Tweeëntwintigste wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Gelet op de artikelen 1 tot en met 3 van Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PbEU 2020, L 437), en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het plattelandsontwikkelingsprogramma 3 is verlengd tot en met 31 december 2022, zijnde het moment van inwerkingtreding van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en het om die reden wenselijk is de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 te wijzigen teneinde een nieuw aanvraagtijdvak voor paragraaf 6 van die regeling, inhoudende de herstel- en inrichtingsmaatregelen water, open te stellen;

 

Overwegende dat het aanvraagtijdvak voor paragraaf 7, inhoudende herstelmaatregelen voor natuur en biodiversiteit, opnieuw wordt opengesteld;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijzigingen

De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

§ 6 Herstel- en inrichtingsmaatregelen water komt te luiden:

 

Artikel 2.6.1 Begripsbepalingen specifiek

 

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    KRW: Kaderrichtlijn Water die tot doel heeft uiterlijk in 2027 een goede chemische en ecologische waterkwaliteit te bereiken in alle Europese oppervlaktewateren en grondwateren en de lidstaten verplicht de daartoe noodzakelijke maatregelen te nemen;

  • b.

    ecologische kwaliteitsdoelen: gewenste ecologische waterkwaliteit, waarmee een goede leefomgeving voor planten en dieren wordt gecreëerd in een KRW-waterlichaam;

  • c.

    KRW-waterlichaam: oppervlaktewaterlichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de KRW;

  • d.

    probleemgebied: gebied waarbij knelpunten bestaan voor wateroverlast of waar een KRW-opgave ligt.

Artikel 2.6.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    waterschappen;

  • g.

    gemeenten;

  • h.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 2.6.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op niet-productieve investeringen die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

 

Artikel 2.6.4 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in of komt ten goede aan de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector;

    • c.

      het project heeft een directe link met de landbouw, blijkend uit een van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project wordt uitgevoerd op landbouwgrond;

      • 2°.

        het project wordt uitgevoerd op gronden waar jaarlijks een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd;

      • 3°.

        het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.6.3, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op een van de volgende doelen:

      • 1°.

        het nemen van maatregelen ten behoeve van het voorkomen van wateroverlast conform de principes van een klimaatbestendig en robuust systeem in probleemgebieden zoals weergeven in bijlage 2;

      • 2°.

        het nemen van beekherstelmaatregelen ten behoeve van de ecologische kwaliteitsdoelen zoals gesteld door de KRW in het in bijlage 3 bedoelde KRW-waterlichaam;

      • 3°.

        het opheffen van knelpunten voor vismigratie zoals opgenomen in de in bijlage 4 bedoelde KRW-waterlichamen;

    • b.

      een ander overheidsorgaan draagt 25% bij aan de te verlenen subsidie.

  • 3.

    Het doel, bedoeld in het tweede lid, onder a, waarvoor de kosten die subsidiabel zijn, het hoogst zijn, wordt aangemerkt als hoofddoel.

  • 4.

    Aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is openomen:

    • a.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten uit de regeling;

    • b.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een toelichting op de begroting;

    • d.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • e.

      de afbakening van het projectgebied en een toelichting daarop;

    • f.

      indien de investering naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten, een verkenning naar de mogelijke negatieve omgevingseffecten van de investering.

Artikel 2.6.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten;

    • c.

      kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • e.

      kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • f.

      kosten van haalbaarheidsstudies;

    • g.

      voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.1 onder t, gemaakt binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie.

    • h.

      de kosten van projectmanagement en projectadministratie.

Artikel 2.6.6 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 4 oktober 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 15 november 2021, tot 17.00 uur.

 

Artikel 2.6.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.6.3, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.6.6, vast op:

  • a.

    € 4.340.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Aa en Maas en die betrekking hebben op het doel zoals genoemd in artikel 2.6.4, tweede lid, onderdeel c, onder 1º;

  • b.

