Provinciaal blad van Utrecht
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2021, 6082 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Utrecht | Provinciaal blad 2021, 6082 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van provinciale staten van Utrecht van 30 juni 2021, nummer 82264E5B, en gedeputeerde staten van Utrecht van 1 juni 2021, nummer 82264EE2, tot vaststelling van de Verordening bezwaarschriften, klachten en administratief beroep provincie Utrecht 2021
Provinciale staten van Utrecht,
Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 1 juni 2021, nummer 82264EE2;
Gelet op de artikelen 82, 145 en 168, van de Provinciewet en hoofdstuk 6, 7 en afdeling 9.1.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gedeputeerde staten van Utrecht,
Gelet op artikel 82 van de Provinciewet en artikel 9:13 van de Algemene wet bestuursrecht;
De secretaris kan onderzoeken of het bezwaar, de klacht of het beroep alsnog in der minne kan worden opgelost, en daartoe de nodige handelingen verrichten.
HOOFDSTUK 4 Het advies en uitstel
Indien naar het oordeel van de kamervoorzitter de wettelijke beslistermijn niet toereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van de beslissing door het bestuursorgaan, ontvangen de belanghebbenden vóór het einde van de beslistermijn een verdaging of verder uitstel van de beslissing van het bestuursorgaan.
Aldus vastgesteld in de vergadering van provinciale staten van Utrecht van 30 juni 2021 en de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 1 juni 2021 en door de commissaris van de Koning op 1 juni 2021
Provinciale staten van Utrecht,
mr. J.H. Oosters,
voorzitter.
mr. C.A. Peters,
griffier.
Gedeputeerde staten van Utrecht,
mr. J.H. Oosters,
voorzitter.
mr. drs. A.G. Knol-van Leeuwen,
provinciesecretaris.
De commissaris van de Koning,
mr. J.H. Oosters,
voorzitter.
Artikelsgewijze toelichting bij de Verordening bezwaarschriften, klachten en administratief beroep provincie Utrecht 2021
Verordening bezwaarschriften, klachten en administratief beroep provincie Utrecht 2021
Deze verordening regelt dat de behandeling (horen en adviseren) van bezwaarschriften, klachten en administratief beroep wordt opgedragen aan de Awb-adviescommissie van provinciale staten en gedeputeerde staten. Ieder bevoegd orgaan stelt zelf zijn eigen commissies in. Daarom is in de aanhef van deze verordening bepaald dat provinciale staten en gedeputeerde staten ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Daarnaast zal de commissie op verzoek van de commissaris van de Koning ook bezwaarschriften en klachten behandelen, die de commissaris van de Koning betreffen. Op deze manier is het mogelijk dat provinciale staten en gedeputeerde staten samen één en dezelfde commissie instellen en de behandeling van bezwaarschriften, klachten en administratief beroep opdragen aan deze commissie.
Deze verordening is opgesteld met inachtneming van 100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever (publicatie van de Vereniging Nederlandse Gemeenten).
In dit artikel zijn een beperkt aantal begripsbepalingen opgenomen. Zo is er een eigen definitie van het begrip ‘bezwaarschrift’ opgenomen, omdat een definitie ontbreekt in artikel 1:5, eerste lid van de wet.
Ook ontbreekt er een omschrijving van het begrip 'bestuursorgaan' hoewel dat op meerdere plaatsen in de verordening voorkomt. Het bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen, wordt behalve wanneer het gaat om een administratief beroepschrift, in de verordening aangeduid als 'bestuursorgaan'. Dit kan gedeputeerde staten betreffen, provinciale staten, de commissaris van de Koning of een commissie waaraan via delegatie bepaalde bevoegdheden van de hiervoor genoemde bestuursorganen zijn overgedragen.
Artikel 2 Instelling, naam en taak van de commissie
De adviescommissie adviseert gedeputeerde staten, provinciale staten en de commissaris van de Koning over bezwaarschriften tegen door deze bestuursorganen genomen besluiten, over klachten tegen gedragingen van of onder verantwoordelijkheid van deze bestuursorganen werkzame personen en over administratief beroep.
