Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 25 mei 2021, PZH-2021-773500719, tot wijziging van de Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;

 

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland;

 

Overwegende dat de provincie het in stand houden en verhogen van de kwaliteit en verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden wil stimuleren;

 

Besluiten:

Artikel I

De Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1.1 komt wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    de begripsbepaling “Omgevingsbeleid”, komt te luiden:

  • Omgevingsbeleid: het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving bestaande uit de Omgevingsvisie Zuid-Holland, het Programma Ruimte Zuid-Holland en de Omgevingsverordening Zuid-Holland;

  • 2.

    de begripsbepaling “project”, vervalt;

  • 3.

    ingevoegd wordt de begripsbepaling “planvormingsproject”, luidende:

  • planvormingsproject: de activiteiten die leiden tot een businesscase, quickscan, haalbaarheidsonderzoek, inventarisatie of centrumvisie;

  • 4.

    ingevoegd wordt de begripsbepaling “uitvoeringsproject ”, luidende:

  • uitvoeringsproject: de activiteiten die leiden tot de uitvoering van een businesscase, quickscan, haalbaarheidsonderzoek of centrumvisie;

 

B.

Het opschrift van paragraaf 2: “Paragraaf 2. Subsidie voor te optimaliseren centrum”, komt te luiden:

Paragraaf 2. Te versterken, te optimaliseren en overige centra

 

C.

Artikel 2.1 , eerste lid, komt te luiden:

 

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor één of meer van de volgende activiteiten:

    • a.

      het opstellen van een plan of meerjarenprogramma om:

      • het oprichten of verder ontwikkelen van een winkeliers- of ondernemersvereniging mogelijk te maken; of

      • de onderlinge samenwerking tussen betrokken actoren van een winkel- of centrumgebied te verbeteren;

    • b.

      het uitvoeren van een oriënterend vooronderzoek, gericht op het doen van een in voldoende mate ondersteund verzoek aan een gemeente tot het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

    • c.

      een planvormingsproject ten behoeve van de kwaliteit en het functioneren van een winkel- of centrumgebied door het:

      • compacter maken van een winkelgebied;

      • saneren van buiten een winkelgebied verspreid liggend winkelaanbod; of

      • saneren van detailhandel;

    • d.

      een planvormingsproject door een gebieds- of centrummanager of daartoe gespecialiseerd adviesbureau op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijk functioneren;

    • e.

      een uitvoeringsproject ten behoeve van de kwaliteit en het functioneren van een winkel- of centrumgebied door het:

      • compacter maken van een winkelgebied;

      • saneren van buiten een winkelgebied verspreid liggend winkelaanbod; of

      • saneren van detailhandel;

    • f.

      een uitvoeringsproject door een gebieds- of centrummanager of daartoe gespecialiseerd adviesbureau op het gebied van ruimtelijke kwaliteit en ruimtelijk functioneren.

D.

Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel b wordt de tekst “gelijke activiteit” vervangen door: gelijke subsidiabele activiteit.

  • 2.

    Onder verlettering van onderdeel c tot onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd luidende:

    • c.

      een planvormingsproject of een uitvoeringsproject betrekking heeft op de toevoeging van 25 of meer woningen;

E.

Artikel 2.5 wordt als volgt gewijzigd:

 

  • 1.

    Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:

    • a.

      de activiteit heeft betrekking op een winkel- of centrumgebied dat is gelegen in de provincie Zuid-Holland dat in het Omgevingsbeleid is aangewezen als te versterken centrum, te optimaliseren centrum of als overig centrum;

  • 2.

    Onder verlettering van de onderdelen b, c en d tot c, d en e wordt in het eerste lid een onderdeel ingevoegd luidende:

    • b.

      het in onderdeel a genoemde winkel- of centrumgebied bestaat uit ten minste 5 winkels;

  • 3.

