Provinciaal blad van Fryslân
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2021, 5400 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Fryslân | Provinciaal blad 2021, 5400 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 29 juni 2021 houdende regels omtrent de subsidiering van zowel vestigings- als diversificatieprojecten die leiden tot economische groei in harmonie met de omgeving zodanig dat de brede welvaart in de provincie Fryslân wordt verhoogd doordat ze een bijdrage leveren aan een circulaire economie (Subsidieregeling vestiging en circulair ondernemerschap Fryslân 2021-2022)
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Gelet op de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;
Gelet op Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1);
Overwegende dat het in het kader van de beleidsnota ‘samen met ondernemend Fryslân naar een brede welvaart’ wenselijk is te investeren in vestigings- en diversificatieprojecten van bedrijven die een bijdrage leveren aan de circulaire economie zodanig dat de brede welvaart in de regio wordt verhoogd;
Subsidieregeling vestiging en circulair ondernemerschap Fryslân 2021-2022.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.
diversificatie: de ontwikkeling en implementatie van een nieuw product, nieuwe dienst of nieuw productieproces binnen de vestiging van de onderneming van de aanvrager. Het nieuwe product of dienst wordt na de ontwikkeling en implementatie afgezet op een nieuwe markt. Het nieuwe productieproces wordt na de ontwikkeling en implementatie ingezet voor productie voor een nieuwe markt.
duurzame bedrijfsuitrusting: investering die wordt geactiveerd op de balans van de vestiging van de onderneming van de aanvrager en die niet binnen twee jaar wordt afgeschreven alsmede bedrijfsuitrusting waarvan de investeringskosten op grond van de Wet inkomstenbelasting 2001 vrij kunnen worden afgeschreven.
FTE: fulltime-equivalent. Een FTE is één volledige arbeidsplaats c.q. functie binnen een onderneming die wordt ingevuld door een persoon die fulltime in dienst is, dan wel door meerdere personen die gezamenlijk de volledige arbeidsplaats vervullen. Het aantal uren van één FTE is, afhankelijk van de onderneming in kwestie 36, 38 of 40 uur, maar nooit minder dan 36 uur.
pand: bouwwerk dat bouwkundig gezien een zelfstandige eenheid is en in zowel constructief als functioneel opzicht te onderscheiden is van de naastgelegen bouwwerken. Dat wil zeggen dat het bouwwerk bouwkundig gezien gescheiden moet zijn van aangrenzende bebouwing, een eigen toegang moet hebben en afzonderlijk moet zijn te gebruiken;
prestatiesubsidie: subsidie die wordt verleend voor het realiseren van een specifieke prestatie dan wel activiteit, waarbij een subsidiebedrag per eenheid prestatie of activiteit wordt verstrekt. Subsidie die verleend wordt voor een activiteit als omschreven in paragraaf 2.1 en paragraaf 2.2 betreft een prestatiesubsidie. Subsidie die verleend wordt voor een activiteit als omschreven in paragraaf 2.3 daarentegen, betreft een kostensubsidie in de vorm van een bijdrage in de werkelijke kosten voor het realiseren van deze activiteit.
vestiging: een afzonderlijk gelegen fabriek, werkplaats, winkel, kantoor of andere bedrijfsruimte van een onderneming met een rechtsvorm van een B.V. of N.V. in een pand, waaruit ondernemingsactiviteiten worden uitgevoerd. De vestiging heeft een uniek vestigingsnummer dat geregistreerd staat bij de Kamer van Koophandel.
Artikel 1.9 Intrekking en terugvordering
Intrekking van de subsidieverlening op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van de bij de subsidieaanvraag verstrekte informatie vooraf aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en laatstgenoemde daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Voor zover Gedeputeerde Staten niet met afwijking heeft ingestemd, verricht de subsidieontvanger de projectactiviteiten voor eigen rekening en risico.
Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten
Paragraaf 2.1 Oprichten van een nieuwe vestiging in Fryslân door een bestaande Friese onderneming
De prestatiesubsidie heeft tot doel om nieuwe structurele FTE te creëren in op te richten Friese ondernemingen die bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie in Fryslân.
Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een prestatiesubsidie verstrekken voor een project dat ziet op het oprichten van een nieuwe onderneming met een vestiging in Fryslân, door de onderneming van de aanvrager, waarbij minimaal 5 nieuwe FTE in deze vestiging wordt aangenomen.
