37e wijziging Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Bekendmaking van het besluit van 6 juli 2021- zaaknummer 2021-007754  tot wijziging van een regeling

 

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016

 

Besluiten

Vast te stellen de 37e wijziging van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016

Artikel I

De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd.

 

A

Artikel 2.11.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel i wordt “€115.925” vervangen door: €117.619.

  • 2.

    In onderdeel t wordt “€1.694” vervangen door: €0.

B

Paragraaf 2.18 komt te luiden:

 

Paragraaf 2.18 Oplossen knelpunten bij procedures voor woningbouw

 

Artikel 2.18.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Actieplan Wonen: het beleidsplan voor het programma Actieplan Wonen, zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 27 mei 2020 (PS 2020-195);

  • b.

    knelpunt: vraagstukken op onder andere het gebied van stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie ten behoeve van de realisatie van woningbouw met uitsluiting van het onderwerp flexibel wonen;

  • c.

    maatwerkoplossing: maatwerkoplossing om knelpunten op te lossen waarvoor de subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a en b geen uitkomst biedt of omdat aanvrager onvoldoende financiële middelen heeft om aan de daarvoor gestelde criteria te voldoen.

  • d.

    tijdelijke inhuur capaciteit: voor maximaal één jaar inhuren van externe capaciteit omdat de aanvrager niet over voldoende capaciteit beschikt om knelpunten in het kader van de bouw op te lossen;

  • e.

    tijdelijke inhuur externe expertise: een externe deskundige met expertise op het gebied van onder andere stikstof, natuur inclusief bouwen, mobiliteit, flora en fauna of archeologie die voor maximaal één jaar een gemeente ondersteunt bij het oplossen van knelpunten;

  • f.

    verplaatsbare units: compacte fabrieksmatig geproduceerde en verplaatsbare woonunits;

  • g.

    knelpunt flexibel wonen: vraagstukken op het gebied van flexibel wonen waarbij gebruik wordt gemaakt van verplaatsbare units om in- en doorstroom van relevante doelgroepen te bevorderen.

  • h.

    relevante doelgroep: door de gemeente te selecteren doelgroepen die expliciet in het beleid van het Expertisecentrum Flexwonen worden genoemd.

Artikel 2.18.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op te lossen zodat de woningbouw wordt versneld;

  • b.

    de inhuur van tijdelijke capaciteit of externe expertise om knelpunten op het gebied van flexibel wonen op te lossen zodat de woningbouw wordt versneld;

  • c.

    een maatwerkoplossing.

Artikel 2.18.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt slechts verstrekt als dat leidt tot een versnelling van de woningbouw en het woningbouwproject uiterlijk 1 januari 2025 van start gaat.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt subsidie voor woningbouwprojecten uit actie 2 van het Actieplan Wonen, in de gemeenten Ede, Wageningen, Barneveld, Nijkerk en Scherpenzeel, slechts verstrekt als het woningbouwproject wordt opgenomen in een bestemmingsplan dat uiterlijk op 1 januari 2025 definitief is vastgesteld.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt als:

    • a.

      de verplaatsbare units voor een bepaalde tijd op een voor wonen bestemde, of daarvoor tijdelijk te bestemmen, locatie worden geplaatst om extra woonruimte toe te voegen;

    • b.

      sprake is van de plaatsing van tenminste 10 verplaatsbare units en daarvoor één of meer terreinen worden aangegeven die daarvoor redelijkerwijs beschikbaar en geschikt zijn, en

    • c.

      de betrokken woningcorporatie(s) actief betrokken zijn bij het initiatief om de verplaatsbare units te realiseren.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt als:

    • a.

      het gaat om een project binnen de focusregio’s als benoemd in actiepunt 1 van het Actieplan Wonen; en

    • b.

      er een versnelling van de woningbouw of verhoging van de te realiseren woningvoorraad te verwachten is door inzet van de maatwerkoplossing.

Artikel 2.18.4 Aanvrager

  • 1.

    Subsidie zoals bedoeld in 2.18.2, aanhef en onder a, wordt verstrekt aan een gemeente of een waterschap.