    Het eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:

    • e.

      er is voldoende steun voor de subsidiabele activiteit, blijkend uit:

      • als de subsidie wordt aangevraagd door een winkeliers- of ondernemersvereniging of een stichting: een commitmentbrief van de gemeente waarin het winkel- of centrumgebied, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, ligt en vijf commitmentbrieven van in het winkel- of centrumgebied gevestigde winkeliers of ondernemers die niet in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting zetelen; of

      • als de subsidie aangevraagd wordt door de gemeente waarin het winkel- of centrumgebied ligt: een commitmentbrief van de winkeliers- of ondernemersvereniging of stichting en vijf commitmentbrieven van winkeliers of ondernemers die in het winkel- of centrumgebied, ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd, zijn gevestigd en die niet in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting zetelen.

  • 4.

    In het tweede lid wordt de zinsnede “als bepaald in het eerste lid, onderdeel d.” vervangen door: als bepaald in het eerste lid, onderdeel e.

F.

Onder vernummering van de artikelen 4.1, 4.2 en 4.3 tot 3.1, 3.2 en 3.3 en vervanging van het opschrift van paragraaf 4 “Paragraaf 4. Slotbepalingen” in: Paragraaf 3. Slotbepalingen, vervalt paragraaf 3.

 

G.

De toelichting bij de Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit wordt vervangen door de toelichting zoals opgenomen in de bijlage behorende bij dit besluit.

Artikel II

De Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland, zoals deze luidde op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op subsidies die zijn aangevraagd voor de inwerkingtreding van dit besluit.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Den Haag, 25 mei 2021

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. H.M.M. KOEK, secretaris

drs. J. SMIT, voorzitter

TOELICHTING BEHORENDE BIJ HET BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZUID-HOLLAND VAN 25 mei 2021, PZH-2021 PZH-2021-773500719 TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING PLANVORMING DETAILHANDEL ZUID-HOLLAND

Algemeen

Zuid-Holland is een provincie waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Aantrekkelijke winkel- en centrumgebieden zijn erg belangrijk voor een goed woon,- werk- en leefklimaat. Door bijvoorbeeld de opkomst van internet winkelen en demografische ontwikkelingen functioneren niet alle winkel- en centrumgebieden naar behoren. In sommige gevallen nemen de kwaliteit en aantrekkelijkheid af. Als gevolg van de Corona-crisis zal het functioneren van winkelgebieden meer onder druk komen te staan en zal de leegstand naar alle waarschijnlijkheid verder toenemen. De urgentie om in te blijven zetten op het in stand houden en verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden blijft de komende jaren onverminderd groot.

 

De provincie Zuid-Holland heeft in 2018 de ‘Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland’ opgesteld waarmee de kwaliteit en het functioneren van winkel- en centrumgebieden kan worden verhoogd. In 2018, 2019 en 2020 hebben gemeenten, winkeliers- en ondernemersverenigingen en stichtingen subsidie aangevraagd. Bestedingsdoelen zijn gericht op de planvormingsfase zoals het verbeteren van de onderlinge samenwerking, het doen van onderzoek naar het terugdringen van winkelleegstand (o.a. door transformatie naar andere functies), het compacter maken van kernwinkelgebieden of sanering van verspreid liggend aanbod.

 

Om te kunnen bepalen hoe de subsidieregeling functioneert, en of de regeling bijdraagt aan de provinciale doelstellingen, is onlangs een evaluatie uitgevoerd. Uit deze evaluatie blijkt dat betrokkenen over het algemeen tevreden zijn met de aanwezigheid van de subsidieregeling. Bovendien scoort de subsidieregeling goed op doeltreffendheid. De subsidieregeling draagt bij aan de door de provincie gestelde beleidsdoelstellingen, gericht op het bevorderen van samenwerking en het komen tot de realisatie van levendige en krachtige stads- en dorpscentra. Uit de evaluatie zijn ook een aantal verbeterpunten naar voren gekomen die in de regeling zijn doorgevoerd. Het betreft de volgende punten:

  • -

    De subsidie wordt nu ook beschikbaar gesteld aan de grootste winkel- en centrumgebieden in Zuid-Holland;

  • -

    Naast planvormingsprojecten kan nu ook de uitvoering van projecten middels subsidie ondersteund worden;

  • -

    De mogelijkheden om onderlinge samenwerking te bevorderen zijn verruimd.

