Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW/Klimaat 2021

Bekendmaking van het besluit van 19 augustus 2021- zaaknummer 2021-010177 tot vaststelling van een regeling

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

 

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 6 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018;

 

Besluit(en)

 

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt:

  •  

    • a.

      € 2.194.000,- voor het beheergebied van het Waterschap Rijn en IJssel, geheel afkomstig uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling;

    • b.

      € 3.694.000,- voor het beheergebied van het Waterschap Rivierenland geheel afkomstig uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

  • II.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend in de periode 6 september 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 4 oktober 2021 tot 17.00 uur.

  • III.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • IV.

    In Bijlage 2 zijn kaarten opgenomen waarin urgente gebieden zijn aangewezen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • V.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW/Klimaat 2021”.

  • VI.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 5 oktober 2021, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Isabelle Wouters

Teammanager Agrifood

Bijlage 1: Nadere regels bij het Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW/Klimaat 2021

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In aanvulling op artikel 1.1 van de Verordening wordt in deze nadere regels verstaan onder

 

  • a.

    Werkprogramma: Werkprogramma “Wel goed water vasthouden”, het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Oost Nederland 2022-2027, vastgesteld op 18 juni 2021 door Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost;

  • b.

    Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland: de Samenwerkingsovereenkomst 2015-2021 Provincie Gelderland Waterschap Rivierenland, ondertekend op 26 februari 2015, en de daaropvolgende samenwerkingsovereenkomst;

  • c.

    Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel: de Samenwerkingsovereenkomst 2015-2021 Provincie Gelderland Waterschap Rijn en IJssel, ondertekend op 26 februari 2015, en de daaropvolgende samenwerkingsovereenkomst;

  • d.

    Waterbeheerprogramma: het ontwerp Waterbeheerprogramma 2022-2027 “Versterken. Verbinden. Vergroenen.” van Waterschap Rivierenland en het ontwerp Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 van Waterschap Rijn en IJssel;

  • e.

    KRW: Kaderrichtlijn Water, de Europese richtlijn. Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1), met als doel de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te verbeteren;

  • f.

    Urgente gebieden: prioritaire gebieden voor de realisatie van klimaat-investeringen zoals weergegeven op de kaarten in bijlage 2;

  • g.

    Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

 

Subsidie wordt verstrekt voor activiteiten ten behoeve van bovenwettelijke, niet-productieve investeringen in een urgent gebied die betrekking hebben op de inrichting of herinrichting, transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw- water-, en klimaatdoelen, zoals opgenomen in het Werkprogramma, de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel of een van de Waterbeheerprogramma’s.

 

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

 

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Subsidie wordt alleen verstrekt als deze € 250.000,- of meer bedraagt.

Artikel 4 Aanvrager

 

Subsidie wordt verstrekt aan:

 

  • a.

    waterschappen;

  • b.

    gemeenten;

  • c.

    samenwerkingsverbanden van een waterschap of gemeente met een of meer van de volgende partijen: waterschappen, gemeenten, landbouwer(s), grondeigenaren, grondgebruikers, landbouworganisaties, natuurorganisaties of landschapsorganisaties.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

 

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor:

  •  

    • a.

      Personeelskosten, voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9a van de Verordening;

    • b.

      kosten derden;

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten, voor zover de kosten direct samenhangen met de investering:

  •  

    • a.

      de kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de inrichting van gronden;

    • b.

      de kosten van verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      de kosten van aankoop van grond;

    • d.

      de kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a;

    • f.

      de kosten van projectmanagement en projectadministratie.

    • g.

      legeskosten;

    • h.

      voorbereidingskosten;

    • i.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 3.

    Subsidie voor voorbereidingskosten wordt alleen verstrekt voor:

  •  

    • a.

      de kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu- en economisch gebied.

