Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 8 juni 2021, nummer 1630835/1630839 tot vaststelling van een subsidieplafond 2021 en openstelling van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland voor het onderdeel niet-productieve investeringen water.

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland

 

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

 

Besluiten:

 

  • I.

    Gedeputeerde Staten stellen open hoofdstuk 2, paragraaf 6 niet-productieve investeringen water van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland, verder te noemen de uitvoeringsregeling, voor de periode van 26 juli 2021 tot en met 29 oktober 2021 om 17:00 uur;

  • II.

    Gedeputeerde Staten stellen voor de onder I. genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve van de maatregel vast op € 1.000.000,00. De middelen zijn voor 100% afkomstig uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling.

  • III.

    Gedeputeerde Staten stellen de volgende nadere regels vast:

Artikel 1 Begripsbepaling

  • -

    Beheersgebieden van de waterschappen: de beheersgebieden zoals aangegeven op de website van de betreffende waterschappen;

  • -

    Watersysteem: het samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen, grondwaterlichamen met bijbehorende bergingsgebieden, waterbodems, oevers, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken zoals duikers en gemalen.

Artikel 2. Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor niet-productieve investeringen die betrekking hebben op de (her)inrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor landbouw -, water - en klimaatdoelen die leiden tot:

    • a.

      het voorkomen of beperken van wateroverlast, watertekort en/of verzilting van grond- en/of oppervlaktewater (waterkwantiteit), en/of

    • b.

      een verbeterde kwaliteit van grond- en/of oppervlaktewater.

  • 2.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor niet-productieve investeringen als bedoeld in het eerste lid, met een directe link met de landbouw;

  • 3.

    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die plaatsvinden in het beheergebied van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier.

Artikel 3. Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    waterschappen;

  • g.

    gemeenten;

  • h.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 4. Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten, voor zover de kosten direct samenhangen met de investering:

    • a.

      de kosten van de bouw of verbetering van onroerende zaken:

    • b.

      de kosten van verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      de kosten van aankoop van grond;

    • d.

      de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de Uitvoeringsregeling;

    • f.

      de kosten van projectmanagement en projectadministratie;

    • g.

      voorbereidingskosten als bedoeld in artikel 1.12, derde en vierde lid, van de Uitvoeringsregeling;

    • h.

      personeelskosten voor zover zij zijn berekend overeenkomstig 1.9a van de Uitvoeringsregeling;

    • i.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 5. Hoogte subsidie

  • a.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • b.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 400.000,00 wordt de subsidie niet verleend.

Artikel 6. Rangschikking

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking van subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.15, eerste lid, onder a en artikel 2.6.5 van de uitvoeringsregeling de volgende criteria, die zijn uitgewerkt in bijlage 1 van dit besluit:

    • a.

      de mate van effectiviteit van de activiteit;

    • b.

      de kans op succes/haalbaarheid;

    • c.

      de mate van urgentie;

    • d.

      de mate van efficiëntie van de uitvoering van de activiteit.

  • 2.

    Voor ieder van de in het eerste lid bedoelde criteria kunnen 0 tot en met 5 punten worden behaald.

  • 3.

    De criteria hebben de volgende wegingsfactoren:

    • a.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder a, heeft een wegingsfactor van 4;

    • b.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder b, heeft een wegingsfactor van 4;

    • c.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder c, heeft een wegingsfactor van 2;

    • d.

      het criterium bedoeld in het eerste lid, onder d, heeft een wegingsfactor van 1.

  • 4.

    Indien een aanvraag minder dan 35 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd.

  • 5.

    Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b.

  • 6.

    Indien aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben verkregen op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdeel b, wordt subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 7.

    Indien aanvragen, bedoeld in het vijfde lid, een gelijk aantal punten hebben verkregen op het criterium, bedoeld in het eerste lid onderdelen a en b, wordt subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

Artikel 7. Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 6 een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de uitvoeringsregeling.

Artikel 8. Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze wordt geplaatst.

  • 2.

    Dit besluit vervalt op 31 december 2025.

  • 3.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingbesluit niet-productieve investeringen water Noord-Holland 2021.

Haarlem, 8 juni 2021

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter.

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Bijlage 1:  

 

Criteria:

 

  • a.

    De mate van effectiviteit van de activiteit.

De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de mate waarin de activiteit beoogt bij te dragen aan de doelstellingen zoals genoemd in artikel 2 lid 1. De doelen betreffen zowel waterkwaliteit als –kwantitieit en zijn vastgesteld in de Watervisie 2021.