Daarnaast is een (technische) wijziging doorgevoerd die niet specifiek uit de evaluatie naar voren is gekomen. Indien een project (o.a.) betrekking heeft op de toevoeging van 25 of meer woningen, dient aanspraak gemaakt te worden op de ‘Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland’.

 

Artikelgewijs I

 

Artikel I

 

  • A.

    Bij de begripsbepalingen is het begrip ‘project’ vervangen door ‘planvormingsproject’ en ‘uitvoeringsproject’. Hiermee wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende soorten projecten (niet zijnde projecten gericht op de onderlinge samenwerking) waarvoor subsidie kan worden aangevraagd. Daarnaast is het begrip ‘Omgevingsbeleid’ aangepast.

 

  • B.

    Het opschrift van paragraaf 2 wordt gewijzigd in verband met de nieuwe activiteit die op grond van deze paragraaf voor subsidie in aanmerking komt. De subsidieregeling heeft nu betrekking op alle type centrumgebieden (te versterken centra, te optimaliseren centra en overige centra).

 

  • C.

    Artikel 2.1 is zodanig gewijzigd dat in artikel 2.1, lid 1 onder a de mogelijkheden voor het bevorderen van onderlinge samenwerking zijn verruimd. Daarnaast wordt er een wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘planvormingsprojecten’ en ‘uitvoeringsprojecten’ in de onderdelen c, d, e en f.

 

  • D.

    Aan artikel 2.4 is onderdeel c toegevoegd. Indien een planvormingsproject of een uitvoeringsproject betrekking heeft op de toevoeging van 25 of meer woningen wordt de subsidie geweigerd. In die gevallen dient subsidie aangevraagd te worden via de Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland.

 

  • E.

    Artikel 2.5 is gewijzigd doordat in lid 1, onderdeel a, de ‘te versterken centra’ en ‘overige centra’ zijn toegevoegd. In onderdeel b is de eis opgenomen dat een winkel- of centrumgebied uit minimaal 5 winkels dient te bestaan. Deze laatste eis stond voorheen opgenomen in artikel 3.5, onderdeel van paragraaf 3. Deze gehele paragraaf is komen te vervallen.

 

  • F.

    Paragraaf 3 is komen te vervallen omdat de subsidieregeling nu betrekking heeft op alle reguliere winkel- en centrumgebieden in Zuid-Holland (te versterken centra, te optimaliseren centra en overige centra) doordat de ‘te versterken centra’ aan de subsidieregeling zijn toegevoegd. Paragraaf 2 en 3 maakte in de vorige versie van de regeling nog een onderscheid tussen de ‘te optimaliseren centra’ en ‘overige centra’.

 

  • G.

    De algemene en artikelsgewijze toelichting is aangepast n.a.v. de doorgevoerde wijzigingen in de subsidieregeling zelf.

Bijlage, behorende bij artikel I, onder G, van het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 25 mei 2021, PZH-773500719, tot wijziging van de Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland

Toelichting bij de Subsidieregeling planvorming detailhandel Zuid-Holland

 

Algemeen

De provincie Zuid-Holland wil een toonaangevende provincie zijn waar mensen met plezier wonen, werken en recreëren. Krachtige en vitale steden en dorpen zijn hiervoor een voorwaarde. Een gezonde ruimtelijke detailhandelsstructuur draagt hier aan bij omdat winkels belangrijk zijn voor attractieve en levendige winkel- en centrumgebieden. Hoewel zich de afgelopen jaren grote veranderingen hebben voorgedaan binnen de detailhandel en in de centra, waar in dat laatste geval leisure, horeca en woonfuncties regelmatig de plaats innemen van (leegstaande) winkelpanden, blijven winkels het kloppend hart vormen van veel winkel- en centrumgebieden. De detailhandel vervult daarmee zowel (ruimtelijk) economisch als sociaal-maatschappelijk een belangrijke rol.

