Provinciaal blad van Flevoland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2021, 4671 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Flevoland | Provinciaal blad 2021, 4671 | Overige besluiten van algemene strekking |
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland houdende regels omtrent Fysieke investeringen in innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen (Openstellingsbesluit Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen Flevoland 2021)
Gedeputeerde Staten van Flevoland, gelet op artikel 1.3 en hoofdstuk 2, paragraaf 2 van de Subsidieverordening POP3 Flevoland 2014-2020,
Het noodzakelijk is voor behoud en verbetering van de bodemkwaliteit en waterkwaliteit in Flevoland, om te werken aan verbetering van bodemstructuur en het organisch stofgehalte en diffuse bronnen van emissies aan te pakken op erven en in landbouwgebieden en dat de ‘water via de bodem-aanpak’ van het Actieplan Bodem en Water hierbij de beste kansen biedt;
Het noodzakelijk is voor de oppervlakte- en grondwaterkwantiteit en het beperken of voorkomen van bodemdaling en verzilting in Flevoland, om water zo efficiënt en effectief mogelijk in te zetten voor agrarische doeleinden en dit tegelijkertijd bijdraagt aan een klimaat-robuuste agrarische sector in Flevoland;
Het noodzakelijk is voor het milieu en de economie in Nederland om de uitstoot van ammoniak en stikstofdioxide te reduceren door middel van zowel bekende als innovatieve maatregelen. Deze maatregelen duurzaam moeten zijn en tegelijkertijd toekomstperspectief bieden aan de agrarische sector in Flevoland;
Vast te stellen dat het subsidieplafond voor deze maatregel € 5.750.000 bedraagt, dat zal worden beschikt via twee deelplafonds: A en B. Deelplafond A heeft een hoogte van € 2.620.000 gedekt vanuit modulatiegelden GLB, mits de notificatie door de Europese Commissie (tijdig) wordt toegekend. Mocht dit niet het geval zijn, dan zal dit deelplafond naar beneden worden bijgesteld tot het bedrag van
€ 1.310.000, waardoor het totale subsidieplafond van deze maatregel dan op
€ 4.440.000 wordt vastgesteld.
Deelplafond B bedraagt ten allen tijde € 3.130.000 die voor 50% uit ELFPO middelen en 50% provinciale cofinanciering bestaat.
Artikel 1. Subsidiabele activiteiten
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt indien de investering betrekking heeft op tenminste één van de volgende thema's:
maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik of een meer gesloten kringloop, met als resultaat een emissievermindering van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater (zoals broeikasgassen, ammoniak/stikstof, nutriënten en bestrijdingsmiddelen) en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen (zoals water, fosfaat en bodemvruchtbaarheid);
Artikel 2. Deelplafond subsidie
Het subsidieplafond benoemd in Besluit II wordt thematisch ingezet, te weten:
Deelplafond A, voor fysieke investeringen in modernisering en innovatie van agrarische ondernemingen water, dat 100% gedekt wordt uit de modulatie gelden GLB, met een hoogte van € 2.620.000. Budget kan worden aangevraagd voor de activiteiten die bijdragen aan bodem en waterdoelen, zoals genoemd onder artikel 1, lid 1a, b en c;
Deelplafond B, voor fysieke investeringen in modernisering en innovatie van agrarische ondernemingen niet water, dat voor 50% gedekt wordt uit het ELFPO en voor 50% vanuit provinciale cofinanciering, met een hoogte van € 3.130.000. Budget kan worden aangevraagd voor activiteiten die bijdragen aan de vernieuwing en diversificatie in de landbouw (Landbouw Meerdere Smaken) of de reductie van ammoniak en stikstof, zoals genoemd in artikel 1, lid 1d en e.
Mochten ook deze afzonderlijke scores gelijkluidend zijn, dan wordt de rangschikking per deelplafond bepaald door loting.
Gedeputeerde Staten stellen voor de rangschikking van de subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.15 van de Subsidieverordening POP3 Flevoland een adviescommissie in als bedoeld in artikel 1.14 van de Subsidieverordening POP3 Flevoland.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Subsidieverordening POP3 Flevoland wordt subsidie geweigerd als:
Artikel 10. Overige verplichting
De subsidie ontvanger is verplicht het project te hebben afgerond voor 31 december 2024.
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland van 8 juni 2021.
Gedeputeerde Staten van Flevoland,
de secretaris,
de voorzitter,
De maatregel ‘Fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen (water)’ uit het Plattelandsontwikkelingsprogramma wordt opengesteld. Met deze openstelling kunnen agrarische ondernemers subsidie aanvragen voor fysieke investeringen voor innovatie en modernisering van hun bedrijf. De openstelling is gericht op bredere uitrol en verdere verspreiding van innovaties in het kader van bodem- en waterkwaliteitsverbetering en een efficiënter en effectiever gebruik en -beheer van grond- en oppervlaktewater, vernieuwing en diversificatie van de agrarische sector zoals bedoeld in het programma Landbouw Meerdere Smaken als ook investeringen in stikstofreductie.
Toelichting artikel 1: Doelen en thema’s openstelling/deelplafonds
Flevoland is onder andere gemaakt voor voedselproductie. We hebben hier goed water, optimale drooglegging, vruchtbare grond, goed doordachte verkaveling en ontsluiting. De landbouw is beeldbepalend voor Flevoland. Voor dit gebied selecteerde de overheid de beste boeren uit het hele land. Zij waren uitverkoren om hier te ondernemen op de beste landbouwgrond. Het heeft geleid tot 's werelds hoogste productie en opbrengsten. Het landbouwgebied kreeg binnen en buiten Flevoland een iconische betekenis.
De toekomst van de agrosector wordt voor een groot deel internationaal bepaald. Flevoland produceert voor de wereldmarkt. De consumentenvraag staat onder invloed van vele maatschappelijke, politieke en economische factoren. Europa beïnvloedt bijvoorbeeld met haar beleid de markt. De uitkomst van het samenspel van al die factoren is niet goed voorspelbaar. De uitdaging voor de Flevolandse agrosector is om zich maximaal voor te bereiden op alle mogelijke scenario's voor de toekomst.
De provincie wenst het landelijk gebied economisch en sociaal vitaal te houden en acht daarvoor een concurrerende en duurzame landbouw noodzakelijk. Het is van groot belang dat landbouwsector economisch gezond kan functioneren en tegelijkertijd verder verduurzaamt ten aanzien van bodem, water en klimaat. Vandaar dat in deze openstelling wordt ingezet op meerdere thema’s:
De landbouwsector kan niet zonder een goede bodem en voldoende en schoon water. Een goede bodemstructuur leidt tot verbetering van de opbrengst en vermindering van af- en uitspoeling naar grond- en oppervlaktewater. Het beperken van (de nadelige effecten van) bodemdaling leidt tot een duurzamer gebruik. Een goede (agro)biodiversiteit levert belangrijke ecosysteemdiensten aan de agrarische sector. In het Actieplan Bodem en Water, zie www.bodemenwaterflevoland.nl, zetten de Provincie Flevoland, Waterschap Zuiderzeeland en de landbouwsector daarom in op versterking van duurzaam bodem- en (grond)waterbeheer. Om de doelen op het gebied van duurzaam bodembeheer en waterbeheer te bereiken is het van belang dat de agrarische sector ook gaat investeren in fysieke maatregelen die bijdragen aan een goede bodem en voldoende en schoon water. Zonder de inzet van de sector wordt het onmogelijk om de (internationale) waterdoelen op tijd te kunnen halen.
Daarom worden landbouwers met deze regeling gestimuleerd om te investeren in fysieke (productieve) maatregelen die een bijdrage leveren aan de volgende waterdoelen:
Onder dit deelplafond kunnen agrarisch ondernemers subsidie aanvragen voor fysieke investeringen die betrekking hebben op onder andere de thema’s uit lid 2: verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, beter beheer van bedrijfsrisico’s, geringer gebruik van grondstoffen klimaatadaptatie en -mitigatie, gesloten kringlopen, , verbetering van het dierenwelzijn, vermindering van emissies en versterking biodiversiteit, e.d.