De procedure voor afhandeling van administratief beroep of klachten lijkt veel op die voor bezwaarschriften. Het grote verschil is dat bij een administratief beroep of geschil sprake is van een besluit dat is genomen door gedeputeerde staten of provinciale staten van een provincie. Veel komen deze procedures niet meer voor.
Het tweede lid bepaalt dat de commissie ook adviseert over de beslissing op een verzoek om vergoeding van kosten van beroepsmatig juridisch advies in de bezwaarfase en de fase van administratief beroep (artikel 7:15, tweede lid en artikel 7:28, tweede lid, Awb).
In het derde lid zijn categorieën opgesomd die van de werking van de verordening zijn uitgezonderd. Het derde lid vormt een uitzondering op de hoofdregel dat de adviescommissie adviseert over bezwaarschriften, klachten en administratief beroep. Het betreft naast de gebruikelijke belastingzaken, zoals aanslagen leges en precariobelasting, bijvoorbeeld ook de bezwaarschriften die betrekking hebben op de behandeling van bezwaarschriften, die in het kader van de uitvoering van bepaalde verordeningen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland of een ander zelfstandig bestuursorgaan toebedeeld zijn.
Op grond van het derde lid onder d kunnen gedeputeerde staten en provinciale staten bij hoogste uitzondering besluiten, voor categorieën bezwaarschriften of een individueel bezwaarschrift, om de behandeling van de bezwaarschrift(en) aan zich te houden. Wanneer hiertoe besloten wordt, kan, met in achtneming van de eisen van artikel 7:5, eerste lid, Awb, het horen ambtelijk plaatsvinden. De procedure via de adviescommissie heeft echter de voorkeur. Een dergelijk besluit kan aangewezen zijn in het geval van bulkzaken met soortgelijke bezwaren, zoals bijvoorbeeld de bezwaren tegen de stikstofbesluiten, of indien het gaat om (een) spoedeisende za(a)k(en) die vanwege de betrokken belangen, naar het oordeel van het bestuursorgaan, niet kan c.q. kunnen wachten op de procedure via de adviescommissie.
Het ambtelijk horen vindt als gevolg van artikel 7:5, eerste lid, Awb plaats door een of meer personen die niet bij de voorbereiding van het bestreden besluit betrokken zijn geweest.
De mogelijkheid van het horen door de voorzitter of een ander lid is al in artikel 7:13, derde lid, Awb geregeld. Hiervoor hoeft geen regeling in de verordening getroffen te worden. De voltallige commissie kan het horen opdragen aan de voorzitter of een ander lid.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
In artikel 7:13, eerste lid, Awb is al geregeld dat de commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee andere leden. Nieuw is dat in de verordening is opgenomen dat de commissie bestaat uit tenminste tien leden. Daar is voor gekozen, zodat voldoende gerouleerd kan worden.
Ook is in deze bepaling geregeld dat de commissie de plaatsvervangende voorzitters aanwijst. Dat is efficiënter dan om tussentijds gedeputeerde staten te verzoeken om iemand uit de commissie aan te wijzen dan wel een voorgedragen externe kandidaat te benoemen.
Benoeming vindt plaats nadat overleg heeft plaatsgevonden met het fractievoorzittersconvent van provinciale staten over de voordracht van het kandidaatlid of kandidaatleden aan gedeputeerde staten. Dit overleg heeft een vertrouwelijk karakter.
In aanvulling op artikel 7:13, eerste lid, Awb maken ook de andere leden van de commissie geen deel uit van of zijn werkzaam onder verantwoordelijkheid van een van de bestuursorganen van de provincie Utrecht. Dit om alle schijn van partijdigheid te voorkomen.
Artikel 4 Zittingsduur commissieleden
Een lid kan bij zijn ontslag zelf het tijdstip van dat ontslag bepalen. Het lid kan ook een later tijdstip kiezen om zodoende eventueel nog bij de afhandeling van lopende zaken betrokken te kunnen zijn. Van de bepaling van het derde lid kan in voorkomende gevallen worden afgeweken.