 

De kern van het provinciaal detailhandelsbeleid ligt in de concentratie en clustering van detailhandel in de centra van steden, dorpen en wijken. Met het provinciaal detailhandelsbeleid wordt de kracht van detailhandel voor vitale en levendige centra zoveel als mogelijk benut. Verspreid liggend aanbod draagt niet bij aan het clusteren en concentreren van het detailhandelsaanbod en tast de detailhandelsstructuur in ruimtelijke zin aan. Het heeft afname ruimtelijke kwaliteit en functioneren centra en toename leegstand tot gevolg. Het in stand houden en verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden is dan ook een belangrijk uitgangspunt voor de inzet van beleidsinstrumentarium. In Zuid-Holland zijn er grofweg drie type centra te onderscheiden: de grote centra, de middelgrote centra en de overige centra. Deze driedeling met bijbehorende ontwikkelingsperspectieven is opgenomen Omgevingsbeleid.

 

De grote centra hebben over het algemeen voldoende massa en bieden naast detailhandel een breder aanbod aan publieksvoorzieningen die er samen voor zorgen dat deze centra ook voor de aankoop van niet-dagelijkse artikelen, zoals kleding, boeken en elektronica, veel worden bezocht. Het toekomstperspectief voor deze categorie centra is relatief goed, hoewel ook (delen van deze) centra onder druk zijn komen te staan door verminderde aantrekkingskracht. Het provinciale beleid richt zich op behoud en versterking van de (boven)regionale positie van deze centra. In het Omgevingsbeleid zijn deze centra als ‘te versterken centra’ aangeduid.

 

De middelgrote centra, in het Omgevingsbeleid aangeduid als ‘te optimaliseren centra’, nemen een prominente positie in binnen de detailhandelsstructuur en zijn van groot belang voor de leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit. De omvang van het winkelareaal in deze centra is de afgelopen jaren over het algemeen te veel in omvang toegenomen in relatie tot hun verzorgingsfunctie. Desondanks mist deze categorie centra een kritische massa die juist de grotere steden aantrekkelijk maakt voor aankoop van niet-dagelijkse artikelen. Internet wordt bovendien een steeds belangrijker aankoopkanaal voor niet-dagelijkse artikelen, waardoor steeds minder van deze artikelen in fysieke winkels wordt verkocht. Ook zijn andere publieksfuncties over het algemeen wat minder sterk vertegenwoordigd in de middelgrote centra. De betreffende gemeenten hebben tot slot ook nagenoeg geen ontwikkelingsruimte voor nieuwe detailhandelsontwikkelingen. Het gevolg is dat deze centra minder consumenten en bezoekers trekken en dat de bestedingen per vierkante meter op een lager niveau liggen dan gewenst. Dit betekent dat het (toekomstig) functioneren van deze groep centra onder druk staat en daarmee dreigt ook de sociaal-maatschappelijke functie van deze centra terug te lopen.

 

De belangrijkste (ruimtelijke) opgaven liggen voor alle betrokken partijen (overheden en markt) dan ook bij deze categorie centra. Het winkelbestand in deze centra zou bij voorkeur niet moeten uitbreiden en zich primair moeten richten op de eigen bewoners en geen of heel beperkte regionale ambities moeten nastreven. Vaak is speciale aandacht nodig voor het terugdringen van winkelleegstand (o.a. door transformatie naar andere functies), het compacter maken van kernwinkelgebieden en sanering van verspreid liggend aanbod dat het functioneren van deze centra niet ten goede komt. Toevoeging van andere publieksfuncties, zowel maatschappelijk als commercieel van aard, kan de aantrekkelijkheid van deze centra verhogen. Het gaat om een maatwerkopgave per centrum.

