Provinciaal blad van Noord-Brabant
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Brabant | Provinciaal blad 2022, 1132 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Noord-Brabant | Provinciaal blad 2022, 1132 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 25 januari 2022 tot wijziging van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant in verband met het invoegen van paragraaf 13 inzake Matching impactprojecten (Zevenentwintigste wijziging Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)
Artikel I Wijziging Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
De Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:
Onder vernummering van paragraaf 13 tot 14 en onder vernummering van de artikelen 13.1 tot en met 13.4 tot 14.1 tot en met 14.4 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
Artikel 13.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;
algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;
Asv : Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;
culturele instelling: organisatie die zich bezighoudt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;
nationaal belang: meerwaarde hebbend in Nederland.
Artikel 13.4 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het ontwikkelen en uitvoeren van cultuurprojecten van ten minste nationaal belang die bijdragen aan duurzame oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken.
Artikel 13.5 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd indien:
Artikel 13.6 Subsidievereisten
Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
Artikel 13.7 Subsidiabele kosten
Artikel 13.8 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 13.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:
Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 1 februari 2022 tot en met 31 december 2022.
Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 13.9, vast op € 500.000.
Artikel 13.13 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 13.4 voor advies over artikel 13.6 voor aan de Adviescommissie cultuurprojecten Brabant C.
Artikel 13.14 Subsidieverlening
Artikel 13.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger van subsidie in de vorm van een lening of leningsdeel als bedoeld in artikel 13.3, tweede lid, onder b en c, is verplicht de subsidie binnen tien jaar na verlening van de subsidie terug te betalen overeenkomstig het terugbetalingsregime opgenomen in de leningsovereenkomst, bedoeld in artikel 13.14, tweede lid.
Artikel 13.16 Prestatieverantwoording
De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:
Artikel 13.17 Bevoorschotting en betaling
Artikel 13.18 Vaststelling subsidies
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening stellen Gedeputeerde Staten subsidies, in afwijking van artikel 13, tweede lid, van de Asv, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.
Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na vier jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.
’s-Hertogenbosch, 25 januari 2022
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter,
mr. I.R. Adema
de secretaris,
drs. M.J.A. van Bijnen MBA
Toelichting behorende bij de Zevenentwintigste wijziging Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant
Deze wijzigingsregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze wijzigingsregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.
Voor een goed begrip van deze wijzigingsregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze wijzigingsregeling.
Financiering en Europese staatssteunregels
In het kader van staatssteun is er voor gekozen om voor paragraaf 13 aan te sluiten bij de vrijstellingsvereisten van de algemene groepsvrijstellingsverordening van de EU, Verordening (EU)nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L 187). In artikel 53 van deze algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat onder bepaalde voorwaarden steun voor cultuur en instandhouding van het erfgoed is toegestaan.
Als de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteit niet, niet geheel of niet volgens alle daaraan verbonden verplichtingen verricht, dient hij dit verplicht te melden bij Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten kunnen dan, afhankelijk van de situatie, de subsidie ambtshalve op een lager bedrag vaststellen. Ook kan er ambtshalve een gewijzigde verleningsbeschikking worden vastgesteld, waarin nieuwe afspraken met de subsidieontvanger worden gemaakt. Als bij de desgevraagde verantwoording of controle blijkt dat niet aan de meldingsplicht is voldaan, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente.
Verplichtingen bij vermogensvorming
In artikel 18 van de Asv staan verplichtingen bij vermogensvorming. De vergoedingsplicht ontstaat vanzelfsprekend slechts indien er een causaal verband bestaat tussen de subsidiëring en de vermogensvorming. Er moet een vermogenstoename hebben plaatsgevonden waarvan vaststaat dat deze niet zou hebben plaatsgevonden indien de financiering niet zou zijn verleend. De voorzienbaarheid van de vermogenstoename is daarbij niet van belang; het gaat juist om een vermogenstoename die met de financiering niet werd beoogd. Er is een vergoeding verschuldigd in situaties waarbij de subsidieontvanger de voor de gefinancierde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt, een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging, de activiteiten heeft beëindigd, de subsidieverlening of vaststelling wordt ingetrokken of de rechtspersoon wordt ontbonden. Bij schadevergoeding kan alleen een vergoeding worden verlangd indien het ontvangen van de schadevergoeding ook inderdaad leidt tot vermogensvorming bij de ontvanger van de subsidie. Dit kan zich voordoen wanneer de bij wijze van schadevergoeding ontvangen gelden niet worden gebruikt voor vervanging van de verloren gegane of beschadigde goederen. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald op de wijze zoals aangegeven in dit artikel.