Artikel 2.1.3 Toetsingscriteria
Om voor een prestatiesubsidie in aanmerking te komen voor een project als omschreven in artikel 2.1.2, wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 2.1.4 Weigeringsgronden
In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de ASV, wordt de prestatiesubsidie geweigerd indien:
Artikel 2.1.5 Opschortende voorwaarde
Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om het project te kunnen starten, wordt de prestatiesubsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven, onherroepelijk zijn geworden en kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
De prestatiesubsidie die kan worden verleend, bedraagt € 10.000,- per nieuw aangenomen FTE in het project, met een maximum van € 100.000,-.
Artikel 2.1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de ASV, is de subsidieontvanger verplicht om:
de gesubsidieerde FTE in te vullen door personen die in de 12 maanden die vooraf zijn gegaan aan de datum van ontvangst van de aanvraag, niet werkzaam zijn geweest bij de onderneming van de aanvrager of het verband van ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming deel uitmaakt, in wat voor functie dan ook;
desgevraagd, na het verstrijken van de einddatum van het project of na het realiseren van het project, medewerking te verlenen aan een door Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie, monitoringstraject of ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang kunnen worden geacht en verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die hiervoor van belang zijn.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode onder onderdeel b te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode onder onderdeel c te verlengen met maximaal een jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Paragraaf 2.2 Oprichten van een nieuwe vestiging in Fryslân of het verplaatsen van een bestaande vestiging naar Fryslân door een onderneming van buiten Fryslân
De prestatiesubsidie heeft tot doel om bestaande ondernemingen een nieuwe onderneming met vestiging in Fryslân op te laten richten of om hun bestaande vestiging naar Fryslân te verplaatsen. Hiermee wordt beoogd nieuwe structurele FTE te creëren en de circulaire economie in Fryslân te stimuleren.
Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een prestatiesubsidie verstrekken voor een project dat ziet op:
Artikel 2.2.3 Toetsingscriteria
Om voor een prestatiesubsidie in aanmerking te komen voor een project als omschreven in artikel 2.2.2, wordt voldaan aan de volgende criteria:
de FTE worden niet ingevuld door personen die in de 12 maanden die vooraf zijn gegaan aan de
datum van ontvangst van de aanvraag werkzaam zijn geweest bij de onderneming
van de aanvrager noch het verband van ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming deel uitmaakt, in wat voor functie dan ook;
Artikel 2.2.4 Weigeringsgronden
In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de ASV, wordt de prestatiesubsidie geweigerd indien:
Artikel 2.2.5 Opschortende voorwaarde
Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om het project te kunnen starten, wordt de prestatiesubsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven, onherroepelijk zijn geworden en kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Artikel 2.2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de ASV, is de subsidieontvanger verplicht om:
de gesubsidieerde FTE in te vullen door personen die in de 12 maanden die vooraf zijn gegaan aan de datum van ontvangst van de aanvraag, niet werkzaam zijn geweest bij de onderneming van de aanvrager of het verband van ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming deel uitmaakt, in wat voor functie dan ook;
desgevraagd, na het verstrijken van de einddatum van het project of na het realiseren van het project, medewerking te verlenen aan een door Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie, monitoringstraject of ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang kunnen worden geacht en verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die hiervoor van belang zijn.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode onder onderdeel b te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode onder onderdeel c te verlengen met maximaal een jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Paragraaf 2.3 Circulaire diversificatie in een bestaande vestiging in Fryslân
De subsidie heeft tot doel bedrijfsontwikkelingen van Friese ondernemingen te stimuleren op het gebied van circulaire economie.
Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteit
Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor het realiseren van een project dat ziet op een diversificatie binnen een bestaande vestiging van de onderneming van de aanvrager in Fryslân, die bijdraagt aan de transitie naar een circulaire economie in Fryslân.
