Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 8 juni 2021, nummer 1630835/1630839 tot vaststelling van een openstellingsbesluit en een subsidieplafond 2021 voor het onderdeel ‘Samenwerking in het kader van Europese Innovatie Partnerschappen binnen de agrarische sector (EIP-AGRI)’ van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;

 

Gelet op artikel 1.3 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland;

 

Besluiten:

  • I.

    Gedeputeerde Staten stellen open: hoofdstuk 2, paragraaf 8 van de Uitvoeringsregeling POP3 subsidies Noord-Holland, verder te noemen de Uitvoeringsregeling, voor de periode van 5 juli tot en met 27 augustus 2021, 17:00 uur.

  • II.

    Gedeputeerde Staten stellen voor de onder I genoemde periode het subsidieplafond ten behoeve van de maatregel vast op € 2.000.000,00 bestaande uit 50% ELFPO middelen en 50% provinciale middelen.

  • III.

    Gedeputeerde Staten stellen de volgende regels vast:

Artikel 1 begrippen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    EIP-Agri of EIP: het Europees Innovatie Partnerschap voor de agrarische sector, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw;

  • b.

    operationele groep: samenwerkingsverband, gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties, dat deel uitmaakt van een EIP-Agri, bestaande uit minimaal zes deelnemers, waarvan minimaal één landbouwer of een organisatie die de landbouwer vertegenwoordigt.

  • c.

    Voedselvisie 2020-2030: door Provinciale Staten van Noord-Holland vastgestelde voedselvisie 2020-2030, te vinden op www.noord-holland.nl.

Artikel 2 subsidiabele activiteit

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een project door de operationele groep.

  • 2.

    Mits ondersteunend aan de activiteit als bedoeld in het eerste lid kan ook subsidie worden verstrekt voor:

    • a.

      de oprichting van een operationele groep; of

    • b.

      het gezamenlijk formuleren van een projectplan gericht op een innovatie.

  • 3.

    De activiteiten zijn gericht op het praktijkrijp maken van kennis en innovatie alsmede één of meerdere van de volgende thema’s:

    • a.

      verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

    • b.

      beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

    • c.

      maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlakte water en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

    • d.

      behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 3 aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan de deelnemers van een operationele groep;

Artikel 4 subsidiabele kosten

Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende kosten:

  • a.

    kosten van het werven van deelnemers en het schrijven van een projectplan;

  • b.

    coördinatiekosten voor het samenwerkingsverband;

  • c.

    de kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

  • d.

    de kosten van de bouw, verbetering, verwerving of leasing van onroerende zaken;

  • e.

    de kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

  • f.

    de kosten van tweedehands zaken tot maximaal de marktwaarde;

  • g.

    de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

  • h.

    adviezen voor duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

  • i.

    de kosten van haalbaarheidsstudies;

  • j.

    operationele kosten voor het testen en ontwikkelen van een innovatie in de praktijk;

  • k.

    de kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

  • l.

    de kosten van verwerving van octrooien, licenties, auteursrechten en merken;

  • m.

    bijdragen in natura;

  • n.

    afschrijvingskosten zoals bedoeld in artikel 69, tweede lid van Verordening (EU) Nr. 1303/2013;

  • o.

    personeelskosten, indien berekend overeenkomstig 1.9 of 1.9a van de Uitvoeringsregeling;

  • p.

    niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

Artikel 5 hoogte subsidie

  • 1.

    Indien de activiteit betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      70% van subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdelen b, c en o, voor zover het betreft de kosten als bedoeld in onderdelen b en c;

    • b.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdeel d tot en met o, voor zover het kosten van niet-productieve investeringen betreft;

    • c.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdeel d tot en met o, voor zover het kosten van productieve investeringen betreft;

    • d.

      100% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, onderdeel a en o, voor zover het kosten betreft voor de oprichting van een projectmatige samenwerking en het gezamenlijk formuleren van een projectplan.

  • 2.

    Indien de activiteit geen betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouw producten bedraagt de hoogte van subsidie:

    • a.

      25% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, alle onderdelen met uitzondering van i, indien de subsidieontvanger een grote onderneming is;

    • b.

      35% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, alle onderdelen met uitzondering van i, indien de subsidieontvanger een middel grote onderneming is;

    • c.

      45% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4, alle onderdelen met uitzondering van i, indien de subsidieontvanger een kleine onderneming is;

    • d.

