Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 26 januari 2021 tot wijziging van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant in verband met toevoeging van een nieuwe paragraaf inzake de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderijen (Negende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant te wijzigen in verband met toevoeging van een nieuwe paragraaf inzake de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderijen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

De Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Paragraaf 5 komt te luiden:

 

§ 5 Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

 

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

agrarisch collectief: coöperatieve vereniging met volledige rechtsbevoegdheid van natuurlijke personen of rechtspersonen, die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen en die beschikt over een geldig certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, verleend door Gedeputeerde Staten van de provincie op wier grondgebied haar werkgebied is gelegen;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 187);

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij: monitor met samenhangende set van dertien kwaliteitsindicatoren die de biodiversiteit versterken, gebaseerd op de landelijke biodiversiteitsmonitor melkveehouderij, doorontwikkeld in het project Brabants Bodem en gericht op een integrale ontwikkeling van een nieuw perspectief voor melkveehouders die bijdragen aan een toekomstbestendig landschap in de provincie Noord-Brabant;

Catalogus Groenblauwe diensten: set van steunmaatregelen waaraan de Europese Commissie met het goedkeuringsbesluit SA.44848 goedkeuring heeft verleend;

Centrale Database KringloopWijzer: database met bedrijfseigen kringloopwijzer gegevens van een melkveehouder, die jaarlijks ingevuld en gevalideerd worden via www.mijnkringloopwijzer.nl

Groenblauwe mantel: gebieden als opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant die een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water hebben en overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszones of deze verbinden;

innovatieproject: project gericht op het ontwikkelen, valideren of verfijnen van een innovatie;

kleine ondernemer: kleine onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage 1 van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

LEADER: een van de vijf thema's waar het Plattelandsontwikkelingsprogramma POP3 zich op richt, gefinancierd door de Europese Unie vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling en waarbij de focus ligt op innovatie binnen de agrarische sector, sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland en een duurzaam beheer van de ruimte door samenwerkingsverbanden tussen overheid, ondernemers en maatschappelijke organen of particulieren op het platteland;

melkveehouder: eigenaar van melk- en kalfkoeien, waarvan de melkkoeien minimaal éénmaal hebben gekalfd en die voor de melkproductie worden gehouden;

pilotgebied Van Gogh Nationaal Park i.o.: gebied bestaande uit het grondgebied van de gemeenten Eindhoven, Helmond, Den Bosch, Breda, Tilburg, Best, Geldrop-Mierlo, Nuenen, Oirschot, Son en Breugel, Veldhoven, Waalre, Boxtel, Meierijstad, Sint-Michielsgestel, Vught, Laarbeek, Heusden, Loon op Zand, Goirle, Hilvarenbeek, Oisterwijk, Etten-Leur, Zundert, Alphen-Chaam, Gilze en Rijen als weergegeven op bijlage 8;

praktijkscan: toets van de bedrijfsgegevens aan de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij;

Regeling uurtarieven: Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant;

SCAN-office van BoerenNatuur: database met bedrijfsgegevens over agrarisch natuurbeheer, landschapsbeheer, waterbeheer en bodembeheer van natuurlijke personen of rechtspersonen die een agrarisch bedrijf uitoefenen, agrarisch grondbezitter zijn of agrarisch natuurbeheer en landschapsbeheer uitoefenen, die gevuld is door een agrarisch collectief.

 

Artikel 5.2 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      een agrarisch collectief;

    • b.

      een samenwerkingsverband van twee of meer agrarische collectieven; of

    • c.

      een samenwerkingsverband tussen een of meer agrarische collectieven en een of meer melkveehouders, producentengroeperingen, coöperaties of brancheorganisaties.

  • 2.

    Indien een samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid, onder b of c, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een agrarisch collectief; en

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, blijkend uit een samenwerkingsverklaring.

Artikel 5.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versterken van de biodiversiteit door het uitvoeren van innovatieprojecten met betrekking tot de ontwikkeling van een Brabantse biodiversiteitsmonitor voor melkveehouders.

 

Artikel 5.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 25.000;

  • b.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • c.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt voor tenminste 90% uitgevoerd in het pilotgebied Van Gogh Nationaal Park i.o.;

  • b.

    het project is gericht op het versterken van de biodiversiteit door het uitvoeren van innovatieprojecten met betrekking tot de ontwikkeling van een Brabantse biodiversiteitsmonitor voor melkveehouders.

  • c.

    het project komt ten goede aan het platteland of de agrarische sector in de provincie Noord-Brabant;

  • d.

    aan het samenwerkingsverband, bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, onder c, nemen ten minste twee partners deel, die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van het project, blijkend uit een samenwerkingsverklaring;

  • e.

    de subsidieaanvrager overlegt een lijst met deelnemende melkveehouders;

  • f.

    het project leidt tot een geringer grondstoffengebruik en een meer gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van fosfaat, nitraat, ammonium, ammoniak of lachgas vanuit of vanaf landbouwgrond naar lucht, grond- of oppervlaktewater, blijkend uit een praktijkscan van de nulsituatie per deelnemende melkveehouder, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format praktijkscan nulsituatie;

  • g.

    de praktijkscan, bedoeld onder f,:

    • 1°.

      beschrijft de nulsituatie van de melkveehouder met betrekking tot de dertien indicatoren van de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij in 2020;

    • 2°.