 

De overige centra vervullen een lokale functie, zijn belangrijk voor de bereikbaarheid van het dagelijks aanbod en hebben een meerwaarde voor de leefbaarheid van de kleine kernen, wijken en buurten. Het toekomstperspectief is divers: sommige centra functioneren goed, andere centra komen in aanmerking voor een facelift, herprofilering, (gedeeltelijke) transformatie of samenvoeging. In het Omgevingsbeleid zijn deze centra als ‘overige centra’ omschreven.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande wet- en regelgeving en de algemene bepalingen in de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv). De genoemde begripsbepalingen spreken over het algemeen voor zich.

 

Artikel 2.1 Subsidiabele activiteiten

In dit artikel is een limitatieve opsomming gegeven van activiteiten ten behoeve waarvan gedeputeerde staten subsidie kunnen verstrekken. Het gaat in zijn algemeenheid om activiteiten die leiden tot het in stand houden en verhogen van de kwaliteit van winkel- en centrumgebieden in de provincie Zuid-Holland.

 

Subsidiabele activiteiten gericht op onderlinge samenwerking ( a+b )

Ter bevordering van de samenwerking in een winkelgebied tussen winkeliers en ondernemers is het mogelijk subsidie aan te vragen voor het opstellen van een plan of meerjarenprogramma voor het oprichten of verder ontwikkelen van een winkeliers- of ondernemersvereniging. Ook kan subsidie worden aangevraagd voor het laten maken van een plan of meerjarenprogramma om de onderlinge samenwerking tussen betrokken actoren van een winkel- of centrumgebied te verbeteren. De focus op actoren ligt dan breder dan wanneer de activiteit alleen gericht is op een winkeliers- of ondernemersvereniging.

 

De gemeentelijke verordening waarbij de bijdrage, ter zake van binnen een bepaald gebied in de gemeente (bedrijveninvesteringszone) gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen, wordt ingesteld en waarin een stichting wordt aangewezen waaraan de opbrengst ingevolge die regeling wordt verstrekt, treedt niet in werking dan nadat gebleken is van voldoende steun onder de bijdrageplichtigen. Voor het oriënterend onderzoek voorafgaand aan het formele onderzoek om te bepalen of er voldoende steun is, zoals genoemd in de Memorie van Toelichting bij de Wet op de bedrijveninvesteringszones, kan subsidie op grond van deze regeling worden aangevraagd. Gedeputeerde staten willen deze activiteit stimuleren, omdat een verordening op grond van de Wet op de bedrijveninvesteringszones net als de onderhavige regeling beoogt bij te dragen, aan het in stand houden en verhogen van de kwaliteit. Voor een nadere toelichting ten aanzien van de Wet op de bedrijveninvesteringszones, wordt hier verwezen naar de memorie van toelichting bij die wet.

 

Subsidiabele activiteiten planvormingsfase ( c+d )

Compacte winkelgebieden, zonder een overaanbod aan winkels, zorgen voor herkenbaarheid en gemak voor de consument. Gebundelde en geconcentreerde winkels versterken elkaar en de detailhandelsstructuur. Verspreid liggend aanbod draagt niet aan bij aan het clusteren en concentreren van het detailhandelsaanbod en tast de kracht van de winkel- en centrumgebieden aan.

 

Met het oog op het in stand houden en verhogen van de kwaliteit en het verbeteren van het functioneren van winkel- en centrumgebieden, is het mogelijk subsidie aan te vragen voor een planvormingsproject dat betrekking heeft op het compacter maken van een winkelgebied, het saneren van buiten het winkelgebied gelegen verspreid liggend winkelaanbod en het saneren van detailhandel (al dan niet alleen papieren plancapaciteit in bestemmingsplannen) om tot een reductie van het aanbod te komen.