      40% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 4 onderdeel i.

  • 3.

    De percentages genoemd in het tweede lid, onder a tot en met c kunnen worden verhoogd met 15% indien:

    • a.

      het samenwerkingsverband bestaat uit tenminste één kleine- of middelgrote onderneming als omschreven in bijlage 1 bij verordening 651/2014 (AGVV) en geen van de partijen meer dan 70% van de kosten draagt, en

    • b.

      een onderzoeks- of onderwijsinstelling aan het samenwerkingsverband deelneemt en deze instelling minimaal 10% van de kosten draagt.

  • 4.

    Subsidies lager dan € 80.000,- worden niet verleend. De te verlenen subsidie bedraagt maximaal € 250.000,-.

Artikel 6 rangschikking

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

 

  • a.

    mate van effectiviteit, hetgeen blijkt uit het potentiële effect aan één of meer thema’s zoals bedoeld in artikel 2, derde lid, waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

    • i.

      meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen de thema’s;

    • ii.

      voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband;

    • iii.

      mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol;

    • iv.

      kwaliteit communicatieplan voor de kennisdeling tijdens het innovatietraject en voor de verspreiding van de resultaten.

  • b.

    mate van innovativiteit, hetgeen blijkt uit de meerwaarde die de beoogde innovatie heeft op basis van de volgende aspecten:

    • i.

      technisch of sociaal grensverleggend karakter van de beoogde innovatie;

    • ii.

      transitie karakter van de innovatie;

    • iii.

      toepassingsgerichtheid van de innovatie vanuit bestaande kennis, prototypen, modellen;

    • iv.

      vernieuwende karakter van het samenwerkingsverband naar samenstelling;

    • v.

      de opzet van de Innovatie infrastructuur.

  • c.

    mate van kosteneffectiviteit, hetgeen blijkt uit de mate waarin de resultaten van het innovatieproject op een kostenefficiënte wijze worden behaald waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

    • i.

      de verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties);

    • ii.

      relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie;

    • iii.

      mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid.

  • d.

    mate van haalbaarheid, hetgeen blijkt uit de slagingskans van de innovatie waarbij in samenhang de volgende aspecten worden bezien:

    • i.

      kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie;

    • ii.

      blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt;

    • iii.

      blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel;

    • iv.

      kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau;

    • v.

      kennisdeling.

Artikel 7 de puntensystematiek

  • 1.

    Na sluiting van de openstellingstermijn worden alle aanvragen beoordeeld op basis van de selectiecriteria bedoeld in artikel 6 en gerangschikt op basis van het puntentotaal bedoeld in art 1.15a van de Uitvoeringsregeling. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek:

  • Criterium 6.a mate van effectiviteit: 0-5 punten, gewicht 2

  • Criterium 6.b mate van innovativiteit: 0-5 punten, gewicht 3

  • Criterium 6.c mate van kosteneffectiviteit: 0-5 punten, gewicht 2

  • Criterium 6.d mate van haalbaarheid: 0-5 punten, gewicht 3

  • 2.

    Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd.

    • 1.

      Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben verkregen en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, wordt met inachtneming van het subsidieplafond subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in artikel 6, onderdeel b.

    • 2.

      Indien de aanvragen als bedoeld in het eerste lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in het artikel 6, onderdeel b, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in 6, onderdeel d.

    • 3.

      Indien de aanvragen als bedoeld in het tweede lid een gelijk aantal punten hebben behaald op het criterium bedoeld in artikel 6, onderdelen b en d, wordt de subsidie verleend voor de aanvraag om subsidie met het hoogste aantal punten behaald op het criterium bedoeld in artikel 6 onderdeel a.

    • 4.

      Indien de aanvragen als bedoeld in het derde lid een gelijk aantal punten hebben behaald op alle criteria bedoeld in artikel 6, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Artikel 8 Adviescommissie

Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 6 een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de Uitvoeringsregeling

Artikel 9 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.8 van de Uitvoeringsregeling wordt subsidie geweigerd als het gewogen aantal behaalde punten, zoals berekend op basis van artikel 6, lager is dan 35.

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.8 en artikel 2.8.5 van de Uitvoeringsregeling wordt subsidie geweigerd indien de steun wordt aangevraagd voor kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten.

