Wijzigingen Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017

Besluit: 6 juli 2021

Kenmerk: 2021/0148711

Inlichtingen bij: H. Coskun

Telefoon: 038 499 83 81

E-mail: h.coskun@overijssel.nl

 

Kennisgeving

Gedeputeerde Staten van Overijssel delen mee dat het Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017 als volgt is gewijzigd:

Artikel I

Uitvoeringsbesluit subsidies Overijssel 2017

Paragraaf 2.9 wordt geheel herzien en komt als volgt te luiden:

Paragraaf 2.9 Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) Overijssel

Algemene toelichting

Deze subsidieregeling is een uitwerking van artikel 3 van de door de Provincie Overijssel, LTO Noord, Waterschap Drents Overijsselse Delta, Waterschap Vechtstromen en Waterschap Rijn en IJssel op 7 februari 2018 afgesloten bestuursovereenkomst “Cofinanciering overhevelingsgelden binnen het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) en het aanbrengen van DAW-projecten”. Het is tevens een uitwerking van de bestuursovereenkomst Zoetwatervoorziening Oost-Nederland.

De doelstelling van de subsidieregeling is om een positief effect op de kwaliteit van water en bodem te bereiken en om een robuuster watersysteem met minder wateroverlast en grotere beschikbaarheid van water te realiseren. Het ondersteunt daarmee het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer in de provincie Overijssel.

De subsidie kan een bijdrage leveren aan de internationale doelstellingen zoals beoogd in de Kaderrichtlijn Water (KRW) en/of de Nitraatrichtlijn. Deze zijn voor het oppervlaktewater uitgewerkt in de Omgevingsvisie en de bijbehorende factsheets van de KRW-waterlichamen in Overijssel en de waterbeheerplannen van de waterschappen.

Ook kan de subsidie een bijdrage leveren aan de regionale klimaatdoelen door het vergroten van de beschikbare regionale (grond)watervoorraad en de vermindering van schade door vochttekorten. Voor Oost-Nederland zijn de hierbij behorende doelen voor het thema Zoetwatervoorziening Oost-Nederland opgenomen in "Wel goed water geven", het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021.

Bijlage 1 bevat het overzicht van alle subsidiabele maatregelen. Het overzicht is gebaseerd op:

  • -

    de uitvoeringsregeling Deltaplan Agrarisch Waterbeheer van Drenthe (1-7-2017) en

  • -

    de lijst van maatregelen die voor de Zoetwatervoorziening Oost-Nederland uitgevoerd kunnen worden. Deze lijst is een selectie uit de lijst van het Bestuurlijk Overleg Open Teelten (BOOT) van 2018.

Artikel 2.9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    deelnemer: de in artikel 2.9.3 sub a genoemde partijen;

  • -

    fysieke maatregelen: maatregelen die zichtbaar en tastbaar zijn, inclusief de machines of installaties die hiervoor nodig zijn;

  • -

    grondgebruiker: degene die gerechtigd is de grond te gebruiken krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, zoals iemand die de grond gebruikt om er bijvoorbeeld vee te weiden, gewassen te verbouwen of er een activiteit laat plaatsvinden die hij daar beheert;

  • -

    landbouw: akkerbouw, weidebouw, veehouderij, pluimveehouderij, (glas)tuinbouw - daaronder begrepen fruitteelt en het kweken van bomen, bloemen en bloembollen - teelt van griendhout en elke andere vorm van bodemcultuur met uitzondering van bosbouw;

  • -

    landbouwbedrijf: een bedrijf actief in de landbouw dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen of het houden van dieren;

  • -

    maatregelcategorie: de categorieën zoals genoemd in bijlage 1 Totaaloverzicht maatregelen Waterkwaliteit en Zoetwatervoorziening;

  • -

    samenwerkingsverband: een verband zonder rechtspersoonlijkheid, bestaande uit niet in een groep verbonden deelnemers, waarvan ten minste één landbouwer of een organisatie die landbouwers vertegenwoordigt, niet zijnde een vennootschap.

    Toelichting: Indien sprake is van een aanvraag van een samenwerkingsverband dan zijn de deelnemers, overeenkomstig artikel 2.9.8 tweede lid sub a verplicht een samenwerkingsovereenkomst af te sluiten.

Artikel 2.9.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor maatregelen die opgenomen zijn in bijlage 1.

Artikel 2.9.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      een landbouwbedrijf of een groep van landbouwbedrijven, een eigenaar van gronden met bestemming landbouw, een grondgebruiker, een loonwerkbedrijf, een landbouwmechanisatiebedrijf, een leverancier van landbouwproductiemiddelen, een landbouworganisatie, een drinkwaterbedrijf, een waterschap; of

    • ii.

      een samenwerkingsverband van onder i genoemde partijen, bestaande uit tenminste twee partijen die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling van de subsidiabele maatregelen en tenminste één landbouwer of een organisatie die hen vertegenwoordigt;

  • b.

    de resultaten of effecten van de maatregelen komen aantoonbaar voor meer dan 50% ten goede aan de landbouwsector in de provincie Overijssel of worden voor 100% uitgevoerd op landbouwgrond in de provincie Overijssel;

  • c.

    de maatregelen zijn economisch doelmatig, marktconform en milieuefficiënt;

    Toelichting: Economisch doelmatig betekent hier efficiënt: Maatregelen worden uitgevoerd op de plaats en op de wijze waarop ze maximaal renderen.Marktconform betekent dat de kosten in overeenstemming zijn met de markt of het marktmechanisme conform het marktprijzensysteem. Milieuefficiënt is het streven om de maatregel zo milieuvriendelijk mogelijk te maken.

  • d.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan voldoet de subsidie:

    • i.

      aan artikel 14 van de LVV als sprake is van materiële en immateriële investeringen zoals opgenomen in bijlage 1 inclusief de met de investering samenhangende externe advisering;

    • ii.

      aan artikel 21 van de LVV indien sprake is van demonstraties en trainingen, workshops en coaching;

    • iii.

      aan artikel 22 van de LVV indien sprake is van niet met de investering samenhangende adviesdiensten.

      Toelichting: Overeenkomstig artikel 1.1.8 kunnen subsidies op basis van de LVV alleen verstrekt worden als voldaan wordt aan de algemene en procedurele bepalingen zoals opgenomen in hoofdstuk 1 van de LVV en de betreffende van toepassing zijnde artikelen.

Artikel 2.9.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 voor maatregelcategorie 1 en 2, bedraagt maximaal 40% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000,- per landbouwbedrijf of een veelvoud daarvan als de maatregelen betrekking hebben op meerdere landbouwbedrijven.

    Toelichting: met een veelvoud wordt gedoeld op het maximaal aantal deelnemende bedrijven x €10.000,-. Hetzelfde geldt voor lid 2.

  • 2.

    De subsidie voor maatregelen zoals opgenomen in bijlage 1 voor maatregelcategorie 3 en 4, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum subsidie van € 10.000,- per landbouwbedrijf en een maximum van € 1.500,- per landbouwbedrijf voor de maatregel zoals opgenomen onder maatregelcategorie 4 onder sub a of een veelvoud daarvan als de maatregelen betrekking hebben op meerdere landbouwbedrijven.

    Toelichting: De subsidie van € 1.500,- (maatregelcategorie 4 sub a) heeft betrekking op het opstellen van een (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: waterkwantiteit (droog, nat) en waterkwaliteit mogelijk in combinatie milieupuntensysteem.

  • 3.

    De subsidie voor maatregelen uit de maatregelcategorie 5 bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten met maximum van 20% van de totale subsidie.

    Toelichting: maatregelencategorie 5 betreft kennisoverdracht en voorlichting.

  • 4.

    De subsidie voor voorbereiding bedraagt maximaal 20% van de totale subsidie.

    Toelichting: Onder voorbereiding wordt verstaan de voorbereiding en coördinatie van het project, het penvoerderschap, de administratieve handelingen betreffende de subsidieaanvraag, opstellen van tussen- en eindrapportages alsmede opstellen van financiële verantwoordingen.

Artikel 2.9.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.5 zijn de volgende kosten die noodzakelijk zijn en in relatie tot de subsidiabele activiteit staan, subsidiabel:

    • a.

      deelname aan activiteiten die kennisdeling tot doel hebben;

    • b.

      de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende goederen;

    • c.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      de kosten van tweedehands goederen tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • f.

      de kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • g.

      de kosten van haalbaarheidsstudies;

    • h.

      de voorbereidingskosten voor het project of de activiteit;

    • i.

      de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • j.

      de personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven volgens lid 3 van dit artikel;

    • k.

      de communicatiekosten voor het betrekken van deelnemers en het delen van de resultaten;

    • l.

      materiaalkosten.

  • 2.

    Bovenstaande kosten, met uitzondering van personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven, zijn alleen subsidiabel wanneer:

    • a.

      de kosten gebaseerd zijn op marktconforme prijzen en tarieven;

    • b.

      de specificaties van aangeschafte goederen of diensten en daarmee de kosten niet hoger zijn dan strikt noodzakelijk voor de subsidiabele activiteit.

  • 3.

    Voor personeelskosten, met vastgestelde uurtarieven voor eigen arbeid, gelden de volgende uurtarieven:

    • a.

      voor personeelskosten op het niveau van MBO: maximaal € 58,- per uur;

    • b.

      voor personeelskosten op het niveau van HBO: maximaal € 79,- per uur;

    • c.

      voor personeelskosten op het niveau van WO: maximaal € 99,- per uur.

  • 4.

    In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid, zijn voorbereidingskosten die gemaakt zijn voordat de aanvraag voor subsidie is ontvangen wel subsidiabel, mits deze gemaakt zijn tot uiterlijk één jaar voorafgaand aan de indiening van de aanvraag.

    Toelichting: In artikel 1.1.6 zijn de overige niet-subsidiabele kosten opgenomen.

Artikel 2.9.6 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Toelichting: Gedeputeerde Staten stellen deelplafonds vast voor bepaalde werkgebieden en maatregelen.

Artikel 2.9.7 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2. kan worden ingediend vanaf 23 augustus 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 20 september 2021 vóór 17.00 uur.

  • 2.

    Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen aangevuld worden voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Bij onvolledigheid van de aanvraag na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden zoals een handtekening, een bankrekeningnummer, kamer van koophandel gegevens e.d., het moet gaan om informatie die niet inhoudelijk betrekking heeft op de beoordelingscriteria zoals opgenomen in deze subsidieparagraaf. De tijdige volledigheid/juistheid van de aanvraag is de verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het in de beoordeling van de aanvraag meenemen van informatie die dateert van na de sluiting van de aanvraagtermijn verdraagt zich niet met de gelijktijdige onderlinge beoordeling en rangschikking van de ingediende aanvragen die in het tendersysteem centraal staat. Uit de aard van het tendersysteem volgt dat vóór de sluiting van de aanvraagtermijn alle voor die beoordeling en rangschikking relevante gegevens moeten zijn overlegd en dat daarna geen rekening kan worden gehouden met informatie die leidt tot een wijziging of aanvulling van de aanvraag.

Artikel 2.9.8 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) Overijssel.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.9.2:

    • a.

      een samenwerkingsovereenkomst als sprake is van een samenwerkingsverband;

    • b.

      een projectplan waarin ten minste is opgenomen:

      • i.

        een beschrijving van de aanleiding van het project;

      • ii.

        een beschrijving van de doelstellingen van het project;

      • iii.

        een beschrijving van de activiteiten die benodigd zijn om het project uit te voeren;

      • iv.

        de verwachte resultaten van het project;

      • v.

        de verwachte realisatietermijn van het project;

      • vi.

        een overzicht van de fysieke maatregelen;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan waarin in ieder geval is opgenomen:

      • i.

        de voorbereidingskosten inclusief de kosten van de penvoerder, de communicatiekosten personeelskosten en het gehanteerde uurtarief en niveau van de betrokken medewerkers;

      • ii.

        kosten van de maatregelen, onder vermelding van de met de investering samenhangende advieskosten, personeelskosten, het gehanteerde uurtarief, niveau van de betrokken medewerkers en het begunstigde landbouwbedrijf;

      • iii.

        overige advieskosten;

      • iv.

        een dekkingsplan;

  • 3.

    De aanvrager maakt gebruik van het door de provincie beschikbaar gesteld Model Samenwerkingsovereenkomst, het Model Projectplan en het model Begroting en dekkingsplan.

    Toelichting: In dit lid genoemde modellen zijn te downloaden via http://www.overijssel.nl/loket/subsidies/@NB(/deltaplan-agrarisch/

Artikel 2.9.9 Volgorde van behandeling

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 2.9.3 gestelde criteria in een prioriteitsvolgorde op basis van Scoretabel 1. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van de vastgestelde prioriteit, voor zover het subsidieplafond en de vastgestelde deelplafonds dit toelaat. Uitsluitend subsidieaanvragen die zeven of meer punten scoren worden meegenomen in de prioriteitsvolgorde.

  • 2.

    Indien sprake is van gelijke score dan wordt de volgorde bepaald door loting.

Scoretabel 1

Wegingscriteria

Score

a. Diversiteit van de samenwerking

- een landbouwbedrijf of een groep van landbouwbedrijven: 1 punt

 

Toelichting: Een groep bestaande uit bijvoorbeeld 5 landbouwbedrijven ontvangt 1 punt en niet 5 punten.

- een eigenaar van gronden met bestemming landbouw, een grondgebruiker of een loonwerkbedrijf: 1 punt

- een landbouworganisatie: 1 punt

- een drinkwaterbedrijf, een waterschap: 1 punt

b. Fysieke maatregelen

meer dan 50% van de gevraagde subsidie is voor fysieke maatregelen: 2 punten

c. Doelbereik

De aangevraagde adviezen en plannen geven aan welke vervolgstappen genomen moeten worden om aan de hierna genoemde doelen te voldoen.