Artikel 5 Behandeling door een kamer
Er is voor gekozen om ingekomen zaken per zitting door drie commissieleden, waaronder een voorzitter, te laten behandelen. Deze subcommissie, genaamd een kamer, stelt zelf de samenstelling per zitting vast door het vaststellen van een (half-)jaarlijks rooster. Hierbij wordt een reservelid alvast ingepland. Wanneer een lid onverhoopt verhinderd is, schuift het reservelid in. Wanneer de voorzitter ter zitting verhinderd is, wijst de zittende commissie uit haar midden een plaatsvervanger voor de voorzitter aan. Deze zal voor deze zitting alle taken van de voorzitter waarnemen.
Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid van artikel 7:13, derde lid, Awb, waarin de commissie de voorzitter of een ander lid heeft opgedragen om te horen, of met twee leden wordt gehoord, is het wel van belang dat het advies door de voltallige kamer wordt uitgebracht.
Een uitzondering hierop vormt de bevoegdheid om af te zien van horen (artikel 7:3 Awb). Op grond van de Awb mag bij wettelijk voorschrift worden afgeweken van het uitbrengen van het advies door de voltallige commissie.
In artikel 8 van de verordening wordt geregeld dat de voorzitter een dergelijk advies kan uitbrengen.
Ten behoeve van de behandeling van administratief beroep wordt de commissie per zitting gevormd door een GS-lid en twee voorzitters van de commissie. Het GS-lid treedt in die gevallen op als voorzitter. Voor deze afwijking ten opzichte van de behandeling van bezwaar- en klachtschriften is gekozen omdat het karakter van administratief beroep anders is. Immers, bij administratief beroep wordt aan een ander (vaak hoger) bestuursorgaan gevraagd om een besluit te beoordelen en te dien aanzien eventueel een andere beslissing te nemen. Belangrijk verschil tussen administratief beroep en bezwaar/klachten is aldus dat bezwaarschriften/klachten worden ingediend bij hetzelfde bestuursorgaan als die het besluit heeft genomen. Door ten behoeve van de behandeling van administratief beroep een GS-lid onderdeel uit te laten maken van de commissie, wordt aangesloten bij het doel en de achterliggende gedachte van administratief beroep, GS actief betrokken (ten behoeve van een goede oordeelsvorming, nu zij niet het orgaan is dat het bestreden besluit heeft genomen) en wordt meer gewicht in de schaal gelegd.
Artikel 2:4 Awb geeft aan dat het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid vervult. Deze eis geldt ook voor de adviescommissie als adviseur van het bestuursorgaan. Het advies moet onpartijdig worden gegeven. Het advies moet berusten op hun deskundigheid en op hun oordeel over de wet en het beleid, maar moet ten opzichte van de belanghebbenden onpartijdig zijn.
Zelfs de schijn van partijdigheid, moet in het kader van de onafhankelijkheid van de adviescommissie vermeden worden. Wanneer de voorzitter of een ander lid bijvoorbeeld bij de voorbereiding van het bestreden besluit of de gedraging betrokken is geweest, een persoonlijk belang heeft bij de zaak, in een bijzondere relatie tot de indiener van het bezwaar of klacht staat of zijn mening over soortgelijke zaken in de (vak)media bekend heeft gemaakt, is er sprake van (schijn) van partijdigheid en verwacht het bestuursorgaan dat het bewuste commissielid zich, uit eigen beweging dan wel op verzoek van de voorzitter, terugtrekt uit de behandeling. In dit artikel wordt aansluiting gezocht bij de afdeling 8.1.4 Awb ten aanzien van de wraking en verschoning van rechters.
Hoewel in de Awb nergens over een secretaris wordt gesproken, is het gebruikelijk dat een commissie beschikt over een secretariaat ter ondersteuning van de werkzaamheden. Dit secretariaat bestaat uit één of meer juridische medewerkers die in ieder geval het advies van de commissie uitwerken en verslag van de hoorzitting maken en een administratief ondersteuner die zorgdraagt voor registratie, correspondentie, archivering en bewaking van het proces van afhandeling van bezwaarschriften, klachten en beroepschriften.