Artikel 6 Selectiecriteria

 

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15a van de Verordening de volgende selectiecriteria:

  •  

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      kans op succes en haalbaarheid;

    • c.

      urgentie;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt de volgende weging toegepast:

  •  

    • a.

      selectiecriterium a: gewicht 3;

    • b.

      selectiecriterium b: gewicht 2;

    • c.

      selectiecriterium c: gewicht 2;

    • d.

      selectiecriterium d: gewicht 1.

  • 3.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald. Het maximaal aantal te behalen punten bedraagt 40. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moeten minstens 24 punten behaald zijn.

  • 4.

    Aanvragen worden gerangschikt op basis van het behaalde aantal punten. Bij ontoereikend budget en gelijke score van twee of meer projecten worden de scores van de betreffende projecten op het criterium effectiviteit bezien. Het project met de meeste punten op dit criterium krijgt voorrang. Wanneer daarna nog steeds twee of meer projecten met evenveel punten overblijven, dan wordt gekeken naar het gemiddeld aantal punten bij de criteria haalbaarheid en urgentie. Blijft het aantal punten nog gelijk, dan wordt gekeken naar het criterium efficiëntie.

  • 5.

    Als er na toepassing van de procedure genoemd in het vierde lid nog steeds geen onderscheid te maken is tussen twee of meer projecten, dan vindt op grond van artikel 1.15, vijfde lid, van de Verordening rangschikking tussen die projecten plaats op basis van de loting.

Artikel 7 Adviescommissie

 

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voor advies voorgelegd aan een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening.

 

Artikel 8 Voorschot

 

Een aanvraag om voorschot kan één keer per jaar worden ingediend.

 

Bijlage 2: Kaarten van urgente gebieden.

 

Waterschap Rijn en IJssel

 

Waterschap Rivierenland

 

 

Toelichting bij Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW/Klimaat 2021

I. Algemeen

 

1. Inleiding

 

Op 31 december 2020 liep de oorspronkelijke programmaperiode van POP3 2014-2020 af. Vanwege vertraging in de Brusselse besluitvorming kon het nieuwe GLB nog niet van start gaan op 1 januari 2021. Om de continuïteit in de financiering en uitvoering van POP3 te waarborgen heeft de Europese Commissie de mogelijkheid geboden om het huidige Plattelandsontwikkelingsprogramma te verlengen. Gelderland heeft besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken ter overbrugging tussen het huidige POP3 en het nieuwe GLB. De overbruggingsperiode noemen we transitieperiode, het programma noemen we POP3plus. De transitieperiode beslaat de jaren 2021 en 2022. De financiering van de transitiejaren komt uit het nieuwe GLB. Inhoudelijk wordt het principe van ‘oude regels, nieuw geld’ gehanteerd. Dit houdt in dat dit openstellingsbesluit evenals voorgaande jaren past binnen de Verordening POP3 subsidies Gelderland.

 

Openstelling KRW Klimaat

 

Met deze openstelling wordt ingezet op investeringen die bijdragen aan de realisatie van provinciale klimaatdoelen zoals verwoord in de Samenwerkingsovereenkomsten, het Werkprogramma en tevens aan de doelen van het Waterbeheerprogramma van het Waterschap Rivierenland en Waterschap Rijn en IJssel en aan de Kaderrichtlijn Water.

 

Voorbeelden zijn: het opzetten van het peil voorafgaand aan een periode van droogte, het verhogen van de grondwaterstand in combinatie met peilgestuurde drainage, het verbreden of verondiepen van waterlopen en verbetering van de (ecologische) waterkwaliteit. Voor Rivierenland staan concrete activiteiten die bijdragen aan het provinciale klimaatdoel in de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland. Het Waterbeheerprogramma bevat ook relevante concrete activiteiten.

 

Beginnen met een project

 

De ervaring leert dat veel projecten wachten met de start van het project op de beschikking. Kosten kunnen echter al subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. Wel wordt er pas zekerheid gegeven over de subsidiabiliteit van de kosten in de verleningsbeschikking. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

 

Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag - zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het ontvangen van subsidie, uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit. Als er gestart wordt met een activiteit voor de datum van indienen van de aanvraag zijn die kosten niet subsidiabel. De uitzondering hierop zijn de voorbereidingskosten. Deze kosten moeten binnen een jaar voor de aanvraag zijn gemaakt en kunnen uitsluitend bestaan uit kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs of kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied.