 

De aangevraagde maatregelen leiden direct tot deze doelen:

- een geringer gebruik van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater, zoals broeikasgassen, ammoniak, nutriënten en bestrijdingsmiddelen en een gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering en minder uitputting van hulpbronnen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid): maximaal 6 punten;

- verbetering van ecologische en chemische waterkwaliteit zoals bedoeld in de Kaderrichtlijn Water: maximaal 6 punten;

- een klimaatbestendiger bedrijfsvoering op het vlak van een hogere grondwatervoorraad, meer water vasthouden in de bodem of het tegengaan van maaivelddaling: maximaal 6 punten.

Totale score= score voor a+b+c

 

Artikel 2.9.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de gevraagde en de te verstrekken subsidie per aanvraag minder is dan € 10.000,-;

  • b.

    de activiteiten zijn gestart voordat de subsidie is aangevraagd, met uitzondering van de voorbereidingskosten, als bedoeld in artikel 2.9.5 vierde lid.

Artikel 2.9.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1 t/m 1.4.4 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de maatregelen uiterlijk 31 december 2023 te hebben uitgevoerd.

Bijlage 1 Totaal overzicht maatregelen Waterkwaliteit en Zoetwatervoorziening

Maatregelcategorie 1

Conform artikel 14.3.a en 14.3.b LVV voor de volgende maatregelen waterkwaliteit (maximum subsidie 40%):

  • a.

    aanschaf en installatie spuittechnieken die drift vergaand reduceren zoals wingsprayer en luchtondersteuning;

  • b.

    aanschaf en installatie apparatuur voor Mechanische onkruidbestrijding;

  • c.

    aanschaf en installatie Zuiveringssystemen voor afvalwater voor verwijdering (bijvoorbeeld voor reiniging spuitapparatuur);

  • d.

    aanleg opvangvoorziening voor tegengaan Erfafspoeling;

  • e.

    creëren van Gesloten kringloop in de glastuinbouw.

Maatregelcategorie 2

Conform artikel 14.3.a en 14.3.b en c LVV voor de volgende maatregelen grondwatervoorraad en zoetwatervoorziening (maximum subsidie 40%):

  • a.

    aanschaf en gebruik Beslissingsondersteunende systemen beregening en bodemverbetering waaronder sensoren, meetapparatuur en software;

  • b.

    aanschaf en installatie gerichte watergeefsystemen bijvoorbeeld druppelirrigatie, ondergrondse drip-irrigatie;

  • c.

    aanschaf Beslissingsondersteunende systemen (BOS) op basis van bodemonderzoek aangevuld met beschikbare meetresultaten.

Maatregelcategorie 3

Conform artikel 14.3.d en 14.3.e voor de volgende maatregelen waterkwaliteit (maximum subsidie 80%):

  • a.

    advies Kringloopwijzer in de melkveehouderij;

  • b.

    advies over teelten uit de grond en/of substraat met recirculatieplicht en nul lozing;

  • c.

    uitvoering van de afvoer van nitraatrijke en/of fosforrijke groenresten direct na oogst en stimulering compostering daarvan;

  • d.

    aanschaf Beslissingsondersteunende systemen Gewasbeschermingsmiddelen;

  • e.

    aanschaf Gewis voor het meest optimale spuitmoment;

  • f.

    advies over bemesten op basis van gewasonttrekking op basis van waarnemingen en aanschaf tool;

  • g.

    aanschaf van sensor gestuurde of andere selectieve en/of gerichte spuitapparatuur;

  • h.

    vergoeding productieverlies door verlenging periode van uitrijverbod onbewerkte mest;

  • i.

    aanschaf en installatie meteo en grondwater gestuurd bemesten (managementsysteem);

  • j.

    aanschaf en installatie precisiebemesting (GPS, rijenbemesting en dergelijke);

  • k.

    aanschaf en installatie gerichte bemesting via druppelsystemen en dergelijke;

  • l.

    aanschaf en installatie apparatuur hergebruik fosfor en stikstof uit slootbagger (kwaliteitsbaggeren);

  • m.

    aanschaf en installatie apparatuur rijenbemesting dierlijke mest bij gewassen die in rijen worden geteeld;

  • n.

    aanleg en beheer droge bufferstroken (mest- en spuitvrij) langs water;

  • o.

    aanleg van (gebiedsgericht) zuivering van drainagewater (stikstof/fosfor, in sloot/slootkant/bodem).

Maatregelcategorie 4

Conform artikel 14.3.d en 14.3.e en LVV voor de volgende maatregelen grondwatervoorraad en zoetwatervoorziening (maximum subsidie 80%):

  • a.

    opstellen (gebiedsgericht) bedrijfswaterplan of bedrijfs(afval)waterscan: waterkwantiteit (droog, nat) en waterkwaliteit mogelijk in combinatie milieupuntensysteem;

  • b.

    gezamenlijk opstellen van een plan ‘Vruchtbare kringloop’ door meerdere bedrijven in een gebied;

  • c.

    advies over gezamenlijk aanpassen gewasteelt: natte teelten. Het betreft hier het gezamenlijk opstellen van het plan door meerdere bedrijven in een gebied;

  • d.

    aanschaf en installatie apparatuur voor nuttig toepassen op bedrijf van sloot- en bermmaaisel;

  • e.

    uitvoeringskosten voor het verhogen van het organische stofgehalte door toepassen stikstofarme en/of fosforarme gewasresten niet zijnde mest;

  • f.

    aanschaf en installatie regelbare/peil gestuurde drainage eventueel in combinatie met klimaat adaptieve regelbare drainage;

  • g.

    aanschaf, installatie en beheer stuwtjes en andere maatregelen om water langer vast te houden in waterlopen;

  • h.

    aanschaf en installatie onderwaterdrainage;

  • i.

    productieverlies door het beschikbaar stellen van landbouwgrond voor bovenwettelijke waterberging op perceel;

  • j.

    aanschaf en installatie apparatuur om water vast te houden in een kavelsloot door:

    • i.

      het plaatsen van een LOP-stuw of

    • ii.

      het verhogen van een bestaande duiker of

    • iii.

      deze volledig te dempen of

    • iv.

      het verhogen van de slootbodem.

  • k.

    aanschaf en installatie apparatuur voor hergebruik gewasresten (stro, blad) op het bedrijf;

  • l.

    aanleg en beheer natuurvriendelijke oevers en/of waterbergingsoever;

  • m.

    aanleg natte bufferstroken;

  • n.

    aanleg en beheer helofytenfilters in nabijheid watergang;

  • o.

    voorlichting over (bewust) niet beregenen;

  • p.

    aanschaf en installatie regelbare en/of peil gestuurde drainage;

  • q.

    aanleg en beheer infiltratiegreppel (afspoeling tegen gaan);

  • r.

    aanschaf, installatie en beheer van apparatuur om greppels afsluitbaarte maken;

  • s.

    productieverlies door opzetten peil of door teelt van klimaatrobuuste gewassen, die minder droogtegevoelig zijn of juist bestand zijn tegen hoge grondwaterstanden.

Maatregelcategorie 5

Conform artikel 21 LVV voor de volgende maatregelen op het gebied van kennisdeling (maximum subsidie 100%):

  • a.

    demonstraties en trainingen, workshops en coaching.

  • b.

    als onderdeel van voorlichting en kennisdeling: gewaskeuze aanpassen

Toelichting LVV

Toelichting maatregelcategorie 1 t/m 4

Het gaat hierbij om met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen in materiële activa of immateriële activa op landbouwbedrijven. De in bijlage 1 opgenomen maatregelen zijn gericht op verbetering van de duurzaamheid van een landbouwbedrijf, verbetering van het natuurlijk milieu, modernisering van een landbouwbedrijf dan wel de verwezenlijking van agromilieuklimaatdoelstellingen. Deze maatregelen voldoen aan de in artikel 14 lid 3 sub a t/m e LVV genoemde doelstellingen. Ook de advieskosten die nodig zijn voor de investering vallen onder artikel 14 LVV.

De maatregelen die niet leiden tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf zijn opgenomen in maatregelcategorie 3 en 4. Voor deze maatregelen geldt een subsidiepercentage van maximaal 80% overeenkomstig artikel 14 lid 3 sub d en lid 14 van de LVV.

Overige advies aan landbouwondernemingen valt onder artikel 22 van de LVV. Deze subsidieparagraaf heeft klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en waterbescherming, als bedoeld in artikel 22 lid 2 onder b en lid 4 van de LVV tot doel.

Dit betekent dat voldaan moet worden aan de volgende criteria:

  • -

    de aanbieder van de adviesdiensten ontvangt de subsidie;

  • -

    de organisaties die de adviesdiensten verstrekt, beschikt over hiertoe gekwalificeerd en geregeld opgeleid personeel, alsmede over ervaring op het gebied van adviesverstrekking, en zijn betrouwbaar gebleken op de gebieden waarover zij advies verstrekken;

  • -

    als de adviesdiensten door producentengroeperingen en -organisaties worden verleend, mag lidmaatschap van die groeperingen of organisaties geen voorwaarde zijn om toegang tot die diensten te krijgen.

Maatregelencategorie 5 bevat demonstraties, trainingen, workshops en coaching ten behoeve van landbouwbedrijven. Deze activiteiten zijn gericht op kennisoverdracht en voorlichting en voldoen daarmee aan artikel 21 van de LVV.

Paragraaf 3.3 Energiebesparende maatregelen (geld terug actie)

Artikel 3.3.8 Weigeringsgronden

Lid 2 sub b komt als volgt te luiden:

  • b.

    het energieonderzoek al geheel of gedeeltelijk is gesubsidieerd vanuit een andere regeling;

    Toelichting: Te denken valt aan De Groene Club van de KNVB en aan de regeling Advies en ondersteuning verduurzamingsmaatregelen MKB van het Rijk. De Groene Club is opgericht door de KNVB in samenwerking met de KNLTB en de KNHB om sportverenigingen te verduurzamen. De deelnemende sportverenigingen krijgen een uitgebreid energieonderzoek en worden geholpen om de maatregelen uit te voeren.

Paragraaf 3.16 Stimuleren energie innovatie

Artikel 3.16.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In sub c: 31 december 2021 wordt vervangen door 31 maart 2022

Artikel 3.16.10 Looptijd

30 september 2021 wordt vervangen door 1 december 2021

Paragraaf 3.19 Inkoopactie energiemaatregelen

Artikel 3.19.3 Criteria

In sub c: ‘per inkoopactie’ wordt vervangen door ‘per aanvrager’

Artikel 3.19.4 Hoogte van de subsidie

‘per aanvraag’ wordt vervangen door ‘per aanvrager’

 

Paragraaf 4.5 wordt geheel herzien en komt als volgt te luiden:

Paragraaf 4.5 Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0

Algemene toelichting:

Een groot deel van de Overijsselse gebieden met veel natuurwaarden is te vinden in het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000 gebieden. Provincie Overijssel neemt maatregelen om natuurwaarden te herstellen, te behouden en te versterken. Niet alle soorten profiteren van dit beleid. Daarom willen we aanvullende maatregelen treffen voor die soorten en leefgebieden waarin het huidige natuur- en waterbeleid niet voldoende voorziet.

De provincie wil deze extra inspanningen vooral richten op soorten waarvoor het Overijsselse leefgebied belangrijk is om te overleven en die niet automatisch meeprofiteren van bestaande maatregelen. Deze meer dan 100soorten zijn opgenomen in de zogenaamde Aandachtsoortenlijst.

We zien graag dat maatregelen in samenhang worden genomen waardoor het effect groter wordt. De nadruk ligt op een beperkt aantal maatregelen om tot een groter effect te komen. Voor sommige van deze maatregelen zijn gebieden aangewezen waar die maatregelen het beste tot hun recht komen.

Daarnaast biedt de regeling ruimte voor kleine projecten waarbij geen onderscheid wordt gemaakt naar gebieden of aandachtsoorten.

Artikel 4.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Aandachtsoortenlijst Overijssel: door Gedeputeerde Staten vastgestelde lijst met soorten:

    • a.

      waarvoor het leefgebied in Overijssel bovengemiddeld belangrijk is,

    • b.

      die volgens de rode lijst bedreigd zijn of waarvan de trend negatief is,

    • c.

      en waarvoor het huidige beleid onvoldoende effectief is.

  •  

    Toelichting: De meest actuele aandachtsoortenlijst is te vinden op https://www.overijssel.nl/loket/subsidie/vitaal-platteland/verbeteren-condities/ leefgebied/biotoop: een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin de soort ten minste tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft. Hieronder worden ook de gebieden verstaan waar de soort vroeger voorkwam en nu niet meer, maar waar de soort mogelijk terug kan keren.

Artikel 4.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor:

  • a.

    het treffen van maatregelen die bijdragen aan het verbeteren van de condities voor soorten zoals opgenomen in de Aandachtsoortenlijst (kleine projecten);

  • b.

    het treffen van de volgende specifieke maatregelen:

    • i.

      de aanleg of het herstel van poelen of het bijbehorende leefgebied ten behoeve van Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, waarbij leem kan worden gebruikt om lekkage te voorkomen en geen kunststoffolies zoals landbouwplastics, vijverfolie of EPDM worden gebruikt;

      Toelichting: Maatregelen kunnen zowel poelen als leefgebied aangrenzend aan de poel (landbiotoop) betreffen.

    • ii.

      maatregelen op en in de directe omgeving van erven ten behoeve van de Kerkuil, Boerenzwaluw, Huiszwaluw, Ringmus, Grauwe vliegenvanger of Patrijs;

    • iii.

      het creëren van bosranden met mantels en zomen ten behoeve van:Klein wintergroen, Klein glidkruid, Anemonenbekerzwam, Kleine ijsvogelvlinder, Sleedoornpage, Bruine eikenpage, Ranonkelbij, Gewone kleine wespbij, Kauwende metselbij, Stronkmier, Boomkikker, Geelgors, Zomertortel, Kerkuil, Hermelijn, Das, Franjestaart, Bosvleermuis, Baardvleermuis, Bechsteins vleermuis, Brandts vleermuis, Rosse vleermuis of Gewone grootoorvleermuis;

    • iv.

      het verbeteren van de biotoop heide door:

      • 1.

        het verbinden van heideterreinen of heischrale graslanden die op korte afstand van elkaar zijn gelegen;

        Toelichting: Het betreft de biotopen droge heide, vochtige heide en droog of vochtig heischraal grasland.

      • 2.

        het kruidenrijker maken van de heide;

      • 3.

        het realiseren van nestgelegenheid;

  • c.

    het beschikbaar stellen van grond om aan de herbeplantingsverplichting, zoals bedoeld in artikel 4.3, lid 1 van de Wet Natuurbescherming te kunnen voldoen om heide te verbinden. Dit geldt alleen als de herbeplantingsverplichting niet ingevuld kan worden door spontane bosontwikkeling, maar elders gerealiseerd moet worden.

  • d.

    de voorbereidende werkzaamheden om te komen tot de onder sub a en b genoemde maatregelen.

    Toelichting: Hier kan het gaan om het opstellen van een plan of organisatiekosten die leiden tot de uitvoering van de maatregelen.

Artikel 4.5.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is geen gemeente of waterschap;

    • b.

      de maatregelen dragen bij aan:

      • i.

        het verbeteren van milieucondities in bodem of water, dan wel;

        Toelichting: Hieronder wordt verstaan het geschikt maken van de milieuomstandigheden voor aandachtsoorten in hun leefgebieden. Te denken valt bijvoorbeeld aan chopperen om een geschikte groeiplaats te creëren, of het dempen van slootjes om de grondwatertoevoer te verbeteren.

      • ii.

        het verbeteren van de ruimtelijke condities;

        Toelichting: Voor veel soorten is het belangrijk dat er een voldoende groot en samenhangend leefgebied is. Vanuit ruimtelijk oogpunt zijn twee zaken essentieel: het behoud of herstel van voldoende grote leefgebieden van goede kwaliteit (voldoende rust/geborgenheid en voedselbeschikbaarheid) en de mogelijkheden voor soorten om zich te kunnen verplaatsen tussen (delen van) leefgebieden (genetische uitwisseling, uitwijk bij calamiteiten).

        Voorbeelden van activiteiten die bijdragen aan het verbeteren van de ruimtelijk condities zijn het aanleggen of verbeteren van de kwaliteit van (delen van) biotopen waar één of meer aandachtsoorten een deel van hun leven doorbrengen. Daarbij kan gedacht worden aan o.a. vleermuizenkelders als overwinteringsplaats, poelen met bijbehorend landbiotoop en broeihopen (Ringslang) als voortplantingsplaats en het creëren of aanleggen van bosrandzomen, (knot)bomensingels, houtwallen, heggen, hoogstamboomgaarden, hakhoutbosjes, ruige overhoeken, natuurvriendelijke oevers en bloemrijke randen langs akkers, weilanden, wegen, paden en bosranden. Deze elementen leveren voedsel, rust en faciliteren migratie tussen leefgebieden.

    • c.

      maatregelen vinden plaats op het grondgebied van de provincie Overijssel;

    • d.

      de aanleg van houtwallen, singels, hagen, kruidenrijke randen of ruigten, poelen of erfwateren voldoet respectievelijk aan de richtlijnen voor aanleg van houtwallen, singels en hagen, de richtlijnen voor aanleg van kruidenrijke randen en ruigten en de richtlijnen voor aanleg van poelen en erfwateren op Subsidie Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 - Provincie Overijssel;

    • e.

      indien sprake is van grondgebonden maatregelen dan heeft de grondeigenaar toestemming gegeven om de maatregelen te mogen uitvoeren;

      Toelichting: Indien de grondeigenaar nog geen toestemming heeft gegeven, wordt de subsidie verstrekt onder voorbehoud van het verkrijgen van die toestemming.

    • f.

      het beheer en onderhoud van de maatregelen is voor ten minste zes jaren, na datum van de subsidieverlening, geregeld. Voor bloemrijke randen langs akkers en weilanden wordt een uitzondering gemaakt: deze randen moeten gedurende de beheerperiode van 6 jaar gedeeltelijk gefreesd en her-ingezaaid worden om het bloemrijke karakter van de randen te behouden;

      Toelichting: De subsidie is gericht op eenmalige maatregelen. De subsidie is niet bedoeld voor de kosten van het beheer en regulier onderhoud van de gesubsidieerde activiteiten. In de aanvraag wordt kort maar duidelijk beschreven op welke wijze langjarig (minimaal 6 jaar) invulling wordt gegeven aan beheer en onderhoud. In de aanvraag mag als kostenpost worden opgevoerd dat gedurende de looptijd van de maatregel deze randen twee maal voor maximaal de helft van het oppervlak mogen worden gefreesd en bijgezaaid. Dit wordt niet als beheer maar als noodzakelijk handelen voor instandhouding binnen 6 jaar beschouwd. Derving van opbrengsten is niet subsidiabel.

    • g.

      uit een referentie onderzoek of uit deskundige advisering blijkt dat de te treffen activiteiten of maatregelen, voor de aandachtsoorten en de betreffende leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd, effectief zullen zijn;

      Toelichting: Er moet aangetoond zijn dat de activiteiten of maatregelen bijdragen aan de versterking van de betreffende aandachtsoort. In de aanvraag wordt omschreven voor welke aandachtsoort of -soorten de subsidie wordt aangevraagd met een omschrijving van de betreffende leefgebieden. Aangegeven wordt welke activiteiten of maatregelen worden uitgevoerd en welke soorten daar nog meer van profiteren of meeliften. Op kaarten wordt de beoogde locatie aangegeven (schaal 1:25.000) en waar welke maatregelen getroffen worden (schaal 1:2.500). In de aanvraag wordt onderbouwd met een referentie waarom voor een maatregel gekozen is en waarom de aanvrager denkt dat de maatregel effectief is. Op Subsidie Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 - Provincie Overijssel is een overzicht opgenomen van bewezen effectieve maatregelen.

    • h.

      er is sprake van effectmeting en monitoring van de resultaten van de activiteiten voor de planten- of diersoorten;

      Toelichting: In de beschikking wordt opgenomen op welke wijze gegevens over de aanwezigheid van soorten ingevoerd moeten worden. Hiervoor kan gebruik gemaakt worden van een -voor de aanvrager- vrij beschikbare applicatie. De bedoeling is dat de gegevens uiteindelijk in de Nationale Database Flora en Fauna (het NDFF) opgenomen worden.

    • i.

      er worden communicatieactiviteiten uitgevoerd met als doel om kennis te delen, projecten te genereren of op te starten;

    • j.

      indien sprake is van een niet-productieve maatregel op landbouwgrond, dan voldoet de subsidie aan artikel 14 lid 3 sub d van de LVV.

  • 2.

    Indien sprake is van een subsidie voor de aanleg van een poel of erfwater op grond van artikel 4.5.2 sub a of artikel 4.5.2 sub b onder ii bevindt de bodem van de poel of het erfwater zich binnen het grondwaterpeil of de schijngrondwaterspiegel. Om lekkage tegen te gaan kan leem worden gebruikt. Toepassing van kunststoffolies zoals landbouwplastics, vijverfolie of EPDM is niet subsidiabel.

  • 3.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i voor de aanleg of herstel van poelen, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria

    • a.

      de maatregelen worden uitgevoerd binnen de gebieden die zijn aangegeven op kaart 1;

      Toelichting: Kaart 1 is te vinden op Subsidie Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 Provincie Overijssel

    • b.

      de maatregelen leiden tot versterking of vergroting van bestaand leefgebied

    • c.

      de aanvraag omvat minimaal 3 poelen;

    • d.

      de uit te voeren maatregelen leiden tot versterking of vergroting, door het invullen van ontbrekende schakels, van het netwerk van poelen. De aanleg of het herstel van poelen is in de nabijheid gepland, namelijk binnen 350 meter van bestaande poelen of bestaande voortplantingswateren;

    • e.

      bij herstel of aanleg van nieuwe poelen voldoen deze qua vormgeving aan de eisen voor voortplantingswateren voor Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, waaronder in ieder geval:

      • i.

        wateroppervlak tenminste 300 m2 en maximaal 750 m2;

      • ii.

        voldoende zoninstraling;

      • iii.

        een geleidelijk oplopende noordoever (maximaal 1:3); en

      • iv.

        de bodem van een poel bevindt zich binnen het grondwaterpeil of de schijngrondwaterspiegel. Om lekkage tegen te gaan kan leem worden gebruikt. Poelen voor Kamsalamanders of Knoflookpadden hebben een diepte van 0,5 – 0,7 meter onder de gemiddelde laagste grondwaterstand. Poelen voor Boomkikkers hebben een diepte van 0,2 – 0,3 meter onder de gemiddelde laagste grondwaterstand;

        Toelichting: Er worden eisen aan de diepte gesteld zodat incidentele droogval in de nazomer kan optreden.

    • f.

      bij de diepte en omvang van de poel wordt rekening gehouden met toekomstig beheer;

      Toelichting: Poelen worden zodanig ingericht dat opschonen niet vaker dan 1x per 6 jaar nodig is. Ook is een vrije ligging van 10 tot 15 meter van hoog opgaande begroeiing wenselijk om inwaaiend blad te voorkomen en om voldoende zoninstraling te krijgen. Vooral bomen ten zuiden en westen van de beoogde poellocatie zijn onwenselijk.

    • g.

      poelen moeten geïsoleerd zijn van continu watervoerende waterlichamen, zodat vestiging van vis wordt voorkomen;

    • h.

      in de directe omgeving is een geschikt landbiotoop aanwezig of deze wordt met het treffen van de maatregelen gerealiseerd. Het landbiotoop kan bestaan uit: ruigte of kruidenrijk grasland en houtwallen, heggen, hakhoutbosjes of stobbenwallen (winterbiotoop). Indien de poel specifiek voor Boomkikkers wordt aangelegd, moet in het landbiotoop ook braamstruweel aanwezig zijn;

    • i.

      de maatregelen voldoen aan de kenmerken van een geschikte poel en aan de richtlijnen voor de aanleg van een poel.

      Toelichting: Deze zijn te vinden op de website poelen.nu en in de provinciale richtlijnen voor de aanleg van poelen en erfwateren.

  • 4.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii voor erven, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen leiden tot versterking of vergroting van bestaand leefgebied;

      Toelichting: De maatregelen die in aanmerking komen voor subsidie hebben een directe koppeling met de aandachtsoorten (erfvogels). De erfvogels worden jaarlijks half mei gemonitord gedurende een periode van minimaal 6 jaar. De resultaten van de tellingen worden voor 1 juli van elk jaar doorgegeven aan de provincie via de link: https://arcg.is/0LSHi0

    • b.

      de aanvraag omvat minimaal 5 erven;

    • c.

      er is een ruimtelijke dan wel organisatorische samenhang van deelnemende erven. Bij ruimtelijke samenhang gaan meerdere deelnemende erven lokaal samen aan de slag om de kwaliteit van de erven te verbeteren. Bij organisatorische samenhang wordt gedacht aan erven van bedrijven die deel uitmaken van een organisatie die een biodiversiteitsdoelstelling nastreeft;

    • d.

      de maatregelen op ieder erf sluiten aan bij nabijgelegen bestaande natuur of agrarisch natuurbeheer, of waar deze verbonden gaan worden bij de betreffende erven, bij natuurvriendelijk ingerichte oevers langs water en natuurvriendelijk beheerde bermen, bij het landschapselement, houtwal, singel, bosje of, indien het wordt aangelegd in het leefgebied van de Kamsalamander, Boomkikker of Knoflookpad, een poel;

      Toelichting: De maatregelen op en rond erven leiden tot biotoopverbetering en kunnen worden gerealiseerd door de aanleg van elementen zoals (knot)boomsingels, hoogstamfruitbomen, erfbomen, hakhoutbosjes, houtwallen, struweel- en scheerheggen, ruige bermen en ruige overhoeken, kruiden- en bloemrijke randen (inclusief grondwerk zoals plaggen en frezen voor aanplant en inzaai) of bloemrijke slootkanten, natuurvriendelijke ingerichte oevers erfwateren en poelen. Bij een verbinding met natuur en agrarisch natuurbeheer gaat het om landschapselementen (onder andere houtwal, singel, bosje, poel), akkerranden, bloemrijke bermen of -randen.

    • e.

      locatie van een poel voor erven valt binnen de grenzen zoals vermeld op kaart 1;

      Toelichting: Poelen voor erven zijn alleen subsidiabel als de locatie binnen de grenzen valt zoals vermeld op de provinciale website.

