Beleidsregel Wet Bibob Provincie Zuid-Holland 2021

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 20 juni 2017 de Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2017 hebben vastgesteld, waarin is vastgelegd hoe Gedeputeerde Staten van de bevoegdheid tot toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur gebruik maakt;

 

Overwegende dat het toepassingsgebied van de Wet Bibob sinds vaststelling van de hiervoor genoemde beleidsregel is gewijzigd en uitgebreid;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten hebben besloten de inzet op relationele integriteit, ondermijning en de toepassing van de Wet Bibob substantieel te intensiveren;

 

Overwegende dat deze intensivering vraagt om een meer structurele toepassing van de Wet Bibob op met name subsidies, vastgoedtransacties en overheidsopdrachten (aanbestedingen);

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op basis van het vorengaande tot uitbreiding en aanpassing van hun beleid bij de toepassing van de Wet Bibob over willen gaan;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten gezien de omvang van de voorgenomen wijzigingen hebben besloten om de huidige beleidsregel geheel te vervangen door een nieuwe beleidsregel;

 

Gelet op de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, de Aanbestedingswet 2021, artikel 158 Provinciewet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Beleidsregel Wet Bibob Provincie Zuid-Holland 2021

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities van artikel 1 van de Wet zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel;

  • 2.

    In deze beleidslijn wordt voorts verstaan onder:

    • a.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      eigen onderzoek: het onderzoek door Gedeputeerde Staten als bedoeld in artikel 7a van de Wet;

    • c.

      gesloten bronnen: bronnen die niet voor een ieder toegankelijk zijn en waarvoor men bevoegd moet zijn om ze in te zien;

    • d.

      Landelijk Bureau Bibob: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur bedoeld in artikel 8 van de Wet;

    • e.

      Provincie: de provincie Zuid-Holland, vertegenwoordigd door het college van Gedeputeerde Staten en zij met ter zake dienend mandaat;

    • f.

      RIEC: het Regionaal Informatie en Expertisecentrum;

    • g.

      vergewisplicht: de plicht, bedoeld in artikel 3:9 Awb tot vergewissing door Gedeputeerde Staten dat elke beslissing betreffende een Bibob advies zorgvuldig tot stand komt;

    • h.

      vragenformulier: door of namens Gedeputeerde Staten aan een betrokkene toe te zenden of toegezonden formulier in verband met de uitvoering van een eigen onderzoek als bedoeld in artikel 7a, vijfde lid van de Wet;

    • i.

      de Wet: Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 2 Toepassingsbereik

Artikel 2 Eigen onderzoek bij een aanvraag voor een beschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een eigen onderzoek uitvoeren bij een aanvraag voor een beschikking, voordat zij een besluit nemen ten aanzien van deze aanvraag.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zullen een eigen onderzoek uitvoeren indien er duidelijke aanwijzingen zijn, die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

  • 3.

    De aanwijzingen, als bedoeld in tweede lid, kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      informatie verkregen van de eigen ambtelijke organisatie;

    • b.

      informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen van de Officier van Justitie als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • e.

      overige signalen.

Artikel 3 Eigen onderzoek bij een verstrekte beschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen een eigen onderzoek uitvoeren bij een verstrekte beschikking, indien er duidelijke aanwijzingen zijn, die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet.

  • 2.

    De aanwijzingen, als bedoeld in het eerste lid, kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      informatie verkregen van de eigen ambtelijke organisatie;

    • b.

      informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen van de Officier van Justitie als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • e.

      overige signalen.

Artikel 4 Eigen onderzoek bij een vastgoedtransactie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een eigen onderzoek uitvoeren bij vastgoedtransacties, waarbij de Provincie partij is.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zullen een eigen onderzoek uitvoeren bij vastgoedtransacties, indien er duidelijke aanwijzingen zijn, die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 9 derde en vierde lid van de Wet.

  • 3.

    De aanwijzingen, als bedoeld in tweede lid, kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      informatie verkregen van de eigen ambtelijke organisatie;

    • b.

      informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen van de Officier van Justitie als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • e.

      overige signalen.

  • 4.

    In de overeenkomst behorende bij de vastgoedtransactie wordt een integriteitsclausule opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien zich feiten of omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 9 derde en vierde lid van de Wet.