 

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen.

 

Tendersystematiek

 

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voorafgaand aan de dag van de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een ambtelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van de selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.

 

Aanbesteding

 

De gemeente die in het samenwerkingsverband zit kan kosten maken voor het project. Een gemeente of waterschap is aanbestedingsplichtig. Ook andere organisaties kunnen aanbestedingsplichtig zijn. Bij het aanbesteden dient de gemeente of waterschap de regels van de Aanbestedingswet in acht te nemen. Bij een verzoek om deelbetaling of vaststelling controleren wij hierop. Een overtreding van de aanbestedingsregels kan tot gevolg hebben dat wij een korting moeten opleggen bij de deelbetaling of vaststelling conform de Beleidsregel verlagen subsidie POP.

 

Wijzigingen in project

 

Het kan voorkomen dat na de start van het project dingen anders lopen dan gepland. Neem in dat geval contact op met de afdeling subsidieverlening van de provincie Gelderland. Er kan een wijzigingsverzoek worden ingediend, zie artikel 1.26 van de Verordening. Als een wijziging betrekking heeft op een of meerdere van de selectiecriteria, en de afdeling subsidieverlening beoordeelt dat de kans aanwezig is dat de score zo laag uitvalt dat het project in de gewijzigde vorm minder dan het minimaal vereiste aantal punten scoort, dan zal het wijzigingsvoorstel opnieuw worden voorgelegd aan de Adviescommissie. Een wijzigingsvoorstel kan leiden tot een verlaging van het subsidiebedrag.

 

Meer informatie

 

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website van provincie Gelderland. Via het kopje ‘subsidies’ kunt u kiezen voor dit openstellingsbesluit. Ook kan het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie worden geraadpleegd. Het handboek is te vinden op de website https://www.netwerkplatteland.nl/.

 

II. Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

 

Dit openstellingsbesluit richt zich primair op de uitvoering van klimaatprojecten en –activiteiten/-maatregelen die bijdragen aan de realisatie van het (provinciale) klimaatdoel. Concreet gaat het om de activiteiten die zijn opgenomen in het Werkprogramma, in de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel in een van de Waterbeheerprogramma’s. Als de subsidiabele activiteiten bijdragen aan realisatie van de KRW-doelen, dan kunnen ze om die reden bij de selectie extra punten krijgen. Zie hieronder de toelichting bij artikel 6. Het is van belang dat aanvragers dit in hun aanvraag goed aangeven.

 

“Bovenwettelijk” houdt in dat het in een project om meer moet gaan dan om activiteiten die een aanvrager toch al verplicht is uit te voeren op grond van geldende wet- of regelgeving.

 

Het openstellingsbesluit is gericht op investeringen waarvan de resultaten aantoonbaar ten goede komen aan het platteland of de agrarische sector. Activiteiten in kernen met meer dan 30.000 inwoners zijn uitgesloten (artikel 1.2 Verordening).

 

Voor gebieden met de bestemming landbouw is dit geen discussie. Voor overige (niet-stedelijke) gebieden heeft Nederland aan de hand van een zestal fictieve voorbeeldpprojecten de “bandbreedte” voor de relatie met de landbouw aangegeven. De landendesk van DG Agri heeft hiermee ingestemd.

 

Van de zes voorbeeldprojecten zijn er vier genoemd in verband met de openstellingen niet-productief water, namelijk:

 

  • 1.

    het aanleggen van een nieuwe stuw of dam met voorzieningen waardoor vissen kunnen passeren;

  • 2.

    het aanleggen bij een bestaande stuw van voorzieningen waardoor vissen kunnen passeren;

  • 3.

    het geven van een meer natuurlijke vorm aan waterlopen (o.m. verminderen van stroomsnelheid en waterhoeveelheid, ondieper maken, zodoende meer water in het gebied houden, meer ruimte voor vegetatie in het water en op de oevers en zodoende meer biodiversiteit);

  • 4.

    waterevenwicht verbeteren ten behoeve van landbouw en natuurbehoud (bijvoorbeeld in gebied met zowel natuur en landbouw, verminderen van stroomsnelheid en waterhoeveelheid, ondieper maken, zodoende meer water in het gebied houden, meer ruimte voor vegetatie in het water en op de oevers en zodoende meer biodiversiteit).