 

Daarnaast kan subsidie worden aangevraagd voor een planvormingsproject dat zich richt op het in brede zin verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit en functioneren van winkel- en centrumgebieden. Voorbeelden van onderzoeksthema’s zijn bijvoorbeeld het optimaliseren van de winkel- en looprouting, het verbeteren van de bereikbaarheid en parkeren, aanpak openbare ruimte en beeldkwaliteit (gevels en uitstraling panden), het optimaliseren van de locatie van publiekstrekkers en toevoegen van andere functies zoals horeca, wonen, leisure en maatschappelijke voorzieningen.

 

Subsidiabele activiteiten uitvoeringsfase ( e+f )

In aanvulling op het gestelde in de toelichting onder ‘Subsidiabele activiteiten planvormingsfase’ worden tijdens de realisatie van een uitvoeringsproject kosten gemaakt die in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voorbeelden hiervan van zijn:

  • -

    de kosten van een transformatiemanager of een aanjaagteam om een centrumgebied compacter te maken, detailhandel te verplaatsen of transformaties naar andere functies zoals wonen te stimuleren;

  • -

    de kosten die gepaard gaan met de vertaling van de gemaakte beleidskeuzes uit een integrale centrumvisie (planvormingsproject) in een nieuw ‘bestemmingsplan centrum’;

  • -

    de kosten om een gemeentelijke subsidieregeling voor te bereiden om de transformatie van detailhandel naar andere functies of verplaatsing van winkeliers extra op gang te brengen;

  • -

    de kosten van een lokaal online-platform om de bereikbaarheid en vindbaarheid van winkeliers binnen een winkel- en centrumgebied, en het winkel- en centrumgebied zelf, te optimaliseren.

Kosten die gepaard gaan met daadwerkelijke aanpassingen in de fysieke ruimte (zoals het aanbrengen van groen, straatmeubilair, verlichting of versiering) vallen hier nadrukkelijk niet onder.

 

Artikel 2.2 Doelgroep

Deze artikelen betreffen de kring van aanvraaggerechtigden. Subsidie kan worden aangevraagd door winkeliers- of ondernemersverenigingen, stichtingen, als bedoeld in artikel 1.1 van deze regeling, en gemeenten.

 

Artikel 2.3 Aanvraagperiode en beslistermijn

Aanvragen kunnen worden ingediend in de periode die in een afzonderlijk besluit door gedeputeerde staten wordt vastgesteld. Eerder ingediende aanvragen worden net als te laat ingediende aanvragen geweigerd.

 

Een aanvraag wordt ingediend door middel van een aanvraagformulier met de in dat formulier genoemde bescheiden. Niet kan worden volstaan met verwijzing naar stukken die op een eerder moment zijn overgelegd of op een later moment zullen worden ingediend.

 

Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is. Aanvulling van de aanvraag leidt dus tot een latere datum van ontvangst, hetgeen zou kunnen leiden tot weigering van de aanvraag indien het subsidieplafond dan al is bereikt.

 

Een aanvraag op grond van deze regeling is volledig, wanneer het aanvraagformulier volledig ingevuld en met de in het aanvraagformulier genoemde bescheiden is ontvangen.

 

In aanvulling op artikel 28 Asv is in de regeling een beslistermijn van 13 weken na ontvangst van de subsidieaanvraag opgenomen.

 

Artikel 2.4 Weigeringsgronden

Een aanvraag wordt geweigerd als reeds een subsidie op grond van een in dezelfde periode ingediende aanvraag op grond van deze regeling is verstrekt. Deze bepaling staat er aan in de weg dat meerdere subsidies, aangevraagd in dezelfde aanvraagperiode, ten behoeve van hetzelfde winkel- en of centrumgebied worden verleend. De bepaling geldt ongeacht wie de aanvrager van de subsidie is. Opgemerkt wordt dat indien er bijvoorbeeld meerdere winkeliers- of ondernemersverenigingen actief zijn in een winkel- of centrumgebied, zij er verstandig aan doen voorafgaand aan indiening van een aanvraag afstemming met elkaar te zoeken en zo te voorkomen dat in dezelfde aanvraagperiode meerdere aanvragen worden ingediend, waarvan er maximaal een kan worden gehonoreerd.