  • 2.

    Subsidie zoals bedoeld in 2.18.2, aanhef en onder b en c, wordt verstrekt aan een gemeente.

Artikel 2.18.5 Vooroverleg

Voordat er een aanvraag kan worden ingediend voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, vindt vooroverleg plaats over de maatwerkoplossing, waaruit blijkt in welke mate en op welke wijze het doel, de inzet en andere instrumenten zijn verkend.

 

Artikel 2.18.6 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      een plan van aanpak waaruit blijkt welk knelpunt met de inzet van extra capaciteit of tijdelijke inhuur van expertise wordt opgelost;

    • b.

      een planning van het woningbouwproject waaruit blijkt wanneer het woningbouwproject van start gaat of dat het woningbouwproject is opgenomen in een ontwerp bestemmingsplan.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, een globaal plan van aanpak waarin wordt aangegeven hoe de haalbaarheid wordt onderzocht, hoe draagvlak gezocht wordt bij de lokale politiek en in de omgeving van de beoogde locatie en een verklaring waaruit blijkt dat de woningcorporatie(s) actief betrokken zijn bij het initiatief om de verplaatsbare units te realiseren.

  • 3.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag voor een subsidie zoals bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, een verslag van het vooroverleg.

Artikel 2.18.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 25.000 per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a, bedraagt per aanvrager maximaal € 200.000 per kalenderjaar.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogste 75 % van de subsidiabele kosten tot:

    • a.

      een maximum van € 45.000 per aanvraag voor de kosten van inhuur van projectleiding;

    • b.

      een maximum van € 15.0000 per aanvraag voor de kosten van externe expertise op het gebied van flexibel wonen.

  • 4.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b, bedraagt per aanvrager maximaal € 120.000, - per kalenderjaar.

  • 5.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c, bedraagt per aanvrager ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per woningbouwproject.

Artikel 2.18.8 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a en c, komen slechts in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit of externe expertise.

  • 2.

    Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder b komen slechts in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit voor projectleiding of externe expertise op het gebied van flexibel wonen.

  • 3.

    Artikel 1.3.5, aanhef en onder h en i, zijn niet van toepassing.

Artikel 2.18.9 Weigeringsgronden

De subsidie als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder a en b, wordt geweigerd als subsidie is verstrekt als bedoeld in artikel 2.18.2, aanhef en onder c.

 

C

Na paragraaf 2.18 wordt een paragraaf ingevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 2.19 Betaalbaar wonen

 

Artikel 2.19.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Actieplan Wonen: het beleidsplan Actieplan Wonen, zoals door Provinciale Staten vastgesteld op 27 mei 2020 (PS 2020-195);

  • b.

    Besluit Woningbouwimpuls 2020: besluit van 11 mei 2020, houdende regels met betrekking tot verstrekking van een specifieke uitkering aan gemeenten ten behoeve van het versnellen van de bouw van betaalbare woningen in een kwalitatief goede leefomgeving;

  • c.

    betaalbare woning:

    • i.

      sociale huurwoning: huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, eerste lid, onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

    • ii.

      middenhuurwoning: huurwoning met een maandelijkse kale huur van € 850 per maand;

    • iii.

      betaalbare koopwoning: koopwoning met een koopprijs van ten hoogste €250.000;

  • d.

    gewogen gemiddelde: het tempo van de realisatie uitgedrukt als gemiddelde oplevermoment van sociale huurwoningen in jaren;

  • e.

    project: project waarbij woningen worden gerealiseerd in een gebied dat zich kenmerkt door ten minste twee van de volgende onderdelen:

    • i.

      financiële samenhang;

    • ii.

      geografische samenhang;

    • iii.

      organisatorische samenhang;

  • f.

    publiek financieel tekort: het financieel tekort op het totaal van kosten en opbrengsten van een project dat ontstaat door publieke maatregelen en verminderde opbrengsten vanwege de realisatie van betaalbare woningen;

  • g.

    publieke maatregelen; het uitvoeren van werken, werkzaamheden en maatregelen die op grond van de Wet ruimtelijke ordening verband houden met de kosten van de grondexploitatie, die bijdragen aan en noodzakelijk zijn voor het realiseren van het woningbouwproject;

  • h.

    woning: woning als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder k, van de Wet op de huurtoeslag.