Vooral de projecten 3 en 4 zijn in het kader van het onderhavige openstellingsbesluit relevant. Hier is volgens Europa de relatie met de landbouw dus sterk genoeg. Na realisatie van het project is de kans op wateroverlast in natte periodes kleiner en is de waterbeschikbaarheid in droge periodes groter. Bovendien zal niet zelden de waterkwaliteit in het gebied zijn verbeterd.

 

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

 

De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten (artikel 2.6.1 Verordening).

 

Tevens is er voor gekozen om de middelen in te zetten voor de wat grotere, meer kostbare en daarmee moeilijker te realiseren projecten. Vandaar dat een drempelbedrag is opgenomen van € 250.000,- per aanvraag/project.

 

Artikel 4 Subsidieaanvrager

 

Als aanvrager een samenwerkingsverband van een waterschap of een gemeente met andere partijen is, dan dient die samenwerking te worden onderbouwd met een samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst moet zijn ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband. Zie artikel 1.6 van de Verordening.

 

Artikel 5 Subsidiabele kosten

 

Niet alle in artikel 1.12 en 2.6.3 van de Verordening genoemde kosten zijn in dit Openstellingsbesluit subsidiabel gesteld. Sommige van deze kosten zijn namelijk bij de inrichting van gebieden, zoals hier aan de orde, niet nodig, of de subsidiëring ervan is niet wenselijk.

 

In het eerste lid worden personeelskosten subsidiabel gesteld. Artikel 1.12 eerste lid sub b van de Verordening koppelt hieraan de berekeningswijze overeenkomstig artikel 1.9a van de Verordening. Tevens worden kosten derden subsidiabel gesteld. En ook de legeskosten. De Verordening sluit in artikel 1.13 subsidie voor verrekenbare of compensabele BTW uit. De niet verrekenbare of niet compensabele BTW is expliciet opgenomen in de subsidiabele kosten. De voorbereidingskosten zijn ook subsidiabel gesteld. Artikel 1.12 van de Verordening maakt dit mogelijk. Artikel 5, derde lid, geeft aan om welke voorbereidingskosten het gaat.

 

Op grond van het tweede lid is de inrichting van (aangekochte) gronden subsidiabel. Voorzover de aankoop van grond onderdeel is van de subsidiabele kosten, zijn de voorwaarden uit artikel 1.10 van de Verordening van toepassing.

 

Voor POP3+ is de mogelijkheid toegevoegd om gebruik te maken van een vereenvoudigde kostenoptie. Voor deze openstelling is de vereenvoudigde kostenoptie op basis van artikel 1.9a als kostensoort opgenomen. Dit betekent dat – als uit het projectplan blijkt dat personeelskosten worden gemaakt – van deze vereenvoudigde kostenoptie gebruikt moet worden gemaakt. Dit houdt in dat er over de kosten derden binnen het project een opslag voor personeelskosten berekend mag worden. Hier staat geen administratieve verplichting tegenover in de vorm van onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. De kosten derden mogen in dat geval geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag.

 

Deze opslag wordt berekend door de som van de kosten derden binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten. Bijvoorbeeld:

 

Totale subsidiabele kosten derden: € 300.000,00

 

Opslag personeelskosten: 300.000 * 0.2 * 1.15 = € 69.000,00

 

Subsidiebedrag: (€ 300.000,00 + € 69.000,00) * 100% = € 369.000,00

 

Artikel 6 Selectiecriteria

 

Het Comité van Toezicht (CvT), dat een doeltreffende uitvoering van POP3 waarborgt, heeft in het Handboek selectie POP3 projecten (hierna: Handboek) onder meer bepaald dat voor Niet-productieve investeringen water de rangschikking van aanvragen op meerdere manieren kan gebeuren. In dit openstellingsbesluit is gekozen voor toepassing van selectiecriteria met weging. Het toepassen van de selectiecriteria is opgedragen aan een daartoe door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie. Deze commissie is onafhankelijk en bestaat uit deskundigen.

