermen.
Begroeiing corridor: doorgaand min of meer open, schraal terrein met struweel, ruigte- en schraal grasland.
Minimale breedte corridor: 25-50 meter
Maximale lengte corridor: 1000 meter
Maximale onderbreking corridor: 50-100 meter
Landschap in onderbreking: verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers.
Barrières: er zijn geen gegevens bekend van zandhagedissen die gebruikmaken van tunnels.
Ecoducten worden wel gebruikt.
Begroeiing stapsteen: heide of schrale vegetatie met zonnige zandige plekken en struwelen.
Minimum oppervlakte stapsteen: 10 ha
Onderlinge afstand stapsteen: 1 km
Nodig per kilometer: stapsteen: 10 ha; corridor: 2,5 ha; landschapszone: 1,2 ha
Dit model is bestaat uit grote en kleine stapstenen van schraal grasland en heide, gelegen in een landschapszone. Het model is gebaseerd op de vele vlindersoorten van heide en schraalgrasland, die sterk achteruitgegaan zijn, zoals zilveren maan, heivlinder, heideblauwtje, bruine vuurvlinder, kommavlinder, aardbeivlinder. Vele andere m.n. ongewervelde dieren en vogels kunnen meeprofiteren. Een kanttekening bij dit model is, dat veel soorten van heide zich moeilijk verspreiden en relatief grote leefgebieden (ca. 100 ha) nodig hebben. De consequentie daarvan is dat ecologische verbindingszones voor veel van deze soorten niet zullen functioneren. Combinatie met model hagedis ligt voor de hand, omdat beide modellen zijn ontwikkeld voor fauna van zonnige, schrale plekken (heide, zand, schraal grasland). Hagedis eist echter een corridor en is beter toepasbaar in kleinschalig landschap, terwijl vuurvlinder een bredere landschapszone in open landschap vraagt.
Een 500 m brede zone van open landschap met bloemrijke bermen en slootkanten. Dicht bos
Begroeiing stapsteen: schraal grasland of heide.
Minimum oppervlakte stapsteen: groot 4 ha, klein 0,5 ha
Onderlinge afstand stapstenen: groot 2 km, klein 500 meter
Dit model bestaat uit grote en kleine stapstenen bestaande uit bos met veel variatie in de structuur, in een landschapszone. Het is met name bedoeld voor organismen die niet zozeer uitgestrekte bossen nodig hebben, als wel bos met een hoge kwaliteit: vochtig, met gevarieerde samenstelling en structuurrijke randen en open plekken. Bijvoorbeeld de kleine ijsvogelvlinder en de grote weerschijnvlinder profiteren van dit model. Tevens dient het model om kleine, geïsoleerde maar waardevolle bosjes uit hun isolement te halen.
Een zone van 250 m breed van kleinschalig landschap of open bos. In een agrarisch landschap bevorderen houtwallen de dispersie.
Begroeiing stapsteen: vochtig loofbos met open plekken en structuurrijke randen.
Minimum oppervlakte stapstenen: groot 10 ha, klein 1 ha
Onderlinge afstand stapstenen: groot 5 km, klein 1,5 km
Dit model bestaat uit grote en kleine stapstenen. Het is bedoeld om de populaties van rietvogels te versterken door de afstand tussen de verschillende broedgebieden te verkleinen, zodat samenhangende populaties kunnen ontstaan. De kwaliteit van veel rietland is sterk achteruitgegaan door verdroging. De waterhuishouding van de stapstenen vraagt dan ook de nodige aandacht. Overigens zijn aan rietland ook andere dieren gebonden, zoals enkele bedreigde libellensoorten.
Begroeiing stapsteen: rietmoeras met overjarig riet.
Minimum oppervlak stapsteen: groot 25 ha, klein 2,5 ha
Onderlinge afstand stapstenen: groot 10 km, klein 2,5 km
Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen. Herstel van stromende wateren staat centraal; een beek of rivier vormt de corridor. De stapstenen bieden plaats aan bijzondere watermilieus, paaiplaatsen, etc. De gehele waterfauna, van eendagsvlieg tot ijsvogel, profiteert van dit model. Wanneer in het beek- of rivierdal waardevolle geïsoleerde wateren aanwezig zijn, moet niet lichtvaardig tot aankoppeling aan het stromende water overgegaan worden.
Inrichting corridor: een over een zo lang mogelijke periode stromende waterloop zonder barrières. Ca. een kwart van de oeverlengte is ingericht met plasdrasbermen en bosschages.
Maximale lengte corridor: 3 km
Barrières: gemalen, stuwen, sluizen, schotten en wellicht ook duikers.
Inrichting stapstenen: open water met in het water groeiende moerasplanten (riet, lisdodde) en waterplantenbegroeiing; overstromingsvlaktes; verdiepte rivierbochten, aangekoppelde rivierarmen en/of meestromende nevengeulen.
Minimum oppervlakte stapstenen: deze is in het algemeen niet aan te geven en hangt o.m. af van het formaat van de waterloop; gemiddelde oppervlakte enkele ha’s.
corridor: 0,4 ha, kan wellicht grotendeels binnen het profiel gevonden worden.
4. In Bijlage Vrijstelling asbestsanering wordt "activiteit vindt plaats buiten de periode" vervangen door: activiteit vindt plaats in de periode.
5. De tekst van de Bijlage Kernkwaliteiten Nationale Landschappen wordt vervangen door een nieuwe tekst.
6. In Bijlage Vrijstelling storen en doden diersoorten vervalt de tabel Woelrat (Arvicolaamphibius) en Brandgans (Branta leucopsis).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2022-1136.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.