    € 4.340.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap De Dommel en die betrekking hebben op het doel zoals genoemd in artikel 2.6.4, tweede lid, onderdeel c, onder 2º;

  • c.

    € 4.700.000 voor projecten die worden uitgevoerd in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta en die betrekking hebben op het doel zoals genoemd in artikel 2.6.4, tweede lid, onderdeel c, onder 3º.

Artikel 2.6.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 3.

    Geen subsidie wordt verstrekt indien het subsidiebedrag lager is dan € 1.000.000.

Artikel 2.6.9 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bepalen de onderlinge rankschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.6.3, op basis van de investeringslijst als bedoeld in bijlage 5.

  • 2.

    Indien na toepassing van het eerste lid blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen de vastgestelde subsidiedeelplafonds, bedoeld in artikel 2.6.7 te boven gaan worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.6.10 Specifieke verplichtingen

In afwijking van artikel 1.9, eerste lid, onder f, worden de activiteiten, bedoeld in artikel 2.6.3, uiterlijk 31 december 2024 voltooid.

 

B.

Bijlage 2 behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door bijlage 2 behorende bij deze regeling.

 

C.

Bijlage 3 behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door bijlage 3 behorende bij deze regeling.

 

D.

Bijlage 4a en 4b behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door bijlage 4 behorende bij deze regeling.

 

E.

Bijlage 5 behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door bijlage 5 behorende bij deze regeling.

 

F.

In artikel 2.7.7 wordt ‘24 mei 2021, 09.00 uur tot en met 1 juli 2021, 17.00 uur’ vervangen door: van 27 september, vanaf 09.00 uur tot en met 11 oktober 2021, tot 17.00 uur.

 

G.

In artikel 2.7.8 wordt “€ 2.544.000” vervangen door: € 1.077.445,28.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel III Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tweeëntwintigste wijzigingsregeling Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020.

’s-Hertogenbosch, 14 september 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de

mr. I.R. Adema

secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Tweeëntwintigste wijzigingsregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

I. Algemeen

Paragraaf 6 is eerder opgesteld, namelijk in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 19 oktober 2018. Om de gestelde doelstellingen van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3 te behalen kiezen Gedeputeerde Staten ervoor om paragraaf 6 nog een keer open te stellen. De maatregelen richten zich op de (her)inrichting of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw-, water- en klimaatdoelen.

 

Met deze openstelling wordt beoogd om niet-productieve investeringen te stimuleren die bijdragen aan een volhoudbare balans tussen economisch verantwoorde landbouw en behoud en versterking van aquatische en terrestrische ecologie. Omdat het waterbeheer in de afgelopen eeuwen sterk gericht is geweest op het faciliteren van de landbouw, ligt het accent in deze openstelling op investeringen die de negatieve gevolgen voor de aquatische ecologie verminderen, zodanig dat de ontwikkelruimte voor de landbouw behouden en zo mogelijk versterkt wordt. De opgaven voor de Kaderrichtlijn Water en de Visie Klimaatadaptatie van de Provincie Brabant worden daarbij als leidraad gebruikt.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I (Wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 20214-2020)

 

Onder A

 

Artikel 2.6.3 Subsidiabele activiteiten

Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouw- of bosbouwbedrijf tot gevolg hebben. Het gaat dan bijvoorbeeld om investeringen gericht op verbetering van de waterkwaliteit en –kwantiteit om daarmee een bijdrage te leveren aan doelstellingen zoals beschreven in de Kaderrichtlijn Water en de Nitraatrichtlijn, herstel natuurlijke toestand watersystemen, het duurzaam optimaliseren van de waterhuishouding en om maatregelen gericht op voorkomen of beperken van watertekorten en wateroverlast, waaronder het vergroten van het waterbergend vermogen van het watersysteem en het watervasthoudend vermogen van landbouwgrond en daarvoor noodzakelijke ict- of technische voorzieningen. Voorbeelden van maatregelen zijn aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan de Kaderrichtlijn Water en tevens een buffer vormen voor emissies naar oppervlaktewater, herstel watersystemen naar een goede toestand, waaronder beekherstel, hermeandering waterlopen, herstellen migratiemogelijkheden voor vis, verdrogingsbestrijding; aanleg van bufferzones langs watergangen; maatregelen die het waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, bijvoorbeeld peilgestuurde drainage, aanleg van helofytenfilters (natuurlijke waterzuiveringssystemen) en waterhuishoudkundige aanpassingen in het watersysteem.