Artikel 10 Slotbepalingen

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze wordt geplaatst.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingbesluit samenwerking EIP Noord-Holland 2021

Haarlem, 8 juni 2021

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris

Bijlage 1:  

 

Selectiecriteria artikel 6

 

De selectie van de projecten vindt plaats op basis van de criteria 1. mate van effectiviteit, 2. innovativiteit, 3. kosteneffectiviteit en 4. haalbaarheid, via een zogenaamde ‘tender-methode’

Alle ingediende projecten die binnen de in besluit I. genoemde periode worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, met een puntentoekenning beoordeeld. Indien deze puntentoekenning tenminste gelijk is aan het minimum aantal van 35 punten (artikel 9 lid 1) komen deze projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens gerangschikt aan de hand van het puntentotaal, waarbij de projecten aflopend (hoog naar laag aantal punten) worden gerangschikt. Is het beschikbare subsidieplafond ontoereikend voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score, met in achtneming van de in artikel 7 lid 2 gestelde volgorde.

 

6a. Mate van effectiviteit

De mate van de effectiviteit van de innovatie is een beoordeling op de toegevoegde waarde van een verbeterd product, dienst, methode of procedé voor de genoemde thema’s (artikel 2 lid 3 a t/m d) binnen deze openstelling. Dit wordt bepaald op basis van de volgende aspecten:

  • i.

    Meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen de thema’s:

  • Het gaat dan vooral om het meetbare effect in termen van in welke mate een bijdrage wordt geleverd aan bijvoorbeeld de verbetering van het verdienmodel van de boer of waar de verduurzaming van de voedselproductie op circulariteit, verbetering van bodem, water, biodiversiteit, dierenwelzijn, klimaat, gezondheid en het reduceren van emissies in de voedselketen wordt gerealiseerd. Hoe beter dit effect (cijfermatig) onderbouwd kan worden hoe positiever dit punt scoort.

  • ii.

    Mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol: Onder brede toepasbaarheid wordt verstaan dat er een goede motivatie beschikbaar is wie potentieel de innovatie adopteert. Het is van belang om daarbij de doelgroep goed voor ogen te hebben. Het kan gaan om een selectieve groep van earlyadaptors of een brede groep (earlymajority).

  • iii.

    Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatietraject en ten behoeve van verspreiding van de resultaten. Er wordt o.a. getoetst op de in te zetten mix van verschillende communicatie instrumenten (een mix van minimaal 3 verschillende in te zetten instrumenten zoals bijeenkomsten online en offline, social media, vakbladen, websites etc.) en via welke kennisnetwerken de kennisverspreiding over het project wordt verzorgd.

  • iv.

    Kennisdeling – zegt de groep toe kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen?

De score 0 t/m 5 punten wordt bepaald op basis van de mate van uitwerking, motivatie en onderbouwing van keuzes en verwachtingen in het projectplan van de aspecten i t/m iv (bijvoorbeeld cijfermatig, referentie aan onderzoek en literatuur, deskundigen inbreng). De aspecten worden in samenhang beoordeeld.

 

Score

0 punten: het project scoort zeer gering;

1 punt: het project scoort gering;

2 punten: het project scoort onvoldoende;

3 punten: het project scoort voldoende;

4 punten: het project scoort goed;

5 punten: het project scoort zeer goed.

 

6b Mate van innovativiteit

Met innovativiteit wordt zowel het samenwerkingsproces (samenwerkingsverband) als vernieuwende karakter van het onderwerp van de samenwerking (het idee dat in de praktijk gebracht wordt) beoordeeld.

Het gaat bij dit laatste om de mate waarin verbeteringen of geheel nieuwe producten, diensten, methodes of procedés worden ontwikkeld. Hoe groter de verbetering of vernieuwing, hoe hoger de score. Innovaties scoren hoger naarmate die ook op nationaal dan wel Europees of mondiaal niveau als vernieuwend mogen worden beschouwd.

 

  • i.

    Technisch of sociaal grensverleggend karakter van de beoogde innovatie: Dit is de beoordeling op het feitelijke vernieuwende van het idee dat tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve de puur landbouw technische kanten van het idee kan het daarbij ook gaan om de sociale en financiële aspecten daarbij. Daarbij kan gedacht worden aan meer consumentenvertrouwen- en bewustwording, nieuwe financieringsvormen/verdienmodellen of betere ketensamenwerking.

  • ii.