Toelichting bodem en waterdoelen
“Water via de bodem-principe”: verbetering van de bodemkwaliteit voor waterdoelen
Belangrijke basisvoorwaarden voor een duurzame landbouw voor de lange termijn zijn een goed functionerende bodem (structuur, vruchtbaarheid en bodemgezondheid) die in staat is om water en voedingsstoffen op maat te leveren en kan bijdragen aan de weerbaarheid van gewassen. Tegelijkertijd ontstaat hiermee ruimte voor waterberging en verbetert de waterkwaliteit in het oppervlakte- en grondwater door geringere af- en uitspoeling, hetgeen een stimulerend effect heeft op de biodiversiteit.
De bodemstructuur (waaronder bodemverdichting en bodemleven) is dus een belangrijk sturende factor. In Flevoland is vrijwel het gehele landbouwareaal matig tot sterk gevoelig voor bodemverdichting. Het voorkomen van verslechtering van de bodemstructuur en bodemverdichting betekent winst voor de agrariërs, de landbouwsector én het bodem- en watersysteem.
Daarnaast is in delen van de provincie het organisch stof gehalte te laag. Kwalitatief hoogwaardige organische stof is een belangrijke basis voor een goede bodemstructuur en – kwaliteit en bodemleven, verhoogt het retentievermogen van de bodem voor water, voedingsstoffen en gewasbeschermingsmiddelen en draagt daarmee bij aan de conservering van water en aan een betere waterkwaliteit.
Er is een breed scala van maatregelen die hieraan kunnen bijdragen, zoals: investeringen in machines en materieel die goed zijn voor de bodemstructuur als bandenspanning wisselsystemen, vaste rijpaden, niet-kerende dan wel ondiepe grondbewerking, mestopslag voor meer dan 9 maanden, verzameling, verwerking dan wel compostering van gewas- en groenresten en maaisel en toepassing hiervan.
De waterkwaliteit is de laatste jaren licht verbeterd, ook in Flevoland, maar met name de concentraties van gewasbeschermingsmiddelen overschrijden op verschillende plekken nog de normen. Daarnaast voldoet het oppervlaktewatersysteem op onderdelen niet aan de gehaltes voor nutriënten. Af- en uitspoeling van erf, perceel en bodem zijn belangrijke routes waarop nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen in het oppervlaktewater terecht komen.
Fysieke investeringen die o.a. de hoeveelheid noodzakelijke gewasbeschermingsmiddelen beperken en andere vormen van onkruidbestrijding die de emissie beperken, kunnen hier ook aan bijdragen.
Daarnaast is slimmer omgaan met benutting van nutriënten wenselijk. Dit draagt zowel bij aan de waterkwaliteit als aan het sluiten van de kringlopen in de landbouw.
Aantal voorbeelden van mogelijke maatregelen die kunnen bijdragen zijn: Machines of technieken om drift en af- en uitspoeling van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen als mechanische onkruidbestrijding, wasplaatsen op erf, zuiveringssystemen erfwater, beslissingsondersteunende en managementsystemen gewasbeschermingsmiddelen en drift reducerende spuittechnieken.
Investeringen om afspoeling te voorkomen zoals drempel- dan wel greppelfreesmachines.
Investeren en systemen om uit- en afspoeling van nutriënten te verminderen als bemesting via druppelsystemen of rijenbemesting met dierlijke mest, precisiebemesting, managementsysteem gestuurde bemesting en teelten uit de grond met recirculatieplicht en nullozing.
De waterbeschikbaarheid in de bodem bepaalt de groei van gewassen in drogere tijden. De mogelijkheden om te beregenen worden door de klimaatveranderingen en dreigende verzilting steeds beperkter. Overmatig oppompen van grondwater trekt de zoute waterlagen steeds verder omhoog, waardoor verzilting dreigt. Een efficiënter en effectiever gebruik en -beheer van grond- en oppervlaktewater is daarom essentieel voor een duurzame agrarische sector.
Binnen Flevoland is door de opbouw van de bodem ook op grote delen sprake van bodemdaling met consequenties voor de agrarische sector. Het vertragen van de bodemdaling en het omgaan met effecten van bodemdaling is van belang voor de duurzaamheid van de sector. Bodemdaling vindt op diverse plaatsen in Flevoland plaats door oxidatie van veenlagen die op verschillende dieptes onder een zand of kleidek liggen.