      beschrijft tenminste drie maatregelen die de melkveehouder wil uitvoeren om een hogere totaal score te halen met betrekking tot de dertien indicatoren, opgenomen in bijlage 6, bij deze regeling, dan de behaalde score bij de praktijkscan nulsituatie, bedoeld onder f; en

    • 3°.

      geeft een realistische inschatting welke score de melkveehouder verwacht te behalen de komende drie jaar, uitgesplitst per jaar;

  • h.

    de subsidieaanvrager overlegt een deelnemersovereenkomst per deelnemende melkveehouder, gesloten tussen hem en de deelnemende melkveehouder:

    • 1°.

      waaruit blijkt dat de melkveehouder een kleine onderneming is;

    • 2°.

      waaruit blijkt dat ten aanzien van de melkveehouder geen bevel tot terugvordering uitstaat of de melkveehouder geen onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder a, en artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

    • 3°.

      waaruit de bereidheid van de melkveehouder tot deelname aan het innovatieproject blijkt; en

    • 4°.

      waarin de melkveehouder de subsidieaanvrager machtigt de gegevens uit de databases Centrale Database KringloopWijzer en SCAN-office van BoerenNatuur in te zien en op te vragen, die ten minste nodig zijn om de dertien indicatoren, bedoeld in onderdeel g, onder 1, te kunnen monitoren;

  • i.

    elke deelnemende melkveehouder scoort ten minste 300 punten in de praktijkscan van de nulsituatie, bedoeld onder f;

  • j.

    de subsidieaanvrager overlegt curricula vitae waaruit blijkt dat hij:

    • 1°.

      beschikt over ervaring op het gebied van adviesverstrekking;

    • 2°.

      beschikt over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel;

    • 3°.

      betrouwbaar is gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekt.

  • k.

    de subsidieaanvrager heeft interne procedures vastgesteld ten behoeve van:

    • 1°.

      het garanderen van transparante werking en besluitvorming van het samenwerkingsverband;

    • 2°.

      het voorkomen van belangenconflicten;

  • l.

    de subsidieaanvrager heeft inzicht in de eventuele risico’s bij de uitvoering van het project en neemt daarvoor beheersmaatregelen, blijkend uit een risicoanalyse;

  • m.

    maakt de bevindingen en de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • n.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen de lumpsumbedragen en kosten, opgenomen in bijlage 7, onderdeel 3, bij deze regeling, in aanmerking.

  • 2.

    Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van personeels- en arbeidsuren van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de regeling uurtarieven toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, tweede lid, van die regeling, een uurtarief van € 70.

  • 3.

    Indien sprake is van kosten derden als bedoeld in artikel 2, onder l, van de regeling uurtarieven, zijn die kosten subsidiabel tot een maximum van € 70 exclusief btw.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 zijn de volgende kosten niet subsidiabel:

  • a.

    kosten voor deelnemende melkveehouders waarvoor de subsidieaanvrager reeds een subsidie op grond van deze paragraaf of in het kader van LEADER heeft verkregen;

  • b.

    kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten;

  • c.

    in het geval van investeringen komen de volgende uitgaven niet voor subsidie in aanmerking:

    • 1°.

      de aankoop van landbouwproductierechten;

    • 2°.

      de aankoop van betalingsrechten;

    • 3°.

      de aankoop van dieren;

    • 4°.

      de aankoop van zaai- en pootgoed van eenjarige gewassen alsmede het planten daarvan;

  • d.

    kosten van debetrente;

  • e.

    kosten van verwerving van niet-bebouwde of bebouwde grond.

Artikel 5.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2021 tot en met 13 augustus 2021.

 

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 5.8, vast op € 450.000.

 

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt de lumpsumbedragen en vergoedingen, berekend conform bijlage 7, onderdeel 3, bij deze regeling, tot een maximum van € 450.000 per project.

 

Artikel 5.12 Verdelingswijzen

  • 1.

    Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 5.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van:

    • a.

      het aantal deelnemende melkveehouders dat met hun postcode binnen de grenzen van het Van Gogh Nationaal Park i.o. liggen en binnen de Groenblauwe mantel, te waarderen met 4 punten per deelnemende melkveehouder;

    • b.

      het aantal deelnemende melkveehouders dat met hun postcode binnen de grenzen van het Van Gogh Nationaal Park i.o. liggen, maar niet binnen de Groenblauwe mantel te waarderen met 3 punten per deelnemende melkveehouder;

    • c.

      het aantal deelnemende melkveehouders dat met hun postcode niet binnen de grenzen van het Van Gogh Nationaal Park i.o. liggen maar wel binnen de Groenblauwe mantel, te waarderen met 2 punten per deelnemende melkveehouder;

    • d.

      het aantal deelnemende melkveehouders dat niet voldoet aan de criteria, bedoeld onder a tot en met c, te waarderen met 1 punt per deelnemende melkveehouder.

  • 2.

    Het totale aantal behaalde punten, bedoeld in het eerste lid, wordt gedeeld door het aantal deelnemende melkveehouders, waarbij de subsidieaanvrager met het hoogste gemiddeld aantal punten per deelnemende melkveehouder voor gaat op een subsidieaanvrager met gemiddeld minder punten per deelnemende melkveehouder;

  • 3.