    Transitie karakter van de innovatie: Met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “duurzame landbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.

  • iii.

    Toepassingsgerichtheid van de innovatie vanuit bestaande kennis, prototypen, modellen: Indien de innovatie in concept al is uitgewerkt maar nog niet wordt toegepast, dan wordt de innovatie beoordeeld op het oplossend vermogen van het samenwerkingsproject. Daarnaast wordt beoordeeld in hoeverre men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.

  • iv.

    Vernieuwde karakter van het samenwerkingsverband naar samenstelling: Op basis van dit aspect wordt gekeken naar de partijen in het samenwerkingsverband (voedselnetwerken). (Keten)partijen uit de agri&foodsector die nog niet eerder hebben samengewerkt, of partijen die uit andere sectoren (niet-landbouw) deel nemen aan de samenwerking maken dat het verband op zich al vernieuwend kan zijn.

  • v.

    De opzet van de Innovatie infrastructuur: In dit aspect wordt gekeken naar de structuur van de samenwerking tussen de partijen in het samenwerkingsverband of met partijen daarbuiten, zoals andere samenwerkingsverbanden/voedselnetwerken op regionaal, nationaal of Europees niveau. Is er bijvoorbeeld een relatie gelegd met de bestaande of inmiddels gesloten Focus Groups binnen het EIP? Hoe zorgt het samenwerkingsverband ervoor dat de laatste kennis wordt benut, nieuwe kennis met de juiste partijen wordt gedeeld en geborgd, of samenwerking met partijen wordt aangegaan om de innovatie te laten slagen?

Bovenstaande criteria worden in samenhang beoordeeld. De score 0 t/m 5 punten wordt bepaald op basis van de mate van aantoonbaarheid, vergelijkingen en de onderbouwing van keuzes in het projectplan van de aspecten i t/m v (bijvoorbeeld cijfermatig, referentie aan (praktijk) onderzoek en literatuur, deskundigen inbreng). De aspecten worden in samenhang beoordeeld.

 

Score

0 punten: het project scoort zeer gering;

1 punt: het project scoort gering;

2 punten: het project scoort onvoldoende;

3 punten: het project scoort voldoende ;

4 punten: het project scoort goed

5 punten: het project scoort zeer goed.

 

6c Kosteneffectiviteit

Met de kosteneffectiviteit wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het innovatieproject.

 

  • i.

    De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties): Hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. De projectprestatie bestaat uit duidelijk omschreven projectresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product, prototype of nieuwe (keten)samenwerkingsvormen. Ook een dataset met monitoringsgegevens kan als deelresultaat in een innovatieproces omschreven worden. Deze elementen worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar uurtarieven en het aantal geplande uren. Het totaal wordt ook bezien in relatie tot het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrofoodsector en het beoogde effect binnen het beleidsthema. Met deze aspecten in ogenschouw willen we voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt voor een innovatie met een geringe impact.

  • ii.

    Relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie: Dit aspect richt zich op de vraag of alle begrote kosten wel strikt noodzakelijk zijn voor het project.

  • iii.

    Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid: Dit aspect is een maat voor het beoordelen of bestaande kennis en arbeid binnen het samenwerkingsverband goed wordt benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project.

Bovenstaande criteria worden in samenhang beoordeeld. De score 0 t/m 5 punten wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de uitwerking (logisch, overtuigend), de onderbouwing van keuzes in het projectplan van de aspecten i t/m iii (bijvoorbeeld cijfermatig, referentie aan (praktijk) onderzoek en literatuur, deskundigen inbreng) en de samenhang hierin.

 

Score

0 punten: het project scoort zeer gering;

1 punt: het project scoort gering;

2 punten: het project scoort onvoldoende;

3 punten: het project scoort voldoende;

4 punten: het project scoort goed;

5 punten: het project scoort zeer goed.

 

6d De mate van haalbaarheid

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er in slagen een innovatie-idee goed uitgewerkt te hebben om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat bijvoorbeeld om een uitwerking op gebiedsniveau naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel, netwerkvorming/versterking of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de volgende aspecten:

 

  • i.

    Kwaliteit procesplan voor samenwerking en/of projectplan voor de ontwikkeling van de beoogde innovatie: De kwaliteit van een project- en/of procesplan wordt beoordeeld aan de hand van de beschrijving van het probleem en onderbouwing van de aanpak van activiteiten (bijvoorbeeld via gebiedsgericht werken). Daarnaast dient een proces/projectplan een heldere omschrijving van de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico’s te bevatten.