Voor zowel het tegengaan van bodemdaling als verzilting, is slim omgaan met het water in de bodem noodzakelijk, om de watervraag terug te dringen en water lokaal slimmer vast te houden. Hierbij kan gedacht worden aan investeringen in systemen waarmee water kan worden vastgehouden als hemelwateropvang (buur)daken, stuwtjes in kavelsloten, beslissingsondersteunende systemen beregening, druppelirrigatie of sensorgestuurde beregening, peilgestuurde drainage of infiltratie van regenwater.
De openstelling van de maatregel Fysieke investeringen gericht op (internationale) waterdoelen, volgt vigerend Flevolands beleid. Dit is te vinden op: Water - Provincie Flevoland
B . Deelplafond B: Fysieke investeringen in innovatie en modernisering van agrarische ondernemingen i.h.k.v . Landbouw Meerdere Smaken en stikstofreductie
Deelplafond B heeft betrekking op doelen die volgen uit het provinciale beleid voor landbouw (programma Landbouw Meerdere Smaken) en Stikstofreductie. Hieronder worden de programma’s en doelen kort toegelicht.
Voor de provincie Flevoland is de omgevingsvisie ‘Flevoland Straks’ leidend voor haar beleid op de lange termijn. De landbouw heeft daarin een prominente plek. De ambitie is geformuleerd onder de titel Landbouw: Meerdere Smaken (LMS) Landbouw: Meerdere Smaken - Omgevingsvisie FlevolandStraks. Het perspectief is als volgt: In 2030 en verder staat Flevoland bekend om haar meerdere smaken in de agrofoodsector, die door haar aanpassingsvermogen vernieuwingen en innovaties voortvarend en snel in praktijk brengt. In Flevoland is er gezonde landbouw voor iedereen. We lopen voorop, spelen in op nieuwe ontwikkelingen en werken aan een diverse agrofoodsector. De landbouw heeft respect voor de leefomgeving en is bekend in de wereld.
Om deze sterke positie te kunnen behouden en deels nog verkrijgen, wordt onder het programma LMS gewerkt aan verduurzaming, versterking en weerbaarheid van de sector. Om een sterke positie duurzaam te kunnen behouden wordt de sector gestimuleerd om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen, zodat Flevolandse landbouwers meer keuzevrijheid hebben in hoe zij -ook op lange termijn- duurzaam hun bedrijf kunnen voeren. Daarbij wordt ingezet op diverse “smaken” van innovaties: verkorting van de voedselketen, natuur-inclusieve landbouw, kringlooplandbouw, smart farming, eiwittransitie, energietransitie en dergelijke.
In Flevoland werken we samen in proeftuinen. Een proeftuin is een community van ondernemers en partijen die zich groeperen rondom de vernieuwing en ontwikkeling van één smaak, bijvoorbeeld natuur inclusieve landbouw of robot farming. Dragers van een proeftuin zijn de ondernemers. Partijen dragen bij en doen mee. Ondernemers worden uitgenodigd om met behulp van Het POP3+ programma ook te investeren in een nieuwe “smaak”. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de kennis die inmiddels is opgedaan. Bezoek de website www.omgevingsvisieflevoland.nl voor meer informatie en inspiratie.
Onderwerpen waar in de afgelopen jaren in de proeftuinen aan is gewerkt zijn:
Het versterken van de agrosector in positie, kennis en diversifiëring als ambitie sluit goed aan bij de POP3 thema's, zoals: meerwaardestrategie, positie versterking producent, gesloten kringloop, klimaatmitigatie en behoud biodiversiteit. Subsidie kan verstrekt worden voor investeringen in innovatie en modernisering van alle elementen uit de proeftuinen, zolang die in Flevoland plaatsvinden. Daarbij is geen onderwerp prioritair aan andere, want Flevoland kent Meerdere Smaken.