    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen in de rangschikking die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger:

  • a.

    start het project binnen drie maanden na verlening van de subsidie;

  • b.

    rondt het project af binnen vier jaar na verlening van de subsidie;

  • c.

    betaalt elke deelnemende melkveehouder een beloning voor deelname aan het innovatieproject, conform de berekening, opgenomen in bijlage 7, onderdeel 2, behorende bij deze regeling:

    • 1°.

      tot een maximum van € 5.000 per jaar per deelnemende melkveehouder; en

    • 2°.

      tot een maximum van de totale vastgestelde maximale subsidiebedragen per deelnemende melkveehouder als vastgelegd in de Catalogus Groenblauwe diensten, op het gebied van de indicatoren “percentage agrarisch natuurbeheer” en “percentage groenblauwe dooradering”;

  • d.

    betaalt de beloning, bedoeld onder c, voor 1 september van de jaren 2022, 2023 en 2024;

  • e.

    maakt de bevindingen en de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • f.

    overlegt in september 2022, 2023 en 2024 een voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format voortgangsverslag; en

  • g.

    houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 5.14 Verantwoording

  • 1.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      het overleggen van een praktijkscan van de eindsituatie per deelnemende melkveehouder, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format praktijkscan eindsituatie:

      • 1°.

        waaruit blijkt in welke mate de doelstellingen uit de praktijkscan van de nulsituatie zijn behaald;

      • 2°.

        die wordt uitgevoerd na afloop van het project;

      • 3°.

        die de scores bevat van de nulsituatie en de daaropvolgende drie jaren;

    • b.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

  • 2.

    Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      het overleggen van een praktijkscan van de eindsituatie per deelnemende melkveehouder, overeenkomstig het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde format praktijkscan eindsituatie:

      • 1°.

        waaruit blijkt in welke mate de doelstellingen uit de praktijkscan van de nulsituatie zijn behaald;

      • 2°.

        die wordt uitgevoerd na afloop van het project;

      • 3°.

        die de scores bevat van de nulsituatie en de daaropvolgende drie jaren;

    • b.

      een financieel verslag als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 1°, van de Asv;

    • c.

      een controleverklaring als bedoeld in artikel 22, zevende lid, onderdeel a, onder 2°, van de Asv.

Artikel 5.15 Vaststelling subsidies tot € 125.000

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

Artikel 5.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in drie keer betaald, waarbij 34% wordt betaald bij verlening van de subsidie, 33% een jaar na verlening van de subsidie en 33 % twee jaar na verlening van de subsidie.

Artikel 5.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2024 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de effecten en de doeltreffendheid van deze paragraaf in de praktijk.

 

B.

 

Na paragraaf 5 (nieuw) wordt een paragraaf toegevoegd luidende:

 

§ 6 Slotbepalingen

 

Artikel 6.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Artikel 6.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant.

 

C.

Na bijlage 5, behorende bij de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant, worden bijlagen 1, 2 en 3 behorende bij deze regeling ingevoegd.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 maart 2021.

’s-Hertogenbosch, 26 januari 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Negende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

I. Algemeen deel

 

Achtergrond

Brabants Bodem is een van de projecten uit het Interbestuurlijke programma Vitaal Platteland van het ministerie van LNV. Brabants Bodem is een samenwerkingsproject van landbouw- en natuurorganisaties en vier overheden (het ministerie, provincie Noord-Brabant, ZLTO, Brabantse Milieufederatie, Rabobank, Brabants Landschap, Waterschap De Dommel, Brabant Water, gemeenten en het collectief Midden-Brabant). Doel is nieuw economisch perspectief voor agrarische ondernemers in het van Gogh Nationaal Park i.o. door prestaties van ondernemers ten aanzien van biodiversiteit, bodem, water en landschap te koppelen aan een beter verdienmodel.

 

De boer kan zo via zijn bedrijfsvoering sturen op verbeterde prestaties en partijen (markt, overheden, consumenten) hebben zicht op die prestaties en kunnen die waarderen en belonen. Hiertoe is binnen Brabants Bodem de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij (BBM) ontwikkeld. De BBM maakt onderdeel uit van het provinciaal beleid voor natuurinclusieve landbouw en de natuur- en klimaatopgave.

 

De BBM is gebaseerd op de biodiversiteitsmonitor die landelijk is ontwikkeld door Friesland Campina, Rabobank en Wereld Natuurfonds. Deze partijen sturen, via indicatoren, op doelen en belonen op prestaties. Naast de 6 indicatoren van de landelijke biodiversiteitsmonitor hebben we vanuit de specifieke opgaven in het van Gogh Nationaal Park indicatoren toegevoegd.

 

De BBM bestaat uit een integrale (samenhangende) set van 13 indicatoren die de invloed van de bedrijfsvoering in de melkveehouderij op de leefomgeving, bodem en water in kaart brengt via een puntenscore op elk van de indicatoren. Een ondernemer die, via zijn score, zijn bovenwettelijke prestaties inzichtelijk kan maken, ontvangt voor zijn prestaties een financiële stimulans vanuit deze paragraaf gedurende een periode van 3 jaar.

 

De BBM maakt bovenwettelijke prestaties inzichtelijk en creëert daarmee mogelijkheden om deze prestaties te verwaarden. Denk daarbij aan verwaarding via regionale kwaliteitsproducten, meerprijs op de melk, ecosysteemdiensten, duurzame gronduitgifte etc. Deze stapeling van beloning is noodzakelijk voor een robuust verwaardingsmodel voor een grondgebonden melkveehouderij die natuur en landbouw duurzaam weet te verbinden. De BBM stimuleert vooruitlopend op het robuuste verwaardingsmodel, een eerste verbeterslag in de duurzaamheid van de deelnemende bedrijven.