  • ii.

    Blijk van oriëntatie op (technische) haalbaarheid op basis van de kennis die voor handen ligt: Hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd of gaat oriënteren op bestaande kennis, bestaande praktijken, aanbevelingen en dergelijke rond het beoogde innovatiedoel.

  • iii.

    Blijk van oriëntatie op businessmodel en marktpotentieel: Hieruit moet blijken of het samenwerkingsverband zich in voldoende mate heeft georiënteerd op het businessmodel achter de innovatie. Daarin spelen de aspecten die bepalen of de toekomstige aanbieder of leverancier een business case heeft voor de innovatie. Het gaat daarbij om zaken zoals het beoogde marktsegment, klantenrelaties, waarde propositie, kostenstructuur en marktprijs.

  • iv.

    Kwaliteit van het samenwerkingsverband in relatie tot het ambitieniveau: De kwaliteit van het samenwerkingsverband, moet blijken uit de samenstelling, kennisniveau en werkafspraken in relatie tot het ambitieniveau van de innovatie.

  • v.

    Kennisdeling – zegt de groep toe kennis uit te wisselen met het EIP-netwerk en is er blijk van een actieve opstelling hierbij, bijvoorbeeld is er de bereidheid een buitenlandse presentatie te verzorgen of een buitenlandse groep belangstellenden te ontvangen ?

Bovenstaande criteria worden in samenhang beoordeeld. De score 0 t/m 5 punten wordt bepaald op basis van de kwaliteit van de uitwerking (logisch, overtuigend doelbereik), de onderbouwing van keuzes in het projectplan van de aspecten i t/m v (bijvoorbeeld cijfermatig, referentie aan (praktijk) onderzoek en literatuur, deskundigen inbreng) en de samenhang hierin.

 

Score

0 punten: het project scoort zeer gering;

1 punt: het project scoort gering;

2 punten: het project scoort onvoldoende;

3 punten: het project scoort voldoende ;

4 punten: het project scoort goed

5 punten: het project scoort zeer goed.

 

Uit de SWOT-analyse en de strategie van het Nederlandse Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) blijkt dat de agrarische sector en de afzetketen hun kostenreductiestrategie zal moeten verschuiven naar een meerwaardestrategie. Zo kan de concurrentiekracht worden behouden en kunnen de externe effecten voor milieu, landschap en samenleving worden verminderd. De sector ziet hiervoor kansen door in te zetten op nieuwe samenwerkingsvormen. Deze zijn gericht op sterkere banden met nieuwe en bestaande partners, binnen en buiten de agrofoodketen. Samenwerkingsvormen die zowel het rendement als het imago van de primaire sector maar ook de omgevingskwaliteit verbeteren, zijn nodig. Het gaat om innovaties en cross-overs die leiden tot meerwaardecreatie, kostenverlaging en een beter risicobeheer en tevens bijdragen aan de realisatie van maatschappelijke opgaven. Maar ook om innovaties waarvoor een nieuwe verbinding tussen de agrarische sector en andere actoren in het landelijk gebied en in het stedelijke domein (zoals de hightech industrie, vrijetijdseconomie en zorg) worden gelegd.

 

De provincie stimuleert samenwerking om te komen tot innovatie via onder meer Voedsel Verbindt en de Greenports Noord-Holland Noord en Aalsmeer. Noord-Holland legt bij innovaties de directe link met duurzaamheid en innovatie door in te spelen op onderwerpen als regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte ketens. (zie artikel 2 a/d).

 

De POP maatregel ‘Samenwerking in het kader van EIP binnen de agrarische sector Noord-Holland’ draagt bij aan samenwerking voor innovaties zoals hierboven genoemd. Deze maatregel richt zich op de uitvoering van een projectmatig samenwerkingsverband voor het uitvoeren van een innovatieproject. Met een keten-, product- of technische innovatie (een nieuw of verbeterd product/ketensamenwerking, dienst, methode of procedé) wordt een proces bedoeld waarbij een idee met succes in de praktijk wordt gebracht.

 

Het Europees Innovatie Partnerschap (EIP)

 

Het EIP voor de bevordering van de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw slaat bruggen tussen kennis en technologie met betrekking tot het meest geavanceerde onderzoek enerzijds en landbouwers, bosbeheerders, plattelandsgemeenschappen, (voedsel)bedrijven, ngo's en adviesdiensten anderzijds. Daarbij gaat het om innovatie, verduurzaming en toekomstbestendigheid van de agrarische sector.

 

Om dit te realiseren wordt de oprichting bevorderd van projectgerichte operationele groepen (OG’s) in Noord-Holland die deel uit maken van het Europese EIP-netwerk voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw. Deze groepen werken vervolgens op projectbasis aan een innovatieopgave die een antwoord moet geven op een concrete vraag of kans uit de praktijk. Bijvoorbeeld in de primaire productie of elders in de keten, rond voedselvoorziening of de circulaire economie. Het project betreft met name het verder ontwikkelen, valideren en verfijnen van kennis en innovaties, met als doel grootschalige toepassing in de praktijk.

Belangrijk is dat de samenstelling van de Operationele Groep maximaal is afgestemd op de innovatieopgave die deze groep omarmt. Zowel voor wat betreft de ontwikkeling als verspreiding van de innovatie en de nieuw opgedane kennis. Voor dat laatste spelen adviseurs een belangrijke rol om tijdens en na de projectperiode de verworven kennis te gebruiken in hun dagelijkse werk. Projectaanvragen worden mede beoordeeld in de mate waarin deskundigen zijn opgenomen in de Operationele Groep. De deskundigen kunnen professionele adviseurs zijn, maar ook publieke adviseurs, ondernemers uit een niet-agrarische bedrijfstak of onderzoekers. Een EIP – OG is een nieuw of vernieuwd samenwerkingsverband dat ten doel heeft in een begrensde doorlooptijd een innovatie te ontwikkelen. Het samenwerkingsverband participeert in het EIP-netwerk. Minimum vereiste is bij het EIP-netwerk melden van het project bij aanvang en melden van de resultaten bij afloop.

 

De operationele groepen verspreiden de resultaten van hun project, in het bijzonder via het EIP netwerk(Artikel 57, derde lid van Verordening (EU) Nr. 1305/2013). Zie: http://ec.europa.eu/eip/agriculture/

 

Subsidiering is mogelijk voor de oprichting van een Operationele Groep (OG), het formuleren van een projectplan en uitvoering van een project door een Operationele Groep. De basis van het openstellingsbesluit wordt gevormd door de Uitvoeringsregeling POP3

subsidies Noord-Holland. In artikel 1.3 van deze regeling is bepaald dat Gedeputeerde Staten een openstellingsbesluit kunnen vaststellen.

 

Artikelgewijze toelichting

 

Artikel 2 subsidiabele activiteiten

De submaatregel Samenwerking in het kader van EIP binnen de agrarische sector Noord-Holland 2021 biedt subsidie voor de uitvoering van een project gericht op regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte ketens, door een Operationele Groep (een samenwerkingsverband). Er kan tevens subsidie verstrekt worden voor het oprichten van een Operationele Groep en het opstellen van een projectplan, mits dit vergezeld gaat van de uitvoering van een project gericht op regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte ketens. De regeling is bedoeld om innovaties te realiseren van bepaalde keten-, product- of technische innovatie (een nieuw of verbeterd product/ketensamenwerking, dienst, methode of procedé). Op het gebied van de genoemde thema’s genoemd onder artikel 2 lid 3 a t/m d kunnen subsidies worden aangevraagd. Deze thema’s komen overeen met de opgaven (regeneratieve landbouw, kringlooplandbouw en korte ketens) van de agrofoodsector zoals omschreven in de Voedselvisie 2020-2030 van Noord-Holland.

 

In de Voedselvisie 2020-2030 beschrijft de provincie de kansen en uitdagingen om te komen tot een duurzaam voedselsysteem.

De provincie streeft naar een schone en veilige productie van gezond, betaalbaar en smaakvol voedsel voor iedereen. Dat betekent: gezonde verdienmodellen voor ondernemers, maar ook doen wat goed is voor ons als mens en dier, het klimaat, bodem, water en biodiversiteit.

Om tot een duurzaam voedselsysteem te komen is het nodig dat alle partijen in de voedselketen een steentje bijdragen. Niet alleen de agrarische sector en de voedselverwerkers zijn aan zet, maar bijvoorbeeld ook de retail en detailhandel, consumenten en afvalverwerkers.