 

Met de bepaling in onderdeel b, wordt beoogd te voorkomen dat binnen drie jaar nadat ten behoeve van een winkel- of centrumgebied subsidie voor een subsidiabele activiteit is verleend, ten behoeve van datzelfde gebied een subsidie voor een gelijke subsidiabele activiteit op grond van deze regeling wordt verleend. Leidend zijn de datum van ontvangst van de subsidieaanvraag en de datum van verstrekking van de eerdere subsidie op grond van deze regeling.

 

De transformatie van bijvoorbeeld winkelpanden naar woningen kan bijdragen aan het verhogen van de kwaliteit en het verbeteren van het functioneren van een winkel- of centrumgebied. Een aanvraag voor een planvormingsproject of uitvoeringsproject wordt desalniettemin geweigerd indien het betrekking heeft op de toevoeging van 25 of meer woningen. Aanvragen voor projecten van een dergelijke omvang moeten ingediend worden via de Subsidieregeling Vliegende Brigade Zuid-Holland.

 

Het minimum subsidiebedrag van € 1.000,00 en het maximum subsidiebedrag van € 20.000,00 in onderdeel d, zijn opgenomen ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen. Deze bepaling kan in samenhang worden gezien met artikel 2.7, tweede lid van deze regeling.

 

Daarnaast kan ook afwijzend op een aanvraag worden beslist op grond van artikel 4:35 van de Awb. Artikel 4:35 van de Awb bevat een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende gronden waarop een subsidieaanvraag kan worden geweigerd. Het gaat daarbij zowel om gronden met een preventief karakter (bijvoorbeeld dat er gegronde reden bestaat om aan te nemen dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden) als om gronden die verband houden met gebeurtenissen die zich reeds hebben voorgedaan (zoals de verstrekking van onjuiste of onvolledige gegevens in het kader van de aanvraag).

 

Artikel 2.5 Subsidievereisten

In deze artikelen is bepaald aan welke eisen moet worden voldaan om voor subsidie ingevolge deze regeling in aanmerking te komen.

 

Ingevolge het eerste lid onderdeel a, moet het winkel- of centrumgebied gelegen zijn in de provincie Zuid-Holland en is bepaald dat de te subsidiëren activiteit betrekking moet hebben op een winkel- of centrumgebied dat in het Omgevingsbeleid is aangewezen als te versterken centrum, te optimaliseren centrum of als overig centrum. Een en ander is nader toegelicht in de algemene toelichting op deze subsidieregeling.

 

Ingevolge het eerste lid onderdeel c, dient een offerte onderdeel uit te maken van de subsidieaanvraag. Uit de offerte voor de inhuur van derden, moet blijken dat deze betrekking heeft op het verrichten van een in artikel 2.1 eerste lid genoemde subsidiabele activiteit. E.e.a. moet worden gezien in samenhang met artikel 2.6.

 

Met het vereiste dat de activiteit binnen 13 weken na de datum van subsidieverlening in uitvoering kan zijn, wordt beoogd de minimaal gewenste voortgang van de activiteiten te waarborgen. De bepaling moet in samenhang worden gezien met artikel 2.9, onderdeel a.

 

Het vijfde vereiste is opgenomen teneinde te borgen dat onder betrokkenen, waaronder de in het winkel- of centrumgebied gevestigde ondernemers en winkeliers, een minimaal gewenste steun bestaat voor de activiteit waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd. De steun dient te blijken uit de bij de subsidieaanvraag te overleggen commitmentbrieven. In het aanvraagformulier wordt naar de commitmentbrieven gevraagd. Ook wordt een format van een commitment brief beschikbaar gesteld waarop eventueel meerdere partijen hun commitment kenbaar kunnen maken.