 

Doel

De grondgebonden melkveehouderij, is een relatief extensieve vorm van landbouw die zich goed verhoudt tot de kwaliteit van natuur- en landschap in het gebied. Gedeputeerde Staten willen, samen met de partijen van Brabants Bodem, door middel van de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij (BBM) door onder andere de kringlopen te sluiten de melkveesector nog beter in balans brengen van de met de bodem-, water-, natuur-, en landschapsopgaven in het gebied en gelijktijdig bijdragen aan een nieuw perspectief voor melkveehouders die bijdragen de kwaliteit van het gebied.

 

Juridisch kader

Deze subsidieparagraaf is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieparagraaf.

Voor een goed begrip van deze subsidieparagraaf is dus bestudering van de Asv en de Awb noodzakelijk.

 

Staatssteun

Staatssteun deelname innovatieproject biodiversiteitsmonitor

Deze paragraaf sluit volledig aan bij het huidige POP3programma, waar in 2018 aan maatregel 16, (samenwerking) een nieuw onderdeel is toegevoegd voor samenwerkingsprojecten ten behoeve van het doelgericht behalen van regio specifieke opgaven rond vergroening en verduurzaming. Projecten onder deze maatregel zijn er op gericht te bezien hoe de verduurzaming vormgegeven kan worden en te testen hoe de gewenste systeeminnovaties zo goed mogelijk bewerkstelligd kunnen worden. Om de administratieve lasten voor agrariërs niet toe te laten nemen is tevens een belangrijk bijkomend speerpunt van de te steunen samenwerkingsprojecten: vereenvoudiging van het systeem rond verduurzamingsopgaven, met name vereenvoudiging van de verantwoording, uitvoering en handhaving.

 

Het proefproject onder deze paragraaf wordt echter volledig nationaal gefinancierd, zonder inzet van ELFPO middelen. Hoewel de subsidie dus volledig aansluit bij het POP3programma, kan dat niet gebruikt kan worden voor dekking van staatssteun. Het programma geeft aan dat in zo’n geval steun kan worden toegekend op grond van een andere (eventueel provinciale) staatssteunmelding. Het POP3programma is nationaal vertaald in een bijhorende subsidieregeling, in welke regeling maatregel 16 is uitgewerkt in de paragraaf samenwerking. Hiervoor is buiten het POP3programma ook een nationale staatssteunmelding gedaan (SA.45154 (2016/X) gebaseerd op artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV), meer specifiek experimentele ontwikkeling. Ook voor de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 heeft Gedeputeerde Staten voor de paragraaf samenwerking een vergelijkbare kennisgeving gedaan. (SA.43346). Nu paragraaf 5 volledig past onder de doelstellingen van maatregel 16, kiezen Gedeputeerde Staten ervoor, deze paragraaf voor het onderdeel beloning ook onder artikel 25 AGVV te brengen.

 

De in aanmerking komende kosten sluiten aan bij de kosten die ook onder maatregel 16 vergoed mogen worden en zijn naar artikel 25 vertaald. In tabel 1 van bijlage 7 is te zien welke soort maatregelen uitgevoerd kunnen worden om bij te dragen aan 1 van de 13 indicatoren. Voor vergoeding komen in aanmerking de kosten voor het uitvoeren van de maatregelen, zijnde personeelskosten, kosten van gronden, bijkomende algemene kosten en operationele uitgaven.

 

Voor iedere maatregel is op basis van een uitgebreide analyse van de kostenadministratie van een representatieve groep melkveehouders door de WUR (https://edepot.wur.nl/501680) berekend wat de hoogte is van de bijhorende in aanmerking komende kosten. Het agrarisch collectief maakt op basis van deze berekende kosten voor het totaal aan maatregelen dat de deelnemende melkveehouders gaan uitvoeren een kostenopgaaf. In tabel 1 van bijlage 7 is opgenomen wat per maatregel de door de WUR berekende kosten zijn. Wederom op basis van de kostenadministratie van een groep melkveehouders wordt gedurende de looptijd van het project de kostenberekening door de WUR geactualiseerd zodat er steeds gespecificeerde en actuele bewijsstukken zijn voor de werkelijk gemaakte kosten.

 

Per indicator zijn diverse kwaliteitsniveaus benoemd, waarbij de deelnemer per bereikt kwaliteitsniveau een aantal punten kan halen. Het steunbedrag is gekoppeld aan dit puntenaantal. En bedraagt altijd maximaal 60% van de kostenopgaaf (25% basis + 15% samenwerking + 20% kleine onderneming). Tabel 1 van bijlage 7 laat zien dat zelfs met het maximale punten aantal de vergoeding uitkomt op 13% van de in aanmerking komende kosten.

 

Staatssteun samenwerkingskosten melkveehouders

Op basis van ervaringsgegevens verkregen bij een pilot bij 55 melkveehouders blijkt dat de deelnemende melkveehouders gemiddeld 30 uur bezig zijn met het bijwonen van bijeenkomsten en het invullen van de desbetreffende praktijkscans. Zo gaat er ongeveer 4 uur per jaar zitten in het invullen van de KringloopWijzer, 2 uur eenmalig in het aanleveren van de gegevens voor de groene indicatoren ten behoeve van het bepalen van de scores van de indicatoren in SCAN-ict in samenwerking met het Agrarisch Collectief, 2 uur eenmalig voor het invullen van de Praktijkscan Nulmeting, 2 uur eenmalig voor het bijwonen van een startbijeenkomst met uitleg over het invullen van de gegevens inzake de Praktijkscan Nulmeting en jaarlijks 4 uur voor het bijwonen van algemene informatiebijeenkomsten ten behoeve van het innovatieproject. Slechts drie uur hiervan is subsidiabel op basis van deze subsidieparagraaf.

