Beleidsregel van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 20 april 2021 tot wijziging van de Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant in verband met het vervallen van de regels voor intern salderen (Dertiende wijziging Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 2.2 en 2.7 van de Wet natuurbescherming;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant te wijzigen door in paragraaf 2, inhoudende salderen, een aantal technische en juridische wijzigingen aan te brengen naar aanleiding van enkele wijzigingen in de wetgeving, ontwikkelingen in de praktijk, en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 januari 2021, waarin is geoordeeld dat voor intern salderen geen vergunningplicht geldt;

 

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregel:

Artikel I Wijziging Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant

De Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Het opschrift van paragraaf 2 komt te luiden:

 

§ 2 Salderen

 

B.

 

Artikel 2.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    Onderdeel c vervalt, onder verlettering van de onderdelen d tot en met o tot c tot en met n.

  • b.

    In onderdeel g (nieuw) wordt “sub o” telkens vervangen door “onderdeel n”.

  • c.

    Onderdeel o (nieuw) komt te luiden:

    • o.

      veehouderij: agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;.

C.

 

In artikel 2.2 vervalt de zinsnede “intern of extern”.

 

D.

 

In artikel 2.3 wordt “intern salderen, extern salderen of een combinatie daarvan,” vervangen door “extern salderen”.

E.

 

Artikel 2.6 vervalt.

 

F.

 

Artikel 2.7 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het vijfde lid komt te luiden:

    • 5.

      Gedeputeerde Staten laten bij de beoordeling van een aanvraag buiten beschouwing de N-emissie van een saldogevend bedrijf voor dat deel van een bedrijf dat deelneemt aan de stoppersregeling Actieplan Ammoniak Veehouderij of dat deel ten aanzien waarvan subsidie kan worden verstrekt op grond van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.

  • 2.

    In het zevende lid wordt na “toestemming” ingevoegd “van de saldogever”.

  • 3.

    Het tiende lid komt te luiden:

    • 10.

      Gedeputeerde Staten gaan bij het berekenen van de N-emissie van het saldogevende veehouderijbedrijf in de referentiesituatie uit van:

      • a.

        ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van bijlage 2 van de IOV per huisvestingssysteem van een veehouderij dan wel gemiddeld op bedrijfslocatieniveau.

      • b.

        tot 1 januari 2024 ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van het Besluit emissiearme huisvesting indien een bedrijf in één keer volledig stopt, blijkend uit een besluit dat vóór deze datum is genomen op een compleet verzoek om de natuurvergunning voor de gehele veehouderij in te trekken, waarbij eenmalig maximaal 15% van de totale ammoniakemissies uit de betrokken dierenverblijven kan worden behouden op dezelfde bedrijfslocatie.

  • 4.

    Onder vernummering van het elfde en twaalfde lid tot twaalfde en dertiende lid, wordt een lid ingevoegd, luidende:

    • 11.

      Bij het beoordelen van een aanvraag om een natuurvergunning als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet waarvoor geldt dat de stalemissie-eisen uit de IOV van toepassing zijn op de realisering van dat project, gaan Gedeputeerde Staten voor dat project uit van ten hoogste de emissie die is toegestaan op grond van de IOV.

  • 5.

    Het dertiende lid (nieuw) komt te luiden:

    • 13.

      In afwijking van het twaalfde lid kan tot 100% van de N-emissie van de saldogevende activiteit bij de verlening van een natuurvergunning betrokken worden, indien het project noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van de doelen in een Natura 2000-gebied.

F.

 

Artikel 2.8, tweede zin, komt te luiden:

Artikel 2.7, tweede lid, voor zover dat betrekking heeft op het onafgebroken aanwezig zijn van de bedoelde activiteit, zevende en achtste lid, zijn daarop niet van toepassing.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

’s-Hertogenbosch, 20 april 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Dertiende wijziging Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant  

 

Algemeen

Bij uitspraak van 20 januari 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:71) is de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) ingegaan op de gevolgen van de wijziging van de vergunningplicht per 1 januari 2020 voor projecten die gebruik maken van intern salderen. Kort samengevat komt het erop neer dat projecten die met intern salderen niet tot een toename van stikstofdepositie leiden niet langer vergunningplichtig zijn op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb). Dit betekent dat een beleidsregel over de toepassing van intern salderen niet langer kan worden gekoppeld aan een vergunningplicht. Al eerder besloten Gedeputeerde Staten om bepalingen uit de Beleidsregel natuurbescherming Noord-Brabant over intern salderen buiten toepassing te laten bij aanvragen om een Wnb-vergunning. Met deze wijzigingsregeling is de beleidsregel aangepast naar de gewijzigde situatie. Tegelijkertijd zijn enkele al langer wenselijke verbeteringen van de beleidsregel verwerkt, zoals een duidelijkere uitleg van de toets aan het Besluit emissiearme huisvesting.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I

 

A (opschrift § 2)

Het opschrift van paragraaf 2 is gewijzigd, aangezien de beleidsregel niet langer betrekking heeft op intern salderen.