 

Indien winkeliers of ondernemers met meerdere winkels of ondernemingen in een winkel- of centrumgebied zijn gevestigd of tussen meerdere in een winkel- of centrumgebied gevestigde winkels- of ondernemingen van verschillende winkeliers of ondernemers een economische dan wel organisatorische samenhang bestaat, telt maximaal één al dan niet gezamenlijke commitmentbrief van deze ondernemers mee bij het bepalen of is voldaan aan het in onderdeel e opgenomen vereiste. Het gaat dan niet om samenhang vanwege het lidmaatschap van dezelfde winkeliers- of ondernemersvereniging of het participeren in dezelfde stichting als bedoeld in artikel 1.1 van deze regeling, maar bijvoorbeeld omdat de betreffende ondernemingen van eenzelfde eigenaar zijn of tot dezelfde groep of holding behoren. Indien een winkel- of centrumgebied uit maximaal 10 winkeliers- of ondernemers bestaat, kan de situatie zich voordoen dat het niet mogelijk is om 5 commitmentbrieven te overleggen van winkeliers/ondernemers die geen zitting hebben in het bestuur van voornoemde vereniging of stichting. Indien die situatie zich voordoet, kan hier van af geweken worden en mogen ook enkele door bestuursleden ondertekende commitmentbrieven aangeleverd worden.

 

Artikel 2.6 Subsidiabele kosten

De subsidieontvanger zal voor de te verrichten van de subsidiabele activiteiten een externe professionele moeten inzetten. Het verrichten van de betreffende activiteiten moet tot de dagelijkse werkzaamheden van die derde behoren. Kosten die de subsidieontvanger maakt door in het kader van voornoemde activiteiten zelf werkzaamheden te verrichten of deze werkzaamheden door een derde niet-professional te laten verrichten, komen niet voor subsidie op grond van deze regeling in aanmerking. Daarmee wordt beoogd te voorkomen dat misbruik van de subsidie wordt gemaakt.

 

Artikel 2.7 Subsidiehoogte

Subsidiabele kosten tot en met € 10.000,00 komen voor 75% subsidie in aanmerking. Als de subsidiabele kosten van het project meer dan € 10.000,00 bedragen, dan bedraagt de subsidie € 7.500,00 plus 50% van de subsidiabele kosten boven de € 10.000,00. In totaal bedraagt de subsidie nooit meer dan € 20.000,00.

 

Ten behoeve van een proportionele (administratieve) lastenverdeling (zowel voor de ontvanger als de vertrekker) en de te behalen beleidsdoelen, wordt de subsidie geweigerd indien toepassing van het eerste en tweede lid van dit artikel ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,00. Dit kan in samenhang worden gezien met artikel 2.4, onderdeel d.

 

Artikel 2.8 Rangschikking

De aanvragen worden verdeeld op volgorde van ontvangst. Bepalend in deze verdelingsmethode is de datum waarop de volledige subsidieaanvraag is ontvangen en dus niet de datum waarop de aanvrager de aanvraag heeft verstuurd.

 

Wanneer toewijzing van alle aanvragen die op een dag zijn ontvangen ertoe zou leiden dat het subsidieplafond zou worden overschreden, geldt dat de onderlinge rangorde van die aanvragen wordt bepaald op basis van loting.

 

Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Met de in onderdeel a en b van dit artikel opgenomen verplichtingen, is beoogd te waarborgen dat de subsidiabele activiteit de minimaal gewenste voortgang heeft.

 

Een subsidieontvanger is verplicht de resultaten van de op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit openbaar te maken en desgevraagd om niet te verstrekken aan ondernemers, ondernemersverenigingen, winkeliers, winkeliersverenigingen, stichtingen en gemeenten binnen de provincie Zuid-Holland. Daarmee wordt bewerkstelligd dat met behulp van subsidie opgedane kennis en ervaring op het gebied van behoud van de kwaliteit van winkel- en centrumgebieden beschikbaar is en ook ten behoeve van andere bedrijventerreinen kan worden aangewend.

Naar boven