Artikel 2.3.3 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een project als omschreven in artikel 2.3.2, wordt voldaan aan de volgende criteria:
Artikel 2.3.4 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 2.7 van de ASV, wordt subsidie geweigerd indien:
Artikel 2.3.5 Opschortende voorwaarde
Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om het project te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven, onherroepelijk zijn geworden en kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Artikel 2.3.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de ASV, is de subsidieontvanger verplicht om:
desgevraagd, na het verstrijken van de einddatum van het project of na het realiseren van het project, medewerking te verlenen aan een door Gedeputeerde Staten gevorderde controle van de administratie, monitoringstraject of ander onderzoek naar gegevens die in het kader van de subsidieverstrekking van belang kunnen worden geacht en verleent daartoe inzage in zijn administratie en verstrekt de inlichtingen die hiervoor van belang zijn.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode onder onderdeel b te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode onder onderdeel c te verlengen met maximaal een jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 29 juni 2021.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok
Secretaris R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM
Artikel 1.1, aanhef en onder h
Indien er een deskundige wordt ingeschakeld om (een deel van) de gesubsidieerde activiteit in opdracht van de aanvrager uit te voeren, dient deze deskundige op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn deze opdracht uit te voeren. Voor de beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van het bedrijf dat wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de opdracht uitvoert. Een deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de deskundige onafhankelijk de gegeven opdracht dient uit te kunnen voeren waarbij geen sprake mag zijn van enige vorm van belangenverstrengeling. Het gaat er ook om dat de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:
Deze opsomming is niet limitatief.
Artikel 1.1, aanhef en onder k
Een onderneming wordt in elk geval als grote onderneming aangemerkt en niet als MKB-onderneming, wanneer:
Artikel 1.1, aanhef en onder n
Conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote, en micro-ondernemingen in bijlage I van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 personen (FTE) werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt.
Uitsluitend MKB-ondernemingen en grote ondernemingen met een rechtsvorm zoals aangegeven in dit artikel, niet zijnde een holding (of houdstermaatschappij), komen binnen deze regeling voor subsidie in aanmerking. Indien de onderneming van de aanvrager niet binnen de doelgroep valt, wordt de aanvraag geweigerd.
Aanvragen voor subsidie in het kader van de regeling kunnen worden ingediend vanaf 12 juli 2021 tot en met 31 december 2021 en moeten ook binnen dit tijdvak zijn ontvangen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Aanvragen die worden ontvangen buiten voornoemd tijdvak, worden geweigerd.
De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De datum waarop de aanvraag als volledig wordt aangemerkt, is de feitelijke datum waarop de aanvraag mee gaat tellen voor het beslag op het subsidieplafond.
Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor een (prestatie)subsidie in aanmerking komt.
Voor zover het subsidieplafond dat voor deze regeling van 12 juli 2021 tot en met 31 december 2021 beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor een (prestatie)subsidie in aanmerking te komen.
Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst van een volledige aanvraag. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het beschikbaar gestelde subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet de datum of het tijdstip van ontvangst. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe laat de aanvraag op de desbetreffende dag is ontvangen. Ook het indienen van meerdere aanvragen beïnvloedt de loting niet: per aanvragende onderneming wordt slechts één subsidieaanvraag voor een activiteit die valt onder de omschrijving in artikel 2.1.2, artikel 2.2.2 of artikel 2.3.2, in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeelsystematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.
Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeertussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.
Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle steun en de-minimis opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar is verstrekt.
Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 200.000,- aan steun verstrekt worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt per aanvrager over een periode van driebelastingjaren. Ten aanzien van aanvragers die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten, geldt hierbij een steunplafond van € 100.000,-.
De onderneming die de subsidie aanvraagt (en ontvangt na toekenning van de aanvraag), richt gedurende de realisatie van het project een nieuwe B.V. of N.V. met vestiging op bij de Kamer van Koophandel, waarbij minimaal 5 FTE in de voornoemde vestiging worden aangenomen.
Artikel 2.1.3, artikel 2.2.3, artikel 2.3.3
Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een subsidiabele activiteit (project) als omschreven in artikel 2.1.2, artikel 2.2.2 of artikel 2.3.2, gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan een of meer van deze criteria komt de subsidieaanvraag niet in aanmerking voor subsidie en levert dit een (dwingende) weigeringsgrond op voor subsidie.
Artikel 2.1.4, aanhef en onder a, artikel 2.2.4, aanhef en onder b
Om voor subsidie in aanmerking te komen, mag er vóór ontvangst van de aanvraag nog niet gestart zijn met het project. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met feitelijke werkzaamheden van het project dan wordt ervan uitgegaan dat er (te vroeg) gestart is met het project. Met het bovenstaande wordt de stimulerende werking van de regeling gewaarborgd.