Artikel 2.19.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het publiek financieel tekort van projecten die het versnellen van de bouw van betaalbare woningen tot doel hebben en zijn gericht op:

  • a.

    de infrastructurele ontsluiting;

  • b.

    verlaging van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden;

  • c.

    bodemsanering in een projectgebied;

  • d.

    uitplaatsing van activiteiten die hinder veroorzaken voor woningbouw;

  • e.

    de inrichting van de openbare ruimte in een projectgebied, of,

  • f.

    het realiseren en behouden van betaalbare woningen in een afgebakend projectgebied.

Artikel 2.19.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verstrekt als:

    • a.

      het project voorziet in de bouw van maximaal 500 woningen waarvan minimaal 20% sociale huurwoning is;

    • b.

      het project voorziet in de bouw van minimaal 10 sociale huurwoningen;

    • c.

      de te realiseren sociale huurwoningen minimaal gedurende 20 jaar na de start van de bouw van het project kwalificeren als sociale huurwoning;

    • d.

      de realisatie van het project haalbaar is;

    • e.

      het project nog niet in de realisatiefase is;

    • f.

      de bouw van de woningen uiterlijk twee jaar na de datum van de verleningsbeschikking start en in één aangesloten bouwstroom wordt gerealiseerd;

    • g.

      de oplevering van de woningen plaatsvindt binnen 10 jaar na start van de bouw van de woningen;

    • h.

      het project past binnen de regionale woonprogrammering;

    • i.

      er sprake is van een publiek financieel tekort, en

    • j.

      de aanvrager minimaal 30 % van het publiek financieel tekort van het project financiert.

  • 2.

    De subsidiabele activiteit wordt beoordeeld op de mate waarin:

    • a.

      een project effectief bijdraagt aan de doelstellingen van het Actieplan Wonen, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        het absolute aantal sociale huurwoningen dat wordt gerealiseerd binnen het project;

      • 2e.

        de versnelling van de start bouw van de sociale huurwoningen en de versnelling van het tempo van de realisatie van het project welke wordt uitgedrukt als gewogen gemiddelde.

    • b.

      een project kwalitatief bijdraagt aan de doelstellingen van het Actieplan Wonen, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        het aandeel middenhuur- en betaalbare koopwoningen ten opzichte van overige woningen op het totale project;

      • 2e.

        in welke mate het project bijdraagt aan circulariteit, waarbij relevante aspecten zijn:

        • i.

          het gebruik van herbruikbare materialen in gebouwen;

        • ii.

          het gebruik van natuurlijke materialen in gebouwen;

        • iii.

          de mate van losmaakbaarheid van materialen in gebouwen;

        • iv.

          het hergebruik van materiaal bij de inrichting van de openbare ruimte.

      • 3e.

        in welke mate het project bijdraagt aan klimaatadaptatie, waarbij relevante aspecten zijn:

        • i.

          de relatie met de gemeentelijke of regionale stresstest klimaatadaptatie conform het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie;

        • ii.

          het voorkomen of verminderen van opwarming van gebouw en de omgeving;

        • iii.

          het voorkomen of verminderen van negatieve effecten van overstroming op de locatie en in de directe omgeving, en

        • iv.

          het voorkomen of verminderen van droogte op de locatie en in de directe omgeving.

      • 4e.

        in welke mate het project bijdraagt aan biodiversiteit, waarbij relevante aspecten zijn:

        • i.

          het aanbieden van inheemse beplanting op of aan gebouwen;

        • ii.

          het aanbieden van een diversiteit aan inheemse beplanting in de buitenruimte;

        • iii.

          faunavoorzieningen in of aan gebouwen en in de buitenruimte, en

        • iv.

          afstemming van de natuurinclusieve maatregelen op de omliggende groene structuren en de diersoorten die voorkomen in de omgeving.

  • 3.

    Aan de criteria als genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend die voor 75% meetelt in de totale weging.

  • 4.

    Aan de criteria als genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend die voor 25% meetelt in de totale weging.

  • 5.

    De punten worden als volgt over de criteria verdeeld:

    • a.

      maximaal 80 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a, 1e;

    • b.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a, 2e;

    • c.

      maximaal 40 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b, 1e;

    • d.

      maximaal 24 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b, 2e;

    • e.

      maximaal 18 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b, 3e;

    • f.

      maximaal 18 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b, 4e.

Artikel 2.19.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

 

Artikel 2.19.5 Aanvraag

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

    • a.

      een prognose van publieke kosten en opbrengsten waarmee het financiële tekort wordt onderbouwd;

    • b.

      een toelichting op de noodzaak, toerekenbaarheid en proportionaliteit van de activiteiten ten behoeve van de te realiseren woningen;

    • c.

      kaarten en beelden van het project;

    • d.

      actuele taxatierapporten of waardebepaling ter onderbouwing van inbreng- of verwervingswaarde van gronden;

    • e.

      bewijs dat aan de instandhoudingsverplichting als bedoeld in artikel 2.19.8 wordt voldaan.

  • 2.

    Het format projectplan voor Betaalbaar wonen-projecten, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, is aan te merken als aanvraagformulier in de zin van artikel 7, tweede lid, van de AsG.

  • 3.

    Aanvragen worden op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.

  • 4.

    Als aanvragen op basis van een onderlinge vergelijking gelijk eindigen dan is het hoogste absolute aantal sociale huurwoningen als bedoeld in het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a, 1e, beslissend voor de plaatsing in de rangorde.

  • 5.

    Als na toepassing van het voorgaande lid aanvragen op basis van een onderlinge vergelijking gelijk eindigen dan vindt plaatsing in de rangorde van deze aanvragen plaats door loting.

  • 6.

    Een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.19.2, eerste lid, kan worden ingediend vanaf 9.00 uur op 1 november 2021 tot en met 16.00 uur op 30 november 2021.

Artikel 2.19.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal € 7.500 per sociale huurwoning binnen een project tot ten hoogste 70% van het publiek financieel tekort met een totaal maximum van € 500.000 per project.

 

Artikel 2.19.7 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.3.5 wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • a.

    waardedaling van gronden of opstallen veroorzaakt door markt- of economische factoren;

  • b.

    kosten van planschade.

Artikel 2.19.8 Verplichtingen

De subsidieontvanger houdt gedurende ten minste 20 jaren na de start van de bouw van het project, of zolang als in de beschikking tot verlening van de subsidie is bepaald, het aantal door middel van deze subsidie gerealiseerde sociale huurwoningen in stand.

 

Artikel 2.19.9 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd als:

  • a.

    er bij de beoordeling van het criterium genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a, 2e, een score niet meer dan vier punten wordt toegekend;

  • b.

    voor de subsidiabele activiteit een aanvraag is ingediend of subsidie is verstrekt op grond van paragraaf 2.22 of het Besluit Woningbouwimpuls 2020.

D

In artikel 2.20.6, eerste lid, wordt “ 1 september 2021” vervangen door: 1 december 2021.

 

E

In artikel 4.2b.3, derde lid, vervalt “als de aanvrager een gemeente of eigenaar van een bos of landgoed is”.

 

F

Artikel 4.2f wordt als volg gewijzigd:

  • 1.

    In artikel 4.2f.2 wordt na “een agrarisch collectief” ingevoegd: of eigenaar van een bos of landgoed.

  • 2.

    In artikel 4.2f.3 wordt na “al subsidie” ingevoegd: natuurbeheer of.

G

Artikel 4.14.1, onder a, komt te luiden:

  • a.

    Kadernota Agrifood: Kadernota Agrifood “Toekomst voor de Gelderse Boer 2021-2030”, zoals vastgesteld door Provinciale Staten bij besluit van 31 maart 2021, inclusief de nadien aangebrachte wijzigingen;

H

Artikel 4.14.2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt “Koersnotitie Agrifood” vervangen door: Kadernota Agrifood.

