Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 6 juli 2021, nr. 1651799/1660340 tot wijziging van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht;

 

Gelet op artikel 2.2 en 2.7 van de Wet natuurbescherming;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 6 december 2019 hebben besloten beleidsregels over intern en extern salderen op te nemen in de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland;

 

Overwegende dat ontwikkelingen in wetgeving en de praktijk aanleiding hebben gegeven om de beleidsregel op een aantal technische en juridische punten aan te passen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende wijzigingen van de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland:

ARTIKEL I

A

 

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met p tot de onderdelen c tot en met o.

 

  • 2.

    Onder verlettering van de onderdelen (nieuw) a en b tot c en d, van de onderdelen c tot en met n tot g tot en met r, en van onderdeel o tot u worden de nieuwe onderdelen a, b, e, f, s en t ingevoegd luidende:

    • a.

      depositieruimte: in de stikstofbank opgenomen ruimte voor N-depositie op een relevant hexagoon in een Natura 2000-gebied;

    • b.

      doelgebonden depositiebank: voorziening gericht op het aan projecten of plannen kunnen toedelen van in deze bank aanwezige depositieruimte voor een bepaald doel;

    • e.

      microdepositiebank: voorziening gericht op het bij het verlenen van natuurvergunningen kunnen toedelen van in deze bank aanwezige depositieruimte aan microdeposities;

    • f.

      microdeposities: door een project veroorzaakte N-depositie van ten hoogste 0,05 mol stikstof per hectare per jaar;

    • s.

      vrijgevallen depositieruimte: ruimte voor N-depositie die resteert als een bevoegd gezag via extern salderen een natuurvergunning verleent;

    • t.

      vrijgemaakte depositieruimte: ruimte voor N-depositie die voldoet aan de eisen voor extern salderen als bedoeld in artikel 6, eerste tot en met vijfde en zevende tot en met elfde lid, van deze Beleidsregels die afkomstig is uit mitigerende maatregelen die specifiek zijn getroffen voor het mogelijk maken van ontwikkelingen.

  • 3.

    In onderdeel i (nieuw), N-depositie, wordt “mol per hectare per jaar” vervangen door “mol stikstof per hectare per jaar”.

     

  • 4.

    In onderdeel j (nieuw): referentiesituatie: toestemming als bedoeld in onderdeel q, onder 1°, 3° en 4°, of bij gebrek daaraan een op de Europese referentiedatum aanwezige toestemming als bedoeld in onderdeel q, onder 2° en 5,° waarbij de laagst toegestane depositie vanaf de referentiedatum geldt.

     

  • 5.

    Onderdeel o (nieuw) komt te luiden: stikstofbank: voorziening bestaande uit een microdepositiebank en eventuele doelgebonden depositiebanken waarin Gedeputeerde Staten vrijgemaakte en vrijgevallen depositieruimte kunnen vastleggen die ten behoeve van saldering kan worden gebruikt.

B

 

In artikel 2 wordt ”waarbij gebruik is gemaakt van intern of extern salderen” vervangen door ”waarbij gebruik is gemaakt van extern salderen”.

 

C

 

In artikel 3 wordt ”intern salderen, extern salderen of een combinatie daarvan” vervangen door ”extern salderen”.

 

D

 

Artikel 5 vervalt.

 

E

 

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    Gedeputeerde Staten laten bij de beoordeling van een aanvraag buiten beschouwing de N-emissie van een saldogevend bedrijf voor dat deel van een bedrijf dat ofwel deelneemt aan de stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij ofwel aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.

     

  • 2.

    In het zesde lid wordt na “in de toestemming” ingevoegd ”van de saldogever”.

     

  • 3.

    In het negende lid wordt “de N-emissie van een bedrijf” vervangen door “de N-emissie van het saldogevende bedrijf”.

     

  • 4.

    Onder vernummering van het tiende tot en met twaalfde lid tot elfde tot en met dertiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 10.

      Bij het beoordelen van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet waarvoor geldt dat het Besluit emissiearme huisvesting van toepassing is op de realisering van dat project, gaan Gedeputeerde Staten voor dat project uit van ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van het Besluit emissiearme huisvesting.

  • 5.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 14.

      Gedeputeerde Staten ontvangen van het voornemen tot extern salderen van de saldo-ontvanger voorafgaand aan de aanvraag een melding met de gegevens van de saldo-ontvangende activiteit en saldogevende activiteit.

F

 

In artikel 7 komt de tweede volzin als volgt te luiden:

Artikel 6, tweede lid, voor zover dat betrekking heeft op het onafgebroken aanwezig zijn van de bedoelde activiteit, zesde en zevende lid zijn daarop niet van toepassing.

 

G

 

Artikel 10 komt als volgt te luiden:

Artikel 10 Stikstofbank

  • 1.

    Gedeputeerde Staten van de gezamenlijke provincies dragen zorg voor de inrichting van de stikstofbank.

  • 2.

    Onderhoud aan en beheer van de stikstofbank vinden plaats onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten van de gezamenlijke provincies.

H

 

Tussen artikel 10 en artikel 11 wordt een artikel 10a ingevoegd luidende:

Artikel 10a Microdepositiebank

  • 1.

    Gedeputeerde Staten delen alleen depositieruimte uit de microdepositiebank toe in een natuurvergunning als de boven de microdeposities benodigde ruimte op een andere wijze wordt vergund.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten van de provincies vullen gezamenlijk de microdepositiebank aan het begin van ieder kwartaal met vrijgevallen depositieruimte en kunnen deze dan aanvullen met vrijgemaakte depositieruimte.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten reserveren depositieruimte in de microdepositiebank op volgorde van binnenkomst van een volledige aanvraag voor zover alle daarvoor benodigde depositieruimte in de microdepositiebank beschikbaar is.

  • 4.

    De beschikbare depositieruimte vermindert door het reserveren en toedelen van depositie aan projecten. De depositieruimte vermeerdert door de vulling, bedoeld in het tweede lid.

  • 5.

    Op verzoek van een aanvrager kunnen Gedeputeerde Staten een volledige aanvraag waarvoor geen depositieruimte beschikbaar is eenmalig voor ten hoogste drie maanden aanhouden om gebruik te maken van de microdepositiebank.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten delen depositieruimte toe bij de verlening van een natuurvergunning.

  • 7.

    Gedeputeerde Staten delen alleen depositieruimte toe voor zover zij is gereserveerd overeenkomstig het derde lid.

  • 8.

    Een reservering vervalt bij de afwijzing of intrekking van een aanvraag om een natuurvergunning, waarna de hierbij betrokken depositieruimte opnieuw beschikbaar komt als vulling als bedoeld in het tweede lid.

  • 9.

    Gedeputeerde Staten delen geen depositieruimte toe aan legalisatie van projecten waarvoor een meldingsplicht gold op grond van artikel 8 van de Regeling programmatische aanpak stikstof zoals dat luidde tot 1 januari 2017 of artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming zoals dat luidde op 28 mei 2019 en waarvoor een melding is gedaan.

I

 

Tussen artikel 10a (nieuw) en artikel 11 wordt een artikel 10b ingevoegd luidende:

Artikel 10b Doelgebonden depositiebank

  • 1.

    Binnen de stikstofbank kunnen Gedeputeerde Staten, al dan niet in samenwerking met andere bevoegde gezagen, doelgebonden depositiebanken instellen.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten nemen per doelgebonden depositiebank een instellingsbesluit, dat in ieder geval het volgende bevat:

    • a.

      het doel van de doelgebonden depositiebank;

    • b.

      de termijn waarbinnen de in de doelgebonden depositiebank geregistreerde ruimte uitgegeven wordt, en

    • c.

      de regels voor vulling en toedeling van depositieruimte.

  • 3.

    De vulling van een doelgebonden depositiebank bestaat uit vrijgemaakte ruimte.

  • 4.

    Depositieruimte is uitsluitend beschikbaar voor plannen of projecten gerelateerd aan het doel als bedoeld in het tweede lid, onder a.

J

 

Artikel 11 komt te luiden:

Met het vaststellen van deze beleidsregel wordt de “De Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland (Provinciaal blad 2020, 8725) vastgesteld bij besluit van Gedeputeerde Staten van 17 november 2020, ingetrokken.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Haarlem, 6 juli 2021.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A. Th. H. van Dijk, voorzitter

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

TOELICHTING

Wijzigingen in de toelichting:

 

a.

 

In de toelichting onder de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland wordt de tekst onder “Algemeen” vervangen door de volgende tekst:

 

Algemeen

Op 29 mei 2019 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (verder: de Afdeling) uitspraak gedaan over het Programma Aanpak Stikstof (ECLI:NL:RVS:2019:1603). Als gevolg van de uitspraak is de passende beoordeling die ten grondslag lag aan het PAS onbruikbaar geworden als basis voor toestemmingverlening. Toestemmingverlening voor activiteiten waarbij stikstof vrijkomt is daardoor volledig stil komen te liggen. Het is duidelijk dat een substantiële reductie van stikstofdepositie nodig is om de natuurdoelen te halen. Vergunningverlening voor economische ontwikkelingen wordt dan ook weer mogelijk.

 

Nu het PAS niet meer gebruikt kan worden en vergunningverlening voor stikstofdeposities lastiger is geworden door de aanvullende eisen die de Afdeling heeft gesteld aan een passende beoordeling, moet in de meeste gevallen worden teruggevallen op het voorkomen van toename van depositie via intern of extern salderen. Waar het bij intern salderen gaat om salderen binnen de begrenzing van één project of locatie, is sprake van extern salderen wanneer wordt gesaldeerd één of meer activiteiten buiten de begrenzing van één project of locatie.

 

Op 26 september 2019 heeft het adviescollege onder voorzitterschap van de heer Remkes advies uitgebracht, en aangegeven dat toestemmingverlening op korte termijn weer op gang kan komen door intern en extern salderen. Het adviescollege wees er wel op dat afroming van depositieruimte zal moeten plaatsvinden om depositiestijging te voorkomen en depositiedaling te bespoedigen.1 Inmiddels is duidelijk dat projecten die met intern salderen niet tot een toename van stikstofdepositie leiden niet langer vergunningplichtig zijn. 2

 

Deze beleidsregels stellen voorwaarden aan het instrument extern salderen, om te voorkomen dat toestemmingverlening voor nieuwe of gewijzigde initiatieven leidt tot een toename van de stikstofdepositie, en om te borgen dat een daling van stikstofdepositie wordt gerealiseerd.

 

Deze beleidsregels worden toegepast bij de beoordeling van aanvragen voor natuurvergunningen waarbij gebruik wordt gemaakt van extern salderen. Daarnaast gelden bij die beoordeling uiteraard ook andere regels en voorwaarden die uit de wet en jurisprudentie voortvloeien. Aan het eind van de toelichting is de belangrijkste jurisprudentie over extern salderen opgenomen.

 

Salderen met feitelijk gerealiseerde capaciteit

Uitgangspunt is dat uitsluitend gesaldeerd mag worden met feitelijk gerealiseerde capaciteit, tenzij er redenen zijn om hiervan gemotiveerd af te wijken. Door uit te gaan van de feitelijk gerealiseerde capaciteit kan de niet-gerealiseerde capaciteit niet betrokken worden bij aanvragen met salderen. Zo wordt voorkomen dat het alsnog benutten van deze capaciteit leidt tot een feitelijke stijging van depositie.

 

 

Figuur 1: Schematische weergave feitelijk gerealiseerde capaciteit

 

Stikstofdaling via extern salderen

Op nationaal niveau is er sprake van een forse overbelasting met stikstof. Reductie van de stikstofdepositie is noodzakelijk om de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebieden te kunnen realiseren. Daarom is in deze beleidsregels bepaald dat de saldo-ontvanger bij extern salderen 70% van de verkregen stikstofemissie kan benutten; de overige 30% draagt bij aan depositiedaling.

 

Daarnaast valt bij extern salderen altijd ruimte vrij, omdat saldogever en saldo-ontvanger zich niet op exact dezelfde locatie bevinden ten opzichte van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Deze vrijvallende ruimte wordt vastgelegd in de stikstofbank en kan worden ingezet om in de nabije toekomst nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken door vergunningverlening. Depositiedaling wordt met name bereikt door generieke bronmaatregelen (zie onder meer de Kamerbrief van 24 april 2020, kenmerk BPZ 20120075).

 

b.

 

Toelichting artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

“Onderdeel l (toestemming)” (oud) wordt “Onderdeel m (toestemming)”

 

c.

 

De toelichting op artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    “Lid 2 tot en met 4: Zie toelichting bij artikel 5, lid 1 tot en met 3.” wordt vervangen door:

     

     

    Lid 2:

    De voorwaarde dat hervatting van de activiteit mogelijk moet zijn zonder dat daarvoor een (nieuwe) natuurvergunning voor de realisering van een project is vereist volgt uit jurisprudentie over extern salderen (zie overzicht jurisprudentie aan einde van toelichting, vierde punt). De beleidsregels halen deze jurisprudentie aan en voegen toe dat hervatting mogelijk moet zijn zonder een omgevingsvergunning, onderdeel bouwen. Dit voorkomt salderen met gebouwen die al langere tijd een andere functie hebben dan waarvoor een toestemming is verleend.

 

  • Lid 3:

    In sommige gevallen is er geen toestemming benodigd om een activiteit uit te voeren (bijvoorbeeld omdat de activiteit op grond van algemene regels zonder besluit mag worden uitgevoerd). De feitelijke beëindiging van een dergelijke activiteit moet op een of andere manier geborgd zijn vóórdat de natuurvergunning voor de saldo-ontvangende activiteit in werking treedt, bijvoorbeeld door een bestemmingsplanwijziging, of door een (privaatrechtelijke) overeenkomst. Wanneer beëindigen van de activiteit niet geborgd kan worden, kan deze niet betrokken worden bij saldering.

 

  • Lid 4:

  • Maatregelen die nodig zijn om de gunstige staat van instandhouding van natuurwaarden te behouden (artikel 6, tweede lid Habitatrichtlijn) mogen niet tevens worden ingezet om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit betekent dat deze niet-gerealiseerde capaciteit niet mag worden gebruikt voor salderen. Ook de winst die het gevolg is van andere noodzakelijke maatregelen op grond van artikel 6, tweede lid Habitatrichtlijn, zoals in bepaalde gevallen de (gedeeltelijke) intrekking van een vergunning, mag niet worden gebruikt voor salderen. Daarnaast komt in dit kader de in te zetten stikstofruimte voor extern salderen niet vrij vanuit de bronmaatregelen die de overheid heeft ingesteld ten behoeve van de daling van de achtergrond of als inzet voor mitigatie en/of compensatie van andere activiteiten.

 

  • 2.

    De toelichting op lid 5 komt als volgt te luiden:

    Lid 5:

    De stoppersregeling Actieplan Ammoniak is landelijk gedoogbeleid op grond van het Besluit emissiearme huisvesting. Vanwege de al langer lopende afspraken en de noodzaak van stikstofdaling mag er niet gesaldeerd worden met het deel van het bedrijf dat stopt op basis van de Stoppersregeling Actieplan Ammoniak (op 1 januari 2020).

 

  • Een bedrijf dat meedoet aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen kan alleen extern salderen met het deel van het bedrijf dat niet meedoet aan de subsidieregeling. De subsidieregeling biedt geen mogelijkheid om een deel van de N-depositie te behouden ten behoeve van extern salderen.

 

  • 3.

    De toelichting op lid 7 komt als volgt te luiden:

    Lid 7:

    Er mag alleen stikstofemissie worden ingezet voor salderen voor zover de capaciteit feitelijk is gerealiseerd. Of gebouwen, infrastructuur, installaties of overige voorzieningen die nodig zijn voor het uitvoeren van een activiteit daadwerkelijk zijn gerealiseerd, kan worden aangetoond met bijvoorbeeld luchtfoto’s, foto’s, of betaalde rekeningen. Onder ‘overige voorzieningen’ worden bijvoorbeeld terreinen die zijn ingericht voor op- en overslag gerekend.

 

  • 4.

    De toelichting op lid 9 komt als volgt te luiden:

    Lid 9:

    In de beleidsregels is een koppeling gelegd met het Besluit emissiearme huisvesting (Beh) om te voorkomen dat emissieruimte van een illegale situatie (het houden van dieren op een huisvestingssysteem wat niet is toegestaan conform het Beh) in te zetten is bij salderen. De aanvraag voor een Wabo -vergunning is al getoetst aan het Beh. Deze toetsing ontbrak bij de natuurvergunning. Hierdoor was het mogelijk om in de natuurvergunning traditionele huisvestingssystemen vergund te krijgen, terwijl die in de Wabo -vergunning niet vergund konden worden of in geval van een melding Activiteitenbesluit het huisvestingssysteem niet toegepast konden worden. Het Beh stond dit immers niet toe. Om deze ongewenste situatie ongedaan te maken is een koppeling met het Beh gemaakt voor het bepalen van de emissie in de referentiesituatie.

 

  • Indien een natuurvergunning de referentiesituatie is, dan wordt beoordeeld of deze natuurvergunning aan het Beh voldoet (kon de verleende natuurvergunning gerealiseerd worden op basis van de toen geldende normen van het Beh?). Indien een toestemming als bedoeld in artikel 1, onderdeel cc onder 2 (milieutoestemming) de referentiesituatie is, dan wordt beoordeeld of voor die locatie een geldende milieutoestemming aanwezig is die voldoet aan het Beh. Zo ja, dan is de toets aan het Beh op dit punt van de aanvraag niet nodig. Zo nee, dan geldt dat de laatst verleende milieutoestemming teruggerekend wordt naar de toen geldende normen van het Beh.

 

  • Het moment van oprichten van een dierenverblijf is bepalend voor de kolom die gehanteerd moet worden uit bijlage I van het vigerende Beh. De in die kolom opgenomen maximale emissiewaarde is van toepassing op het betreffende dierenverblijf. Op inrichtingsniveau moet voldaan worden aan het Beh. Dit betekent in de praktijk dat een traditionele stal (opgericht vóór 1 januari 2007) kan en mag bestaan naast een emissiearme stal.

 

  • 5.

    De toelichting op lid 10 (nieuw) luidt als volgt:

    Lid 10:

    In dit lid is geregeld dat, indien het Beh van toepassing is op de realisering van het aangevraagde project, Gedeputeerde Staten beoordelen of de aangevraagde situatie voldoet aan de normen van het Beh. Dit doen Gedeputeerde Staten om te voorkomen dat zij vergunningen afgeven voor projecten die niet gerealiseerd kunnen worden vanwege de eisen van het Beh. Gedeputeerde Staten kunnen voor deze beoordeling advies inwinnen bij het Wabo -bevoegd gezag voor de locatie.

 

  • Deze situatie is alleen aan de orde als een ‘losse’ vergunning op grond van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming wordt aangevraagd. Indien sprake is van een situatie dat de natuurtoestemming aanhaakt in de vorm van een verklaring van geen bedenkingen bij een Wabo -aanvraag, dan toetsen Gedeputeerde Staten de aangevraagde situatie niet aan het Beh, omdat die toets plaatsvindt door het Wabo -bevoegd gezag.

 

  • 6.

    In de toelichting op lid 12 (nieuw) vervalt de zinsnede “Zie toelichting bij artikel 5, lid 8, onderdeel c.”.

d.

 

Toelichting op artikel 6. lid 12 komt te luiden:

Om zicht te houden op de aanvragen die ingediend gaan worden met gebruikmaking van extern salderen willen Gedeputeerde Staten vooraf een melding ontvangen van de voorgenomen saldering. Deze melding dient de gegevens te bevatten van zowel de saldogever, de saldo-ontvanger en de N-emissies en N-deposities die bij de voorgenomen externe saldering zijn betrokken.

 

e.

 

In de toelichting op artikel 9 wordt voor de huidige tekst de volgende zin ingevoegd:

 

De hardheidsclausule biedt de mogelijkheid om af te wijken van deze beleidsregels, voor zover dat past binnen wet- en regelgeving en jurisprudentie.

 

Toelichting op de wijzigingen van de Beleidsregel intern extern salderen Noord-Holland

Algemeen

Met deze wijzigingsregeling wordt de beleidsregel aangepast wat betreft extern salderen, intern salderen, de stikstofdepositiebank en er zijn enkele al langer wenselijke verbeteringen van de beleidsregels verwerkt, zoals een duidelijkere uitleg van de toets aan het Besluit emissiearme huisvesting.

Extern salderen was al mogelijk in Noord-Holland behalve voor bedrijven die op 4 oktober 2019 beschikten over dier- of fosfaatrechten. Met deze wijzigingsregeling stelt Gedeputeerde Staten extern salderen ook open voor deze bedrijven.

Met deze wijzigingsregeling worden de beleidsregels aangepast naar de gewijzigde situatie wat betreft intern salderen. Bij uitspraak van 20 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:71) is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) ingegaan op de gevolgen van de wijziging van de vergunningplicht per 1 januari 2020 voor projecten die gebruik maken van intern salderen. Kort samengevat komt het erop neer dat projecten die met intern salderen niet tot een toename van stikstofdepositie leiden niet langer vergunningsplichtig zijn op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). Dit betekent dat de beleidsregels over de toepassing van intern salderen niet langer kunnen worden gekoppeld aan een vergunningplicht. Al eerder besloten Gedeputeerde Staten om bepalingen uit de Beleidsregel intern en extern salderen Noord-Holland over intern salderen buiten toepassing te laten bij aanvragen om een Wnb-vergunning.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

 

A (artikel 1 Begripsbepalingen)

Het begrip “intern salderen” wordt in deze beleidsregels niet langer gedefinieerd bij de begripsbepalingen. Wel is in de algemene toelichting het verschil tussen intern en extern salderen beschreven. Omdat door het vervallen van de begripsbepaling de opsomming verschuift, wordt ook de verwijzing in de definitie “referentiesituatie” aangepast.

Sub a (depositieruimte)

Het in de stikstofbank opnemen van depositieruimte vereist een berekening met AERIUS Calculator. Gedeputeerde Staten gaan daarbij uit van de op dat moment meest recente versie van de AERIUS Calculator, zoals beschikbaar op www.aerius.nl.

 

Sub e ( microdepositiebank )

Binnen de stikstofbank betreft de microdepositiebank een voorziening van de provincies die erop is gericht om depositieruimte aan natuurvergunningen te kunnen toedelen. De depositieruimte in deze microdepositiebank is afkomstig van vrijgevallen ruimte. Daarnaast kunnen de verschillende bevoegde gezagen de microdepositiebank vullen met vrijgemaakte depositieruimte. Als Gedeputeerde Staten een aanvraag om een natuurvergunning ontvangen waarin de aanvrager verzoekt om toedelen van depositieruimte uit deze bank, beoordelen zij of de microdepositiebank daarvoor de ruimte biedt. Deze beoordeling staat los van de vraag welk bevoegd gezag de betrokken natuurvergunning heeft verleend waarbij depositieruimte is vrijgevallen, of welk bevoegd gezag vrijgemaakte ruimte heeft ingebracht. Er is in zoverre sprake van een collectieve voorziening.

 

Sub o (stikstofbank)

De stikstofbank is een stikstofregistratiesysteem met als functie het mogelijk maken van salderen met stikstofruimte. In het systeem kunnen Gedeputeerde Staten depositieruimte opnemen (vulling) die zowel uit vrijgemaakte als uit vrijgevallen ruimte kan bestaan. Of depositieruimte in de microdepositiebank of in de doelgebonden depositiebank wordt opgenomen, is afhankelijk van de

instellingsbesluiten die Gedeputeerde Staten hierover nemen.

 

Sub o (stikstofbank)

De stikstofbank is een stikstofregistratiesysteem met als functie het mogelijk maken van salderen met stikstofruimte. In het systeem kunnen Gedeputeerde Staten depositieruimte opnemen (vulling) die zowel uit vrijgemaakte als uit vrijgevallen ruimte kan bestaan. Of depositieruimte in de microdepositiebank of in de doelgebonden depositiebank wordt opgenomen, is afhankelijk van de

instellingsbesluiten die Gedeputeerde Staten hierover nemen.

 

Sub s (vrijgevallen depositieruimte)

Vrijgevallen depositieruimte is ruimte die ‘vrijvalt’ bij extern salderen. Aangezien saldogever en saldo-ontvanger zich niet op exact dezelfde locatie bevinden ten opzichte van stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, kan extern salderen ertoe leiden dat op bepaalde hexagonen meer gesaldeerd wordt dan nodig is. Het eindresultaat, de aan de saldo-ontvanger verleende natuurvergunning, is bepalend voor de hoeveelheid overblijvende ruimte. Die (na de afroming met 30% bij externe saldering) overblijvende ruimte valt toe aan de microdepositiebank. Dit is bijvoorbeeld het geval als Gedeputeerde Staten met behulp van artikel 6 van deze Beleidsregels een Wnb-vergunning hebben verleend. Gedeputeerde Staten bepalen de vrijgevallen ruimte aan de hand van de verleende natuurvergunning en de AERIUS-verschilberekeningen die daarvan onderdeel uitmaken.

 

Sub t (vrijgemaakte depositieruimte)

Vrijgemaakte depositieruimte kan worden gebruikt voor het mogelijk maken van maatschappelijke en economische ontwikkelingen. Met saldering via de stikstofbank (te weten via de daarin opgenomen microdepositiebank dan wel via daarin opgenomen doelgebonden depositiebanken) wordt hetzelfde beoogd als met extern salderen: een toename van stikstofdepositie van een project wordt gesaldeerd met een afname van stikstofdepositie, bijvoorbeeld door een ingetrokken toestemming. Extern salderen en salderen via de stikstofbank zijn binnen de Wnb-vergunningverlening beide te duiden als een maatregel ter mitigatie van de effecten van het project. De wijze waarop het benodigde saldo wordt verkregen verschilt wel. In de stikstofbank wordt bijvoorbeeld niet gesaldeerd met het intrekken van toestemmingen, maar met de door die intrekking vrijgemaakte depositieruimte. De relevante eisen uit artikel 6 (extern salderen) worden toegepast op de depositieruimte die in de stikstofbank wordt opgenomen. Hieronder vallen bijvoorbeeld de eis dat deze maatregelen niet noodzakelijk zijn in het kader van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn en de afroming met 30%.

 

D (artikel 5 Voorwaarden intern salderen)

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kan alleen bij een toename van de stikstofbelasting sprake zijn van een mogelijk significant negatief effect. Aangezien bij intern salderen de wijziging of uitbreiding van een project niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie, is op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat die wijziging significante gevolgen heeft. Per 1 januari 2020 geldt alleen nog een vergunningplicht voor projecten met mogelijk significant negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied. Daarmee vervalt de mogelijkheid voor Gedeputeerde Staten om via beleidsregels voorwaarden te stellen aan een vergunningaanvraag voor intern salderen.

 

E (artikel 6 Voorwaarden extern salderen, leden 5, 6, 9 en 10)

In lid 5 is een nuance aangebracht voor een saldogevende partij die deelneemt aan de stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij. Het deel van een bedrijf dat niet deelneemt aan de stoppersregeling mag ingezet worden voor extern salderen.

Lid 6 is verhelderd dat deze voorwaarde niet gaat over de toestemming en het bedrijf van de saldo-ontvanger, maar van de saldogever die betrokken is in een externe saldering. Bij een aanvraag waarin zowel intern als extern wordt gesaldeerd, kon de oude formulering zo geïnterpreteerd worden dat het intern gesaldeerde deel ook getoetst zou moeten worden op feitelijk gerealiseerde capaciteit. Een vergelijkbare verduidelijking is gedaan in lid 9 over het Besluit emissiearme huisvesting.

Het nieuwe lid 10 borgt dat ook de aangevraagde situatie wordt getoetst aan het Beh, indien van toepassing.

 

a (algemene toelichting)

Een deel van de algemene toelichting is geactualiseerd naar aanleiding van de uitspraak over de Logtsebaan. Het begrip “intern salderen” is toegelicht, om duidelijk te maken wat de afbakening daarvan is in relatie tot extern salderen.

 

c (toelichting artikel 6)

In de toelichting op artikel 6 zaten verwijzingen naar de toelichting op artikel 5. Met het vervallen van artikel 5 is de toelichting op artikel 6 op die punten aangevuld. In de toelichting op het vierde lid van artikel 6 is daarnaast een verduidelijking opgenomen ten aanzien van bronmaatregelen.

Verder is de toelichting op het tiende lid aangepast vanwege onduidelijkheid over de interpretatie van de toets aan het Besluit emissiearme huisvesting (Beh). Er werd gedacht dat situaties die al lang geleden in milieuvergunningen zijn vastgelegd, teruggerekend moeten worden naar de eisen van het Beh. Dat is echter niet in overeenstemming met de bedoeling van de bepaling. Het is met name de bedoeling om bij in het verleden afgegeven natuurvergunningen, die aanvragers inzetten bij het salderen, te toetsen of de deze natuurvergunningen ook gerealiseerd konden worden volgens het Beh. Dit om te voorkomen dat initiatiefnemers stalsystemen voor het salderen inzetten die zij in het milieuspoor niet vergund kunnen krijgen vanwege strijdigheid met het Beh.

 

 

G (artikel 10 Stikstofbank)

lid 1-2: Stikstofbank is de nieuwe naam voor het eerder ingestelde Regionaal Stikstofregistratiesysteem (RSRS). In deze Beleidsregels is vastgelegd dat Gedeputeerde Staten van de provincies de stikstofbank gezamenlijk inrichten, onderhouden en beheren (of dit onder hun verantwoordelijkheid laten doen). Dit betekent onder meer dat Gedeputeerde Staten de vrijgemaakte en vrijgevallen ruimte die bestemd is voor opname in de stikstofbank daarin vastleggen. Dit biedt Gedeputeerde Staten de mogelijkheid om deze ruimte later weer uit te geven. Dit doen zij via de microdepositiebank of de doelgebonden depositiebank. Vrijgevallen depositieruimte wordt opgenomen in de microdepositiebank. Of vrijgemaakte depositieruimte in de microdepositiebank of in de doelgebonden depositiebank is opgenomen, is afhankelijk van de instellingsbesluiten van Gedeputeerde Staten.