 

B (artikel 2.1)

Het begrip “intern salderen” is niet langer gedefinieerd bij de begripsbepalingen. Wel is in de algemene toelichting op de oorspronkelijke beleidsregel het verschil tussen intern en extern salderen beschreven. Aangezien door het vervallen van de begripsbepaling de begripsbepalingen in de opsomming zijn verletterd, is ook de verwijzing in de definitie “referentiesituatie” aangepast. Tevens is de definitie van veehouderij toegevoegd.

 

D (artikel 2.3)

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling kan alleen bij een toename van de stikstofbelasting sprake zijn van een mogelijk significant negatief effect. Aangezien bij intern salderen de wijziging of uitbreiding van een project niet leidt tot een toename van stikstofdepositie ten opzichte van de referentiesituatie, is op grond van objectieve gegevens uitgesloten dat die wijziging significante gevolgen heeft. Per 1 januari 2020 geldt alleen nog een vergunningplicht voor projecten met mogelijk significant negatieve gevolgen voor een Natura 2000-gebied. Daarmee vervalt de mogelijkheid voor Gedeputeerde Staten om via de beleidsregel voorwaarden te stellen aan een vergunningaanvraag voor intern salderen.

 

E (artikel 2.7, vijfde, zevende, tiende, elfde en dertiende lid)

 

vijfde lid In het vijfde lid is een nuance aangebracht voor een saldogevende partij die deelneemt aan de stoppersregeling Actieplan Ammoniak of waaraan subsidie kan worden verstrekt op grond van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen. Het deel van een bedrijf dat niet deelneemt aan de stoppersregeling of ten aanzien waarvan op grond van genoemde regeling geen subsidie kan worden verstrekt, mag ingezet worden voor extern salderen.

 

zevende lid

In het zevende lid is verhelderd dat deze voorwaarde niet gaat over de toestemming en het bedrijf van de saldo-ontvanger, maar van de saldogever die betrokken is bij een externe saldering. Bij een aanvraag waarin zowel intern als extern wordt gesaldeerd, kon de oude formulering zo geïnterpreteerd worden dat het intern gesaldeerde deel ook getoetst zou moeten worden op feitelijk gerealiseerde capaciteit. Een vergelijkbare verduidelijking is gedaan in het tiende lid over het Besluit emissiearme huisvesting (Beh).

 

tiende lid

Het tiende lid geeft als uitgangspunt voor het berekenen van de N-emissie enerzijds dat het saldo wat extern gesaldeerd wordt, gecorrigeerd wordt op grond van de stalemissie-eisen van de Interim Omgevingsverordening (IOV). Op deze wijze wordt de opbrengst van de IOV ingezet waarvoor bedoeld: als passende maatregel.

 

Speciaal voor bedrijven die aangeven vóór 1 januari 2024 in één keer te willen stoppen wordt de emissie zoals toegestaan in het Beh als uitgangspunt voor het berekenen van de referentiesituatie gehanteerd. Bovendien is ervoor gekozen om bedrijven eenmalig (bij een doorstart) de gelegenheid te geven tot een gedeeltelijke intrekking van de natuurvergunning voor de locatie voor een andere activiteit/bedrijfsvorm, waaronder het hobbymatig houden van dieren, waarbij stikstof vrijkomt. Hiervoor is de mogelijkheid om eenmalig een beperkt deel van de N-depositie(maximaal 15%) behorende bij de totale ammoniakemissie uit de betrokken dierenverblijven in te zetten voor de omschakeling naar deze andere (bedrijfs-)vorm. Hierbij is aangesloten bij de uitgangspunten van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen.

Verder is een koppeling gelegd met het Beh om te voorkomen dat emissieruimte van een illegale situatie (het houden van dieren op een huisvestingssysteem wat niet is toegestaan conform het Beh) in te zetten bij salderen. Van belang is dat initiatiefnemer tijdig een verzoek om volledige intrekking van zijn bedrijf indient.

 

Na 1 januari 2024 geldt bijlage 2 van de IOV als uitgangspunt.

Bij de correctie aan de stalemissie-eisen van de IOV wordt de volgende volgorde gehanteerd. Eerst wordt getoetst aan artikel 2.7, achtste lid (feitelijk gerealiseerde capaciteit). Vervolgens wordt aan artikel 2.7, tiende lid getoetst voor wat betreft de correctie op basis van de IOV dan wel het Besluit emissiearme huisvesting. Als laatste wordt 30% afgeroomd op basis van artikel 2.7, twaalfde lid.

 

elfde lid

Het nieuwe elfde lid borgt dat ook de aangevraagde situatie wordt getoetst aan de IOV, indien van toepassing.

 

dertiende lid

Het dertiende lid is relevant bij bedrijfsverplaatsingen die nodig zijn om de Natura 2000-doelen te halen. Met deze wijziging is een verkeerde verwijzing in dit lid hersteld. In afwijking van de hoofdregel kan in geval van een project dat noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van de Natura 2000-doelen in plaats van 70%, tot 100% van de feitelijk gerealiseerde capaciteit worden ingezet om extern te salderen.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven