Provincie Zuid-Holland - Besluit van Gedeputeerde Staten van 20 april 2021, PZH-2021-764606938 (DOS 2013-0010135) tot wijziging van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland ten aanzien van de verlening van de POP-3 periode en het toevoegen van vereenvoudigde kostenopties (Besluit tot wijziging hoofdstuk 1 van de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

 

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

 

Overwegende dat het wenselijk is om vanwege de overgangsbepalingen uit Vo (EU)2020/2220, technische wijzigingen door te voeren in de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland

 

Overwegende dat het wenselijk is om technische wijzigingen door te voeren in de Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland, zodat het mogelijk wordt om gebruik te maken van vereenvoudigde kostenopties;

 

Besluiten:

Artikel I

De Uitvoeringsregeling POP-3 Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 1.1 wordt onder verlettering van onderdeel o tot p een onderdeel ingevoegd, luidende

  • o

    Vo (EU) 2020/2220 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022.

B.

Aan artikel 1.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid kunnen Gedeputeerde Staten een vast bedrag aan subsidiabele kosten per activiteit vaststellen.

C.

In artikel 1.6b, tweede lid, wordt ‘de Regeling Europese EZ subsidies’ vervangen door ‘de Regeling Europese EZK- en LNV- subsidies’.

 

D.

Aan artikel 1.8, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e.

    onbetaalde eigen arbeid.

E.

Na artikel 1.8a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.8b vereenvoudigde kostenoptie: totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten

  • 1.

    Indien in een openstellingsbesluit is bepaald, wordt het totaal aan overige kosten berekend door de totale directe personeelskosten te vermenigvuldigen met 40%.

  • 2.

    De totale directe personeelskosten als bedoeld in het eerste lid worden berekend door de som van de voor iedere medewerker te berekenen directe personeelskosten.

  • 3.

    De directe personeelskosten per medewerker als bedoeld in het tweede worden berekend overeenkomstig artikel 1.9 eerste lid, onder a, zonder de opslag voor overheadkosten.

  • 4.

    De leden 3 en 4 van artikel 1.9 zijn van overeenkomstige toepassing.

F.

Na artikel 1.9 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 1.9a vereenvoudigde kostenoptie: personeelskosten

Indien in een openstellingsbesluit is bepaald, worden personeelskosten, in afwijking van artikel 1.9, berekend door de kosten, bedoeld in artikel 1.8, eerste lid, onderdelen b tot en met e, voor zover de kosten geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het drempelbedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel a, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PbEU 2014, L 94), te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.

 

G.

In artikel 1.11, eerste lid, onderdeel g, vervalt, onder verlettering van de onderdelen h tot en met j tot g tot en met i.

 

H.

In artikel 1.12, zevende lid, wordt ‘onbetaalde arbeid’ vervangen door ‘onbetaalde eigen arbeid’.

 

I.

Artikel 1.14, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel g komt te luiden:

    • g.

      een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de gesubsidieerde activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking , hetgeen inhoudt dat alle inkomsten en alle van toepassing zijnde uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met bijbehorende bewijsstukken, als :

      • een sluitende urenadministratie;

      • een deugdelijk en volledig inkoopdossier;

      • bewijsstukken, als onderdeel van de administratie aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard van de geleverde zaken en diensten duidelijk blijkt.

  • 2.

    Onderdeel h komt te luiden:

    • h.

      de administratie en de daartoe behorende bescheiden te bewaren tot 5 jaar na de datum waarop de vaststellingsbeschikking voor de betreffende subsidie is bekendgemaakt;

J.

In artikel 1.18, eerste lid, wordt ‘uiterlijk 1 april 2023’ vervangen door ‘uiterlijk 1 april 2025’.

 

K.

Aan artikel 1.19, tweede lid, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e.

    bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid

  • f.

    bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit.

L.

Artikel 1.20a, tweede lid, komt te luiden:

  • 2.

    Een voorschot wordt slechts verleend indien de subsidie is verleend op grond van paragraaf 2.2, 2.7 of paragraaf 3.5.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin deze regeling wordt geplaatst.

Den Haag, 20 april 2021

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Drs. H.M.M. Koek, Secretaris.

Drs. J. Smit, voorzitter.

Toelichting

A.

Het in artikel 1.1 toegevoegde onderdeel o betreft een verwijzing naar de Europese verordening waarin de verlenging van de POP-3 periode is geregeld.

 

B.

Er wordt een lid toegevoegd om mogelijk te maken dat Gedeputeerde Staten in een openstellingsbesluit een vast bedrag aan subsidiabele kosten per activiteit per activiteit kunnen vaststellen. Dat bedrag vormt dan de basis voor de berekening van de subsidie. De aanvrager hoeft dan niet meer het gevraagde bedrag te onderbouwen met bijvoorbeeld offertes.

 

C.

De citeertitel van de ministeriële regeling is aangepast.

 

D.

Onbetaalde eigen arbeid is als afzonderlijk kostentype opgenomen. Dit vanwege het onderscheid dat gemaakt wordt tussen onbetaalde eigen arbeid en onbetaalde arbeid van vrijwilligers.

 

E.

In 2021 is het mogelijk geworden om gebruik te maken van de vereenvoudigde kostenoptie (SCO) voor het berekenen van de totale overige kosten binnen het project (alle kosten los van de directe personeelskosten). Voor de SCO totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten houdt dit in dat de totale overige kosten worden berekend middels een 40% opslag op de totale directe personeelskosten. Hierdoor is er binnen het project geen noodzaak meer tot het onderbouwen van deze kosten middels facturen en betaalbewijzen.

 

Voor deze opslag wordt de som van de directe personeelskosten voor iedere medewerker berekend op basis van artikel 1.9 lid 1 sub a. Echter dient de genoemde 15% overhead uit deze berekening niet meegenomen te worden. De berekening wordt dus als volgt:

 

Subsidiepercentage is 70% Som subsidiabele directe personeelskosten exclusief 15% overhead is € 850.000,00 Overige kosten: € 850.000,00 * 40% = € 340.000,00 Subsidiebedrag: (€ 850.000,00 + € 340.000,00) * 70% subsidiepercentage = € 833.000,00

 

E.

In 2021 is het mogelijk geworden om gebruik te maken van de vereenvoudigde kostenoptie (SCO) voor wat betreft personeelskosten. Voor de SCO personeelskosten houdt dit in dat er over de overige directe kosten binnen het project (alle directe kosten los van de personeelskosten), die geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag (€ 5.186.000,- volgens Richtlijn 2014/24/EU), een opslag voor personeelskosten berekend wordt zonder dat hier een administratieve verplichting tegenover staat in de vorm van een onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. Deze opslag wordt berekend door de som van de overige directe kosten binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten. Bijvoorbeeld:

 

Subsidiepercentage is 100%

Totale subsidiabele overige directe kosten: € 300.000,00

Opslag personeelskosten: € 300.000,00 * 20% * 1.15 = € 69.000,00

Subsidiebedrag: (€ 300.000,00 + € 69.000,00) * 100% = € 369.000,00

 

G.

In artikel 1.11 stond opgenomen dat geen subsidie werd verstrekt voor de kosten van de vervaardiging van producten die melk- of zuivelproducten imiteren of vervangen. De Europese regel waarop de bepaling gebaseerd was, is vervallen.

 

J.

De verplichting met betrekking tot het voeren van de administratie is aangepast in verband met de SCO’s. Wanneer een SCO wordt toegepast hoeft een subsidieontvanger niet meer alle bewijsstukken te overleggen.

 

K.

De datum waarop een aanvraag tot vaststelling ingediend moet zijn is gewijzigd in april 2025. Dit in verband met de verlening van de POP-3 periode met 2 jaar,

 

L.

Wanneer een SCO wordt toegepast hoeft een subsidieontvanger niet meer alle bewijsstukken te overleggen. Dit is aangepast in artikel 1.19.

 

M.

Met deze wijziging wordt het ook mogelijk om voorschotten te verstrekken voor projecten die onder paragraaf 2.2 van de Uitvoeringsregeling zijn gesubsidieerd.

 

Naar boven