Artikel 5 Eigen onderzoek bij overheidsopdrachten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een eigen onderzoek uitvoeren bij alle aanbestedingen voor overheidsopdrachten waarbij uitsluitingsgronden van toepassing zijn verklaard.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zullen een eigen onderzoek uitvoeren bij de aanbesteding voor overheidsopdrachten, indien er duidelijke aanwijzingen zijn, die het vermoeden rechtvaardigen dat er sprake is van een mate van gevaar als bedoeld in artikel 9 tweede lid van de Wet.

  • 3.

    De aanwijzingen, als bedoeld het tweede lid, kunnen gebaseerd zijn op:

    • a.

      informatie verkregen van de eigen ambtelijke organisatie;

    • b.

      informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      informatie verkregen van één van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC;

    • d.

      informatie verkregen van de Officier van Justitie als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • e.

      overige signalen.

  • 4.

    In de overeenkomst voor een overheidsopdracht, of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden worden, voor zover van toepassing, bepalingen opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst, indien zich feiten of omstandigheden voordoen als bedoeld in artikel 9 tweede lid van de Wet.

Artikel 6 Beperkt eigen onderzoek

  • 1.

    Binnen een periode van twee jaren na afronding van een eigen onderzoek, vindt niet opnieuw een eigen onderzoek plaats naar dezelfde betrokkene(n).

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, kan binnen de daarin genoemde termijn een beperkt onderzoek plaatsvinden, dat zich richt op verificatie van eerdere bevindingen en nieuwe of eerder onbekende feiten en omstandigheden. In dat geval wordt betrokkene gehouden tot het opnieuw invullen van een vragenformulier.

Artikel 7 Geen eigen onderzoek

Gedeputeerde Staten zullen geen eigen onderzoek uitvoeren naar:

  • a.

    een onderneming die volledig in eigendom toebehoort aan één of meer rechtspersonen met een overheidstaak;

  • b.

    een betrokkene die een rechtspersoon met een overheidstaak is.

Hoofdstuk 3 Start eigen onderzoek

Artikel 8 Algemeen

Alvorens het eigen onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de Wet wordt gestart, zullen de aanvragen als bedoeld in artikel 2 en de beschikkingen als bedoeld artikel 3 van deze beleidsregel eerst beoordeeld worden conform de bepalingen van de Awb en de reguliere weigeringsgronden vanuit de desbetreffende regelgeving.

Artikel 9 Vragenformulier

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen betrokkene op de hoogte van de start van een eigen onderzoek, de wijze van uitvoering en het eventuele vervolg daarop.

  • 2.

    Aan betrokkene wordt door Gedeputeerde Staten in het kader van het eigen onderzoek een vragenformulier ter invulling uitgereikt. Bij dit vragenformulier dienen documenten te worden gevoegd, die in dit vragenformulier zijn vermeld en / of bij de uitreiking van het formulier door of namens Gedeputeerde Staten worden gevraagd.

  • 3.

    De termijn waarbinnen Gedeputeerde Staten van betrokkene verlangen dat het vragenformulier met bijbehorende documenten als bedoeld in het tweede lid ingevuld wordt geretourneerd bedraagt tenminste twee weken. De termijn kan na gemotiveerd verzoek van betrokkene in uitzonderlijke gevallen éénmalig worden verlengd.

  • 4.

    In het belang van het eigen onderzoek kunnen Gedeputeerde Staten, na ontvangst van het vragenformulier en daarbij behorende documenten, nadere informatie van betrokkene verlangen. Het bepaalde in het derde lid is hierbij van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10 Expertise RIEC

Bij de uitvoering van het eigen onderzoek kunnen Gedeputeerde Staten desgewenst gebruik maken van de expertise van het RIEC.

Artikel 11 Advies Landelijk Bureau Bibob

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen na uitvoering van het eigen onderzoek advies vragen aan het Landelijk Bureau Bibob; het verzoek om advies heeft betrekking op het inwinnen van informatie uit gesloten bronnen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten informeren betrokkene dat het Landelijk Bureau Bibob om advies is verzocht.

  • 3.

    Bij ontvangst van het advies vergewissen Gedeputeerde Staten zich ervan dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen.

Artikel 12 Zienswijze

Indien Gedeputeerde Staten op basis van het eigen onderzoek of het advies genoeg aanwijzingen hebben om in het kader van de Wet in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van enige mate van gevaar als bedoeld in de Wet, zullen zij, alvorens zij zullen overgaan tot de hen door de Wet geboden mogelijkheden, betrokkene in de gelegenheid stellen een zienswijze kenbaar te maken.