 

Score:

0 punten: de resultaten van het project dragen slechts in zeer geringe mate bij aan de doelstellingen;

1 punt: de resultaten van het project dragen in geringe mate bij aan de doelstellingen;

2 punten: de resultaten van het project dragen matig bij aan de doelstellingen;

3 punten: de resultaten van het project dragen in voldoende mate bij aan de doelstellingen;

4 punten: de bijdrage van het project aan de doelstellingen is goed;

5 punten: een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden

 

  • b.

    De kans op succes/haalbaarheid.

Op basis van het projectplan worden de volgende aspecten in samenhang bezien: de kwaliteit (deskundigheid, ervaring) van de projectleider, het realiteitsgehalte van het projectplan, de mate waarin relevante partijen bij de initiatieffase en de uitvoering van het plan zijn betrokken, het realiteitsgehalte van planning, opzet en begroting, en de mate waarin het project al is voorbereid / snel in uitvoering kan worden genomen, de vermelding van risico’s en de maatregelen om deze te verminderen. Hierbij wordt gekeken naar het al dan niet reeds verworven zijn van benodigde gronden, het draagvlak voor het plan en de mate waarin vergunningen reeds zijn verkregen.

 

Score:

0 punten: het project draagt slechts in zeer geringe mate bij aan dit criterium;

1 punt: het project draagt in geringe mate bij aan het criterium;

2 punten: het project draagt matig bij aan het criterium;

3 punten: het project draagt in voldoende mate bij aan het criterium;

4 punten: de bijdrage van het project aan het criterium is goed;

5 punten: een project scoort zeer goed op het criterium als de bijdrage van een project meer is dan redelijkerwijs van een project verwacht mag worden

 

  • c.

    De mate van urgentie.

Bij dit criterium gaat het er om in hoeverre de opgave(n) die met de activiteit aangepakt worden, geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden, en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld te onderbouwen door verwijzing naar relevante beleidsdocumenten of programma’s van de overheid waarin de activiteit is benoemd.

 

0 punten: er is sprake van een opgave die op grond van plannen van provincie of waterschap noodzakelijk is, maar die op grond van die plannen pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden;

1 punt: er is sprake van een op grond van plannen van provincie of waterschap noodzakelijke opgave die op grond van die plannen pas op langere termijn aangepakt hoeft te worden;

2 punten: er is sprake van een op grond van plannen van provincie of waterschap noodzakelijke opgave die op grond van die plannen binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden;

3 punten: er is sprake van een op grond van plannen van provincie of waterschap noodzakelijke opgave die op grond van die plannen op relatief korte termijn aangepakt moet worden;

4 punten: er is sprake van een op grond van plannen van provincie of waterschap noodzakelijke opgave die op grond van die plannen snel aangepakt moet worden;

5 punten: er is sprake van een op grond van plannen van provincie of waterschap noodzakelijke opgave, die op grond van die plannen onmiddellijk aangepakt moet worden.

 

  • d.

    De mate van efficiëntie van de uitvoering van de activiteit.

Deze wordt bepaald door de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) te relateren aan de mate waarin met de activiteit de doelstellingen zoals genoemd in artikel 2, eerste lid worden behaald. Score:

0 punten: geen efficiënte inzet van middelen ten opzichte van het effect op de doelstellingen;

1 punt: de opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig;

2 punten: doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig;

3 punten: de doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende;

4 punten: de doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie;

5 punten: de opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde.

 

Toelichting bij het Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water Noord-Holland 2021

Uit de SWOT analyse voor Water- en bodembeheer uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma voor Nederland 2014-2022 (hierna: POP) blijkt dat verdere verduurzaming van de landbouw met behoud van concurrentiekracht de grootste uitdaging is. De maatschappij stelt eisen aan het milieu, klimaat, dierenweelzijn, diergezondheid, landschap, omgevingskwaliteit (inclusief waterkwaliteit) en biodiversiteit. Op grond van dit openstellingsbesluit kunnen subsidies worden verstrekt voor niet-productieve investeringen zoals bedoeld in artikel 1.1 lid k van de uitvoeringsregeling, in watersystemen.

 

Artikel 2

 

Lid 1

Beleidsdoelen waterkwaliteit en –kwantiteit.

Waterkwantiteit

Maatregelen dienen een noodzakelijke bijdrage te leveren aan de realisatie van waterkwantiteitsdoelen, zoals vastgesteld in de Watervisie 2021 van de provincie Noord-Holland en de waterplannen van de Noord-Hollandse waterschappen 1 . Voorbeelden zijn waterbergende maatregelen, maatregelen die het bestaande waterbergend vermogen van gronden en watersystemen vergroten, maatregelen gericht op vasthouden en afvoeren van water en maatregelen die verzilting tegengaan. Naast investeringen in een robuustere waterbeheersing (bijv. anticiperend op klimaatverandering en de vermindering van risico’s voor de landbouw), kan ook worden gedacht aan de aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers, peilaanpassingen (verwijderen of plaatsen van stuwen) en vernatting van gronden.

 

Waterkwaliteit

Maatregelen dienen een noodzakelijke bijdrage te leveren aan de realisatie van KRW-doelen (waterkwaliteit in termen van ecologie en chemie) van KRW-waterlichamen, zoals vastgesteld in de provinciale Watervisie 2021 en de waterbeheerplannen van de waterschappen. Ook de kwaliteitsverbetering van niet KRW-waterlichamen (‘overig water’) kan subsidiabel zijn. Het betreft onder meer maatregelen die gericht zijn op het beperken/voorkomen van uitspoeling van name nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater en grondwater. Voorbeelden zijn perceels- of erfinrichtingsmaatregelen die emissies van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen richting oppervlaktewater verminderen of afspoeling tegengaan, zorgen dat er geen ongezuiverde lozingen plaatsvinden, zuiveren van drainagewater, aanleg van mest- en spuitvrije bufferstroken langs watergangen, aanleg van een infiltratiegreppels, aanleg en inrichting van natuurvriendelijke oevers die bijdragen aan KRW doelen en het herstellen van migratiemogelijkheden.

Om het mogelijk te maken om activiteiten met elkaar te vergelijken, hanteert de adviescommissie enkele instrumenten. Zo wordt gekeken naar de KRW-factsheets die onderdeel uitmaken van de waterbeheerplannen en de maatregelen die daarin worden genoemd. Bovendien wordt onder meer gebruik gemaakt van de zogenoemde KRW-maatlat op basis van de STOWA-publicatie Omschrijving MEP en maatlatten voor Sloten en Kanalen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021 (rapportnummer 2012-34, ISBN 978.90.5773.571.434).

 

Lid 2. Link met de landbouw.

Projecten moeten op enigerlei wijze een direct verband met landbouwactiviteiten hebben. Dit verband moet in de subsidieaanvraag worden aangegeven en onderbouwd.

 

Artikel 6. Subsidiabele kosten

Kosten waarvoor subsidie kan worden verstrekt.

Lid h:

In 2021 is het mogelijk geworden om gebruik te maken van de vereenvoudigde kostenoptie (SCO) voor wat betreft personeelskosten. Voor de SCO personeelskosten houdt dit in dat er over de overige directe kosten binnen het project (alle directe kosten los van de personeelskosten), die geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag (€ 5.186.000,- volgens Richtlijn 2014/24/EU), een opslag voor personeelskosten berekend mag worden zonder dat hier een administratieve verplichting tegenover staat in de vorm van een onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. Deze opslag wordt berekend door de som van de overige directe kosten binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten. Bijvoorbeeld:

Subsidiepercentage is 100%

Totale subsidiabele overige directe kosten: € 300.000,00

Opslag personeelskosten: € 300.000,00 * 20% * 1,15 = € 69.000,00

Subsidiebedrag: (€ 300.000,00 + € 69.000,00) * 100% = € 369.000,00

 

Het aantal subsidiabele kostencategorieën is minder dan de in artikel 2.6.3. lid 1 en lid 2 van de uitvoeringsregeling genoemde lijst. Er wordt geen subsidie verstrekt voor:

  • -

    de kosten van tweedehands installaties: de marktwaarde van deze goederen is zeer lastig vast te stellen.

  • -

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken: dit komt weinig tot niet voor.

  • -

    afschrijvingskosten: zijn moeilijk aan te tonen. De bewijskosten zijn vaak hoger dan de POP3-opbrengsten in subsidiegeld, de kans op fouten is groot.

Aankoop van grond valt onder kosten van onroerende goederen (lid 1 onderdeel a) en mogen maximaal 10% van de subsidiabele kosten bedragen.

 

Lid 2. Voorbereidingskosten

De voorbereidingskosten kunnen bestaan uit kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs, kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied en kosten van haalbaarheidsstudies. Voorbereidingskosten gemaakt voor indiening van de aanvraag om subsidie komen slechts voor subsidie in aanmerking indien zij gemaakt zijn binnen één jaar voordat de aanvraag om subsidie is ingediend.

 

Artikel 7. Selectieciteria

De selectie van projecten vindt plaats via een zogenaamde ‘tender-methode’: alle binnen de in besluit 1 genoemde periode ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en er zal een puntentoekenning plaatsvinden. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens gerangschikt aan de hand van het puntentotaal, waarbij de projecten aflopend (hoog naar laag aantal punten) worden gerangschikt. Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score.

 

Er is gekozen voor een selectie van de projecten op basis van vier criteria: de mate van effectiviteit, kans op succes/haalbaarheid, urgentie en efficiëntie. Er wordt geen gebruik gemaakt van investeringslijst of geografische als andere selectiemogelijkheden bij deze maatregel omdat die minder mogelijkheden voor maatwerk, integraliteit of keuzemogelijkheden bieden.

 

De adviescommissie kan geen aanvullende informatie opvragen over het project. Het is van belang dat zoveel mogelijk relevante informatie voor de onderbouwing voor de criteria onderdeel is van het projectplan.

De onderbouwing van de criteria met cijfers zoals het areaal waarop de activiteit invloed heeft, vermelden van de huidige en verwachte situatie en het leggen van relaties van de activiteit met de effecten is van belang. Ook maatregelen om effecten bij te sturen wanneer deze bijvoorbeeld achterblijven kunnen bijdragen aan de kwaliteit van het projectplan.

 

7a. Effectiviteit van de activiteit.

Dit criterium betreft de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan de beleidsdoelen, zoals genoemd in artikel 2, eerste lid. Dit betreft waterkwantiteits- en/of waterkwaliteitsdoelstellingen m.b.t. grond- en/of oppervlaktewater. Bij aanvragen die geheel of voornamelijk de waterkwantiteit betreffen (wateroverlast, watertekort en/of verzilting) wordt de kwalificatie indien mogelijk als volgt ingevuld.

  • Onvoldoende: de overlast/het tekort/de verzilting wordt onvoldoende teruggedrongen.

  • Matig: de overlast/het tekort/de verzilting wordt in beperkte mate teruggedrongen

  • Voldoende: de overlast/het tekort/de verzilting wordt in behoorlijke mate teruggedrongen

  • Goed: de overlast/het tekort/de verzilting wordt in grote mate teruggedrongen

  • Zeer goed: de overlast/het tekort/de verzilting wordt in zeer grote mate teruggedrongen

7b. Kans op succes / haalbaarheid.

Dit criterium betreft de kans dat het project kan worden uitgevoerd conform het projectplan. Een project met meerdere deelnemers is de kans op succes groter als deze al bij de initiatieffase en voorbereiding evenals bij het beheer en instandhouding van het project aantoonbaar betrokken zijn. Ook de aanwezigheid van vergunningen en benodigde financiering zijn aspecten.

 

7c. Urgentie

Met provinciale opgaven wordt hier gedoeld op opgaven uit de in de toelichting op artikel 2 genoemde Watervisie 2021 van de provincie Noord-Holland en de waterplannen van de Noord-Hollandse waterschappen.

 

7d. Efficiëntie

De efficiëntie wordt bepaald door de input (geld, kennis, kunde, overige middelen) te relateren aan de mate waarin met de activiteit de doelstellingen zoals genoemd in artikel 2 lid 1 worden behaald. De gekozen invulling van dit criterium maakt het mogelijk dat projecten met de hoogste ‘value for money’ het beste scoren. Gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).

 

Bij aanvragen die geheel of voornamelijk de waterkwaliteit betreffen, wordt de kwalificatie indien mogelijk als volgt ingevuld.

  • Onvoldoende: indien door de activiteit de waterkwaliteit van een overig water met slechts een geringe omvang of zeer lokaal (bijvoorbeeld in één deel van een sloot of een beperkt deel van het grondwater) aanzienlijk wordt verbeterd

  • Matig: indien door de activiteit de waterkwaliteit van een overig water met een beperkte omvang (bijvoorbeeld in één enkele sloot of een beperkt deel van het grondwater) aanzienlijk wordt verbeterd

  • Voldoende: indien door de activiteit de waterkwaliteit van een behoorlijk deel van het grondwater of van meerdere overige wateren van beperkte omvang (bijvoorbeeld meerdere sloten) of van overig water van een grotere omvang (bijvoorbeeld een ringvaart van een polder) wordt verbeterd

  • Goed: indien:

    • -

      door de activiteit de waterkwaliteit van overig water aanzienlijk wordt verbeterd.

    • -

      door de activiteit de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam wordt verbeterd.

  • Zeer goed: indien door de activiteit de waterkwaliteit van een KRW-waterlichaam aanzienlijk wordt verbeterd.

Overig water is oppervlaktewater dat geen deel uitmaakt van een KRW-waterlichaam. Bij grondwater maakt al het water deel uit van een KRW-waterlichaam.

 

Indien de aanvraag min of meer gelijkwaardig waterkwantiteits- en waterkwaliteitsdoelen dient, wordt dit bij de bepaling van de score in positieve zin meegewogen.

 

Naar boven