 

In de subsidievereisten is verder opgenomen dat een deelnemende melkveehouder niet in financiële moeilijkheden mag verkeren, er geen bevel tot terugvordering tegen hem mag uitstaan en hij tevens een kleine onderneming moet zijn.

 

Staatssteun voor advies en begeleiding

Om de biodiversiteitsmonitor te laten slagen is het belangrijk dat iedere deelnemer ook de juiste keuzes maakt in maatregelen om scores op de indicatoren te verbeteren en daarmee een bijdrage te leveren aan de milieuopgaven. Dat zijn maatregelen die passen bij de bestaande bedrijfsvoering en situatie en bijdragen aan landschappelijke waarden en voor verbetering zorgen van natuur-, water- en bodemopgaven. Een goede begeleiding en advisering is daarom belangrijk. Gedeputeerde Staten hebben ervoor gekozen hiervoor de agrarische collectieven in te zetten. Zij spelen een centrale (toekomstige) rol op dit gebied op Europees, landelijk en provinciaal niveau, hebben goede contacten met melkveehouders en hebben ervaring met samenwerking binnen het agrarisch natuurbeheer. Zij kunnen de continuïteit van de maatregelen stimuleren en borgen. Voor deze advisering ontvangen zij een vergoeding die Gedeputeerde Staten brengen onder artikel 22 van de Landbouwvrijstelling (steun voor adviesdiensten, LVV). Via de subsidievereisten is gewaarborgd dat zij voldoende gekwalificeerde en opgeleide mensen inzetten.

 

Borging van de scores op de 13 indicatoren

De gegevens om de 13 indicatoren te berekenen komen uit 2 databases, de Centrale Database KringloopWijzer (CDK) en SCAN-office van BoerenNatuur

 

Centrale Database KringloopWijzer (CDK)

In de CDK vullen melkveehouders jaarlijks hun bedrijfsgegevens in over het benutten van mineralen op het bedrijf. Het grootste deel van de bedrijfsgegevens komt uit automatische koppelingen met voerleveranciers, laboratoria, RVO (gecombineerde opgave en dierregistratie), zuivelorganisaties, en andere organisaties die voer aan- of afvoeren en mest aan- of afvoeren. Een klein gedeelte vult de veehouder zelf in (bijvoorbeeld energieverbruik). Vanuit de zuivelorganisaties is afgesproken dat veehouders dit voor 15 mei doen over gegevens van het jaar ervoor. Daarna is het niet meer mogelijk om aanpassingen te doen in de CDK.

De resultaten van de ingevulde bedrijfsgegevens zijn voor alle melkveehouders zichtbaar in het ‘Dashboard Milieu & Klimaat’ van de CDK. Daarop staan 6 indicatoren:

  • -

    blijvend grasland

  • -

    eiwit van eigen land

  • -

    stikstofbodemoverschot

  • -

    broeikasgasemissie

  • -

    ammoniakuitstoot (per hectare en per GVE)

Deze komen geheel overeen met een aantal van de 13 indicatoren van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor. Omdat de zuivelorganisaties diverse indicatoren vanuit de CDK gebruiken in hun duurzaamheidsprogramma is er tussen 1 januari en 15 mei vanuit vele zuivelorganisaties al ondersteuning bij en controle van de aangeleverde bedrijfsgegevens. Veehouders die PlanetProof

melk leveren, worden extra gecontroleerd op hun gegevens, net als veehouders die meedoen aan de Bedrijfsspecifieke Fosfaat (BEP) pilot van het Ministerie van LNV.

 

SCAN-office van BoerenNatuur

BoerenNatuur is de koepelorganisatie van alle agrarische collectieven in Nederland. Deze collectieven registreren, controleren en betalen agrariërs uit voor het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb) in hun eigen gebied. Hiervoor hebben ze een systeem ingericht: SCAN-office. Agrariërs die in aanmerking willen komen voor ANLb vergoedingen, registreren zich bij hun collectief, percelen en pakketten worden ingetekend door de veldcoördinator in SCAN-office en een koppeling wordt gemaakt naar RVO mbt de perceelsregistratie, zodat duidelijk is wie de eigenaar van de grond is en wat het grondgebruik is. Slechts een klein deel van de agrariërs komt hiervoor

in aanmerking; alleen diegenen die in de aangewezen kerngebieden zitten krijgen ANLb vergoeding. In 2018 zijn de zuivelorganisaties een samenwerking gestart met BoerenNatuur om ook bij melkveehouders buiten de ANLb gebieden te registreren wat ze doen aan agrarisch natuurbeheer en biodiversiteitsmaatregelen. Hiervoor zijn ‘BBM’ pakketten ontwikkeld. Inmiddels

registreren ongeveer de helft van de collectieven ook BBM pakketten. De collectieven in de provincie Noord-Brabant horen hier ook bij. Naast BBM pakketten kunnen collectieven ook ‘Zpakketten’ registreren in SCAN-office. Dit zijn pakketten die vrij in te tekenen zijn met gebiedsspecifieke maatregelen.

De 4 indicatoren die vanuit SCAN-office aangeleverd worden zijn ANLb pakketten, BBM pakketten en informatie over ‘gewasbeschermingsmiddelen’ (mogelijk een Z-pakket). Gegevens over gewasbeschermingsmiddelen worden het eerste jaar (2020) nog aangeleverd via certificaten. Het collectief kan voor elke melkveehouder deze pakketten intekenen en doorrekenen tot de indicatoren. Voor een efficiënte controle en borging wordt dit gecombineerd met de zuivel en ANLb. Zo hoeft een collectief niet tweemaal een veehouder te

controleren.

 

Extra borging van de Brabantse Biodiversiteitsmonitor

Voor het berekenen van de 13 indicatoren, komen de gegevens rechtstreeks uit de CDK en SCAN-office bij een dataverwerker. Het eerste jaar gaat dit via excel-bestanden, maar later wordt een automatische koppeling gemaakt. Deze dataverwerker berekent in een ‘module’ (zie rood hieronder) de scores op de 13 indicatoren, checkt de scores op aannemelijkheid en maakt er overzichten van voor deelnemende melkveehouders en de collectieven. Hierdoor kunnen onaannemelijke combinaties van 0% blijvend grasland met 25% agrarisch natuurbeheer bijvoorbeeld opgemerkt worden.

 

Schematisch overzicht van aanleveren en controleren van de gegevens

 

 

II. Artikelsgewijs deel

 

Artikel I (Wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)

 

Onder A (paragraaf 5 Biodiversiteitsmonitor)

 

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Algemeen

De weigeringsgronden in dit artikel zijn een aanvulling op de weigeringsgronden uit artikel 4:25 en artikel 4:35 Awb en de weigeringsgronden uit artikel 8 Asv.

Onder b Uitvoering project

Het uitvoeren van de praktijkscan nulsituatie zien Gedeputeerde Staten niet als start van de uitvoering van het project, maar als voorbereiding van het project.

 

Artikel 5.6 Subsidievereisten

Algemeen

In artikel 9, eerste lid, van de Asv, zijn de algemene vereisten voor een projectsubsidie neergelegd. In aanvulling hierop zijn in dit artikel specifiek inhoudelijke vereisten opgenomen.

Onder a Tenminste 90 %

Hiermee bedoelen Gedeputeerde Staten dat ten minste 90 procent van de deelnemende melkveehouders met hun postcode binnen de grenzen van het pilotgebied van Gogh nationaal park i.o. dienen te liggen.

Onder h Deelnemersovereenkomst

Voor het opstellen van de Praktijkscan Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij is registratie van de deelnemende melkveehouder in de databases ‘Centrale Database KringloopWijzer’ en ’SCAN-office van BoerenNatuur’ noodzakelijk, vanwege de gegevens die daaruit gehaald dienen te worden. Tevens is het afgeven van een machtiging voor het automatisch inlezen van de 13 indicatoren vereist. De tussen de deelnemende melkveehouder en het agrarisch collectief afgesloten deelnemersovereenkomst voorziet hierin.

Onder m Toegankelijkheid gegevens

Hieronder verstaan Gedeputeerde Staten in ieder geval kennisverspreiding via het Europees Partnerschap voor innovatie, productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (EIP netwerk)).

 

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

Derde lid Exclusief btw

Gedeputeerde Staten gaan ervan uit dat de agrarische collectieven btw kunnen verrekenen. De subsidiabele bedragen voor kosten derden zijn derhalve opgenomen exclusief btw.

 

Artikel 5.12 Verdelingswijzen

Voor het bepalen van de onderlinge rangschikking dient een aanvraag volledig te zijn. Voor het bepalen van het wel of niet in behandeling nemen van de aanvraag geldt de primaire aanvraagdatum.

 

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Algemeen

De Asv gaat uit van het principe dat gewerkt wordt vanuit vertrouwen in plaats van wantrouwen. Het aantal informatieverplichtingen is hierdoor verminderd. De eigen verantwoordelijkheid ligt bij de subsidieontvanger. Deze moet op grond van artikel 17 van de Asv onverwijld melden wanneer de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten ambtshalve de subsidieverlening wijzigen of intrekken, de subsidie lager of op nihil vaststellen, voorschotten opschorten of verplichtingen aanpassen. Indien er geen melding is gedaan en pas bij een aanvraag voorvaststelling of bij een steekproef blijkt dat er wel een melding gedaan had moeten worden, kan dit leiden tot volledige terugvordering inclusief wettelijke rente. In geval van misbruik wordt dit geregistreerd.

Onder de meldingsplicht van artikel 17 Asv valt eveneens het melden van het wijzigen van gebruikte materialen. In dat geval wordt immers de activiteit niet geheel verricht als de activiteit waarvoor subsidie is verleend.

Onder f Voortgangsverslag

Het voortgangsverslag dient de geanonimiseerde scores te bevatten van de deelnemende melkveehouders.

 

Artikel 5.14 Verantwoording

Algemeen

In dit artikel is geregeld wat de subsidieaanvrager na afloop van de projectperiode aan documenten dient in te dienen bij Gedeputeerde Staten om aan te tonen dat de prestatie waarvoor subsidie is verstrekt, geleverd is. De Asv kent drie prestatieverantwoordings- en vaststellingsarrangementen.