  • 2.

    In onderdeel c wordt aan het slot toegevoegd “, of”.

  • 3.

    In onderdeel d wordt “; of” vervangen door een punt.

  • 4.

    Onderdeel e vervalt.

I

In artikel 4.14.4 vervalt het vijfde lid.

 

J

In artikel 4.14.6 vervalt het vijfde lid.

 

K

Artikel 4.14.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    In het eerste lid, onderdeel a wordt “1 december 2020” vervangen door: 6 september 2021.

  • 3.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag een beschrijving van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen bedoeld in artikel 4.14.9.

L

Artikel 4.14.8 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid vervalt “per jaar voor ten hoogste drie jaren”.

  • 2.

    In het tweede lid vervalt “per jaar voor ten hoogste drie jaren”.

  • 3.

    In het derde lid wordt “e” vervangen door: d en vervalt “per jaar voor ten hoogste drie jaren”.

M

In artikel 4.14.9 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding “1.” voor het eerste lid.

 

N

Na artikel 4.14.9 wordt een artikel toegevoegd, dat luidt:

Artikel 4.14.10 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als aan de aanvrager op grond van deze paragraaf al eerder subsidie in hetzelfde kalenderjaar of voor dezelfde activiteit is verstrekt.

 

O

Artikel 6.27.2, onder b, komt te luiden:

  • b.

    het op drie verschillende manieren uitvoeren of coördineren van de volgende activiteiten ter uitvoering van de Gelderse Techniekpacten:

    • i.

      het verhogen van de generieke instroom in technische opleidingen en technisch werk;

    • ii.

      het verhogen van de betrokkenheid van het bedrijfsleven om het technisch onderwijs te verbeteren;

    • iii.

      het bevorderen van een leven lang ontwikkelen voor werknemers in het technisch werkveld;

    • iv.

      het verminderen van het docententekort in het technisch werkveld, en

    • v.

      het doorontwikkelen van het voortbestaan van het onderliggend netwerk en de uitvoeringsstructuur.

P

Artikel 6.27.7 komt te luiden:

Artikel 6.27.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.27.2, aanhef en onder a, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 200.000.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 6.27.2, aanhef en onder b, bedraagt jaarlijks maximaal voor de:

    • a.

      Achterhoek en Liemers: €98.400;

    • b.

      Foodvalley: €93.600;

    • c.

      Noord Veluwe en Randmeergebied: €51.600;

    • d.

      Rivierenland: €67.800;

    • e.

      Stedendriehoek: €114.600;

    • f.

      Arnhem/Nijmegen: €174.000.

Q

In artikel 6.27.8 wordt in het eerste lid na “artikel 6.27.2” ingevoegd:, aanhef en onder a,.

 

R

In artikel 6.27.8 wordt in het derde lid “ 15 maart van” vervangen door: 15 december voorafgaand aan.

 

S

Artikel 6.27.9 komt te luiden:

Artikel 6.27.9 Verplichting

De subsidieontvanger is verplicht informatie over het initiatief en de voortgang daarvan op het digitale platform Gelderse Onderwijs en Arbeidsmarkt Link te plaatsen. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen over de inhoud, omvang en frequentie van de informatievoorziening.

 

T

Na artikel 6.27.9 wordt een artikel ingevoegd dat luidt:

Artikel 6.27.10 Vooroverleg

Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt er vooroverleg plaats aan de hand van een conceptaanvraag.

 

U

Artikel 6.41.2, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, wordt subsidie voor activiteiten die betrekking hebben op het stimuleren van energiebesparing bij bedrijven als bedoeld in artikel 6.41, eerste lid, aanhef en onder c, alleen verstrekt als uit een schriftelijke onderbouwing blijkt dat er afstemming tussen de Omgevingsdienst en aanvrager heeft plaatsgevonden over de voorgenomen activiteiten in relatie tot eventuele toezichts- en handhavingsactiviteiten.

V

Artikel 6.41.3, tweede lid, vervalt.