 

Naast een bijdrage aan de KRW-doelen, is het wenselijk dat niet-productieve investeringen bijdragen aan klimaatdoelen. Een klimaatbestendig water- en bodemsysteem is essentieel om wateroverlast in natte perioden en watertekorten in perioden van droogte te voorkomen. Hierbij hanteren we de principes uit de provinciale Visie Klimaatadaptatie (inclusief de uitwerking van de bestuursopdracht ‘stoppen van de verdroging met een waterrobuuste inrichting van Brabant’. De Visie Klimaatadaptatie is op 5 juni goedgekeurd door de Provinciale Staten van de Provincie Noord-Brabant. Deze principes zijn:

  • -

    Principe 1. Er wordt aan het oppervlaktewater, ondiepe en diepe grondwater niet meer onttrokken dan er ook is aangevuld. Omdat er op dit moment dalende trends zijn, betekent dat dat er meer moet worden aangevuld dan onttrokken, tot de gewenste klimaatbestendige grondwaterstand is bereikt.

  • -

    Principe 2. Het (regen)water in hoger gelegen gebieden wordt niet afgevoerd, maar wordt vastgehouden in de bodem en infiltreert naar het grondwater. Elke druppel telt!

  • -

    Principe 3. Lager gelegen terreinen en gebieden zijn structureel natter en hebben hogere peilen of grondwaterstanden dan hoger gelegen gedeelten. Ontwatering zorgt immers voor de afvoer van water van hoger gelegen gebieden en is daarom niet wenselijk.

  • -

    Principe 4. Als er extreme weersituaties zijn (piekbuien, droogte) ontstaat minder, minder snel of minder ernstige overlast of schade, omdat het systeem “ruimte” biedt om de pieken op te vangen. Dit kan gaan om ruimte in oppervlakte, ruimte in de bodem en ruimte in de tijd.

  • -

    Principe 5 Waterkwaliteit is overal op orde, om geschikt te zijn voor de functies die water nodig hebben.

Artikel 2.6.4 Subsidievereisten

Eerste lid, onder c, onderdeel 3º andere grond dan landbouwgrond, rechtstreeks verband landbouwactiviteit

Indien het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, dient het wel een rechtstreeks verband te hebben met een landbouwactiviteit. Voorbeelden van maatregelen die niet worden uitgevoerd op landbouwgrond, maar wel een rechtstreeks verband hebben met landbouwactiviteiten zijn:

  • Het aanleggen van een stuw met vispassage in een waterschapssloot. Doel van de stuw is om het waterbeheer in agrarisch gebied te verbeteren. Een vispassage is daarbij nodig om te vermijden dat de stuw een negatief effect heeft op vismigratie.

  • Het aanleggen van een vispassage bij een bestaande stuw of gemaal. Dit om te voldoen aan KRW-opgave zonder dat de landbouw er door wordt benadeeld.

  • Beekherstel in landbouwgebied. Hermeandering en afvoervertraging ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) en het aanleggen van schuine oevers om het waterbergend vermogen te vergroten, zodat voorkomen wordt dat bij neerslagpieken landbouwgrond overstroomt. Afvoervertraging en ophogen van de beekbodem leiden er ook toe dat omliggende landbouwgrond minder droogtegevoelig wordt.