In Nederland ligt een grote opgave voor reductie van ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx), kortweg stikstofreductie. Momenteel staat mede door de stikstofuitstoot de kwaliteit van de stikstofgevoelige natuur erg onder druk. Sinds het voorjaar van 2020 werkt de provincie daarom op een programmatische manier aan de aanpak van de stikstofproblematiek. In het programma zijn de mogelijkheden voor emissiereductie en natuurversterking in kaart gebracht en doelstellingen benoemd. Ook is de feitenbasis voor de stikstofproblematiek in Flevoland in beeld gebracht. Op dit moment wordt de bijdrage van Flevoland aan de stikstofdeposities op gevoelige Natura 2000-gebieden en de landelijke stikstofdeken, en uit welke sectoren deze emissies afkomstig zijn, nader bepaald. De doelstelling in Flevoland is om toe te werken naar 26% emissiereductie voor iedere sector. Dat is in lijn is met de 26% landelijke emissiereductie die door het Rijk wordt nagestreefd. De ambitie is om met deze reductie in 2030 de helft van de stikstofgevoelige Natura2000-gebieden onder de kritische depositiewaarde (KDW) te brengen.
Concreet streven we daarbij naar reductie van de Flevolandse bijdrage in de overbelasting van dichtbij gelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Die overbelasting brengen we, net als de landelijke doelen, stapsgewijs terug ten opzichte van de situatie in 2019: met 40% in 2025, 50% in 2030 en 74% in 2035.
Flevoland heeft daarbij de voorkeur om de stikstofemissiereductie te behalen door innovatie in- en verduurzaming van álle sectoren die stikstofemissies uitstoten inclusief de agrarische sector. De landbouwbouwsector is van belang in Flevoland, en moet een toekomstperspectief geboden worden dat past in de landelijke en Flevolandse doelen voor een toekomstbestendige landbouw. Uitgangspunt daarbij is om een nieuwe balans te vinden tussen ecologie en economie, door innovatie en verduurzaming.
Doelstellingen programma stikstof zijn:
De belangrijkste doelen voor de agrarische sector in de context van het POP3 zijn:
Nu globaal duidelijk is wat de opgaven en doelen zijn, is het tijd voor de uitwerking en implementatie van maatregelen. In de aanpak van de stikstofproblematiek wordt gezocht naar combinatie van zoveel mogelijk financiële regelingen en middelen om een zo groot mogelijk multipliereffect te bereiken op provinciale middelen. Daarnaast zoeken we naar maatregelen die meerdere doelen naast het agrarisch dienen, zoals: reductie van de methaanuitstoot, verbetering van de bodemkwaliteit, verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater of het tegengaan van bodemdaling. Daardoor wordt zo efficiënt mogelijk gebruik gemaakt van publieke middelen.
De voorkeur gaat daarbij uit naar maatregelen en activiteiten die ook bijdragen aan andere beleidsopgaven van de provincie Flevoland op het gebied van ecologie (biodiversiteit, circulariteit, bossenstrategie, energietransitie) en economie (werkgelegenheid, woningbouw). Hoe meer doelen een maatregel dient, des te effectiever en efficiënter de investering. Waar mogelijk gaat de voorkeur uit naar innovatie (het ontwikkelen van nieuwe technieken) en verduurzaming (het uitrollen van bestaande duurzame technieken) stimuleren.
Stikstof in de landbouwpraktijk
De bijdragen vanuit de agrarische sector aan de stikstofproblematiek bestaan uit de uitstoot van ammoniak (NH3) via mest én stikstofoxiden (NOx) uit de verbranding van fossiele brandstoffen. Om deze uitstoot te verminderen is een breed palet aan maatregelen denkbaar, variërend van weidegang, stalinrichting (mestschuif, vloeren, luchtwassers) en mestverwerking tot ander gebruik van diervoeding, waterbassins voor verdunning van mest, mestvergisting of diverse beslissingsondersteunende en monitorings-ICT systemen voor landbouwers. Ook elektrificering van landbouwmachines kan bijdragen aan de reductie van stikstof in de agrarische sector. Elektrisch aangedreven machines dragen bij aan reductie van stikstofoxiden (NOx).
Daar waar het gaat om fysieke investeringen, zijn dit soort maatregelen subsidiabel onder deze regeling.
Veel van deze maatregelen dragen bij aan de reductie van de uitstoot en zijn dus wenselijk. Maar een aanpak waarbij niet alleen “end-of-pipe” maatregelen genomen worden maar waar gewerkt wordt met een “bron aanpak” zodat stikstof en nutriënten beter benut kunnen worden in de kringloop, heeft verreweg de voorkeur.