 

W

Artikel 6.41.6 komt te luiden:

Artikel 6.41.6 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 6.41.1, aanhef en onder a, b en c, bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van de subsidiepercentages en maximumbedragen genoemd in het eerste lid.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt de subsidie als bedoeld in artikel 6.41.1 aanhef en onder a, ten hoogste 70% voor bedrijventerreinen waarvan:

    • a.

      het organiserend vermogen niet is geformaliseerd in een rechtspersoon en ook niet in enige vorm georganiseerd is in een samenwerkingsverband, en

    • b.

      de subsidiabele kosten niet meer € 25.000 bedragen.

X

In artikel 6.41.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In artikel 6.41.7, eerste lid, wordt “12” vervangen door: 24 en komt “met uitzondering van de thema’s herstructurering, energietransitie en circulaire economie waarvoor een uitvoeringstermijn van 24 maanden na het verlenen van de subsidie, geldt” te vervallen.

  • 2.

    In artikel 6.41.7, tweede lid, wordt “binnen een maand na afloop van de subsidiabele activiteit;” vervangen door: op verzoek van de provincie in het kader van een evaluatieonderzoek als bedoeld in artikel 1.4.8;

  • 3.

    In artikel 6.41.7, vierde lid, wordt “6” vervangen door: 12. En “en met 12 maanden voor de thema’s herstructurering, energietransitie en circulaire economie” komt te vervallen.

Y

Na artikel 6.41.7 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 6.41.8 Vooroverleg

  • 1.

    Voordat een aanvraag wordt ingediend, vindt er een vooroverleg plaats dat aangevraagd wordt met een door de provincie beschikbaar gesteld vooroverlegformulier.

  • 2.

    Het vooroverleg vindt plaats binnen zes weken na ontvangst van het vooroverlegformulier.

  • 3.

    Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:

    • a.

      het organiserend vermogen op het bedrijventerrein;

    • b.

      de collectiviteit van de activiteit;

    • c.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein;

    • d.

      investeringsbereidheid van betrokken ondernemers;

    • e.

      overige mogelijkheden voor financiering of revolverende financiering van de activiteit;

    • f.

      realistische planning en uitvoeringstermijn;

    • g.

      welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend;

    • h.

      draagvlak voor de activiteit en ondersteuningsbrieven.

Z

In artikel 6.42.2, eerste lid, wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g.

    de aanvrager aannemelijk heeft kunnen maken dat voor de financiering van de activiteiten geen of onvoldoende aanspraak kan worden gemaakt op financiering uit al dan niet revolverende fondsen van OostNL, PFG en OHG.

AA

Artikel 6.42.3, tweede lid, vervalt.

 

BB

Artikel 6.42.4, derde lid, komt te luiden:

  • 3.

    Tijdens het vooroverleg wordt in ieder geval aan de orde gesteld:

    • a.

      het organiserend vermogen op het bedrijventerrein;

    • b.

      de collectiviteit van de activiteit;

    • c.

      de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de toekomstbestendigheid van het bedrijventerrein;

    • d.

      de onderbouwing van het financiële tekort en de looptijd van het project op basis waarvan dit tekort wordt berekend;

    • e.

      investeringsbereidheid van betrokken ondernemers

    • f.

      overige mogelijkheden voor financiering of revolverende financiering van de activiteit;

    • g.

      realistische planning en uitvoeringstermijn;

    • h.

      op welke wijze deelnemende partijen kosten kunnen maken voor het project;

    • i.

      welke informatie bij de aanvraag moet worden ingediend;

    • j.

      draagvlak voor de activiteit en ondersteuningsbrieven.

CC

Artikel 6.42.6, achtste lid, komt te luiden:

  • 8.

    Gedeputeerde Staten kunnen afwijken van de in het tweede, derde, vierde, vijfde, zesde en zevende lid genoemde subsidiepercentages en maximale bedragen, als de Algemene groepsvrijstellingsverordening ruimte biedt voor hogere percentages.