Voor de inhoudelijke strekking van de adviezen en de uitvoering van bevoegdheden van de adviescommissie, is de secretaris uitsluitend verantwoording schuldig aan de commissie. Dit is inherent aan zijn taakvervulling in dienst van de commissie. De secretaris verwoordt het oordeel van de commissie in het advies en schrijft brieven in het kader van de procedure. Het is niet wenselijk dat een hiërarchisch leidinggevende de strekking van het advies kan laten aanpassen, of de secretaris aanspreekt op het uitvoeren van bevoegdheden van de commissie.
Artikel 7 De (informele) behandeling van bezwaarschriften, klachten en beroepschriften
Over de ontvangstbevestiging wordt opgemerkt dat naast verzending per post, bij afgifte aan de balie van het provinciehuis, ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt.
Een bezwaarschrift kan digitaal worden toegezonden, via een daartoe bestemd elektronisch formulier. Voorwaarde is dat bezwaarmaker zich met behulp van DigiD dient te identificeren om redenen van betrouwbaarheid en vertrouwelijkheid. Indienen van een bezwaarschrift per e-mail is vanwege dezelfde redenen (nog) niet mogelijk. Wordt een bezwaarschrift per e-mail ingediend, dan dient de verzender hiervan op de hoogte te worden gebracht en gevraagd te worden om het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen.
Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet zonder meer niet-ontvankelijk worden verklaard, maar pas nadat de indiener in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen (artikel 6:6 Awb).
De commissie handelt in de praktijk al naar het landelijk beleid om bezwaarschriften, beroepschriften en klachten oplossingsgericht af te handelen. Het was alleen nog niet eerder geregeld in de verordening.
Medewerkers die belast zijn met het uitvoeren van de informele aanpak kunnen gebruik maken van de “Handleiding voor het oplossingsgericht behandelen van bezwaarschriften” van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zij handelen zoveel mogelijk volgens de aanbevelingen van de rapporten “Passend contact met de overheid”.
Het indienen van een klacht door middel van de website van de provincie is uit het oogpunt van laagdrempeligheid mogelijk gemaakt. De commissie heeft eerder geoordeeld dat door het verschijnen van de klager ter hoorzitting, de verificatie van de klacht voldoende heeft plaatsgevonden.
Voor de behandeling van klachten geldt dat de klacht in handen van de commissie wordt gesteld indien niet naar tevredenheid van de klager aan diens klacht is tegemoetgekomen.
Vervolgens zal de wettelijke procedure gevolgd worden. Indien het bestuursorgaan naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen is het niet meer noodzakelijk de wettelijke procedure te volgen (artikel 9:5 Awb).
Artikel 8 Uitoefening bevoegdheden door kamervoorzitter
De commissie oefent een aantal bevoegdheden van het bestuursorgaan uit, omdat de commissie vanaf het moment van ontvangst tot de verzending van het advies verantwoordelijk is voor de behandeling van het bezwaar-, klaag- of beroepschrift.
Artikel 7:4, eerste lid, Awb is opgenomen, omdat de commissie de tijdige indiening van stukken voorafgaand aan de hoorzitting dient te bewaken. Indien nieuwe stukken minder dan 10 dagen voor de hoorzitting of ter zitting worden overgelegd, dient de commissie te bepalen of deze stukken kunnen worden betrokken bij het advies van de commissie. Doorslaggevend is de vraag of de goede procesorde wordt geschaad doordat een van de partijen niet in de gelegenheid is (geweest) op deze nieuwe stukken te reageren. Echter, de commissie kan op grond van artikel 15 van deze verordening nader onderzoek gelasten. In dat geval kan ook een tweede hoorzitting plaatsvinden.
Artikelen 7:8 en 7:22 (horen van meegebrachte getuigen en deskundigen) Awb zijn toegevoegd, omdat de wet deze bevoegdheid toekent aan de commissie. Als de kamervoorzitter die bevoegdheid wil kunnen uitoefenen moet dat worden geregeld in deze verordening.
De bevoegdheden van artikel 7:10, derde lid (verdagen van beslistermijn), vierde lid (verder uitstel van beslistermijn) en vijfde lid (schriftelijk mededelen van verdaging en verder uitstel aan belanghebbenden) zijn voorbehouden aan het bestuursorgaan, omdat bij de inwerkingtreding van de vorige verordening is afgesproken dat het bestuursorgaan verantwoordelijk is en blijft voor de tijdige afhandeling van de beslissing op het bezwaarschrift. Het bestuursorgaan is en blijft om die reden ook verantwoordelijk voor de termijn bewaking door middel van eventueel verdagen van de beslistermijn en verder uitstel van de beslistermijn.