 

Het gaat om de volgende criteria en wegingsfactoren:

 

De concrete invulling voor deze openstelling is als volgt:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

a.

Mate van effectiviteit

3

0 - 5

Minimaal 24 punten

 

(uit een maximum van 40 punten)

b.

Kans op succes en de haalbaarheid

2

0 - 5

c.

Mate van urgentie

2

0 - 5

d.

Mate van efficiëntie

1

0 - 5

 

Hieronder worden de selectiecriteria toegelicht.

 

  • a.

    Mate van effectiviteit van het project

Dit criterium weegt de mate waarin het project bijdraagt aan de relevante beleidsdoelen, te weten de mate waarin het project beoogt bij te dragen aan het provinciale klimaatdoel, de doelen in een van de Waterbeheerprogramma’s, Samenwerkingsovereenkomsten en aan de doelen van de KRW.

 

Er worden vijf aspecten beschouwd, namelijk:

 

  • 1.

    het project draagt bij aan de klimaatbestendigheid van het watersysteem door het verkleinen van (de kans op) wateroverlast en watertekorten;

  • 2.

    het project draagt bij aan de doelen van of behelst maatregelen die zijn opgenomen in het betreffende waterbeheerplan;

  • 3.

    het project draagt bij aan realisatie van de doelen van de KRW;

  • 4.

    het project draagt bij aan de economische vitaliteit van het projectgebied en zijn omgeving door de beschikbaarheid van voldoende schoon water voor de agrarische sector en eventuele andere watergebruikers te vergroten;

  • 5.

    het project bevat activiteiten die onmiddellijk na de uitvoering al een gunstig effect hebben op de klimaatbestendigheid van het watersysteem door het verkleinen van (de kans op) wateroverlast en watertekorten.

De puntentoekenning is als volgt:

 

  • I.

    0 punten: geen van de aspecten is van toepassing op het project;

  • II.

    1 punt: één van de aspecten is van toepassing op het project;

  • III.

    2 punten: twee van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • IV.

    3 punten: drie van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • V.

    4 punten: vier van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • VI.

    5 punten: alle vijf genoemde aspecten zijn van toepassing op het project.

  •  

  • b.

    De kans op succes en de haalbaarheid van het project

Dit criterium weegt de concreetheid en (snelle) uitvoerbaarheid van het projectplan. Hoe beter het project is voorbereid, zowel inhoudelijk als qua timing, des te positiever het oordeel. Er worden vijf aspecten beschouwd, namelijk:

 

  • 1.

    in het projectplan zijn voldoende eisen gesteld aan de kwaliteit van de nog aan te wijzen projectleider, dan wel is aangegeven dat de aangewezen projectleider met betrekking tot de subsidiabele activiteiten over voldoende kwaliteit beschikt. Kwaliteit houdt in voldoende aantoonbare expertise in de vorm van genoten opleiding en (meer dan vijf jaar) relevante ervaring in relatie tot de inhoud van het project;

  • 2.

    het projectplan is realistisch, dat wil zeggen de voorgenomen maatregelen zijn (technisch) uitvoerbaar en er mag vanuit gegaan worden dat uitvoering leidt tot realisatie van de gestelde doelen;

  • 3.

    bij het project wordt samengewerkt met een of meer gebruikers van het betreffende watersysteem;

  • 4.

    het projectplan kent een realistische planning, opzet en begroting, waardoor er een reëel perspectief is op uitvoering van een project binnen de opgegeven projectduur, volgens de beschreven opzet en tevens binnen de begroting;

  • 5.

    op het moment van indienen van de aanvraag zijn eventueel benodigde gronden verworven, vergunningen verkregen en is er draagvlak (dat wil zeggen geen voorzienbare weerstand, die kan leiden tot uitstel) in de omgeving voor uitvoering van het projectplan.