Het is toegestaan om steekproefsgewijs aanvullende informatie op te vragen of ter plekke te controleren of de prestatie is verricht.

 

Eerste lid Subsidies van € 25.000 tot €125.000

Op subsidies van € 25.000 tot € 125.000 is arrangement twee van de Asv normaal gesproken van toepassing. Dat betekent dat het subsidiebedrag een vast bedrag is voor een vooraf bepaalde prestatie of prestatie-eenheid, waarbij standaard verantwoording wordt afgelegd over het verricht zijn van de prestatie, maar geen financiële verantwoording in het kader van lastenverlichting mag worden gevraagd. Aangezien op de subsidiabele activiteiten in deze paragraaf echter meerdere staatssteunregimes van toepassing zijn, dient er standaard financiële verantwoording over de prestatie te worden afgelegd (artikel 7, eerste lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening en artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening). Onder a en b staat vermeld welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie moet bewaren en moet overleggen om aan te tonen dat de prestatie geleverd is.

 

Tweede lid Subsidies van € 125.000 en hoger

Dit arrangement sluit aan bij de traditionele afrekening van subsidies, namelijk op basis van gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt dus plaats op basis van prestaties en financiële verantwoording. Onder a tot en met c staat vermeld welke bewijsstukken de subsidieontvanger in de eigen administratie moet bewaren en moet overleggen om aan te tonen dat de prestatie geleverd is.

 

Termijnen Asv

Voor de subsidieaanvrager is er een maximale termijn van 13 weken opgenomen in de Asv voor het aanvragen van een vaststellingsbeschikking.

 

Artikel 5.15 Vaststelling subsidies tot € 125.000

Hogere regelgeving mag niet herhaald worden in lagere regelgeving. De algemene regels over subsidievaststelling staan in de artikelen 20 tot en met 22 van de Asv. Hier wordt niet vanaf geweken voor het derde arrangement (€ 125.000 en hoger). Hiervoor geldt dus gewoon de Asv, die altijd van toepassing is. Subsidies vanaf €125.000 worden vastgesteld op basis van gerealiseerde kosten conform artikel 22 van de Asv.

Voor het tweede arrangement (subsidies tot €125.000) wordt er wel afgeweken van de standaard. Alleen daar waar wordt afgeweken, zoals in dit geval wanneer de staatssteunregels de Asv (deels) overrulen, wordt de afwijking opgenomen in het artikel subsidievaststelling.

 

Onder B (paragraaf 6 Slotartikelen)

Door invoeging van paragraaf 5 (nieuw) wijzigt paragraaf 5 (oud) in paragraaf 6.

 

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel I, onder C, van de Negende wijziging Subsidieregeling biodiversiteit Noord-Brabant

 

Bijlage 6 behorende bij artikel 5.6 van de Subsidieregeling transitie veehouderij Noord-Brabant

 

Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

 

 

Dertien indicatoren van de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

1

% Blijvend grasland

Aandeel blijvend grasland zoals berekend in de KringloopWijzer als percentage blijvend grasland van de totale bedrijfsoppervlakte - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

2

% Eiwit van eigen land

Aandeel eigen geteeld eiwit zoals berekend in de KringloopWijzer als percentage eiwit in geteeld veevoer tov eiwit in verbruikt veevoer - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

3

N-bodemoverschot (kg N/ha)

Het totale stikstofbodemoverschot zoals berekend in de KringloopWijzer als aanvoer van kunstmest, organische mest, weidemest, mineralisatie, depositie en vlinderbloemigen minus de afvoer van geoogste producten - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

4

Broeikasgasemissie (g CO2eq/kg meetmelk)

Broeikasgasemissie zoals berekend in de KringloopWijzer als emissie van CO2equivalenten uit pensfermentatie, opgeslagen mest, produceren voer, energiebronnen en aanvoerbronnen uitgedrukt per kilogram meetmelk (Fat and Protein Corrected Milk FPCM) - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

5

Ammoniakuitstoot (kg NH3/ha)

Ammoniakemissie zoals berekend in de KringloopWijzer als totale emissie van ammoniak (NH3) van graasdieren per hectare - zichtbaar in Dashboard Milieu & Klimaat

6

% (Agrarisch) natuurbeheerland

Percentage agrarisch natuurbeheer zoals vastgelegd in contracten en BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

7

% Kruidenrijk grasland

Percentage kruidenrijk grasland zoals vastgelegd in contracten of BBM pakketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

8

% Groenblauwe dooradering

Percentage groen-blauwe dooradering zoals vastgelegd in contracten of BBM paketten bij Agrarische Collectieven - geregistreerd in de database van BoerenNatuur

9

Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen

Aantoonbaar bewijs dat geen chemische gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast op het bedrijf (via SKAL certificaat), geen glyfosaat wordt toegepast op het bedrijf (via zuivelorganisatie of deelname PlanetProof) of deelname van de ingehuurde loonwerker(s) aan het project ‘Schoon Water’.

10

Gebruik van stikstof-kunstmest (kg N/ha)

Aanvoer stikstof uit kunstmest, zoals berekend in de KringloopWijzer als kilogrammen stikstof (N) uit kunstmest per hectare

11

P-bodemoverschot (kg P2O5/ha)

Het totale fosfaatbodemoverschot zoals berekend in de KringloopWijzer als het mineralenoverschot fosfaat (P2O5) per hectare

12

Weidegang (uur/jaar)

Het aantal uren weidegang per jaar zoals opgegeven in de KringloopWijzer ingedeeld in categorieën voor koeien van >1440 uur, >720 uur, 1 tot 720 uur of alleen jongvee weidegang

13

Eiwit in het totale rantsoen (g RE/kg ds)

Het gemiddelde ruw eiwit (RE) in het totaalrantsoen zoals berekend in de KringloopWijzer uitgedrukt in gram/kg drogestof

* Indicator 1 tot en met 7 zijn ook de indicatoren van de landelijke Biodiversiteitsmonitor Melkvee.