In artikel 7:13, vierde lid, Awb is al bepaald dat de commissie beslist over toepassing van artikel 7:4, zesde lid, (achterwege laten van terinzagelegging vanwege geheimhouding), artikel 7:5, tweede lid (niet openbaar horen) en artikel 7:3, 7:17 en 9:10 Awb (afzien van horen). Omdat deze taken al bij wet rechtstreeks bij de commissie zijn belegd, zijn die niet in de vorige verordening opgenomen. Deze bevoegdheden worden onder eigen verantwoordelijkheid van de commissie uitgevoerd. De wet biedt voor wat betreft artikel 7:3 Awb de mogelijkheid daarvan af te wijken bij wettelijk voorschrift. Om de snellere afhandeling van bezwaarschriften waarbij wordt afgezien van horen te bevorderen is nu in artikel 8 opgenomen dat de voorzitter deze bevoegdheid uitoefent.
De bevoegdheden die in artikel 8 aan de kamervoorzitter van de commissie zijn toegekend, zijn bevoegdheden die namens het bestuursorgaan worden uitgevoerd. Dit verschil moet ook blijken uit de correspondentie van de commissie. De secretaris draagt zorg voor de correspondentie (inclusief de ondertekening daarvan) ter uitvoering van deze bevoegdheden.
Vanwege praktische overwegingen van overleg tussen de secretaris en de commissie is in de verordening gekozen om de bevoegdheden van artikel 8 aan de kamervoorzitter toe te kennen. De toegekende bevoegdheden zijn overigens precies dat: bevoegdheden. Zo hoeft bijvoorbeeld een machtiging aan de vertegenwoordiger van belanghebbende(n) niet gevraagd te worden, maar kan de kamervoorzitter besluiten hierom te vragen als er vragen zijn over de vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Het mag duidelijk zijn dat de kamervoorzitter taken en bevoegdheden heeft op het vlak van de organisatie van de commissie en het functioneren van haar leden. Overige taken en bevoegdheden van de kamervoorzitter voortvloeiend uit de wet en de verordening zijn, in ieder geval:
Het spreekt voor zich dat de commissie er zorg voor dient te dragen dat al het noodzakelijke wordt gedaan om de behandeling van het bezwaarschrift, klaagschrift of beroepschrift genoegzaam voor te bereiden. Dat geldt zowel intern bij de provincie – de commissie krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de bezwaarmaker of klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid of kennelijke ongegrondheid door het nader toelichten van de motivering van het bestreden besluit in overweging te geven het bezwaarschrift, klaagschrift of beroepschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de begroting.
In de begroting is voorzien in de normale, maar ook de bijzondere kosten van een commissie. De commissie kan hierover alleen niet vrijelijk beschikken. Hiervoor is toestemming van het management van de afdeling vereist.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden.
Dit artikel geeft de basis voor minnelijk overleg door de commissie aan. Verplicht is het niet. Ook zonder dit artikel is een minnelijk overleg mogelijk. Het artikel heeft dan ook meer een symbolische waarde: er is nadrukkelijk nagedacht over alternatieve geschillenbeslechting door de commissie in die gevallen waar minnelijk overleg (als bedoeld in artikel 7) niet is gelukt. Het primaat van minnelijk overleg ligt bij de vakafdeling van het bestuursorgaan. Dit om een duidelijke taakscheiding te waarborgen.
Op grond van artikel 7:2 en artikel 7:16 Awb geldt een hoorplicht.
Artikel 7:3 en artikel 7:17 Awb geven aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaar (voor beroepschriften geldt hetzelfde) is dat indien:
De commissie is op grond van artikel 7:13, vierde lid, Awb bevoegd om, in bovengenoemde gevallen, te besluiten af te zien van het horen van belanghebbenden. De wet biedt voor wat betreft artikel 7:3 Awb de mogelijkheid daarvan af te wijken bij wettelijk voorschrift. Om de snellere afhandeling van bezwaarschriften te bevorderen is nu in artikel 8 opgenomen dat de voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.