Zo heeft het terugbrengen van de aanvoer van stikstof (in de vorm van aangekocht veevoer of kunstmest) een hogere prioriteit dan het verminderen van emissies uit stallen en bij toediening van mest op het perceel. Immers, wat niet op het bedrijf komt, kan ook niet verloren gaan. Bovendien draagt gebruik van stalmest ook bij aan verbetering van de bodemstructuur. Daarnaast is een verhoging van de benutting van aanwezige stikstof (alle nutriënten) op een bedrijf door bv strokenbemesting wenselijk. Dit leidt er toe dat minder kunstmest wordt aangekocht. Een verminderde aanvoer van nutriënten (stikstof) door vervanging van kunstmest en krachtvoer, wordt gezien als bron aanpak en heeft daarmee de voorkeur.
Toelichting Besluit I: Openstellingsperiode
De openstellingsperiode loopt van maandag 28 juni 2021 9:00 uur tot en met vrijdag 17 september 2021 17:00 uur. In deze periode kunnen aanvragen worden ingediend. De behandeling van de subsidieaanvragen loopt via de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Aanvragen kunnen worden ingediend via het daarvoor bestemde webportaal van de RVO: https://www.pop3-webportal.nl.
Uiterlijk 22 weken na sluiting van de openstelling ontvangen aanvragers de beslissing op de subsidieaanvraag.
Toelichting artikel 4: Subsidiabele kosten
Ad Lid 1b: Verwerving of leasing onroerende zaken: aankoop van bomen voor realisatie van agroforestry/voedselbossen vallen onder deze kostenpost.
Ad Lid 2b: Abonnementen op computersoftware zijn subsidiabel voor de duur van het POP3+ programma.
Toelichting artikel 5: Hoogte subsidie
De te verlenen subsidie bedraagt minimaal € 100.000 en maximaal € 500.000. Het subsidiepercentage bedraagt 40%, de aanvrager moet 60% uit eigen middelen bijdragen. Dit geldt voor beide deelplafonds.
Toelichting artikel 6: Beoordelingscriteria
Er is gekozen voor een selectie van de projecten op basis van criteria effectiviteit, efficiëntie, kans op succes/haalbaarheid en mate van innovativiteit.
Hieronder worden de verschillende criteria en hoe zij beoordeeld zullen worden kort toegelicht.
De effectiviteit van de activiteit is afhankelijk van de mate waarin het project bijdraagt aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling, zoals genoemd in artikel 1, lid 1 en zoals eerder inhoudelijk toegelicht. Bij dit criterium wordt niet alleen gekeken naar doelmatigheid van de aanvraag. Omdat de provincie streeft naar duurzame ontwikkeling in de sector, moet dit criterium in samenhang bezien worden met de volgende factoren: duurzaamheid, integraliteit, diversiteit en vernieuwing.
Duurzaamheid: De provincie Flevoland wil graag dat landbouwers duurzaam investeren in hun bedrijf en de thema’s uit deze openstelling. Daarom wordt bij de beoordeling van het belangrijkste criterium “effectiviteit” ook gekeken naar het soort maatregelen waarin geïnvesteerd wordt, waarbij investeringen in bron-aanpak hoger scoren dan mitigerende maatregelen. “End-of-pipe” maatregelen worden als minst effectief beoordeeld.
Integraliteit: Wanneer projecten bijdragen aan meerdere doelen of thema’s uit deze openstelling (artikel 1, lid 1 en 2), levert dat een hogere score op bij de beoordeling van het criterium effectiviteit. Hoe integraler de investering is, hoe hoger de score op effectiviteit. Daarbij wordt deelplafond overschrijdend gekeken.
Diversificatie en vernieuwing: diversificatie en vernieuwing zijn een doel zoals benoemd onder deelplafond B, conform het provinciaal beleid Landbouw Meerdere Smaken. De provincie streeft naar duurzame ontwikkeling van de agrarische sector waarbij er een groot palet aan mogelijkheden is voor landbouwers om een duurzame bedrijfsvoering te kunnen voortzetten. Aanvragen die bijdragen aan toename van de diversiteit van de agrarische sector in Flevoland, dragen bij aan het doel diversificatie. Daarbij valt te denken aan investeringen in de opzet van nieuwe vormen van agribusiness zoals: agroforestry, nieuwe gewassen, eiwittransitie, etc. Diversificatie wordt daarom ook bezien als een onderdeel van het criterium effectiviteit onder deelplafond B.