    • f.

      de maatregel betreft geen onderhoudsmaatregelen, dunnen, opschonen van dichtgegroeide poelen, bijenhotels en vleermuizenkasten en andere minder kostbare maatregelen zoals takkenrillen;

    • g.

      de maatregelen bestaan uit het creëren van nestgelegenheid voor Kerkuil, Huiszwaluw, Boerenzwaluw, Grauwe vliegenvanger of Ringmus in combinatie met biotoopverbetering, waar ook andere aandachtsoorten zoals Patrijs, Geelgors en Hermelijn van profiteren. De combinatie van maatregelen zorgt er voor dat een totaal leefgebied zowel foerageergebied, rustgebied als voortplantingsgebied, voor genoemde soorten gecreëerd wordt;

    • h.

      de maatregelen kunnen aangelegd worden op en in directe verbinding met erven.

  • 5.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii voor het creëren van bosranden met mantel en zoom, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen om te komen tot bosranden met mantels en zomen die daarna als hakhout beheerd kunnen worden in:

      • i.

        de overgang van open land naar bos of stroken langs boswegen;

      • ii.

        de ontwikkeling binnen open land naar structuurrijke vegetaties.

    •  

      Toelichting: Bosranden met veel structuur zijn zeldzaam. Meestal is de grens tussen bos en open terrein zeer scherp. Een ecologisch goede bosrand bestaat uit een mantel en een zoom. De mantel is een struik- of hakhout zone. De zoom is een zone met grassen en kruiden. Door variatie in begroeiing is dit een ideale schuilplek voor dieren. Tevens vinden insecten en vogels hier hun voedsel. De breedte van een goede bosrand varieert tussen de 1 tot 1,5 maal de boomhoogte. In de praktijk is de breedte van de meeste bosranden tussen de 10 en 40 meter.

    • b.

      de maatregelen vinden plaats door de bosrand over een lengte van minimaal 1000 m terug te zetten. De breedte van de te kappen strook wordt afgeleid uit de hoogte van de bomen en indien aanwezig de breedte van het bospad;

      Toelichting: De lengte van de bosrand hoeft niet aaneengesloten te zijn. De breedte van de te kappen strook langs een bosweg = 1,5*H - b waarbij H de boomhoogte is en b de breedte van de bosweg. Een richtlijn kan zijn dat een derde van de om te vormen strook smaller is dan berekend. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door een golvende inrichting. De kap van bomen moet goed worden onderbouwd en voor de kap zal overleg moeten plaatsvinden met omwonenden en de provincie.

    • c.

      indien noodzakelijk voor de ontwikkeling van de bosrand worden inheemse soorten ingezaaid of ingeplant;

      Toelichting: Bij de inrichting van de bosrand wordt rekening gehouden met de vereisten uit de Wet Natuurbescherming. Uitgangspunt is dat er op een bosbouwkundig verantwoorde wijze zal worden herbebost. Insteek daarbij is dat op de plaats van velling een volwaardige en duurzame houtopstand tot ontwikkeling komt. Door de gekapte strook in te richten als hakhout kan herplant van bomen op andere gronden vermeden worden. Hakhout betreft een bostype waarbij bomen en struiken op circa 30 cm hoogte van de grond worden afgezet. Deze afgezette bomen en struiken kunnen dan weer uitlopen. In een cyclus van eenmaal per minimaal 7 en maximaal 20 jaar worden deze uitlopers weer geoogst. Mocht uitlopen, natuurlijke opslag of variatie in bomen achterwege blijven dan is inplanten met inheemse soorten in de mantel noodzakelijk. Inzaai in de zoom kan nodig zijn als de ontwikkeling van kruiden achterwege blijft.

    • d.

      de maatregelen vinden plaats op basis van een plan voor een gebied waar bosrandzomen in samenhang kunnen worden ontwikkeld. In het plan wordt aangegeven hoe de bosranden worden beheerd en op welke wijze gecommuniceerd wordt over de inrichting van de bosranden.

  • 6.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv voor het herstel van het biotoop heide, dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de maatregelen dragen bij aan de versterking van het leefgebied van de Blonde zegge, Blauwe knoop, Heidekartelblad, Vetblad, Melkviooltje, Draadgentiaan, Kleine tijm, IJslands mos, Bruine eikenpage, Bruine vuurvlinder, Kommavlinder, Gentiaanblauwtje, Zilveren maan, Aardbeivlinder, Ericabij, Heidewespbij, Gewone kleine wespbij, Ranonkelbij, Paardenbloembij, Stronkmier, Adder, Tapuit of Veldleeuwerik;

    • b.

      de maatregelen omvatten inrichtingsmaatregelen voor:

      • i.

        het verbinden van heideterreinen of heischrale graslanden om het leefgebied te versterken en te vergroten en daarmee uitwisseling van deelpopulaties mogelijk te maken; of

        Toelichting: Verbindingen tussen heideterreinen en heischrale graslanden zijn mogelijk. Na aanleg wordt het beheer zo uitgevoerd dat de verbinding bestaat uit droge- of vochtige heide of droog of nat heischraal grasland.Als bij het verbinden van deze terreinen een houtopstand moet worden geveld, zijn daarop de regels van de Wet Natuurbescherming van toepassing. Het kan dus zijn dat de oppervlakte gevelde houtopstand elders gecompenseerd moet worden. Informatie hierover is te verkrijgen bij het team Vergunningverlening van de provincie Overijssel (postbus@overijssel.nl).

      • ii.

        het kruidenrijker maken van heideterreinen door kruidenrijke randen of kleine veldjes (akkertjes) met een mengsel van granen en inheemse akkerkruiden in te zaaien direct naast of op bestaande heideterreinen, nadat de aanwezige vegetatie zeer diep is weggemaaid of gechopperd en daarna gefreesd. De randen of veldjes mogen niet groter zijn dan 10 are;

        Toelichting: De maatregelen moeten aanvullend zijn op het reguliere beheer.

      • iii.

        het realiseren van nestgelegenheid voor bijen door open plekken te creëren, steilrandjes aan te leggen of dood hout te plaatsen;

    • c.

      de maatregelen worden getroffen bij terreinen met (voormalige) heide of heischraal grasland, waar de genoemde aandachtsoorten nog voorkomen en natuurbeheer ten behoeve van de doelsoorten gewaarborgd is of waar heideterreinen of schraalgraslanden met elkaar kunnen worden verbonden;

    • d.

      bij het verbinden van kleine heideterreinen of schraalgraslanden heeft de aan te leggen verbinding een minimale breedte van 25 meter. Na verwijdering van de begroeiing dient het beheer gericht te zijn op droge of natte heide of droog of nat heischraal grasland.

  • 7.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub c dan voldoet de aanvraag in aanvulling op het eerste lid aan de volgende criteria:

    • a.

      de waardedaling wordt bepaald op basis van taxatiewaarden van de grond vóór functieverandering (landbouwgrond) en ná functieverandering en inrichting (bosgrond);

    • b.

      de waarde van de grond wordt door een onafhankelijke deskundige getaxeerd.

Artikel 4.5.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub a bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder i bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 30.000,- per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder ii bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag en een maximum van € 5000,- per erf.

  • 4.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iii bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 50.000,- per aanvraag.

  • 5.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub b onder iv bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag;

  • 6.

    Aanvullend op lid 1 tot en met 5 wordt, voor de berekening van de subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub a en b, per maatregel de volgende maximale tarieven gehanteerd:

    • a.

      € 100,- indien sprake is van solitaire boom inclusief het planten en met toebehoren;

    • b.

      € 75,- indien sprake is van een kerkuilenkast;

    • c.

      € 500,- indien sprake is van erfwater;

    • d.

      € 2.500,- indien sprake is van de aanleg van een poel.

  • 7.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub c bedraagt 100% van de waardevermindering, met een maximum van 85% van de waarde van de grond als landbouwgrond.

  • 8.

    De subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 sub d bedraagt maximaal 25% van de subsidiabele kosten van de in artikel 4.5.2 sub a en b genoemde maatregelen.

Artikel 4.5.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van deze paragraaf een subsidieplafond vast.

Artikel 4.5.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2 de volgende stukken:

    • a.

      kaarten waarop de ligging van het gebied is aangegeven op schaal 1:25.000 en detailkaarten met uitwerkingen op schaal 1:2.500 of andere duidelijke kaarten van het gebied;

    • b.

      indien sprake is van grondgebonden activiteiten, de ondertekende afspraken of toestemming van de grondeigenaar.

  • 3.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid en in afwijking van artikel 4.5.6. tweede lid, sub a, overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 4.5.2, sub b, onderdelen i en ii, de volgende stukken:

    • a.

      overzichtskaarten op schaal 1:25.000 waarop de ligging van het gebied met de betreffende erven en groenelementen is aangegeven en detailkaarten op schaal 1:2.500 dan wel een luchtfoto waarop de huidige en toekomstige situatie per erf is aangegeven;

    • b.

      een projectplan volgens het format Projectplan Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 - Erven;

    • c.

      een begroting volgens het begrotingsformat Projectplan Verbeteren condities voor aandachtsoorten 4.0 – Erven.

      Toelichting: de formats zijn te vinden op www.overijssel.nl/subsidie

Artikel 4.5.7 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de aanvraag betrekking heeft op maatregelen voor de volgende weidevogels: Grutto, Kemphaan, Scholekster, Tureluur en Wulp;

    Toelichting: De provincie heeft het Actieplan Weidevogels vastgesteld waaruit maatregelen voor weidevogels gefinancierd kunnen worden. Om overlap met die regeling te voorkomen en om zoveel mogelijk soorten te kunnen ondersteunen zijn maatregelen voor de onder sub a genoemde weidevogels uitgesloten.

  • b.

    er voor de activiteiten subsidie verstrekt kan worden op grond van de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL) of via Groene en Blauwe Diensten (GBD);

  • c.

    de activiteiten reeds binnen Natura 2000-maatregelen uitgevoerd of voorzien zijn.

Artikel 4.5.8 Looptijd

Deze paragraaf is geldig tot 1 december 2023, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 4.16 Iedereen een boom

In de titel wordt achter boom toegevoegd: 2.0-Kleinschalige aanplant

 

Toelichting komt als volgt te luiden:

Toelichting

Met deze subsidieregeling wil de provincie het planten van bomen stimuleren. Deze subsidie is onderdeel van de actie ‘Iedereen een Boom’, wat is ondergebracht bij het programma Natuur voor Elkaar en aansluit bij de uitvoering van de Bossenstrategie.

Artikel 4.16.1 Subsidiabele activiteiten

Achter ‘ter ondersteuning van de bomen’ wordt toegevoegd: en grondverbeteraar

 

Artikel 4.16.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.16.2 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 4.16.1 voldoet aan de volgende criteria:

  • 1.

    De aanvrager is:

    • a.

      eigenaar van het perceel waar de bomen aangeplant zullen worden of kan een verklaring overleggen waaruit blijkt dat de grondeigenaar toestemming geeft om op het betreffende perceel bomen aan te planten;

    • b.

      een publieke of private rechtspersoon, met uitzondering van Landschap Overijssel, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten of een gemeente;

    • c.

      een maatschap, een vennootschap of een particulier.

  • 2.

    Er is sprake van maatschappelijke betrokkenheid bij het aanplanten van de bomen, dit blijkt uit ondersteuning door ten minste vijf betrokkenen van de aanvraag. Dit betekent dat het projectidee vanuit de samenleving komt of dat inwoners van Overijssel sterk betrokken worden bij de planontwikkeling en uitvoering. Als het gaat om vergroening van een bedrijventerrein dan worden werknemers en buurtbewoners betrokken bij de planontwikkeling en -uitvoering.

  • 3.

    De aanplant van bomen vindt plaats in de openbare ruimte of op een plek die via opengestelde paden toegankelijk is of vanaf openbare paden beleefbaar is;

  • 4.

    De eigenaar van het perceel, heeft toestemming gegeven.

  • 5.

    De bomen die aangeschaft worden:

    • a.

      dienen ofwel bosplantsoen te zijn, ofwel bomen met een omtrek van maximaal 12 cm;

    • b.

      zijn één van de boomsoorten in bijlage 1 van deze paragraaf en bestaan uit drie of meer verschillende boomsoorten;

    • c.

      dienen geplant te worden tussen 1 oktober 2021 en 1 maart 2022;

    • d.

      dienen geplant te worden in Overijssel;

    • e.

      worden niet ingezet ten behoeve van de herplantplicht voor reeds gekapte of nog te kappen bomen.

  • 6.

    Indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107, lid 1 van het VWEU, voldoet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening.

    Toelichting: in artikel 1.1.8 is toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 4.16.3 Hoogte van de subsidie

Voor ‘maximaal € 100,- ’ wordt toegevoegd: kosten zijn

‘€ 1.500’ wordt vervangen door: € 2.500,-

 

Toelichting: ‘€ 1.500,-‘ wordt vervangen door: € 2.500,-

 

Artikel 4.16.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.16.4 Subsidiabele kosten

Uitsluitend aanschafkosten van bomen en bosplantsoen, inclusief bijbehorende palen en banden ter ondersteuning van de bomen en grondverbeteraar zijn subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid.

 

Artikel 4.16.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.16.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 1 augustus 2021 en moet zijn ontvangen uiterlijk op 2 januari 2022 vóór 17.00 uur.

Artikel 4.16.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

Lid 2: achter ‘de kopieën van alle’ wordt toegevoegd: offertes

 

Lid 2 sub a achter ‘boomsoorten’ wordt toegevoegd: worden

 

Lid 2 sub b achter ‘is’ wordt toegevoegd: of dat het om bosplantsoen gaat

 

Lid 2 sub c wordt toegevoegd:

  • c.

    wat de totale kosten voor het plantmateriaal, eventuele boompalen, boombanden en grondverbeteraar is.

Artikel 4.16.8 Weigeringsgronden

Sub a komt als volgt te luiden:

  • a.

    de aanvrager eerder op grond van deze subsidieparagraaf, dan wel op grond van de paragraaf 4.5 dan wel sinds september 2020 op grond van paragraaf 4.8 subsidie heeft ontvangen voor boomaanplant;

artikel 4.16.9 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.16.9 Verplichtingen subsidieontvanger

Sub a komt als volgt te luiden: In aanvulling op de artikelen 1.4.1 is de subsidieontvanger verplicht de bomen uiterlijk in het kalenderjaar 2022 aan te melden op www.iedereeneenboom.nl, anders kan dit gevolgen hebben voor de subsidie;

Artikel 4.16.10 Looptijd

‘2021’ wordt vervangen door: 2022

 

Bijlage 1 komt als volgt te luiden:

Bijlage 1: Bomenlijst bij regeling Kleinschalige Boomaanplant

Streekeigen en inheemse bomen Overijssel

Streekeigen en inheemse bomen zijn soorten die van nature in een gebied voorkomen (standplaats) en soorten die hieraan zijn toegevoegd vanuit cultuurhistorisch perspectief (streekeigen). Onderstaande tabel laat een overzicht zien van streekeigen en inheemse bomen die in aanmerking komen voor de subsidieregeling ‘Iedereen een boom Kleinschalige boomaanplant’. Voor de volledigheid zijn in de lijst zowel inheemse als streekeigen soorten voor Overijssel opgenomen. De te planten soorten moeten de potentie hebben om tot 4 meter te kunnen uitgroeien.

 

Nederlandse naam

Latijnse naam

Zwarte els

(25 tot 30 m hoog)

Alnus glutinosa

Ruwe berk

(tot 20 m hoog)

Betula pendula

Zachte berk

(tot 15 m hoog)

Betula pubescens

Haagbeuk

(tot 25m hoog)

Carpinus betulus

Hazelaar

(tot 6m hoog)

Corylus avellana

Tweestijlige meidoorn

(tot 4,5 m hoog)

Crataegus laevigata

Eenstijlige meidoorn

(tot 10m hoog)

Crataegus monogyna

Wilde kardinaalmuts

(tot 6m hoog)

Euonymus europaeus

Hulst

(tot 12 meter hoog)

Ilex aquifolium

Wilde appel

(tot 10 – 12m hoog)

Malus sylvestris

Wilde mispel

(tot 6m hoog)

Mespilus germanica

Grove den

(25 tot 35m hoog)

Pinus sylvestris

Zwarte populier

(tot 35m hoog)

Populus nigra

Zoete kers

(tot 20m hoog)

Prunus aevium

Gewone vogelkers

(tot 15m hoog)

Prunus padus

Sleedoorn

(tot 6m hoog)

Prunus spinosa

Wilde peer

(8 tot 20m hoog)

Pyrus pyraster

Zomereik

(15 tot 35m hoog)

Quercus robur

Wintereik

(25 tot 40m hoog)

Quercus petraea

Wegedoorn

(tot 5/6m hoog)

Rhamnus cathartica

Kraakwilg

(tot 25m hoog)

Salix fragilis

Schietwilg

(tot 20m hoog)

Salix alba

Grauwe wilg

(tot 6m hoog)

Salix cinerea

Boswilg

(tot 10m hoog)

Salix caprea

Amandelwilg

(tot 4m hoog)

Salix triandra

Katwilg

(tot 4m hoog)

Salix viminalis

Bittere wilg

(tot 6m hoog)

Salix purpurea

Laurierwilg

(10 – 12m hoog)

Salix pentandra

Zomerlinde

(tot 40m hoog)

Tilia platyphyllos

Hollandse linde

(tot 40m hoog)

Tilia x euopaea /

Tilia x vulgaris

Winterlinde (kleinbladige)

(tot 30m hoog)

Tilia cordata

Trosvlier (bergvlier)

(3 tot 6m hoog)

Sambucus racemosa

Gewone vlier (zwarte vlier)

(tot 7m hoog)

Sambucus nigra

Wilde lijsterbes

(tot 20m hoog)

Sorbus aucuparia

Ruwe iep (bergiep)

(tot 25 – 30m hoog)

Ulmus glabra

Fladderiep (steeliep)

(tot 35m hoog)

Ulmus laevis

Gladde iep (veldiep)

(tot 30m hoog)

Ulmus minor

Gewone esdoorn

(tot 30m hoog)

Acer pseudoplantanus

Noorse esdoorn

(tot 30m hoog)

Acer platanoides

Veldesdoorn (spaanse aak)

(tot 20m hoog)

Acer campestre

Witte els

(tot 15m hoog)

Alnus incana

Beuk

(tot 45m hoog)

Fagus sylvatica

Tamme Kastanje

(tot 35m hoog)

Castanea sativa

Okkernoot (Walnoot)

(tot 30m hoog)

Juglans Regia

Appelboom

(Hoogstam, ± 7m hoog)

Malus domestica

Perenboom

(Hoogstam, ± 7m hoog)

Pyrus domestica

Pruimenboom

(Hoogstam, ± 8m hoog)

Prunus domesticia

Paragraaf 4.17 Aanpak van invasieve exoten

De titel komt als volgt te luiden:

Paragraaf 4.17 Aanpak van invasieve exoten 2.0

Artikel 4.17.1 Begripsbepalingen

Boven ‘invasieve exoten’ wordt toegevoegd:

  • -

    aanvoerende watergangen: watergangen die met Natura 2000-gebieden in verbinding staan.

    Toelichting: Aanvoerende watergangen vormen een risicovolle toegangsroute, vooral voor aquatische invasieve exoten.

Onder ‘beheersing’ wordt toegevoegd:

  • -

    Natura 2000-gebieden: in bijlage 2 opgenomen gebieden in Overijssel.

Artikel 4.17.2 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.17.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de bestrijding of beheersing van invasieve exoten:

  • a.

    die opgenomen zijn in bijlage 1A buiten de begrenzing van Natura 2000-gebieden;

  • b.

    die opgenomen zijn in bijlage 1B binnen de begrenzing van Natura 2000-gebieden, waarvan de aanpak niet binnen het reguliere beheer zoals weergegeven in de beheerplannen van het betreffende Natura 2000-gebied past;

  • c.

    die opgenomen zijn in bijlage 1B en voorkomen in aanvoerende watergangen of direct naastgelegen percelen buiten Natura 2000-gebieden, indien vanuit deze plekken infectiebronnen van invasieve exoten bestaan.

Toelichting: Deze subsidieparagraaf is in beginsel bestemd voor aanpak van invasieve exoten buiten de Natura 2000-gebieden. Voor de Natura 2000-gebieden geldt namelijk een specifieke aanpak en beheer. Echter ook binnen de Natura 2000-gebieden kan er sprake zijn van invasieve exoten die een gevaar vormen voor de humane en veterinaire gezondheid, (hoogwater)veiligheid en de biodiversiteit (aangewezen habitats en/of doelsoorten). In bijlage 1B zijn invasieve exoten opgenomen die binnen Natura 2000-gebieden kunnen voorkomen, en waarvan de aanpak niet in het reguliere beheer van het Natura 2000 gebied is opgenomen. Daarom is een uitzondering gemaakt en kan de aanpak van deze invasieve exoten gesubsidieerd worden op grond van deze subsidieparagraaf.

Artikel 4.17.3 Criteria

Lid 2 komt als volgt te luiden:

  • 2.

    de bestrijding of beheersing heeft betrekking op invasieve exoten zoals vermeld in de bijlagen van deze regeling. Bijlage 1A geldt voor buiten Natura 2000-gebieden, bijlage 1B geldt voor binnen Natura 2000-gebieden.

In de toelichting wordt twee keer ‘bijlage 1’ vervangen door: bijlage 1A en 1B

 

Artikel 4.17.4 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.17.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoel in artikel 4.17.2 sub a bedraagt de subsidie maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 40.000,- per aanvraag.

  • 2.

    Indien sprake is van een subsidie als bedoeld in artikel. 4.17.2 sub b en c bedraagt de subsidie 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 100.000,- per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie aan waterschappen bedraagt, vanwege de kans op snelle verspreiding van invasieve exoten door watergangen, per jaar maximaal € 60.000 per waterschap.

Artikel 4.17.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.17.5 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.1.5 en 1.1.6 zijn slechts de volgende kosten subsidiabel:

  • 1.

    Loonkosten van medewerkers voor zover zij van toepassing zijn op de coördinatie van vrijwilligers en coördinatie van extern in te huren bestrijders.

  • 2.

    Reiskosten die gemaakt worden om de inzet van vrijwilligers te faciliteren, met een maximum van € 0,19 per km.

  • 3.

    Kosten die verband houden met het inventariseren van de mate van voorkomen van invasieve exoten binnen het plangebied, zodat een goede kostenraming mogelijk is. Deze inventarisatiekosten mogen maximaal 20% van de totale aanvraagkosten bedragen en moeten gekoppeld zijn aan bestrijding of beheersing van invasieve exoten in het plangebied.

  • 4.

    Kosten voor het opstellen van een uitvoeringsplan voor de aanpak van de invasieve exoot/exoten, met een maximum van € 2.500,- per aanvraag. De kosten voor planvorming zijn ook subsidiabel wanneer zij zijn gemaakt vóór de subsidieaanvraag, maar moeten gekoppeld zijn aan daadwerkelijke uitvoering binnen 6 maanden na subsidieverlening in het plangebied.

  • 5.

    Kosten van derden voor het feitelijk bestrijden of beheersen van de invasieve exoot, met inbegrip van de daarvoor gebruikte middelen en technieken, inzet van derden, vervoer en vernietiging (verbranding of vergisting) als ook de schoonmaak van apparatuur indien dat noodzakelijk is om verdere verspreiding van de invasieve exoot te voorkomen.

Artikel 4.17.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

Vervallen

 

Artikel 4.17.9 komt als volgt te luiden:

Artikel 4.17.9 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • 1.

    De bestrijding of beheersing van exoten plaatsvindt met biologische of chemische bestrijdingsmiddelen. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan afwijken indien zij van mening zijn dat er geen andere bestrijdings- of beheersmethoden kunnen worden toegepast. Daarnaast moet de aanvrager aantonen dat de inzet van deze middelen binnen de daarvoor geldende wettelijke kaders valt.

    Toelichting: Uitgangspunt is dat het gebruik van biologische of chemische bestrijdingsmiddelen niet wordt gesubsidieerd, tenzij andere middelen of methoden aantoonbaar ontoereikend zijn. Bij gebrek aan alternatieven mogen biologische en chemische bestrijdingsmiddelen alleen worden toegepast binnen de daarvoor wettelijke kaders, zoals de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

  • 2.

    De bestrijdings- of beheersmethoden aantoonbaar ineffectief zijn of als de ecologische schade die zij veroorzaken te groot is.

  • 3.

    Goedkopere en even verantwoorde en effectieve alternatieve bestrijdings- of beheersmethoden voorhanden zijn.

  • 4.

    Indien sprake is van een aanvrager die in het jaar van aanvraag, al een keer subsidie heeft ontvangen voor de bestrijding van invasieve terrestrische exoten (landplanten) buiten N2000 gebieden, met uitzondering van waterschappen, die twee keer per jaar een aanvraag kunnen indienen.

BIJLAGEN

Titel bijlage 1 wordt: Bijlage 1A. Soortenlijst subsidieregeling aanpak invasieve exoten Overijssel, buiten Natura 2000-gebieden (artikel 4.17.2 sub a)

 

Bijlage 1B wordt toegevoegd:

Bijlage 1B. Soortenlijst subsidieregeling aanpak invasieve exoten Overijssel, binnen Natura 2000-gebieden (artikel 4.17.2 sub b)

 

Alle soorten als genoemd in bijlage 1A, inclusief onderstaande soorten:

Rododendron (Rhododendron catawbiense)

Beheersing

Japanse bamboe

Bestrijding

Stijve zonnebloem

Bestrijding

Sneeuwbes

Bestrijding

 

Bijlage 2 wordt toegevoegd:

Bijlage 2. Natura 2000-gebieden in Overijssel

Habitatrichtlijngebieden

Aamsveen

Achter de Voort, Agelerbroek en Voltherbroek

Bergvennen en Brecklenkampseveld

Boetelerveld

de Borkeld

Buurzerzand-Haaksbergerveen

Dinkeldal

Engbertsdijksvenen

Landgoederen Oldenzaal

Lemselermaten

het Lonnekermeer

Olde maten en Veerslootlanden

Punthuizen-Stroothuizen

Sallandse Heuvelrug

Springendal en Dal van de Mosbeek

IJsseluiterwaarden (onderdeel Rijntakken)

Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht

Vecht en Beneden-Regge

de Weerribben

de Wieden

Wierdense Veld

Witte Veen

Vogelrichtlijngebieden

Ketelmeer

Veluwerandmeren

Vossemeer

Zwarte Meer

Paragraaf 6.21 Voucherregeling startende ondernemers - De Startversneller

Artikel 6.21.4 Hoogte van de subsidie

Achter ‘aanvraag’ wordt toegevoegd: en per ondernemer.

 

En de volgende zin wordt toegevoegd: Als sprake is van een startende ondernemer, met meerdere eigenaren, dan bedraagt de subsidie per persoon niet meer dan € 1.000,-.