Hoofdstuk 4 Gevolgen van een Bibob onderzoek

Artikel 13 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening

  • 1.

    Het niet volledig, niet tijdig en/ of niet juist invullen en aanleveren van het vragenformulier of niet (geheel) beantwoorden van aanvullende vragen wordt aangemerkt als een ernstig gevaar in de zin van de Wet.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten zullen op grond van het in het eerste lid gestelde een aanvraag buiten behandeling stellen of een verstrekte beschikking intrekken indien:

    • a.

      het vragenformulier niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw is ingevuld en geretourneerd;

    • b.

      aanvullende vragen door Gedeputeerde Staten of het Landelijk Bureau Bibob niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw zijn beantwoord;

    • c.

      niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw is voldaan aan een verzoek om aanvullende informatie door Gedeputeerde Staten of het Landelijk Bureau Bibob.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten zullen op grond van het in het eerste lid gestelde overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen ten aanzien van een vastgoedtransactie indien:

    • a.

      Het vragenformulier niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw is ingevuld of geretourneerd;

    • b.

      aanvullende vragen door Gedeputeerde Staten of het Landelijk Bureau Bibob niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw zijn beantwoord;

    • c.

      niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw is voldaan aan een verzoek om aanvullende informatie door Gedeputeerde Staten of het Landelijk Bureau Bibob.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten kunnen op grond van het in het eerste lid gestelde besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen indien:

    • a.

      Het vragenformulier niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw is ingevuld en geretourneerd;

    • b.

      aanvullende vragen door Gedeputeerde Staten of het Landelijk Bureau Bibob niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw zijn beantwoord;

    • c.

      niet, niet geheel of niet waarheidsgetrouw is voldaan aan een verzoek om aanvullende informatie door Gedeputeerde Staten of het Landelijk Bureau Bibob.

  • 5.

    Voorafgaande aan toepassing van het tweede tot en met het vierde lid zal betrokkene, indien in redelijkheid mogelijk, door Gedeputeerde Staten in de gelegenheid worden gesteld de geconstateerde gebreken te herstellen.

  • 6.

    Indien betrokkene onjuiste informatie verschaft of opzettelijk informatie weglaat, wordt door Gedeputeerde Staten aangifte gedaan.

Artikel 14 Gevolgen van een Bibob onderzoek bij een (aanvraag voor) een beschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen overgaan tot het afwijzen van een aanvraag voor een beschikking of tot intrekking van een reeds verstrekte beschikking, indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van een ernstig gevaar in de zin van de Wet, dan wel een situatie zich voordoet als bedoeld in artikel 3 zesde lid van de Wet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten voorschriften verbinden aan een beschikking, indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten, de ernst van de strafbare feiten een weigering of intrekking van de beschikking niet rechtvaardigt.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten kunnen eveneens overgaan tot het verbinden van voorschriften aan een beschikking, indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sprake is van een mindere mate van gevaar.

Artikel 15 Gevolgen van een Bibob onderzoek bij een vastgoedtransactie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zullen overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en / of een eventueel daarop gegeven advies van het Landelijk Bureau Bibob blijkt, dat:

    • a.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • b.

      er is sprake van tenminste een mindere mate van gevaar dat in, op of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • c.

      er is sprake van feiten en / of omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten een integriteitsrisico vormen.

  • 2.

    In de gevolgen van een Bibob onderzoek, dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aangegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

Artikel 16 Gevolgen van een Bibob onderzoek bij overheidsopdrachten

  • 1.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht kan het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van het niet voldoen aan één of meerdere geschiktheidseisen en / of het van toepassing zijn van een uitsluitingsgrond.

  • 2.

    Bij lopende overeenkomsten voor overheidsopdrachten waarbij de contractuele bepaling is opgenomen zoals bedoeld in artikel 5 tweede lid van de Wet kan het Bibob onderzoek dienen als onderbouwing van het zich voordoen van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 9 tweede lid van de Wet.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 17 Intrekking

Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregel wordt het besluit “ Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2017 “ ingetrokken;

Artikel 18 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2021

Artikel 19 Inwerkingtreding

De Beleidsregel Wet Bibob Zuid-Holland 2021 treedt in werking met ingang van de dag volgend op de datum van publicatie in het Provinciaal Blad.

Den Haag, 28 september 2021

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

secretaris,

drs. H.M.M. Koek

voorzitter,

drs. J. Smit

Naar boven