Artikel II

De toelichting op de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A

De algemene toelichting onder het kopje Staatssteun wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De tweede zin van de derde alinea komt te luiden:

    Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.10, 2.12, 2.13, 2.20, 2.21, 3.5, 3.6, 3.7, 3.12, 3.18, 4.2 (voor wat betreft onderdeel a en c), 4.6, 4.12, 4.15, 4.17, 4.18 (ingeval steun aan particulieren), 4.19, 5.15, 5.16, 6.3 (voor wat betreft artikel 6.3.1, onderdeel b), 6.27, 6.32, 6.38, 6.39, 6.40, 6.41, 6.44, 6.45, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 8.2, 8.3 en 8.4.

  • 2.

    De tweede zin van de vierde alinea komt te luiden:

    Dit betreft paragrafen 2.11, 2.18, 2.19, 2.22, 3.9, 4.20 en 5.3.

  • 3.

    In de laatste zin van de zesde alinea vervalt: 2.18, na “6.12a” wordt ingevoegd: 6.13,.

  • 4.

    De vierde zin van de zevende alinea komt te luiden:

    Voor aanvragen onder de paragrafen 2.8, 2.9, 2.11, 5.12, 6.25. 6.36 en 6.43 geldt maatwerk.

  • 5.

    In de laatste zin van de laatste alinea wordt na “6.12” ingevoegd: 6.13.

B

Na de toelichting op paragraaf 2.18 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:

Paragraaf 2.19

De subsidieregeling maakt het mogelijk voor gemeenten om publieke cofinanciering aan te vragen bij de provincie Gelderland om de woningbouw te versnellen van projecten. De gemeenten handelen hierbij vanuit hun overheidstaak met betrekking tot woningbouw. Gemeenten moeten daarbij uiteraard rekening houden met geldende aanbestedings- en staatssteunregelgeving. Mocht de gemeente daarnaast handelen vanuit een private rolopvatting, dan dient zij rekening te houden met de vereisten omtrent marktconformiteit.

 

Artikelsgewijs

Artikel 2.19.2, tweede lid: de bijdrage aan het publiek financieel tekort kan worden ingezet om tekorten te dekken op de verschillende publieke maatregelen noodzakelijk voor de woningbouw of als dekking dienen voor het vergroten van het aandeel betaalbare woningen. Welke publieke maatregelen dit zijn hangt af van de specifieke locatie van een woningbouwproject of van de gemeentelijke voorwaarden die worden gesteld op het gebied van bouwen en betaalbaarheid. Bijvoorbeeld de samenstelling en de kwaliteit van het programma, de in te richten openbare ruimte, de noodzakelijke infrastructurele ontsluiting van het gebied, of kosten die gepaard gaan met de bouw van betaalbare woningen waar ondanks de toepassing van het maximale kostenverhaal of de opbrengst uit grondverkoop een publiek tekort blijft voor de gemeente. De kosten noodzakelijk voor de woningbouw zijn bijvoorbeeld gericht op de verwerving/inbrengwaarde, sanering en bodemverbetering, sloop, bouw- en woonrijp maken, plankosten en VTU (Voorbereiding, Toezicht op Uitvoering) ten behoeve van het woningbouwproject.

 

Artikel 2.19.3, tweede lid, aanhef en onder b, 4e: bij faunavoorzieningen kan gedacht worden aan schuil- of nestvoorzieningen;

 

Artikel 2.19.5, eerste lid sub g: bewijs leveren is bijvoorbeeld mogelijk door het overleggen van afspraken (of het bestuurlijk voornemen daartoe) over een bestemmingscategorie sociale koop, anti-speculatiebedingen, kettingbedingen of een zelfbewoningsplicht.

 

C

De toelichting op paragraaf 2.22 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Aan de eerste alinea wordt een laatste zin toegevoegd, die luidt: “Mocht de gemeente daarnaast handelen vanuit een private rolopvatting, dan dient zij rekening te houden met de vereisten omtrent marktconformiteit.”

  • 2.

    In de eerste volzin van de tweede alinea komt de volgende zinsnede te vervallen: “als bedoeld in dit artikel:”.

D

In de artikelsgewijze toelichting bij paragraaf 4.2 Biodiversiteit en landschap komt de toelichting bij de artikelen 4.2.2, 4.2.5 en 4.2.6 te vervallen.