Bijlage 2 behorende bij Artikel I, onder C, van de Negende wijziging Subsidieregeling biodiversiteit Noord-Brabant

 

Bijlage 7 behorende bij de artikelen 5.7, 5.11 en 5.13 van de Subsidieregeling transitie veehouderij Noord-Brabant

 

Subsidiabele kosten en subsidiehoogte

 

1. Maximale beloning deelnemende melkveehouder aan het innovatieproject

 

 

 

2. Berekening puntenscore per jaar per deelnemende melkveehouder aan het innovatieproject

 

Indicatoren Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

 

 

Indicatoren en doel

Score melkveehouder

Punten

% Blijvend grasland verhogen

>80%

200

>70%

150

>60%

100

>50%

50

% Eiwit van eigen land verhogen

>70%

200

>65%

150

>60%

100

>55%

50

N-bodemoverschot verlagen

<60 kg N/ha

200

<90 kg N/ha

150

<120 kg N/ha

100

<160 kg N/ha

50

Broeikasgasemissie (g CO2eq/kg melk) verlagen

<1000 g/kg meetmelk

200

<1100 g/kg meetmelk

150

<1200 g/kg meetmelk

100

<1300 g/kg meetmelk

50

Ammoniakuitstoot (kg NH3/ha) verlagen

<45 kg NH3/ha

200

<55 kg NH3/ha

150

<65 kg NH3/ha

100

<75 kg NH3/ha

50

% (Agrarisch) natuurbeheerland verhogen

>25%

200

>15%

150

>5%

100

>1%

50

% Kruidenrijk grasland verhogen

>50%

200

>30%

150

>15%

100

>5%

50

% Groen-blauwe dooradering verhogen

>10%

200

>7,5%

150

>5%

100

>2,5%

50

Gebruik gewasbeschermings-middelen verlagen

Geen gebruik chemische gewasbeschermingsmiddelen

200

Geen gebruik glyfosaat

100

Deelname loonwerker aan project ‘Schoon Water’

50

Gebruik stikstof-kunstmest verlagen

Geen gebruik stikstof-kunstmest

200

<50 kg N/ha

150

<100 kg N/ha

100

<150 kg N/ha

50

P-bodemoverschot (kg P/ha) verlagen

<-10 kg P/ha

150

<-5 kg P/ha

100

<0 kg P/ha

50

Weidegang (uur/jaar) verhogen

>1440 uur/jaar

200

>720 uur/jaar

150

deelweidegang

100

jongvee weidegang

50

Eiwit in het melkvee rantsoen (g RE/kg voer) verlagen

<150 g RE/kg voer

150

<155 g RE/kg voer

100

<160 g RE/kg voer

50

Maximale TOTALE SCORE

2500

 

3. Berekening totale beloning deelname innovatieproject per deelnemende melkveehouder

 

Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij

Score melkveehouder

Beloning deelname innovatieproject per melkveehouder

Categorie 1

300 -999

€1 per punt

Categorie 2

1000 -1499

€1 per punt

Categorie 3

1500 -1999

€1 per punt + € 2.000

Categorie 4

2000 - 2500

€1 per punt + € 2.500

2021

…. punten

€ ….

2022

…. punten

€ ….

2023

…. punten

€ ….

Totale score en beloning per deelnemende melkveehouder na drie jaar

…………. punten

€ ….

Vergoeding samenwerkingskosten per deelnemende melkveehouder,

3 uur á € 60

€ 180*

* gebaseerd op 10% van de daadwerkelijke gemiddelde kosten per melkveehouder

Totale beloning en vergoeding samenwerkingskosten m.b.t. deelname innovatieproject per deelnemende melkveehouder na drie jaar beloning:

€ ………*

* rekening houdend met artikel 5.13, eerste lid, onder c.

 

4. Berekening totale subsidiehoogte op basis van subsidiabele kosten

 

Totale beloningen na drie jaar beloning van alle deelnemende melkveehouders samen, inclusief bonussen

€ ………….

Totale samenwerkingskosten alle deelnemende melkveehouders

€ 180 x … (aantal deelnemende melkveehouders)

€ ………….

Advieskosten* subsidieaanvrager in de vorm van:

  • -

    voorbereidingskosten

  • -

    samenwerkingskosten

  • -

    administratiekosten

*daadwerkelijke kosten tot een maximum van € 1.050 per deelnemende melkveehouder

… uur á € 70 per uur voor loonkosten, of

… uur á € 70 per uur exclusief Btw voor kosten derden

€ ……………. tot een maximum van € 1.050 per deelnemende melkveehouder

TOTALE HOOGTE SUBSIDIE

€ …………………

 

Bijlage 3 behorende bij artikel I, onder C, van de Negende wijziging Subsidieregeling biodiversiteit Noord-Brabant

 

Bijlage 8, behorende bij artikel 5.12 van de Subsidieregeling transitie veehouderij Noord-Brabant.

 

Naar boven