Hieronder een aantal niet-limitatieve voorbeelden van situaties waarin in elk geval geoordeeld wordt dat er (te vroeg) gestart is met feitelijke werkzaamheden voor het project:
Gedeputeerde Staten kunnen na ontvangst van een aanvraag in geval van twijfel aangaande de door de aanvrager verstrekte informatie over de start van (feitelijke werkzaamheden van) het project hier nader onderzoek naar doen, al dan niet op locatie.
Artikel 2.2.2 aanhef en onder a
De onderneming die de subsidie aanvraagt (en ontvangt na toekenning van de aanvraag), richt gedurende de realisatie van het project een nieuwe B.V. of N.V. op met vestiging op bij de Kamer van Koophandel, waarbij minimaal 5 FTE in deze voornoemde vestiging worden aangenomen.
Artikel 2.2.2 aanhef en onder b
De onderneming die de subsidie aanvraagt (en ontvangt na toekenning van de aanvraag), verplaatst gedurende de realisatie van het project haar bestaande onderneming met vestiging naar Fryslân, waarbij minimaal 5 nieuwe FTE in de te verplaatsen vestiging wordt aangenomen.
De feitelijke productie van een nieuw product of dienst die plaatsvindt na realisatie van een diversificatie(project), valt niet onder de subsidiabele activiteit omschrijving. Louter de fase van ontwikkeling en implementatie van een nieuw product of dienst.
De feitelijke inzet van een nieuw productieproces na realisatie van een diversificatie(project), valt eveneens niet onder de subsidiabele activiteit omschrijving. Louter de fase van ontwikkeling en implementatie van een nieuw productieproces.
Artikel 2.3.3, aanhef en onder e
Met dit criterium wordt voorgeschreven dat de kosten voor het realiseren van het project waarvoor subsidie is aangevraagd door de aanvragende onderneming zelf moeten worden gemaakt. Dit betekent dat de facturen die voortvloeien uit de opdrachten die de aanvrager verstrekt aan derden voor het daadwerkelijk laten uitvoeren van (een deel van) het gesubsidieerde project in rekening moeten worden gebracht bij de onderneming van de aanvrager.
Artikel 2.3.4, aanhef en onder a
Om voor subsidie in aanmerking te komen, mogen ter zake van de subsidiabele kosten van het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd, nog geen verplichtingen zijn aangegaan vóórdat de subsidieaanvraag is ontvangen. Daarnaast mag er vóór ontvangst van de aanvraag nog niet gestart zijn met het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Met het bovenstaande wordt de stimulerende werking van de regeling gewaarborgd.
Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt geen subsidie verstrekt en wordt de gehele aanvraag geweigerd. Ook wanneer er ter zake van een deel van de begrote subsidiabele kosten van het project een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag.
Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het voor akkoord ondertekenen van een offerte van een externe deskundige, het ondertekenen van een (voorlopige) koopovereenkomst, maar ook het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een externe deskundige.
Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met feitelijke werkzaamheden voor het project dan wordt ervan uitgegaan dat er (te vroeg) gestart is met het project. Hieronder een aantal niet-limitatieve voorbeelden van situaties waarin in elk geval geoordeeld wordt dat er (te vroeg) gestart is met feitelijke werkzaamheden voor het project:
Gedeputeerde Staten kunnen na ontvangst van een aanvraag in geval van twijfel aangaande de door de aanvrager verstrekte informatie over de start van de feitelijke werkzaamheden hier nader onderzoek naar doen, al dan niet op locatie.
Artikel 2.3.6, eerste lid onder a
Onder de kosten voor het verbouwen kunnen tevens de kosten van nieuwbouw worden verstaan.
Artikel 2.3.6, eerste lid onder b
De (advies)kosten van het inhuren van externe deskundigen voor marketing- of communicatiewerkzaamheden, vallen hier niet onder.
Artikel 2.1.7, eerste lid onder e, artikel 2.2.7, eerste lid, onder e, artikel 2.3.8, eerste lid, onder f
De onderneming waar de subsidie aan is verstrekt, is verplicht de subsidieverleningsbeschikking gedurende de realisatie van het project niet over te dragen aan een derde noch aan andere onderneming die deel uitmaakt van zijn verband van ondernemingen. Dit betekent dat een verzoek tot wijziging van de tenaamstelling van de subsidieverlening c.q. overdracht van de subsidie niet wordt gehonoreerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2021-5400.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.