Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013

Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland van 8 juni 2021, kenmerk 58086, houdende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013.

 

Gedeputeerde staten van Zeeland,

  • overwegende dat voor verstrekking van subsidies ten behoeve van de versterking van de culturele sector in Zeeland bijzondere bepalingen in het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 benodigd zijn;

  • gelet op artikel 8 van de Algemene subsidieverordening Zeeland 2013;

besluiten vast te stellen de navolgende wijziging van het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013:

 

Artikel I

 

Na hoofdstuk 22 wordt ingevoegd een hoofdstuk luidende:

Hoofdstuk 23 Bijzondere bepalingen Samen in zee: versterking cultuur in Zeeland

Artikel 23.1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

  • Adviescommissie: Adviescommissie Samen in zee: versterking cultuur in Zeeland;

  • bovenlokale uitwerking: uitwerking die zijn weerslag heeft in ten minste twee Zeeuwse gemeenten;

  • culturele instelling: instelling met rechtspersoonlijkheid die blijkens haar statuten het uitvoeren van culturele activiteiten tot doel heeft of een zelfstandige die beroepsmatig werkzaam is in de culturele sector;

  • duurzame samenwerking: samenwerking die structureel van karakter is;

  • nieuwe maker: cultuurprofessional of ambachtsbeoefenaar, die maximaal vijf jaren voorafgaand aan het indienen van een subsidieaanvraag een diploma kunstvakonderwijs heeft behaald of staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel als zelfstandige.

  • publieksbereik: het publiek dat wordt bereikt met het culturele aanbod;

  • verdienmodel: wijze om omzet te genereren;

  • vrijwilligerspotentieel: potentieel aan vrijwilligers en het potentieel aan kennis en kunde onder vrijwilligers dat nog niet is ingezet.

Artikel 23.2 Subsidieplafond

Gedeputeerde staten stellen een subsidieplafond vast, ten laste waarvan aanvragen kunnen worden ingediend gedurende een openstellingsperiode als bedoeld in artikel 23.9, eerste lid.

 

Artikel 23.3 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van projecten die zijn gericht op het versterken van de culturele sector in Zeeland en één of meer van de volgende onderwerpen betreffen:

    • a.

      het verbreden van het publieksbereik tot doelgroepen die nu niet of beperkt gebruik maken van het aanbod in de culturele sector;

    • b.

      het ontwikkelen en uitproberen van nieuwe verdienmodellen;

    • c.

      de totstandkoming van duurzame samenwerking binnen en buiten de culturele sector;

    • d.

      het scheppen van randvoorwaarden voor het opbouwen van een beroepspraktijk ten behoeve van nieuwe makers;

    • e.

      het versterken van het vrijwilligerspotentieel;

    • f.

      het doen van onderzoek naar een of meer van de onderwerpen genoemd onder a tot en met e.

  • 2.

    Voor het doen van onderzoek als bedoeld in het eerste lid, onder f, worden per openstellingsperiode maximaal twee subsidies.

Artikel 23.4 Subsidieontvanger - penvoerder

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend aangevraagd door en verstrekt aan een penvoerder van een samenwerkingsverband van tenminste twee instellingen.

  • 2.

    De penvoerder is werkzaam binnen één of meer van de volgende culturele disciplines:

    • a.

      audiovisuele kunsten;

    • b.

      beeldende kunsten, architectuur en vormgeving;

    • c.

      bibliotheekwerk;

    • d.

      cultureel erfgoed;

    • e.

      letteren;

    • f.

      podiumkunsten.

  • 3.

    De penvoerder is een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid en het aanspreekpunt voor het bevoegd gezag voor alle zaken die de subsidie betreffen.

Artikel 23.5 Subsidievoorwaarden

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt wanneer:

  • a.

    de penvoerder is gevestigd in Zeeland;

  • b.

    het project binnen zes maanden na afloop van de openstellingsperiode als bedoeld in artikel 23.9, eerste lid, wordt gestart en binnen 24 maanden na afloop van deze periode wordt gerealiseerd.

Artikel 23.6 De-minimissteun

  • 1.

    Gedeputeerde staten toetsen voor subsidieverlening of die is aan te merken als steunmaatregel in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie.

  • 2.

    Indien sprake is van een steunmaatregel, dan wordt deze verleend op basis van de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op deminimissteun (PbEU 2013, L352 /1) en uitsluitend voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden van die verordening.

  • 3.

    Wanneer de subsidieverlening is aan te merken als een steunmaatregel, legt de penvoerder op verzoek van gedeputeerde staten een de-minimisverklaring over met een opgave van alle andere ontvangen de-minimissteun in de twee voorgaande belastingjaren en het lopende belastingjaar.