 

Zowel bij vrijgemaakte als bij vrijgevallen depositieruimte nemen Gedeputeerde Staten alleen depositieruimte op in de stikstofbank indien de maatregelen waardoor deze ontstaan voldoen aan de eisen van de Habitatrichtlijn. Voor het intrekken van toestemmingen geldt bijvoorbeeld dat deze waren vergund op de referentiedatum en die ook nog aanwezig waren of konden zijn tot het moment van intrekking van de relevante vergunning of het sluiten van de overeenkomst over de inzet van de stikstofdepositie ten behoeve van het saldo-ontvangende bedrijf. In algemene zin geldt dat Gedeputeerde Staten ervoor zorgdragen dat de stikstofbank voldoet aan de voorwaarden die onder meer in de jurisprudentie aan stikstofdepositiebanken zijn gesteld. Hiermee waarborgen zij het mitigerende karakter van saldering via de stikstofbank .

 

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat tussen de intrekking van een vergunning en de beschikbaarstelling van depositieruimte ten behoeve van saldering een directe samenhang kan worden aangenomen bij vergunningen die zijn ingetrokken ten behoeve van de opname in de depositiebank. Deze samenhang is aanwezig bij vergunningen die zijn ingetrokken ná de datum van (het concrete voornemen tot) instelling van de depositiebank . Voor de toepassing van deze Beleidsregels geldt ditzelfde voor ruimte die na deze datum is vrijgevallen. Gedeputeerde Staten hebben dit besluit tot instelling van de depositiebank genomen op 17 november 2020.

 

I (artikel 10a Microdepositiebank)

Lid 1-4: Depositieruimte is beschikbaar voor een project met depositie-effecten. De beschikbare depositieruimte is de in de microdepositiebank opgenomen depositieruimte voor een relevant hexagoon. De ruimte is beschikbaar op alle relevante hexagonen die door een project worden geraakt, voor ten hoogste 0,05 mol stikstof/ha/jr. De eventueel benodigde depositie boven de 0,05 mol stikstof/ha/jr. moet voor alle hexagonen van een project buiten de microdepositiebank worden opgelost, bijvoorbeeld door salderen, een ecologische onderbouwing, of andere vormen van mitigatie.

 

Gedeputeerde Staten reserveren beschikbare ruimte op basis van het principe ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’. Daarbij geldt allereerst dat het om volledige aanvragen gaat, te weten aanvragen waarop artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht niet (meer) hoeft te worden toegepast. Gedeputeerde Staten beoordelen vervolgens of er voor een project dat op grond van het eerste lid in aanmerking komt voor toedeling ook daadwerkelijk depositieruimte beschikbaar is. Depositieruimte die niet is gereserveerd of toegedeeld, is beschikbaar. Als een aanvraag, inclusief de daarvoor uit de microdepositiebank benodigde depositieruimte, wat betreft de benodigde depositieruimte vergunbaar is, kan daarvoor de reservering uit het derde lid plaatsvinden, De beoordeling vindt zijn weerslag in de te verlenen natuurvergunning waarin de ruimte vervolgens wordt toegedeeld.

 

Lid 9: Onder het PAS bestonden meldingsplichtige activiteiten. De meldingsplicht betrof bepaalde activiteiten met een uitstoot tussen de 0,05 mol stikstof/ha/jr en 1 mol stikstof/ha/jr. Deze activiteiten worden op een andere wijze gelegaliseerd.

 

J (artikel 10b Doelgebonden depositiebank)

Het is aan Gedeputeerde Staten om de doelen te definiëren. Bevoegde gezagen kunnen ook gezamenlijk een doelgebonden depositiebank oprichten. In dat geval definiëren Gedeputeerde Staten de doelen in afstemming met de betreffende andere bevoegde gezagen. Bij de doelgebonden depositiebank geldt dat koppeling aan een doelstelling een vereiste is. Dat doel kan algemeen zijn (bijvoorbeeld stimulering van de gebiedsgerichte aanpak) of smal (zoals voor één specifiek project).

 

In het instellingbesluit dat Gedeputeerde Staten nemen, kunnen zij ook regels over inhoudelijke criteria voor toedeling van de depositieruimte opnemen.

Naar boven