  • Beekherstel in een natuurgebied. Het aanleggen van schuine oevers om de waterbergingscapaciteit te vergroten zodat voorkomen wordt dat bij neerslagpieken landbouwgrond overstroomt. Peilopzet, afvoervertraging en ophogen van de beekbodem zodat omliggende landbouwgrond minder droogtegevoelig wordt. Het aanleggen van extra buffercapaciteit om te voorkomen dat maatregelen die nodig zijn in het kader van de KRW-opgave leiden tot extra wateroverlast in bovenstrooms landbouwgebied. Analoog aan bovengenoemde maatregelen kan men ook denken aan maatregelen als:

  • Het aanleggen van wadi’s of infiltratiegreppels langs KRW-watergangen voor het opvangen van piekafvoeren of nutriëntenvrachten vanuit het aangrenzend landbouwgebied.

  • Het omleggen van waterlopen zodat agrarische ontwikkeling niet beperkt hoeft te worden. Het gaat om waterlopen die in het belang van de landbouw zijn gegraven of verdiept en waar een natuurgebied onevenredig last van ondervindt.

  • Inrichtingsmaatregelen om te voorkomen dat nutriënten die zijn uitgespoeld uit landbouwgrond leiden tot het niet halen van de KRW-opgave.

Tweede lid, onder a, onderdeel 1º Maatregelen wateroverlast

Het nemen van maatregelen ten behoeve van voorkomen van wateroverlast in probleemgebieden, dient te gebeurenconform principes van klimaatbestendig en waterrobuust systeem (zoals beschreven in de Visie Klimaatadaptatie van de provincie Noord-Brabant). Door klimaatverandering en intensivering van het agrarisch landgebruik neemt de kans op inundaties van landbouwgrond toe. Dit kan leiden tot grote schade. De waterschappen hebben op basis van hun expertise probleemgebieden aangewezen waar wateroverlast optreedt en waar maatregelen nodig zijn, zodat zware buien niet meteen leiden tot schade aan landbouwgewassen door inundaties. Maatregelen tegen wateroverlast worden bij voorkeur niet sectoraal uitgevoerd, maar gecombineerd met andere opgaven op het vlak van water, natuur en landbouw. Alleen dan dragen maatregelen bij aan een klimaatrobuust watersysteem. Bijlage 2 betreft een probleemgebied in noordoost Brabant in het stroomgebied van de Oeffeltse raam en de Sambeekse uitwatering.

Tweede lid, onder a, onderdeel 2º Beekherstelmaatregelen

Bijna alle oppervlaktewaterlichamen in Brabant zijn gegraven of sterk veranderd. Soms zijn ze gegraven of vergraven voor de scheepvaart, maar meestal voor de ontwatering van landbouwgronden. De ecologie van het oppervlaktewater is daardoor op de achtergrond geraakt. Met het aannemen van de Kaderrichtlijn Water hebben de lidstaten zich verplicht om de waterlichamen zodanig in te richten dat ze tenminste een goed ecologisch potentieel krijgen en bij voorkeur in een goede ecologische toestand geraken. Daarvoor is het nodig dat gegraven watergangen natuurvriendelijk worden ingericht, bijvoorbeeld door het aanleggen van natuurvriendelijke oevers of door meanders weer terug te brengen. Bij voorkeur wordt beekherstel uitgevoerd conform de principes van de Brabantse Visie Klimaatadaptatie, waarbij maatregelen niet alleen sectoraal de oevers van het waterlichaam betreffen, maar het hele watersysteem. Met een watersysteem wordt een KRW-waterlichaam bedoeld, inclusief het bijbehorende stroomgebied. Dit wordt gevormd door de op het betreffende oppervlaktewaterlichaam afwaterende sloten en watergangen en het daarmee samenhangende grondwater. Het gebied in bijlage 3 kent een hoge prioriteit, gezien de omvang van de opgave.