 

De belangrijkste resultaten waarop wij ons vanuit de voedselvisie 2020-2030 richten zijn:

  • in 2030 is de grondgebonden landbouw natuurinclusief (niveau II) → Regeneratieve Landbouw;

  • in 2030 zijn kringlopen op een zo laag mogelijk niveau gesloten → Kringlooplandbouw;

  • in 2030 eten we 25% uit de regio → Korte Keten.

We zetten in op het behalen van de resultaten met behulp van gebiedsgericht werken; samenwerken in netwerken en met behulp van data-, kennisdeling en innovatie.

 

Bij gebiedsgericht werken faciliteren we gebiedsprocessen waar energie op zit vanuit de ondernemers zelf of sluiten aan bij lopende gebiedsprocessen waarin wordt samengewerkt op bodem, water en biodiversiteit, waar kringlopen zo lokaal mogelijk worden gesloten en waar mogelijk verbindingen worden gelegd tussen andere opgaven (cross overs). Hierbij moet in elk geval gedacht worden aan klimaat-opgaven, overgangszones rondom de N2000 en NNN-gebieden, terugdringen emissie uitstoot (zoals stikstof en CO2) en biodiversiteitsherstel. De agrarisch ondernemer moet altijd betrokken zijn, omdat daar de belangrijkste transitieopgave ligt. Naast de ondernemer zijn altijd andere schakels in de keten nodig, zoals supermarkten, consument en logistiek.

 

Bij samenwerken in netwerken faciliteren we de uitvoeringsagenda’s van de voedselnetwerken waaraan wij deelnemen ten behoeve van een duurzaam voedselsysteem. Deze netwerken kennen een vertegenwoordiging vanuit de vijf O’s: Ondernemers, Onderzoek, Overheden, Onderwijs en Omgeving.

 

Bij data-, kennisdeling en innovatie faciliteren we ondernemers en consortia vanuit verschillende subsidieregelingen en via de Uitvoeringsagenda’s binnen de netwerken waaraan wij deelnemen.

 

Op 1 februari 2021 hebben PS de Voedselvisie 2020-2030 vastgesteld.

 

Gezien de grote diversiteit aan sectoren en het brede scala aan opgaven in de provincie Noord-Holland is ervoor gekozen om innovaties op specifieke thema’s gerelateerd aan de provinciale Voedselvisie (artikel 2 lid 3 a t/m d) te ondersteunen.

 

Artikel 3 aanvrager

De aanvrager is een samenwerkingsverband zonder rechtspersoonlijkheid die in het kader van deze maatregel wordt beschouwd als een operationele groep. Een operationele groep bestaat in het kader van deze openstelling uit minimaal zes actoren. Dit betekent dat alle actoren een samenwerkingsovereenkomst hebben ondertekend (zie ook artikel 1.6 van de Verordening subsidies POP3). Minimaal één actor heeft een landbouwonderneming. De andere deelnemers kunnen o.a. bestaan uit één of meerdere schakels uit de voedselketen (zoals kennis- en onderzoeksinstituten, andere MKB-ondernemers), overheden of maatschappelijke organisaties.

 

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Met betrekking tot m is inbreng in natura in de vorm van uren door een derde organisatie, niet zijnde een begunstigde, ook subsidiabel.

 

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De subsidie wordt bepaald aan de hand van verschillende steunpercentages die betrekking hebben op deelactiviteiten zoals die worden begroot. De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de maximaal toegestane subsidie op grond van de staatssteunregels. Subsidie voor activiteiten die vallen binnen het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie zijn gevrijwaard van staatssteunregels.

 

Artikel 7 De puntensystematiek

Voor het bepalen van de rangorde van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 4 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. Innovativiteit en haalbaarheid hebben een hogere wegingsfactor (3) in vergelijking met de andere twee criteria, die wegingsfactor 2 hebben.

Het criterium ‘mate van innovativiteit’ weegt zwaar aangezien de maatregel zich richt op het ontwikkelen van een keten-, product- of technische innovatie (een nieuw of verbeterd product/ketensamenwerking, dienst, methode of procedé). De maatregel ‘haalbaarheid’ heeft tevens een hogere wegingsfactor, omdat in dit criterium de kwaliteit van het plan en de samenwerking centraal staat. Daarmee komen projectplannen die goed doordacht zijn en een relevante innovatie behelzen naar voren.

 

 

 

 

Naar boven