Paragraaf 6.34 Arbeidsmarkt Overijssel 2021

Artikel 6.34.1 Begripsbepalingen

‘employer branding’ komt als volgt te luiden:

  • -

    employer branding: inspanning van werkgevers om een authentieke en onderscheidende voorkeurspositie te verkrijgen en behouden als werkgever in de mindset van medewerkers met als doel het aantrekken en behouden van de juiste medewerkers. Het gaat om employerbranding door werkgevers zelf en niet voor werkgevers;

Artikel 6.34.2 Subsidiabele activiteiten

Sub b komt als volgt te luiden:

  • b.

    projecten die bijdragen aan een betere aansluiting tussen arbeidsmarkt en onderwijs. Het betreft de technische ontwikkeling van een platform voor personeels- en arbeidsmobiliteit met als doel vraag naar personeel en aanbod van personeel bij elkaar te brengen. Niet subsidiabele activiteiten zijn: profilering en zichtbaarheid, marketing, wervingscampagne, communicatie, branding en projectmanagement.

Artikel 6.34.3 Criteria

Lid 1 sub a komt als volgt te luiden:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub a, c en d een rechtspersoon met een vestiging in Overijssel; én

    • ii.

      bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub b, een PPS waarvan de penvoerder één van de partijen is in de PPS;

    • iii.

      bij een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.34.2 sub c een PPS waarvan de penvoerder een werkgever is;

lid 2; de nieuwe sub i en j worden toegevoegd:

  • i.

    er is sprake van een maatschappelijk verdienmodel, zonder winstoogmerk, een niet commercieel, open platform, waar iedereen kan toetreden, deelname is gratis.

  • j.

    de PPS is duurzaam in de zin van toekomst vast en is minimaal operationeel tot en met december 2023.

Paragraaf 6.39 Stimulering toekomstbestendige verduurzaming Agro&Food sector

Artikel 6.39.8 Weigeringsgronden

Sub b: vervallen

 

Nieuw toegevoegd wordt paragraaf 6.42:

Paragraaf 6.42 Ondersteuning Startershubs

Algemene toelichting

Startende ondernemers brengen dynamiek, vernieuwing en nieuwe werkgelegenheid in onze regionale economie. De provincie heeft in 2018 samen met gemeenten en regionale partners geïnvesteerd in een duurzame ondersteuning van startende ondernemers. In verschillende gemeenten zijn in totaal acht Startershubs gerealiseerd. Een Startershubs is een eerstelijns ondersteuningsstructuur voor de startende ondernemer en biedt ondersteuning en faciliteiten om de overlevingskansen te vergroten, groei te versterken en ondernemerschap verder aan te jagen. De startende ondernemer krijgt gemakkelijk toegang tot beschikbare ondersteuning en informatie, waaronder de Startversneller, een programma van onze provincie en uitgevoerd door Oost NL om de persoonlijke ondernemersvaardigheden te vergroten.

 

Met deze regeling wil de provincie de bestaande Startershubs ondersteunen om zich verdere te professionaliseren en hun activiteiten te intensiveren.

Artikel 6.42.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    eerstelijns ondersteuningsstructuur: faciliteiten die fysiek, digitaal of telefonisch bereikbaar zijn voor startende ondernemers ten behoeve van vraagstukken van startende ondernemers;

  • -

    ondernemersorganisatie: een rechtspersoon, opgericht door ondernemers die één of meerdere raakvlakken hebben en die zich verenigd hebben om op te komen voor hun gezamenlijke belangen;

  • -

    startende ondernemer: ondernemer die op het moment van de aanvraag maximaal vijf jaar geregistreerd staat in het register van de Kamer van Koophandel.

Artikel 6.42.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het professionaliseren en intensiveren van de bestaande duurzame eerstelijns ondersteuningsstructuur voor startende ondernemers.

  • 2.

    De activiteiten zijn gericht op:

    • a.

      professionalisering van de bestaande ondersteuningsstructuur, door onder andere de samenwerking te verbeteren; en

    • b.

      intensivering van de volgende activiteiten:

      • i.

        netwerkvorming;

      • ii.

        kennisdeling;

      • iii.

        informatievoorziening; en

      • iv.

        bijeenkomsten, niet zijnde de intervisiebijeenkomsten die georganiseerd worden in het kader van de Startversneller.

Artikel 6.42.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 6.42.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      de gemeente Hardenberg mede voor de gemeente Ommen;

    • ii.

      de gemeente Raalte;

    • iii.

      de gemeente Rijssen-Holten;

    • iv.

      de gemeente Twenterand;

    • v.

      de gemeente Steenwijkerland;

    • vi.

      de gemeente Deventer;

    • vii.

      de gemeente Zwolle;

    • viii.

      de gemeente Hengelo, mede voor de 11 deelnemende Twentse gemeenten;

  • b.

    er is sprake van een samenwerking met ten minste een ondernemersorganisatie;

    Toelichting: Daarnaast kan bijvoorbeeld ook worden samengewerkt met een ondernemershuis of een onderwijsinstelling.

  • c.

    de eerstelijns ondersteuningsstructuur is voor een brede doelgroep startende ondernemers toegankelijk;

    Toelichting: Dit betekent dat de eerstelijns ondersteuningsstructuur niet enkel beschikbaar is voor een bepaalde groep startende ondernemers, bijvoorbeeld start ups of mensen die vanuit een uitkering starten.

  • d.

    de eerstelijns ondersteuningsstructuur wordt ten minste in 2022 en 2023 in stand gehouden;

  • e.

    de activiteiten van de eerstelijns ondersteuningsstructuur zijn voor startende ondernemers.

Artikel 6.42.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 8.000,- per gemeente met uitzondering van de subsidie aan:

  • a.

    de gemeenten Zwolle en Deventer, die bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per gemeente;

  • b.

    de gemeenten Ommen en Hardenberg, die bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten en samen in totaal maximaal € 8.000,-.

  • c.

    de gemeente Hengelo voor de 11 deelnemende gemeenten samen, die bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten en in totaal maximaal € 20.000,-.

Toelichting: De grote gemeenten Zwolle en Deventer ontvangen een hogere subsidie. De subsidie aan de andere grote gemeenten Enschede, Hengelo, en Almelo zit in de aanvraag van de gemeente Hengelo en bedraagt voor alle deelnemende Twentse gemeenten samen in totaal maximaal € 20.000,-.De gemeenten Ommen en Hardenberg voeren een gezamenlijke eerstelijns ondersteuningsstructuur uit en ontvangen daarom ook samen in totaal maximaal € 8.000,-.

Artikel 6.42.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 december 2021 vóór 1700 uur.

Artikel 6.42.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Ondersteuning Startershubs.

Artikel 6.42.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de subsidieregeling het subsidieplafond vast.

Artikel 6.42.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie als de aanvrager al subsidie heeft ontvangen op grond van deze paragraaf.

Artikel 6.42.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.5 en 1.4.6 is de subsidieontvanger verplicht de activiteiten als bedoeld in artikel 6.42.2 uiterlijk zes maanden na de datum van subsidieverlening te hebben gestart.

Artikel 6.42.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 1 december 2021, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten

Paragraaf 7.17 Versterking Maakklimaat kunst en cultuur Overijssel

In de algemene toelichting op de regeling wordt de laatste volzin aangevuld. Deze komt als volgt te luiden: “De provincie biedt daarbij de mogelijkheid om flexibel in te spelen op actuele ontwikkelingen en aan te sluiten bij het profiel van de stedelijke cultuurregio’s.’’

Artikel 7.17.1 Begripsbepalingen

Tussen de begripsbepalingen ‘samenwerking’ en ‘talent’ wordt een nieuwe begripsbepaling toegevoegd. Deze luidt als volgt:

  • -

    stedelijke cultuurregio: regio Zwolle, regio Twente en regio Stedendriehoek;

Artikel 7.17.2 Subsidiabele activiteiten

Er wordt onder dit artikel een toelichting geplaatst, deze luidt als volgt:

Toelichting: Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend al dan niet op voordracht van de stedelijke cultuurregio.

Artikel 7.17.3 Criteria

Lid 3 sub f, aanhef onder ii komt als volgt te luiden:

  • ii.

    stapsgewijze ontwikkeling naar ten minste of verdere provinciale of nationale uitstraling. In het geval het een aanvraag betreft op voordracht van de stedelijke cultuurregio dan wordt inzicht gegeven in een stapsgewijze ontwikkeling naar een nationale uitstraling;

Tussen de leden 3 en 4 wordt een nieuw lid 3a gevoegd. Deze luidt als volgt:

  • 3a.

    In aanvulling op de leden 1,2 en 3 geldt voor een aanvraag ingediend op voordracht van de stedelijke cultuurregio dat het activiteitenprogramma invulling geeft aan het profiel van de stedelijke regio;

Lid 4 komt als volgt te luiden:

  • 4.

    De behaalde totale score op basis van scoretabel 1 bedraagt ten minste 55 punten. Aanvragen die zijn gedaan op voordracht van de stedelijke cultuurregio worden niet gescoord.

Artikel 7.17.4 Hoogte van de subsidie

Het artikel komt als volgt te luiden:

  • 1.

    De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal 60% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 125.000,- per jaar voor een meerjarig activiteitenprogramma.

  • 2.

    De subsidie bedraagt, indien het een aanvraag betreft op voordracht van de stedelijke regio, maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 250.000,- per aanvraag per jaar.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn kosten pas subsidiabel vanaf 1 september 2021.

Artikel 7.17.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

Lid 1 komt als volgt te luiden:

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 25 mei 2021 9.00 uur en ontvangen moet zijn uiterlijk op 18 juni 2021 vóór 17.00 uur. Indien het een aanvraag op voordracht van de stedelijke cultuurregio betreft dan geldt dat een aanvraag om subsidie kan worden ingediend vanaf 12 juli 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 1 september voor 17.00 uur.

Artikel 7.17.8 Volgorde van behandeling

Lid 1 komt als volg te luiden:

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die niet op voordracht van de stedelijke cultuurregio’s zijn ingediend en die voldoen aan de in artikel 7.17.3 gestelde criteria, met uitzondering van lid 3a, in een volgorde op basis van behaalde score. De score wordt bepaald op basis van de in Scoretabel 1 genoemde wegingscriteria.

    Toelichting: Dit houdt in dat op aanvragen op voordracht van stedelijke cultuurregio’s artikel 1.1.4 onverminderd van toepassing is.

Artikel 7.17.9 Adviescommissie

Na lid 2 wordt er een nieuw lid 3 toegevoegd, deze komt als volgt te luiden:

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid geldt voor aanvragen die zijn ingediend op voordracht van de stedelijke cultuurregio’s dat de adviescommissie betrekking heeft op een begeleidingsadvies na honorering van de aanvragen.

Na paragraaf 7.17 wordt een nieuwe paragraaf 7.18 toegevoegd. Deze luidt als volgt:

Paragraaf 7.18 Experimenten powered by Cultuur

Algemene toelichting

Met deze regeling wil de provincie bijdragen aan een toekomstbestendige culturele sector die veerkrachtig, innovatief en ondernemend is.

 

De provincie wil de cultuursector stimuleren om het culturele aanbod in Overijssel te vernieuwen. Deze regeling richt zich op het ontwikkelen én in de praktijk toepassen, testen of uitproberen van een nieuw product, een dienst, een methode of aanpak (experiment) eventueel in samenwerking met andere sectoren. Er zijn drie mogelijkheden:

  • -

    een experiment binnen de culturele sector;

  • -

    een experiment binnen een cross-over met sociale kwaliteit; of

  • -

    een experiment binnen een cross-over met een andere sector.

De subsidieregeling is een tenderregeling. Dit betekent dat de provincie het beschikbare subsidiebudget verdeelt op basis van een behaalde score en voor zover het subsidieplafond het toelaat.

Artikel 7.18.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    artistieke kwaliteit: de kwaliteit van de artistieke ambities, uitgangspunten en de uitwerking daarvan, op basis van vakmanschap, zeggingskracht en originaliteit;

    Toelichting: Artistieke kwaliteit blijkt uit het vakmanschap van de maker(s), de originaliteit en de zeggingskracht van de activiteit(en). Daarvoor is het noodzakelijk dat in de aanvraag duidelijk wordt gemaakt vanuit welke inhoudelijke visie het experiment gestalte krijgt. De combinatie van ambachtelijke vaardigheden en visie vormen het vakmanschap van de maker(s). Zeggingskracht ontstaat uit het vakmanschap plus wat wel de ‘noodzaak' of ‘urgentie' van een artistieke activiteit genoemd wordt. Bij originaliteit gaat het om de mate waarin de activiteiten zich in artistieke en conceptuele zin onderscheiden van het overige aanbod in de culturele sector.

  • -

    cross-over: een nieuwe combinatie, tussen vanouds gescheiden sectoren. Een cross-over speelt zich af tussen de culturele sector en een of meer andere sectoren;

  • -

    culturele sector: de volgende in het provinciaal cultuurbeleid 2021-2024 opgenomen sectoren dan wel disciplines: podiumkunsten, bibliotheken, erfgoed, literatuur, beeldende kunst, mediakunst;

  • -

    experiment: het ontwikkelen en in de praktijk toepassen, testen of uitproberen van een nieuw product, een dienst, een methode of aanpak om het aanbod en bereik in de culturele sector, al dan niet in verbinding met andere sectoren dan wel domeinen, te versterken;

  • -

    publieksbereik: het bereiken van nieuwe doelgroepen, het bereik van een groter publiek of de interactie met het publiek;

  • -

    professioneel cultureel aanbod: een samenhangende dynamiek waarin nieuw cultureel aanbod of toepassingen tot stand komt, dat gepresenteerd wordt aan publiek;

  • -

    professionele culturele organisatie of maker: een organisatie of individu die beroepsmatig culturele activiteiten ontwikkelt, uitvoert en presenteert;

  • -

    zakelijke kwaliteit: de mate waarin en de wijze waarop de aanvrager met het experiment in staat is om culturele activiteiten op meer professionele wijze te realiseren.

    Toelichting: hierbij gaat het bijvoorbeeld om het verhogen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering of om verbetering van de marketing- en communicatiestrategie.

Artikel 7.18.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor het uitvoeren een experiment, ter versterking van het professionele culturele aanbod in Overijssel. Er is sprake van een experiment:

  • a.

    binnen de culturele sector; of

  • b.

    binnen een cross-over met sociale kwaliteit. Bij een cross-over met sociale kwaliteit is er:

    • i.

      een combinatie met de sectoren zorg, sport of welzijn; én daarbinnen

    • ii.

      een combinatie met de thema’s inclusie of het voorkomen of verminderen van eenzaamheid; of

  • c.

    binnen een cross-over met de volgende sectoren of maatschappelijke vraagstukken: vrijetijdseconomie, economie, mobiliteit, leefbaar platteland, energietransitie, natuur, milieu en landschap en landbouw.

    Toelichting: Deze combinaties en samenwerkingen leiden tot vernieuwing van een aanpak, methode of product of proces. Cross-overs tussen verschillende sectoren hebben daarom de potentie om ook grotere en meer complexe vraagstukken (mede) op te lossen. Bij een cross-over zorgen creativiteit, verbeelding, vormgeving en historie voor een andere, nieuwe kijk op een oplossing van een vraagstuk.

     

    Het is niet mogelijk een experiment onder meerdere categorieën aan te vragen.

Artikel 7.18.3 Criteria

  • 1.

    Een aanvraag voor subsidie zoals bedoeld in artikel 7.18.2 voldoet aan de volgende criteria:

    • a.

      de aanvrager is:

      • i.

        een professionele culturele organisatie of een professionele, individuele maker, uit de cultuursector, die op het moment van de aanvraag minimaal zes maanden, statutair of fysiek gevestigd is in Overijssel, blijkend uit de Kamer van Koophandel registratie; én

      • ii.

        een privaatrechtelijke rechtspersoon; of

      • iii.

        een organisatie of een professionele, culturele individuele maker, zonder rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      er is sprake van een experiment, waarbij:

      • i.

        voor de aanvrager dan wel de culturele sector een nieuw product, dienst, methode of aanpak wordt ontwikkeld én in de praktijk wordt toegepast, getest of uitgeprobeerd;

      • ii.

        het experiment een antwoord of conclusie oplevert op een vraagstuk of probleem;

      • iii.

        de uitkomst of conclusie van het experiment op voorhand onzeker is;

      • iv.

        zowel de beoogde uitkomst van het experiment als het vraagstuk of probleem relevant is voor een bredere groep dan de aanvrager zelf;

    • c.

      het experiment wordt uitgevoerd in Overijssel;

    • d.

      de begroting is dekkend, waarbij:

      • i.

        minimaal 20% van de dekking een financiële bijdrage van de aanvrager of een andere partij dan de provincie is; én

      • ii.

        als sprake is van is van een experiment als bedoeld in artikel 7.18.2 sub c, minimaal 10% van de dekking een financiële bijdrage van een partij of partijen uit een andere sector is;

    •  

      Toelichting: een financiële bijdrage is een bijdrage in geld. Inzet van eigen uren of andere vormen van inbreng in natura worden niet gezien als een financiële bijdrage.

    • e.

      indien sprake is van een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2 sub a, heeft de aanvrager aantoonbaar ervaring met vernieuwing binnen de culturele sector;

    • f.

      indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie voldoen aan artikel 53 van de AGVV.

  • 2.

    Aanvullend op het eerste lid wordt een aanvraag getoetst aan de wegingscriteria zoals genoemd in scoretabel 1, 2 dan wel 3. De minimale score is 65 punten, waarvan in ten minste 15 punten voor artistieke kwaliteit.

Artikel 7.18.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub a, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met maximum van € 15.000,- per aanvraag.

  • 2.

    De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2. onder sub b, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 24.000,- per aanvraag.

  • 3.

    De subsidie voor een activiteit als bedoeld in artikel 7.18.2 onder sub c, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 20.000,- per aanvraag.

Toelichting: uit artikel 7.18.3 lid 1 sub d onder ii blijkt dat minimaal 10% aantoonbaar gedekt moet zijn uit een andere sector dan de culturele sector.

Artikel 7.18.5 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend vanaf 1 september 2021 en ontvangen moet zijn uiterlijk op 30 september 2021 voor 17.00 uur.

  • 2.

    Een onvolledige aanvraag voor subsidie kan na sluitingsdatum alleen volledig worden gemaakt voor zover het geen inhoudelijke aanvulling of wijziging van de aanvraag betreft.

    Toelichting: Omdat het een tenderregeling is, is het voor de gelijktijdige beoordeling nodig dat alle stukken voor de sluiting van de aanvraagtermijn ingediend zijn. Na de sluitingsdatum is er alleen ruimte voor het herstel van kleinigheden die niet inhoudelijk van aard zijn, zoals een handtekening of een bankrekeningnummer.

Artikel 7.18.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Experimenten powered by Cultuur.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid overlegt de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2:

    • a.

      een voorstel over het experiment van maximaal 5 pagina’s. Het voorstel bevat in ieder geval, paragraafgewijs:

      • i.

        een omschrijving van het nieuwe product, dienst, methode of aanpak en de toepassing in de praktijk;

      • ii.

        het vraagstuk of probleem dat wordt onderzocht;

      • iii.

        de maatschappelijke relevantie van het experiment;

      • iv.

        hoe het experiment bijdraagt aan het vergroten van het culturele aanbod of publieksbereik onder vermelding van de betrokken sectoren en doelgroepen;

      • v.

        eventuele samenwerkingspartners: de rolverdeling verantwoordelijkheid en financiële bijdrage van de samenwerkingspartners;

      • vi.

        een beknopt plan van aanpak;

      • vii.

        een link naar een videopitch waarin het experiment in maximaal 2 minuten wordt toegelicht;

      • viii.

        als sprake is van een cross-over met sociale kwaliteit: de bijdrage aan de thema’s inclusie of voorkomen en bestrijding van eenzaamheid en maatschappelijke impact;

      • ix.

        als sprake is van een aanvraag voor een cross-over met andere sectoren: de economische impact, maatschappelijke impact, ecologische impact, impact op duurzaamheid;

    • b.

      om de artistieke en zakelijk kwaliteit te kunnen toetsen: cv van de aanvrager en de eventuele betrokken makers;

    • c.

      indien sprake is van een aanvraag voor de subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2 sub a, twee referenties van een derde partij, die blijk geven van de vernieuwingskracht van de aanvrager in de culturele sector;

    • d.

      als sprake is van een experiment als bedoeld in artikel 7.18.2 lid b en c, overlegt de aanvrager een door de samenwerkingspartners getekende samenwerkingsverklaring;

    • e.

      in geval van een experiment als bedoeld in artikel 7.18.2 sub c, moet uit de samenwerkingsverklaring of een ander bewijsstuk blijken dat minimaal 10% financieel wordt bijgedragen door partners uit de andere sectoren;

    • f.

      een begroting en dekkingsplan conform het format van de provincie.

      Toelichting: het format voor de begroting is te vinden www.overijssel.nl/subsidie .

Artikel 7.18.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 7.18.8 Volgorde van behandeling

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.1.4 plaatsen Gedeputeerde Staten de subsidieaanvragen, die voldoen aan de in artikel 7.18.3 lid 1 sub a t/m e gestelde criteria, in een volgorde op basis van behaalde score. Gedeputeerde Staten verstrekken de subsidie in de volgorde van behaalde score, voor zover het subsidieplafond dit toelaat. De score wordt afhankelijk van de subsidiabele activiteit, bepaald op basis van de in scoretabel 1, 2 of 3 genoemde wegingscriteria.

  • 2.

    Bij een gelijke totaalscore wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op artistieke kwaliteit. Indien in dat geval nog steeds sprake is van een gelijke score, wordt prioriteit gegeven aan een aanvraag die het beste scoort op zakelijke kwaliteit. Indien in dat geval nog steeds sprake is van een gelijke score, vindt loting tussen die betreffende aanvragen plaats.

Scoretabel 1, bij artikel 7.18.2 sub a

Criteria

Te behalen punten

a. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

b. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

c. Mate waarin het experiment bijdraagt aan de vernieuwing van het cultureel aanbod

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

d. Mate waarin het experiment praktijkgericht is

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

e. Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e

Maximaal 125 punten

Scoretabel 2, bij artikel 7.18.2 sub b

Criteria

Te behalen punten

a. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

b. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

c. Mate waarin wordt bijgedragen aan de bevordering van inclusie en voorkoming en bestrijding van eenzaamheid

 

Onder inclusieve samenleving wordt verstaan: een samenleving zonder fysieke of sociale beperkingen, waarin iedereen mee kan doen en waar iedereen zich veilig voelt om zichzelf te zijn.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

d. Mate van maatschappelijke impact

 

Onder maatschappelijke impact wordt verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 25 punten

e. Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e

Maximaal 125 punten

Scoretabel 3, bij artikel 7.18.2 sub c

Criteria

Te behalen punten

a. Mate van artistieke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 20 punten

b. Mate van zakelijke kwaliteit

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 20 punten

c. Mate van economische impact

 

Onder economische impact wordt verstaan: de mate waarin de aanvrager met het experiment in staat is om de economische betekenis van het experiment in beeld te brengen.

 

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het inzicht in de directe en indirecte bijdrage aan de economie en maatschappij. Bijvoorbeeld wanneer het gaat om omzet, bestedingen of toegevoegde waarde in de regio.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 20 punten

d. Mate van maatschappelijke impact

 

Onder maatschappelijke impact wordt verstaan: de toegevoegde waarde van het experiment aan de samenleving.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 10 punten

Zeer goed: 20 punten

e. Mate van ecologische impact

Onder ecologische impact wordt verstaan: de mate waarin de aanvrager met het experiment in staat is om de verwachte ecologische betekenis van het experiment in beeld te brengen.

 

Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de waarde die met het experiment gecreëerd wordt door efficiënt met natuurlijke hulpbronnen en grondstoffen om te gaan.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 3 punten

Goed: 8 punten ( zie ook de minimale vereiste bij criteria)

Zeer goed: 10 punten

f. Impact op duurzaamheid

 

onder impact op duurzaamheid wordt verstaan: de mate waarin het experiment een positieve bijdrage heeft of kan hebben op de aarde als bron van grondstoffen.

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 3 punten

Goed: 8 punten ( zie ook de minimale vereiste bij criteria)

Zeer goed: 10 punten

g. Mate van publieksbereik

Onvoldoende: 0 punten

Voldoende: 5 punten

Goed: 15 punten

Zeer goed: 25 punten

Maximale te behalen score a+b+c+d+e+f+g

Maximaal 125 punten

Artikel 7.18.9 Adviescommissie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 7.18.2 ter advies voorleggen aan de Adviescommissie cultuur die binnen zes weken advies aan Gedeputeerde Staten uitbrengt.

  • 2.

    Het advies heeft betrekking op de wegingscriteria zoals vermeld in de scoretabel 1, 2 of 3.

  • 3.

    Indien sprake is van een cross-over met sociale kwaliteit of een cross over met andere sectoren kunnen Gedeputeerde Staten een externe onafhankelijke deskundige vragen om advies uit te brengen bij de toekenning van de scores.

Artikel 7.18.10 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien:

  • a.

    de gevraagde en te verstrekken subsidie minder dan € 10.000,- bedraagt;

  • b.

    de aanvrager in de indieningstermijn als bedoeld in artikel 7.18.5 al een aanvraag voor subsidie op grond van deze paragraaf heeft ingediend;

  • c.

    de aanvrager voor dit experiment al eerder op grond van deze paragraaf een subsidie heeft ontvangen;

  • d.

    de aanvraag wordt ingediend voor meerdere in artikel 7.18.2 genoemde activiteiten;

  • e.

    de aanvraag betrekking heeft op amateurkunst of cultuureducatie, literaire uitingen, muziekdragers;

  • f.

    de aanvrager al een subsidie heeft ontvangen op grond van paragraaf 7.17 of een BIS- instelling is;

  • g.

    er een subsidie aangevraagd wordt voor een activiteit zoals bedoeld in artikel 7.18.2 sub a en de aanvrager een kaderinstelling is zoals bedoeld in paragraaf 7.1 Kader culturele instellingen Overijssel 2021 tot en met 2024;

  • h.

    sprake is van reguliere (bedrijfs)activiteiten;

  • i.

    het experiment betrekking heeft op een kermis, circus, beurs, congres, lokale carnavalsoptochten, braderie, week-jaar-streek-vrij- beestenmarkt, buurt-wijk-dorpsfeest, avondvierdaagse, koopzondag, Sinterklaasintocht, kerstmarkt of een nieuwjaarsduik, dancefestival, Molendag en openmonumentendag, Koningsdag, lokale 4 mei-herdenking, lokale 5 mei-viering, uitsluitend een demonstratie of workshop, uitsluitend een concert of voorstelling, planten- dierenshow, toernooi, tentfeest, oktoberfeest, paasvuren, tentoonstelling, (stijl)danswedstrijd, piratenfeest, goede doelen-evenement, opening cultureel seizoen, opening toeristisch jaar en promotieactiviteiten, literaire uitingen en muziekdragers; webshops, digitale koppeling van bedrijfsprocessen, datamanagement, een boekingssysteem, ontwikkeling van apps, activiteiten gericht op het verbeteren van online vindbaarheid (SEO), streamingdiensten, websiteoptimalisatie, social media campagnes, reclame en advertentiekosten, realiseren inschrijfmodules voor (online) lessen en activiteiten.