Tweede lid, onder a, onderdeel 3º Opheffen knelpunten vismigratie

De Kaderrichtlijn Water bepaalt dat uiterlijk in 2027 de Brabantse oppervlaktewaterlichamen in een goede ecologische toestand moeten zijn of een goed ecologisch potentieel moeten hebben. Voor het ecologisch kwaliteitsdoel ‘vis’ is niet alleen een goede inrichting en een goede waterkwaliteit van belang, maar ook het opheffen van knelpunten voor vismigratie. Deze knelpunten zijn in het verleden ontstaan door het aanbrengen van stuwen en gemalen ten dienste van de landbouw. Deze stuwen en gemalen moeten nu vispasseerbaar worden gemaakt zonder de landbouw in haar ontwikkelingsmogelijkheden te beperken. Het is belangrijk dat de vispasseerbaarheid voor alle relevante soorten voldoende is en dat er geen negatieve effecten op het peilregime plaatsvinden. In de KRW-waterlichamen die worden opengesteld is sprake van een hoge prioriteit voor het opheffen van knelpunten, gezien de omvang van de opgave. De Brabantse waterschappen hebben de ‘Handreiking vispassages in Noord-Brabant opgesteld en gebruiken dit als toetsingskader bij de vergunningverlening. Deze handreiking is te vinden op de volgende link: http://edepot.wur.nl/247645.

Tweede lid, onder b Bijdrage ander overheidsorgaan

Bij watergerelateerde maatregelen ten behoeve van de KRW en klimaatadaptatie is het in Noord-Brabant gebruikelijk dat andere overheden (meestal zijn dit de waterschappen, omdat zij veelal de hydrologische maatregelen uitvoeren) een deel van de kosten voor hun rekening nemen. Gebruikelijk is een gelijk bedrag als dat van de provincie. Daarom is in de regeling opgenomen dat een ander overheidsorgaan moet instemmen met een bijdrage van 25% van de subsidiabele kosten. Die instemming moet blijken uit een bijgevoegde brief bij de subsidieaanvraag. Indien deze cofinancieringsverklaring ontbreekt, wordt de aanvraag als niet compleet en daarom vanwege onvolledigheid niet in behandeling genomen. Hiertoe is in artikel 2.6.4, tweede lid onder b een vereiste opgenomen. Bij subsidietoekenning is voor artikel 2.6.4, tweede lid, onder a, onderdelen 1°, 2° en 3° 100% subsidie beschikbaar, waarvan 25% provinciale bijdrage en 25% van een ander overheidsorgaan. De subsidie bestaat uit 50% ELFPO, 25% provinciale bijdrage en 25% bijdrage van een andere overheid.

 

Artikel 2.6.5 Subsidiabele kosten

Eerste lid, onder a, Kosten van bouw, verbetering of leasing van onroerende zaken

Onder kosten voor verbetering van onroerende zaken vallen ook kosten om gronden te transformeren naar de voor beter waterbeheer beoogde functie. Bijvoorbeeld kosten voor het aanleggen van plasdras zones, rietkragen, meanders, waterbergingscapaciteit, accoladeprofielen, wadi’s, infiltratiegreppels, kades en watergangen.

Eerste lid, onder c, kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties

Een installatie is een samenhangend en vaak min of meer geavanceerd systeem dat een bepaald doel dient. Gedacht kan worden aan een vistrap, een systeem voor peilgestuurde drainage, een stuw, een gemaal en andere technische hulpmiddelen die ingezet kunnen worden voor waterbeheer in een omgeving met tegengestelde belangen.

Eerste lid, onder g, Voorbereidingskosten

Het is belangrijk dat de subsidiabele activiteit goed wordt voorbereid. Daarmee kan de doelmatigheid, de kosteneffectiviteit en de integraliteit worden vergroot. Een deel van deze kosten is of zal worden gemaakt voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. Vanwege het grote belang van een goede voorbereiding zijn deze kosten in deze regeling subsidiabel gesteld voor zover ze gemaakt zijn binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. In artikel 1.1, onder t, zijn de kosten benoemd die subsidiabel zijn.

 

Artikel 2.6.7 Subsidieplafond

Er gekozen voor deelplafonds per waterschap om te voorkomen dat een waterschap investeringen in een ander beheergebied moet cofinancieren.