Artikel 23.7 Hoogte subsidiebedrag en niet subsidiabele kosten

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal 70% van de kosten als bedoeld in artikel 1.3.1, tot een maximum van € 50.000,- per project.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.3.1 wordt geen subsidie verstrekt voor kosten waarvoor door gedeputeerde staten of een ander bestuursorgaan al subsidie is verstrekt.

Artikel 23.8 Indieningsvereisten

In afwijking van artikel 1.4.2 wordt bij de aanvraag overgelegd:

  • a.

    een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier Subsidie Samen in Zee:

    versterking cultuur in Zeeland;

  • b.

    het projectplan van maximaal 8 pagina’s A4 waarin het volgende wordt beschreven:

    • 1.

      een omschrijving van het project, waaronder de projectopzet en de uit te voeren activiteiten;

    • 2.

      een onderbouwing van de haalbaarheid van het project en de daarmee beoogde resultaten, waaronder de projectplanning en de risicofactoren die in de weg kunnen staan aan het behalen van het beoogde resultaat;

    • 3.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de versterking van de Zeeuwse culturele sector;

    • 4.

      de meerwaarde ten opzichte van bestaande producten, processen, diensten, onderzoeken of ontwikkelingen;

    • 5.

      de verwachte bovenlokale uitwerking;

    • 6.

      de mate waarin de resultaten overdraagbaar of toepasbaar zijn op andere disciplines binnen de culturele sector;

  • c.

    de samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers aan het samenwerkingsverband;

  • d.

    een sluitende begroting, voorzien van specificatie en toelichting.

Artikel 23.9 Indieningstermijn

  • 1.

    Subsidie kan worden aangevraagd gedurende een openstellingsperiode die gedeputeerde staten hebben vastgesteld.

  • 2.

    De indiener van een onvolledige aanvraag die veertien dagen vóór de uiterste indieningsdatum is ontvangen, wordt in de gelegenheid gesteld zijn aanvraag aan te vullen uiterlijk tot en met de uiterste indieningsdatum.

  • 3.

    Subsidieaanvragen die op de uiterste indieningsdatum niet volledig zijn ontvangen, worden afgewezen.

Artikel 23.10 Beslistermijn

  • a.

    In afwijking van artikel 1.5.2, eerste lid, beslissen gedeputeerde staten op de aanvraag binnen twaalf weken na afloop van de openstellingsperiode, bedoeld in artikel 23.9, eerste lid.

  • b.

    Gedeputeerde staten kunnen de beslissing eenmaal voor ten hoogste vier weken verdagen.

Artikel 23.11 Beoordelingscriteria

  • 1.

    De Adviescommissie beoordeelt en rangschikt de aanvragen op volgorde van verlening op grond van de beoordelingscriteria genoemd in het tweede lid en adviseert gedeputeerde staten over de volgorde van verlening en over het toepassen van de weigeringsgronden als genoemd in artikel 23.13, eerste lid.

  • 2.

    Een aanvraag wordt beoordeeld op basis van de volgende beoordelingscriteria:

    • a.

      de haalbaarheid van het project en de daarmee beoogde resultaten;

    • b.

      de mate waarin de beoogde resultaten van het project bijdragen aan de versterking van de culturele sector in Zeeland;

    • c.

      de mate waarin het project bovenlokale uitwerking heeft;

    • d.

      de mate van samenwerking binnen en buiten de culturele sector.

  • 3.

    Aan ieder criterium als genoemd in het tweede lid worden maximaal 20 punten toegekend. Naarmate een project meer bijdraagt aan het realiseren van een criterium worden meer punten toegekend.

  • 4.

    De wegingsfactor van het beoordelingscriterium genoemd in het tweede lid, onder b, heeft een wegingsfactor 2, de beoordelingscriteria onder a. c. en d. hebben een wegingsfactor 1.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, heeft het beoordelingscriterium genoemd in het tweede lid, onder b, een wegingsfactor 3 wanneer het een aanvraag voor een onderwerp als bedoeld in artikel 23.3 onder e of f betreft en de subsidiabele kosten voor dat onderwerp minimaal 50% beslaan van de totale subsidiabele kosten van het project.

  • 6.

    Na de puntentoekenning worden de aanvragen gerangschikt op basis van de totaalscore, waarbij de aanvraag met het hoogste puntenaantal als eerste in de rangschikking wordt opgenomen.

  • 7.

    De volgorde van gelijk geplaatste subsidieaanvragen wordt door middel van loting bepaald wanneer subsidieverlening voor die aanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.

  • 8.

    Wanneer door toekenning van een aanvraag het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de subsidie niet verleend.

  • 9.

    Rangschikking blijft achterwege wanneer de subsidieverlening voor de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, niet zal leiden tot overschrijding van het subsidieplafond.

  • 10.

    In geval van het negende lid toetst de Adviescommissie of sprake is van een weigeringsgrond als genoemd in artikel 23.13, eerste lid en brengt daarover advies uit aan gedeputeerde staten.