De puntentoekenning is als volgt:

 

  • I.

    0 punten: geen van de aspecten is van toepassing op het project;

  • II.

    1 punt: één van de aspecten is van toepassing op het project;

  • III.

    2 punten: twee van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • IV.

    3 punten: drie van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • V.

    4 punten: vier van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • VI.

    5 punten: alle vijf genoemde aspecten zijn van toepassing op het project.

  •  

  • c.

    Mate van urgentie van het project

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

 

De mate van urgentie van het project wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering op korte termijn nodig is om de doelen van de KRW tijdig te kunnen realiseren. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in Gelderland. Niet noodzakelijke opgaven zijn niet urgent en zullen op grond van het openstellingsbesluit niet voor subsidie in aanmerking komen.

 

Voorts kan sprake zijn van een knelpunt in de waterhuishouding, waardoor pieken en dalen in de watertoevoer niet goed worden opgevangen en leiden tot schade bij gebruikers die van het watersysteem afhankelijk zijn. Om deze schade zoveel mogelijk te beperken kan het nodig zijn om de activiteit zo spoedig mogelijk uit te voeren. Let wel, dat daarbij niet te vroeg mag worden gestart met de uitvoering van de activiteit (zie artikel 1.8 onder e van de Verordening en de toelichting daarop, hierboven in het algemene deel).

Bovendien kan het nodig zijn de activiteit op korte termijn uit te voeren als er (veel) partijen in het veld betrokken zijn. Uitstel kan in dat geval negatief uitwerken op de bereidheid van die partijen om mee te werken (“de energie gaat dan uit het proces”).

 

Urgente projecten worden – als zij door omstandigheden tot op heden niet zijn uitgevoerd – weer opgenomen in de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten.

 

De puntentoekenning is als volgt:

 

  • I.

    0 punten als er sprake is van een opgave die op grond van het Werkprogramma of de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel een van de Waterbeheerprogramma’s, niet noodzakelijk is, of, als er op grond van deze documenten wel noodzaak is, deze pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden;

  • II.

    1 punt indien er sprake is van een opgave die op grond van het Werkprogramma of de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel een van de Waterbeheerprogramma’s, noodzakelijk is, maar die op grond van die documenten pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden;

  • III.

    2 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van het Werkprogramma of de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel een van de Waterbeheerprogramma’s, die op grond van die documenten binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden;

  • IV.

    3 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van het Werkprogramma of de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel een van de Waterbeheerprogramma’s, die op grond van die documenten op relatief korte termijn aangepakt moet worden;

  • V.

    4 punten indien er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van het Werkprogramma of de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel een van de Waterbeheerprogramma’s en tevens vanwege een knelpunt in de waterhuishouding dat leidt tot schade bij gebruikers die van het watersysteem afhankelijk zijn. De opgave moet daarom snel aangepakt worden;

  • VI.

    5 punten indien er sprake is van een noodzakelijk opgave op grond van het Werkprogramma of de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, dan wel een van de eWaterbeheerprogramma’s, tevens vanwege een knelpunt in de waterhuishouding dat leidt tot schade bij gebruikers die van het watersysteem afhankelijk zijn en bovendien vanwege de reële kans dat uitstel ten koste kan gaan van de bereidheid van betrokken partijen om mee te werken. De opgave moet daarom onmiddellijk aangepakt worden.

  •  

  • d.

    Mate van efficiëntie van het project

Het gaat hierbij om drie aspecten die aldus kunnen worden ingevuld:

 

  • 1.

    de mate waarin de opgevoerde kosten passend zijn, dat wil zeggen waarin de resultaten met de juiste middelen worden gehaald.