Gedeputeerde Staten willen met de matching van impactprojecten een stimulans geven aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken, door samenwerking tussen de Brabantse cultuursector en partijen uit andere domeinen. Te denken valt aan vraagstukken rond thema’s als vitaliteit, leefbaarheid, duurzaamheid, toepassing van nieuwe technologieën en veiligheidBij projecten die in het kader van deze paragraaf worden ingediend moet cultuur invloed hebben op maatschappelijke problematiek.
Gedeputeerde Staten vinden het belangrijk dat hiertoe coalities worden gevormd tussen de cultuursector en andere domeinen, zowel met het oog op de uitvoering van de projecten, als op de financiering daarvan. Met deze paragraaf willen Gedeputeerde Staten daarom stimuleren dat partijen buiten de cultuursector, privaatrechtelijke of publiekrechtelijke partijen, opdrachten verstrekken aan culturele instellingen, door de financiële inzet van privaatrechtelijke partijen te matchen met een provinciale bijdrage.
Gedeputeerde Staten willen met deze subsidieregeling opdrachtgeverschap van buiten de cultuursector aan culturele instellingen en kunstenaars bevorderen en bestendigen. Gedeputeerde Staten vinden het daarvoor belangrijk dat niet-culturele opdrachtgevers breder eigenaarschap voelen bij de projecten dan louter financieren. Daarmee verschuift het initiatief bij aanvragen op grond van deze paragraaf van de aanbodzijde (de producenten van kunst en cultuur) naar de vraagzijde (partijen die belang voelen bij de totstandkoming van het aanbod). De paragrafen 11 en 12 bieden ruimte aan projecten op initiatief van cultuuraanbieders, die daar in de praktijk altijd de aanvragers zijn.
Gedeputeerde Staten verstrekken subsidies op grond van deze paragraaf in de vorm van een geldbedrag, een lening of een combinatie van een lening en geldbedrag. De vorm van de subsidie is afhankelijk van de vorm die de privaatrechtelijke financiers kiezen voor hun financiële bijdrage aan het project en waarvoor matching wordt gevraagd. Wordt door alle betrokken organisaties een bijdrage geleverd in de vorm van een lening dan dient de aanvrager op grond van het tweede lid, onder b, een aanvraag om subsidie in de vorm van een lening in. Wordt er door de ene organisatie voor gekozen om een bijdrage te leveren in de vorm van een geldbedrag en wordt er door de andere organisatie voor gekozen om een bijdrage te leveren in de vorm van een lening dan dient de aanvrager op grond van het tweede lid, onder c, een aanvraag om subsidie in, naar rato in de vorm van een lening en in de vorm van een geldbedrag.
Artikel 13.4 Subsidiabele activiteiten
De subsidiabele activiteiten in het kader van deze paragraaf moeten betrekking hebben op cultuurprojecten van ten minste nationaal belang die bijdragen aan duurzame oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Gedeputeerde Staten leggen de aard van die maatschappelijke vraagstukken niet limitatief vast. Het kan gaan om uiteenlopende onderwerpen als versplintering in de samenleving, ecologische duurzaamheid, omgevingskwaliteit, de invloed van nieuwe technologie, ethische vraagstukken die de samenleving beroeren, de woningproblematiek, maar ook elke andere maatschappelijke ontwikkeling waarvan de aanvrager aannemelijk maakt dat daarmee een voldoende relevant thema voor de provincie Noord-Brabant wordt aangepakt. Essentieel zijn de inzet van cultuur als belangrijk deel van de oplossing en de duurzaamheid van de uitkomsten van het project in relatie tot het maatschappelijk vraagstuk. Dat laatste kan gestalte krijgen in een blijvend direct effect van de activiteiten, maar bijvoorbeeld ook in een voorbeeldwerking elders die in de aanvraag aannemelijk wordt gemaakt. Belangrijk voor dit alles is een verklaring als onderdeel van de aanvraag, waarin de beoogde maatschappelijke opbrengst van het project wordt geduid (het impact statement).
13.5 Weigeringsgronden algemeen
De weigeringsgronden in dit artikel komen in aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 van de Asv.
Onder b. Geen bijdrage voor projecten die starten binnen 12 weken na indiening van een volledige aanvraag
Onder het moment van indiening wordt hier verstaan: het moment waarop aan alle formele (overige) vereisten voor een ontvankelijke aanvraag is voldaan. Het heeft dus geen zin om vanwege die termijn een aanvraag pro forma in te dienen en later aan te vullen. Als de noodzakelijke aanvulling binnen 12 weken van de start van een project binnenkomt, is de aanvraag niet ontvankelijk. Reparatie is dan wel mogelijk door het verplaatsen van de startdatum van het project.
Subsidiëring van kosten van het project mag naast de gevraagde subsidie, niet komen uit andere paragrafen van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, met uitzondering van paragraaf 7 Kennisvouchers impulsgelden en paragraaf 8 Crowdfunding. Zo is stapeling met een bijdrage uit paragraaf 6 Impulsgelden van de Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant, niet toegestaan. Ook kan geen subsidie gevraagd worden voor hetzelfde project als waarvoor de provincie Noord-Brabant al eerder een bijdrage verstrekte.