Artikel 7.18.11 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 1.4.1, 1.4.6 en 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt binnen 12 maanden na subsidieverlening uit te voeren;

  • b.

    het eindresultaat van het project publiekelijk toegankelijk te maken.

Artikel 7.18.12 Looptijd van de regeling

Deze paragraaf is geldig tot en met 31 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

 

Nieuw toegevoegd wordt na paragraaf 9.4: Paragraaf 9.5

Paragraaf 9.5 Gebiedsgerichte aanpak Stikstof

Algemene toelichting:

De Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof (GGA) is een samenwerkingsproces waarbij overheden, maatschappelijke organisaties, inwoners en bedrijven samen op zoek gaan naar oplossingen voor de stikstofproblematiek die passen bij de kenmerken van de gebieden.

 

De Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof draagt bij aan:

  • -

    Een robuustere natuur, waarvoor een significante daling van de stikstofdepositie en (extra) natuurherstel nodig is. Hiermee wordt de biodiversiteit verhoogd en de kwetsbaarheid van de natuur verminderd.

  • -

    Perspectief voor maatschappelijke en economische ontwikkelingen die stikstofdepositie veroorzaken.

  • -

    Een toekomstbestendig Overijssel door waar mogelijk en nodig slimme combinaties met andere opgaven te maken.

De provincie is samen met het Rijk verantwoordelijk voor de bekostiging van het samenwerkingsproces voor de GGA.

 

Op basis van deze subsidieregeling kan subsidie verleend worden aan gebiedspartners voor bekostiging van inzet in de gebiedsteams om tot een Gebiedsanalyse en Gebiedsagenda te komen.

Artikel 9.5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    Gebiedsgerichte Aanpak Stikstof (GGA): een samenwerkingsproces waarbij de gebiedspartners samen op zoek gaan naar oplossingen die passen bij de kenmerken van de gebieden;

  • -

    gebiedsagenda: een plan voor de middellange termijn met daarin opgenomen de gebiedsgerichte uitwerking en een effectanalyse van reeds beschikbare maatregelen en middelen en een voorstel voor mogelijke aanvullende maatregelen inclusief de daartoe benodigde middelen;

  • -

    gebiedsanalyse: een overzicht van de opgaven in het gebied met in ieder geval een nadere duiding van de stikstofproblematiek en de gewenste ontwikkelingen tot 2030;

  • -

    gebiedspartners: terreinbeherende organisaties, vertegenwoordigende organisaties van ondernemers, natuur- en milieuorganisaties en overheden, die als partner betrokken zijn, omdat ze een belang hebben bij het realiseren van de doelen van de GGA;

  • -

    gebiedsteams: de werkorganisatie van de GGA, bestaande uit de gebiedsregisseurs en de gebiedsondersteuner, zijnde de ‘basisbemensing’ die de provincie levert, aangevuld met enkele medewerkers, afkomstig van andere gebiedspartners, die in het gebiedsteam werkzaam zijn in het algemeen belang en niet fungeren als belangenbehartiger van hun organisatie. Het gebiedsteam verzamelt onder andere de benodigde informatie en analyseert deze, bereidt de gebiedstafels voor, stelt de Gebiedsanalyse en de Gebiedsagenda op, verzorgt de communicatie en organiseert participatie;

  • -

    gebiedstafel: het overleg van overheden en (vertegenwoordigende) organisaties met een belang bij het gebied als geheel als het gaat om oplossingen voor de stikstofproblematiek;

  • -

    gebied: het deelgebied dat in het kader van de gebiedsgerichte aanpak is gedefinieerd.

Artikel 9.5.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor de inzet van gebiedspartners in het gebiedsteam ten behoeve van de GGA.

Artikel 9.5.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 9.5.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is:

    • i.

      Natuurmonumenten

    • ii.

      Staatsbosbeheer

    • iii.

      Natuur en Milieu Overijssel

    • iv.

      Landschap Overijssel

    • v.

      Overijssels Particulier Grondbezit

    • vi.

      LTO Noord – Overijssel,

    • vii.

      Waterschap Vechtstromen

    • viii.

      Waterschap Drents Overijsselse Delta

    • ix.

      Waterschap Rijn en IJssel

    • x.

      VNO-NCW Midden

    • xi.

      Collectieven agrarisch natuurbeheer Overijssel, zijnde Coöperatieve Agrarisch Natuur Collectief Midden Overijssel, Coöperatieve Agrarische Natuur of Collectief Noordwest Overijssel U.A

    • xii.

      Coöperatie Bosgroep Noord-Oost Nederland

    • xiii.

      Bouwend Nederland

    • xiv.

      Transport en Logistiek Nederland

    • xv.

      MKB Midden of

    • xvi.

      een Overijsselse gemeente

  • b.

    de aanvraag heeft betrekking op de inzet ten behoeve van een gebiedsteam van één van de volgende GGA-gebieden:

    • i.

      Noordwest-Overijssel;

    • ii.

      Vechtdal;

    • iii.

      Salland;

    • iv.

      West-Twente;

    • v.

      Noordoost-Twente;

    • vi.

      Zuidoost-Twente.

  • c.

    de in de aanvraag opgenomen inzet van uren is afgestemd met de overige gebiedspartners die in art 9.5.3 sub a als aanvrager zijn gedefinieerd, waarbij de betrokken gebiedspartners overeenstemming hebben bereikt over de inzet van het per gebied beschikbaar gestelde bedrag van € 90.000,- exclusief BTW voor de periode van 15 september 2021 t/m 30 juni 2022.

Artikel 9.5.4 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 90.000,- exclusief BTW per gebied voor de subsidieperiode van 15 september 2021 t/m 30 juni 2022.

  • 2.

    De subsidie voor Waterschap Vechtstromen voor de periode 1 januari 2021 tot 15 september 2021 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 60.000,-.

Artikel 9.5.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Uitsluitend personele kosten overeenkomstig artikel 1.1.5 eerste lid en derde lid zijn subsidiabel met dien verstande dat het gehanteerde uurtarief van de aanvrager zelf geen winstopslag bevat.

    Toelichting: Dit betekent dat voor de berekening van het uurtarief van eigen personeel de loonkosten plus opslag methode, IKT of een vast tarief van € 35,- per uur gehanteerd kan worden. Zoals uit artikel 1.1.6 blijkt zijn loonkosten van medeoverheden subsidiabel onder bepaalde voorwaarden. Indien sprake is van loonkosten van derden, dan zijn deze kosten subsidiabel overeenkomstig artikel 1.1.5 derde lid, waarbij als uurtarief een markttarief gehanteerd wordt met een maximum van € 130,-.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.1.6 derde lid zijn:

    • a.

      de kosten van Waterschap Vechtstromen subsidiabel vanaf 1 januari 2021;

    • b.

      de kosten van alle andere aanvragers subsidiabel vanaf 15 september 2021.

  •  

    Toelichting: Deze uitzondering is van toepassing omdat Waterschap Vechtstromen voor de inzet in de gebiedsteams in de periode 1 januari 2021 tot 15 september 2021 nog geen financiële compensatie heeft ontvangen.

Artikel 9.5.6 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Gebiedsgerichte aanpak Stikstof.

Artikel 9.5.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen voor de looptijd van de regeling een subsidieplafond vast.

Artikel 9.5.8 Bevoorschotting

In afwijking van artikel 1.3.2 verstrekken Gedeputeerde Staten de aanvrager een voorschot van maximaal 75% van de verleende subsidie.

Artikel 9.5.9 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot en met 30 juni 2022 tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

Paragraaf 10.4 Bewegen in de openbare ruimte 2.0

Paragraaf 10.4 wordt geheel herzien en komt als volgt te luiden:

Paragraaf 10.4 Buiten bewegen

Algemene toelichting

In het Overijssels Sport- en Beweegakkoord is één van de geformuleerde ambities dat Overijssel in 2025 beschikt over een dekkend netwerk van aantrekkelijke, veilige openbare ruimtes die uitnodigen tot meer bewegen en een gezonde leefstijl. Met deze regeling faciliteren we het aanbieden van sport- en beweegactiviteiten in de bestaande openbare ruimte, waardoor deze openbare ruimte beter wordt benut. Hieronder vallen geen fysieke aanpassingen in de openbare ruimte. Deze regeling richt zich op het beter benutten van de openbare ruimte.

Artikel 10.4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • -

    activiteiten: inspanningen die geleverd worden in de openbare ruimte om het gebruik van deze ruimte te stimuleren en beter te benutten voor sport en bewegen. Fysieke aanpassingen zijn geen activiteiten;

  • -

    Lokaal Sportakkoord: in een lokaal sportakkoord hebben lokale partijen afspraken gemaakt over hoe zij met elkaar hun eigen ambities op het gebied van sport en bewegen willen bereiken;

  • -

    openbare ruimte: een voor iedereen vrij toegankelijke buitenruimte waarvan de inrichting en het beheer van de ruimte onder verantwoordelijkheid van een overheidsinstantie valt;

  • -

    sociaal, praktisch en financieel toegankelijk: dit houdt in dat iedereen zich welkom en veilig moet voelen tijdens het sporten, de activiteiten plaatsvinden op een plek die bereikbaar en fysiek toegankelijk is en dat financiën geen vormen mogen vormen voor mensen die willen meedoen aan de sport- of beweegactiviteiten;

  • -

    sociaal, praktisch en financieel toegankelijk: dit houdt in dat iedereen zich welkom en veilig moet voelen tijdens het sporten, de activiteiten plaatsvinden op een plek die bereikbaar en fysiek toegankelijk is en dat financiën geen vormen mogen vormen voor mensen die willen meedoen aan de sport- of beweegactiviteiten.

Toelichting: Plaatsen die onder de openbare ruimte vallen zijn onder andere speelpleinen, fiets- en wandelpaden, parken of opengestelde natuur.

Artikel 10.4.2 Subsidiabele activiteiten

Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken voor nieuwe activiteiten die bijdragen aan meer sporten en bewegen in de openbare ruimte in Overijssel.

Artikel 10.4.3 Criteria

Een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 voldoet aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een Overijsselse gemeente of gemeentelijke uitvoeringsinstantie van het lokale sportbeleid;

  • b.

    de activiteiten zijn nieuw ontwikkeld of zijn niet eerder uitgevoerd in de betreffende openbare ruimte;

  • c.

    er is sprake van een activiteitenprogramma dat wordt ontwikkeld of uitgevoerd door partners van het Lokale Sportakkoord met als doel gebruikers te stimuleren of nieuwe gebruikers aan te trekken;

  • d.

    indien de een gemeentelijke uitvoeringsinstantie van het lokale sportbeleid is, staat de betreffende gemeente achter het voorstel en heeft dit schriftelijk bevestigd;

  • e.

    de activiteiten passen binnen het Lokale Sportakkoord en dragen bij aan de uitvoering daarvan;

  • f.

    de activiteiten zijn sociaal, financieel en praktisch toegankelijk;

  • g.

    indien de te verstrekken subsidie staatssteun oplevert in de zin van artikel 107 eerste lid van het VWEU, dan moet de subsidie aan de algemene de-minimisverordening voldoen.

Toelichting: In artikel 1.1.8 is nader toegelicht wanneer sprake kan zijn van staatssteun.

Artikel 10.4.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van € 10.000,- per aanvraag.

Artikel 10.4.5 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks een subsidieplafond vast.

Artikel 10.4.6 Indieningstermijn aanvraag tot subsidieverlening

In afwijking van artikel 1.2.2 geldt dat een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 10.4.2 kan worden ingediend vanaf 1 september 2021 vanaf 9.00 uur en ontvangen moet zijn uiterlijk 1 december 2021 voor 17.00 uur.

Artikel 10.4.7 Aanvullende stukken bij de aanvraag tot subsidieverlening

  • 1.

    De aanvrager maakt bij de aanvraag gebruik van het aanvraagformulier Buiten Bewegen.

  • 2.

    Indien de aanvrager geen gemeente is, overlegt de aanvrager bij de aanvraag om subsidie zoals bedoeld in artikel 10.4.2, in aanvulling op artikel 1.2.1 tweede lid, een schriftelijke verklaring van de gemeente waaruit blijkt dat de betreffende gemeente instemt met de activiteiten in de openbare ruimte.

  • 3.

    De aanvrager overlegt bij de aanvraag om subsidie zoals bedoeld in artikel 10.4.2, het Lokale Sportakkoord waarbij wordt toegelicht aan welke ambities of doelstellingen van het Lokale Sportakkoord de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd bijdragen en op welke wijze.

Artikel 10.4.8 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 1.1.7 weigeren Gedeputeerde Staten de subsidie indien er voor activiteiten in de betreffende gemeente al subsidie is verstrekt op grond van deze subsidieparagraaf in datzelfde begrotingsjaar.

Artikel 10.4.9 Verplichtingen subsidieontvanger

In aanvulling op artikelen 1.4.1, 1.4.3, 1.4.5 en 1.4.6, 1.4.7 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de activiteiten uiterlijk 1 september 2022 te hebben gerealiseerd;

  • b.

    de opgedane kennis en ervaring te delen op het door Gedeputeerde Staten beschikbaar gestelde digitale platform samenvoorelkaar.nl.

Artikel 10.4.10 Looptijd

Deze paragraaf loopt tot 31 december 2022, tenzij Gedeputeerde Staten anders besluiten.

 

Inwerkingtreding:

Het besluit treedt in werking 1 dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Gedeputeerde Staten voornoemd.

Naar boven