0 punten: de projectresultaten dragen zeer gering bij aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling;
1 punt: de projectresultaten dragen gering bij aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling;
2 punten: de projectresultaten dragen matig bij aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling;
3 punten: de projectresultaten dragen voldoende bij aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling;
4 punten: de projectresultaten dragen goed bij aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling;
5 punten: de projectresultaten dragen zeer goed bij aan de beleidsdoelstellingen van de openstelling.
Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of:
Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.
De opgevoerde kosten en inzet van middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project.
Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.
Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.
De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik va de bestaande kennis en kunde.
De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde.
Of een project organisatorisch haalbaar en realiseerbaar is, kan worden bepaald aan de hand van de kwaliteit van het projectplan en is mede afhankelijk van de concrete situatie/omstandigheden waarin het project plaats zal vinden.
Bij innovatieve projecten die gericht zijn op uitrol naar een groep voorlopers, is de kwaliteit van het projectplan primair van belang.
Bij brede uitrol wordt voor het beoordelen van de haalbaarheid in samenhang gekeken naar de volgende aspecten:
0 punten: bij zeer geringe score op genoemde aspecten.
1 punt: bij geringe score op genoemde aspecten.
2 punten: bij matig score op genoemde aspecten.
3 punten: bij een voldoende score op genoemde aspecten.
4 punten: bij een goede score op genoemde aspecten.
5 punten: bij een zeer goede score op genoemde aspecten.
Om de mate van innovativiteit te beoordelen wordt in samenhang gekeken naar de aard van de innovatie en het vernieuwende karakter van de innovatie voor Flevoland, de sector of een bedrijf. In Flevoland is naast vernieuwing ook diversificatie van de gehele agrarische sector daarbij een belangrijk doel.
0 punt: de mate van innovativiteit is gelet op genoemde aspecten zeer gering.
1 punt: de mate van innovativiteit is gelet op de genoemde aspecten gering.
2 punten: de mate van innovativiteit is gelet op de genoemde aspecten matig.
3 punten: de mate van innovativiteit is gelet op de genoemde aspecten voldoende.
4 punten: de mate van innovativiteit is gelet op de genoemde aspecten goed.
5 punten: de mate van innovativiteit is gelet op de genoemde aspecten zeer goed.
Toelichting artikel 7: Tendersystematiek en rangschikking
De selectie van projecten zal plaatsvinden via een zogenaamde 'tendermethode': alle tijdig ingediende projecten worden, indien ze voldoen aan de subsidievoorwaarden, beoordeeld en punten worden toegekend op basis van de methodiek zoals beschreven in dit openstellingsbesluit. Indien de score tenminste gelijk is aan het minimum aantal punten (zie artikel 7) komen de projecten voor subsidie in aanmerking. De projecten worden vervolgens gerangschikt aan de hand van het puntentotaal, waarbij de projecten aflopend (hoog naar laag aantal punten) worden gerangschikt. Is het beschikbare subsidieplafond toereikend voor alle voor subsidie in aanmerking komende projecten, dan worden de projecten gerangschikt op hoogte van de score.
Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal totaalpunten hebben gekregen en hun som dusdanig is dat het deelplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde:
Wanneer ook deze scores onvoldoende onderscheidend zijn, zal loting plaatsvinden.
* Voor investeringen onder deelplafond B, die bijdragen aan vernieuwing, diversificatie en reductie van stikstof en ammoniak is een lichte voorkeur voor stimulering van innovatieve projecten. Vandaar dat er voor deelplafond B een andere volgorde in de rangschikking gemaakt is, mocht het plafond worden overschreden. Deze lichte voorkeur is ook verwerkt in de wegingsfactoren van de verschillende criteria.
Toelichting artikel 8: Adviescommissie
Een adviescommissie wordt samengesteld om de beoordeling van de projecten te doen aan de hand van de opgestelde criteria. De behaalde punten worden gebruikt om de rangorde van de projecten te bepalen. Per deelplafond wordt een rangschikking gemaakt.
Toelichting artikel 9: Weigeringsgronden
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2021-4671.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.