Voor administratief beroep geldt een dergelijke bepaling niet. De Awb kent voor de klachtenprocedure eveneens geen soortgelijke bevoegdheidsattributie. Het ligt voor de hand, om de bevoegdheid voor klachten en beroep op eenzelfde wijze te regelen in de verordening.
Artikel 12 Uitnodiging zitting
Op grond van het eerste lid van deze bepaling wordt ook het bestuursorgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, klager of appellant een eenzijdig beeld ontstaat. Verder is het voor een externe commissie van belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. Gekozen is voor een termijn van tien werkdagen, mede in verband met de termijn van twaalf weken waarbinnen, behalve bij verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en de termijn voor het indienen van stukken (artikel 7:4 Awb).
Verder is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Wijziging van het tijdstip kan op grond van de regeling binnen vijf werkdagen zonder opgaaf van reden worden verzocht. Indien het verzoek binnen vijf werkdagen wordt gedaan, zal aan het verzoek worden voldaan. Verzoeken buiten de genoemde termijn, zullen niet altijd worden gehonoreerd.
Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen.
De secretaris draagt zorg voor de correspondentie (inclusief de ondertekening daarvan) ter uitvoering van deze bevoegdheden.
Artikel 13 Openbaarheid zitting
Vanwege de persoonlijke, privacygevoelige aspecten van een bezwaarschrift ingediend tegen bejegeningsklachten gericht tegen een ambtenaar vindt in ieder geval in dat geval de zitting plaats achter gesloten deuren. Tot 1 januari 2020 speelde dit ook bij bezwaarschriften tegen rechtspositionele beslissingen, maar door de inwerkingtreding van de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren is de commissie niet meer bevoegd ten aanzien van dat soort beslissingen.
Artikel 14 Schriftelijk verslag
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft er bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, 2 april 1996, AB 1997/23).
Artikel 15 moet onder andere gelezen worden tegen de achtergrond van de plicht van het bestuursorgaan om ex nunc, dat wil zeggen op grond van de actuele omstandigheden van dat moment, op het bezwaarschrift te beslissen.
Bovendien houdt een zorgvuldige procedure in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden, zonder dat andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rechtbank Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311, www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:RBROT:1999:AA4100).
De hoorzitting is in principe openbaar (zie echter het bepaalde in artikel 13); de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Het advies wordt gegeven door minimaal drie personen. Ook wanneer het horen door alleen de kamervoorzitter heeft plaatsgevonden of bij verhindering van een derde lid, met twee leden. Alleen een advies over het kennelijk niet-ontvankelijk verklaren of het kennelijk ongegrond verklaren mag door alleen de kamervoorzitter worden afgegeven.
Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 januari 1997; AB 1997, 86).
Door een veranderde interne werkwijze, is de commissie vanaf 1 januari 2015 niet meer verantwoordelijk voor het opstellen van een concept beslissing op bezwaar. Dit doen de vakafdelingen namens het bestuursorgaan. Hiermee wordt meer recht gedaan aan de onafhankelijke positie van de commissie ten opzichte van de bestuursorganen. De beslistermijnen zijn in de wet vastgelegd. Daarnaast kent de wet de mogelijkheid van verdagen en verlengen van de beslistermijn. Het verdagen en verlengen van de termijn is en blijft de verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan en wordt bewaakt door de vakteams. Het secretariaat van de Awb adviescommissie stelt het bestuursorgaan op de hoogte van het oordeel van de kamervoorzitter dat de wettelijke termijn niet toereikend is.
De bepalingen spreken voor zich.
De ingangsdatum van de benoemingstermijn genoemd in de desbetreffende benoemingsbesluiten van de voorzitter en de leden zijn bepalend voor hun zittingsduur. Om te voorkomen dat de voorzitter en de leden met de vaststelling van deze verordening opnieuw moeten worden benoemd is in dit artikel geregeld dat zij worden geacht te zijn benoemd onder de werking van deze verordening. Overigens wijkt de procedure in deze verordening niet af van de in te trekken Verordening bezwaarschriften, klachten en administratief beroep.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2021-6082.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.