 

Artikel 2.6.8 Subsidiehoogte

Eerste lid 100%

De subsidiehoogte bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tenzij dit volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun niet is toegestaan. De subsidie bestaat uit 50% ELFPO, 25% provinciale bijdrage en 25% bijdrage van een andere overheid.

Derde lid Drempelbedrag € 1.000.000

Het drempelbedrag is € 1.000.000. Het duurzaam oplossen van knelpunten in probleemgebieden vergt een goed onderbouwde, integrale en grootschalige aanpak. Dat maakt deze projecten relatief duur. Deze gecombineerde aanpak is wel het meest kosteneffectief. Om deze reden is gekozen voor een relatief hoge drempel.

 

Artikel 2.6.9 Selectiecriteria

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen beoordeeld en in een rangorde op een lijst geplaatst. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat aan het project is toegekend op basis van de Investeringslijst in bijlage 5. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te selecteren. Indien meerdere aanvragen op dezelfde plaats worden gerangschikt en, door honorering van deze aanvragen, het subsidieplafond wordt overschreden, worden de aanvragen met dezelfde score geloot.

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

de voorzitter

mr. I.R. Adema

 

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 2 Probleemgebieden wateroverlast

 

 

Bijlage 3 KRW waterlichaam Dommel tussen Nijnsel en Olland

 

 

Bijlage 4a KRW waterlichaam Dongekanalen

 

 

Bijlage 4b KRW waterlichaam Tonnekreekcomplex

 

 

Bijlage 4c KRW waterlichaam Donge

 

 

Bijlage 4d KRW waterlichaam Agger

 

 

Bijlage 5 Investeringslijst: maatregelen en puntenscore

 

Maatregelen Wateroverlast

punten

Maatregelen sectoraal gericht op het voorkomen van wateroverlast via een klimaatbestendig en waterrobuust systeem.

1 punt

Maatregelen gericht op het voorkomen van wateroverlast via een klimaatbestendig en waterrobuust systeem, in combinatie met maatregelen gericht op maximaal één van de volgende doelen: beek en kreekherstel, opheffen vismigratieknelpunten, het voorkomen van droogte, hydrologisch herstel natte natuurparel, het verbeteren van de waterkwaliteit , realisatie Natuurnetwerk Brabant.

2 punten

Maatregelen gericht op het voorkomen van wateroverlast via een klimaatbestendig en waterrobuust systeem, in combinatie met maatregelen gericht op twee of meer van de volgende doelen: beek en kreekherstel, opheffen vismigratieknelpunten, het voorkomen van droogte, hydrologisch herstel natte natuurparel, het verbeteren van de waterkwaliteit , realisatie Natuurnetwerk Brabant.

3 punten

 

Maatregelen beekherstel

punten

Maatregelen sectoraal gericht op beekherstel.

1 punt

Maatregelen gericht op beekherstel, in combinatie met maatregelen gericht op maximaal één van de volgende doelen: opheffen vismigratieknelpunten, het voorkomen van droogte, het voorkomen van wateroverlast, hydrologisch herstel natte natuurparel, het verbeteren van de waterkwaliteit, realisatie Natuurnetwerk Brabant.

2 punten

Maatregelen gericht op beekherstel, in combinatie met maatregelen gericht op twee of meer van de volgende doelen: opheffen vismigratieknelpunten, het voorkomen van droogte, het voorkomen van wateroverlast, hydrologisch herstel natte natuurparel, het verbeteren van de waterkwaliteit, realisatie Natuurnetwerk Brabant.

3 punten

Een extra punt als een project boven de 4 doelen komt.

 

Maatregelen vismigratie

punten

Eenheid

Opheffen van vismigratieknelpunten in één van de aangewezen gebieden

1

Per vispassage

Opheffen van vismigratieknelpunten in twee van de aangewezen gebieden

2

Per vispassage

Opheffen van vismigratieknelpunten in 3 of meer van de aangewezen gebieden

3

Per vispassage

Extra punt voor elk waterlichaam dat volledig vispasseerbaar wordt door de maatregelen.

Naar boven