  • In feite gaat het dan om de vraag naar de mate waarin de opgevoerde kosten en middelen noodzakelijk zijn om het doel van het project te realiseren. Naarmate de opgevoerde kosten en middelen meer noodzakelijk zijn om het doel te realiseren en naarmate ze in (zeer) goede verhouding staan tot het doel van het project, kan de aanvraag meer punten scoren. Bij de beoordeling speelt de motivering van de noodzakelijkheid van de opgevoerde kosten en middelen in de aanvraag een grote rol;

  • 2.

    de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de feitelijke projectkosten die met de activiteiten zijn gemoeid.

  • De kosteneffectiviteit van de activiteit blijkt uit de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de totale subsidiabele projectkosten. De bedoeling is dat zoveel mogelijk geld besteed wordt aan fysieke activiteiten. Het Handboek gaat ervan uit dat de kosteneffectiviteit hoger is naarmate de opgevoerde proceskosten lager zijn. Proceskosten zijn de kosten die in het project zijn aan te merken als voorbereiding en begeleiding (hier: de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs en de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of niet compensabele BTW);

  • 3.

    de mate waarin binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

  • Als de aanvrager geen gebruik maakt van bestaande kennis en kunde, scoort hij op dit punt nul punten. De aanvraag scoort meer punten naarmate voor de basis van het projectplan en ook tijdens de uitvoering beter gebruik wordt gemaakt van bestaande kennis en kunde.

De toekenning van de punten is als volgt:

 

  • I.

    0 punten : kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

  • II.

    1 punt : gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

  • III.

    2 punten : matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

  • IV.

    3 punten : voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.

  • V.

    4 punten : goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.

  • VI.

    5 punten : zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.

Bij het laatste criterium biedt het Handboek de keuze uit twee varianten. Gekozen is voor variant 1:

 

“Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.”

 

Weging

 

In dit openstellingsbesluit wordt de “mate van effectiviteit”, dat wil zeggen de mate waarin een project bijdraagt aan de verschillende doelen, gezien als het allerbelangrijkste criterium. Daarom krijgt dit criterium de hoogste weging, namelijk wegingsfactor 3. Activiteiten moeten bijdragen aan het provinciale klimaatdoel en de andere doelen. Dit is de reden waarom de subsidie überhaupt beschikbaar is. Activiteiten die onvoldoende bijdragen aan de doelen zouden minder kans op subsidie moeten hebben. Om toch voor subsidie in aanmerking te komen, moeten ze excelleren op de andere criteria.

 

Vervolgens krijgen de criteria “kans op succes en de haalbaarheid” en de “mate van urgentie” een wegingsfactor 2. Deze aspecten zijn ook belangrijk, maar worden als iets minder cruciaal gezien dan het eerste criterium. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het gaat om activiteiten die wel goed bijdragen aan de doelen. Mocht de uitvoering van het project even op zich laat wachten of de urgentie om het project per omgaande uit te voeren iets minder groot zijn, dan gaat het desalniettemin om een relevant (effectief) project.

 

Het laatste criterium “mate van efficiëntie” krijgt de laagste wegingsfactor. Dat is niet omdat efficiënt handelen minder belangrijk is, maar vooral omdat efficiëntie zich in de context van dit openstellingsbesluit minder goed laat operationaliseren. Veelal is aanvrager een professionele of tenminste zeer deskundige organisatie, dan wel een samenwerkingsverband, waarbij die deskundigheid present is.

 

Artikel 7 Adviescommissie

 

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld. Aanvragen moeten minstens 24 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen, ofwel 60% van het maximaal te behalen aantal van 40 punten. Als een aanvraag onvoldoende punten scoort, wordt dat bij deze beoordeling duidelijk. Vervolgens worden aanvragen met gebruikmaking van de selectiecriteria in een bepaalde rangorde geplaatst. Het doel van de rangschikking is om de aanvragen/activiteiten onderling te vergelijken en de beste te selecteren en te honoreren.

 

Gepubliceerd te Arnhem

 

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Isabelle Wouters

Teammanager Agrifood

Naar boven