Onder e. Financiële moeilijkheden
Ingevolge de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt een privaatrechtelijke rechtspersoon geacht in moeilijkheden te verkeren wanneer aan één van de voorwaarden wordt voldaan van artikel 2, achttiende lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.
Artikel 13.6 Subsidievereisten
Onder a. Hoge culturele kwaliteit van ten minste nationaal belang
Hoge culturele kwaliteit wordt getoetst op de onderdelen oorspronkelijkheid, zeggingskracht en vakmanschap.
Bij oorspronkelijkheid gaat het om de mate waarin het project zich onderscheidt van het overige aanbod in de culturele sector. Hierbij is de visie van de maker bepalend.
Bij het onderdeel zeggingskracht gaat het om het vermogen van een culturele uiting om het publiek zo aan te spreken, dat de wijze van waarnemen en de verbeeldingskracht van dat publiek worden verrast en uitgedaagd. Zeggingskracht geeft aan in hoeverre een werk erin slaagt uitdrukking te geven aan een oorspronkelijk idee.
Vakmanschap wordt bepaald door de mate waarin de maker van het project beschikt over de vaardigheden en het inzicht om thema’s of repertoire zodanig vorm te geven, dat zijn persoonlijke fascinatie daarvoor, of zijn cultuurhistorisch inzicht daarover, voor anderen beleefbaar wordt. Het gevolgd hebben van een historische of kunstvakopleiding is daarbij niet doorslaggevend.
De balans tussen de drie genoemde elementen moet zodanig zijn dat gesproken kan worden van aanbod van ten minste nationale betekenis.
Het project is van ten minste nationaal belang als het zich onderscheidt van andere projecten in culturele kwaliteit of de aanpak van het project in het perspectief van het landelijk aanbod. Een kenmerk van projecten van tenminste nationaal belang is dat het in staat is betrokkenheid op te wekken van afnemers, publiek, pers en andere stakeholders op nationaal niveau.
Onder b. Duurzame oplossing voor een maatschappelijk vraagstuk
De regeling is bedoeld om met een concreet kunst- of cultuurproject impact te maken in de samenleving ten aanzien van een actueel maatschappelijk vraagstuk. Om aan dit criterium te voldoen is een duidelijk verband nodig tussen het concrete niveau van het project en het meer abstracte niveau van de impact op de samenleving. Dit ontstaat door een gelaagdheid in de motivering aan te brengen.
Onder d. Door een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen wordt een bijdrage van ten minste € 40.000 geleverd
Deze paragraaf gaat uit van matching van de investering van privaatrechtelijke rechtspersonen in het project en kent een ondergrens van € 40.000. Er is gekozen voor een ondergrens van € 40.000, omdat gedeputeerde staten het belangrijk vinden dat privaatrechtelijke rechtspersonen een substantiële bijdrage leveren aan een project.
Artikel 13.8 Niet-subsidiabele kosten
Overeenkomstig artikel 11 van de Asv, is verrekenbare BTW niet subsidiabel.
De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten. Voor het berekenen van de hoogte van de subsidie worden alleen de financiële bijdragen die privaatrechtelijke rechtspersonen aan het project willen leveren meegenomen.
Rekenvoorbeeld 1: de subsidiabele kosten bedragen € 200.000. Privaatrechtelijke rechtspersonen dragen € 80.000 bij en een publiekrechtelijke rechtspersoon, bijvoorbeeld een gemeente, € 20.000. Daarnaast wordt € 10.000 begroot aan publieksinkomsten. Op grond van dit artikel kan dan € 80.000,- worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten: eenzelfde bedrag als de bijdrage van de privaatrechtelijke rechtspersonen, en niet méér dan 50% van de subsidiabele kosten.
Rekenvoorbeeld 2: de subsidiabele kosten bedragen € 200.000. Privaatrechtelijke rechtspersonen dragen € 80.000 bij en een publiekrechtelijke rechtspersoon, bijvoorbeeld een gemeente, € 10.000. Daarnaast wordt € 15.000 begroot aan publieksinkomsten. Op grond van dit artikel kan dan niet méér dan € 80.000 worden aangevraagd bij Gedeputeerde Staten (hetzelfde bedrag als de bijdrage van de privaatrechtelijke rechtspersonen), ook al bedraagt het volledige tekort € 95.000 en is dat minder dan 50% van de subsidiabele kosten. Dit betekent dat de begroting nog niet sluitend is, zoals vereist wordt in artikel 13.6, onder g, onderdeel 2o.
Voor het bepalen van de onderlinge rangschikking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag geldt de primaire aanvraagdatum.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2022-1132.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.