Artikel 23.12 Verplichtingen

Onverminderde het bepaalde in § 1.6 is de subsidieontvanger verplicht:

  • a.

    de projectresultaten en ontwikkelde methodieken openbaar te maken en te verspreiden onder Zeeuwse instellingen;

  • b.

    de Governance Code Cultuur, Code Diversiteit en Inclusie en de Code Fair Practice bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten toe te passen dan wel toe te lichten waarom de codes niet of niet geheel worden toegepast.

Artikel 23.13 Weigeringsgronden

  • 1.

    Gedeputeerde staten weigeren de subsidie wanneer:

    • a.

      de totaalscore minder dan 55 punten bedraagt; of

    • b.

      het aantal behaalde punten voor onderdeel b van artikel 23.11, tweede lid, niet tenminste de helft van het maximaal te behalen aantal punten na toepassing van de wegingsfactor bedraagt.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 1.2.1, tweede lid, onder c, weigeren gedeputeerde staten de subsidie wanneer de te verstrekken subsidie minder bedraagt dan € 5.000,-.

Artikel II

 

In de Toelichting bij het Algemeen subsidiebesluit Zeeland 2013 wordt na de toelichting op Hoofdstuk 22 toegevoegd:

 

Toelichting op Hoofdstuk 23 Bijzondere bepalingen Samen in zee: versterking cultuur in Zeeland

 

Toelichting op artikel 23.11, tweede lid

Hieronder volgt een toelichting op de beoordelingscriteria.

 

a. Haalbaarheid project en de daarmee beoogde resultaten

Een projectplan en de daarmee beoogde resultaten moeten haalbaar zijn. Naarmate de haalbaarheid groter is, worden meer punten toegekend. Indicatoren waaraan de mate van haalbaarheid wordt getoetst zijn:

  • is het projectplan duidelijk, realistisch en uitvoerbaar, zowel inhoudelijk als financieel;

  • de doelen en de opzet van het projectplan en de inzet van de benodigde middelen zijn consistent: de aanpak is passend voor het beoogde resultaat;

  • de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag is in verhouding tot de beoogde resultaten.

b. Mate waarin de uitvoering van het projectplan bijdraagt aan de versterking van de culturele sector in Zeeland

Dat de uitvoering van een project impact heeft op de culturele sector in Zeeland en die sector versterkt, is het uiteindelijke doel van de subsidie. Indicatoren voor de mate waarin de uitvoering van een project hieraan bijdraagt zijn:

  • de meerwaarde van de subsidiabele activiteit ten opzichte van bestaande producten, processen, diensten, onderzoeken of ontwikkelingen;

  • welke impact heeft het beoogde resultaat op de culturele sector in Zeeland;

  • mate van vernieuwing;

  • expertise betrokken partners.

c. Bovenlokale uitwerking

Een project moet een bovenlokale uitwerking hebben. Dat wil zeggen dat uitvoering van het project zijn weerslag tenminste in 2 Zeeuwse gemeenten moet hebben (zie de begripsomschrijving van bovenlokale uitwerking in artikel 23.1). Voorbeelden zijn: de activiteit vindt plaats in meerdere gemeenten, de samenwerking betreft organisaties uit meerdere gemeenten of het publiek in meerdere gemeenten wordt bereikt. Naarmate de bovenlokale uitwerking groter is, worden meer punten toegekend. De indicatoren aan de hand waarvan de mate van het bovenlokale uitwerking wordt bepaald zijn:

  • het aantal gemeenten waar het project zijn weerslag op heeft;

  • de verwachte impact van de bovenlokale uitwerking op de culturele sector in Zeeland.

d. Samenwerking binnen en buiten de culturele sector

Samenwerking is noodzakelijk om de culturele sector in Zeeland te versterken. Binnen de eigen discipline, het bredere culturele veld of met andere sectoren als onderwijs en toerisme, er zijn nog veel nieuwe verbindingen te leggen die wederzijds kansen bieden. De indicatoren die helpen de mate van samenwerking te bepalen, zijn:

  • de impact van de samenwerking op de culturele sector in Zeeland;

  • de verwachte duurzaamheid van de samenwerking;

  • het aantal partijen binnen en buiten de culturele sector waarmee wordt samengewerkt.

Artikel III

 

Onder vernummering van de paragrafen 23.1 en 23.2 tot respectievelijk de paragrafen 24.1 en 24.2 en de artikelen 23.1.1 en 23.2.1 tot respectievelijk de artikelen 24.1.1 en 24.2.1, wordt Hoofdstuk 23 Slotbepalingen gewijzigd in: Hoofdstuk 24 Slotbepalingen.

 

Artikel IV

 

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Zeeland van 8 juni 2021.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

A.W. Smit, secretaris

Naar boven