 

E

De toelichting op paragraaf 4.14 onder het kopje "algemeen” wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de tweede alinea wordt “Koersnotitie Agrifood “Toekomst voor de Gelderse boer“” vervangen door: Kadernota Agrifood “Toekomst voor de Gelderse Boer 2021-2030”.

  • 2.

    In de derde alinea wordt de zin “Verder gaat het om de artikelen 14, 20, 21, 24 en 31 van de Lvv.” vervangen door: Verder gaat het om de artikelen 14, 20, 21 en 24 van de Lvv.

  • 3.

    In de vierde alinea wordt “De eisen van de artikelen 14, 20, 21, 24 en 31 van de landbouwvrijstellingsverordening” vervangen door: De eisen van de artikelen 14, 20, 21 en 24 van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

F

De toelichting bij artikel 4.14.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In de eerste alinea wordt “Het eerste lid” vervangen door: Onderdeel a en “koersnotitie Agrifood” door: kadernota Agrifood.

  • b.

    In de tweede alinea wordt “In onderdeel a.” vervangen door: Onder i..

  • c.

    In de derde alinea wordt “Onderdeel b.” vervangen door: Onder ii..

  • d.

    In de vierde alinea wordt “Onderdeel c.” vervangen door: Onder iii..

  • e.

    In de vijfde alinea wordt “het tweede lid” vervangen door: onderdeel b.

  • f.

    In de zesde alinea wordt “Het derde en vierde lid” vervangen door: Onderdeel c en d en “betreft” door: betreffen.

G

De toelichting bij artikel 4.14.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea wordt “de artikelen 14, 20, 21, 24 en 31 van de Lvv” vervangen door: de artikelen 14, 20, 21 en 24 van de Lvv.

  • 2.

    De zin “Het vijfde lid onder e is een restcategorie waar overige kosten onder kunnen vallen die niet onder de andere leden passen.” vervalt.

H

De toelichting bij artikel 4.14.5 vervalt.

 

I

Na de toelichting bij artikel 4.14.4 wordt een toelichting ingevoegd, die luidt:

Artikel 4.14.6

Naast subsidieverlening aan MKB-ondernemingen kan subsidie ook worden verleend aan een samenwerkingsverband van MKB-ondernemingen. In dat geval dient een penvoerder aangewezen te worden. De penvoerder is degene die de aanvraag doet en zorgdraagt voor de overige correspondentie en inhoudelijke en financiële verantwoording. Het samenwerkingsverband moet een rechtspersoon zijn. Een van de deelnemers met rechtspersoonlijkheid vraagt de subsidie aan.

 

In het eerste lid onder a wordt de primaire landbouwproductie genoemd. Dit begrip is omschreven in artikel 4.1.1 onder vv: “de productie van in bijlage I bij het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vermelde producten van de bodem en van de veehouderij die geen verdere bewerking hebben ondergaan die de aard van deze producten wijzigt’’.

 

In het vierde lid onder a wordt de landbouwsector genoemd. Daarmee is een breder bereik beoogt dan de landbouw zelf omdat het ook een onderneming kan zijn die bij verwerking of toelevering van de landbouw betrokken is.

 

J

De toelichting bij artikel 4.14.7 en 4.14.8 vervalt.

 

K

De toelichting bij artikel 4.14.9 komt te luiden:

Artikel 4.14.9

Aan de verplichtingen uit dit artikel kan onder meer worden voldaan door publicatie op een website, het houden van een open dag of het organiseren van een bijeenkomst. Op grond van artikel 4.14.7, tweede lid moet een beschrijving worden meegestuurd met de aanvraag.

Artikel III Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 6 september 2021.

  • 2.

    Onderdeel W (inhoudende de wijziging van artikel 6.41.6) is niet van toepassing op aanvragen die zijn ingediend voor 6 september 2021. Voor die aanvragen is artikel 6.41.6 zoals deze gold tot 6 september 2021 van toepassing.

     

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Stijn van Wely

Plv. secretaris

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

J.C.G.M. Berends - Commissaris van de Koning

S. van Wely - plv. secretaris

Naar boven