Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 20 april 2021 tot wijziging van de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 in verband met de openstelling van een nieuw aanvraagtijdvak voor subsidie op grond van paragraaf 7 van die regeling (Eenentwintigste wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op de artikelen 1 tot en met 3 van Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022 (PbEU 2020, L 437), en artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het plattelandsontwikkelingsprogramma 3 is verlengd tot en met 31 december 2022, zijnde het moment van inwerkingtreding van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, en het om die reden wenselijk is de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 te wijzigen teneinde een nieuw aanvraagtijdvak voor paragraaf 7 van die regeling, inhoudende herstelmaatregelen voor natuur en biodiversiteit, open te stellen, alsmede enkele technische wijzigingen aan te brengen;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

De Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

Artikel 1.5, zevende lid, komt te luiden:

  • 7.

    Bijdragen in natura als bedoeld in het eerste lid, onder c, en onbetaalde eigen arbeid als bedoeld in het eerste lid, onder d, zijn subsidiabel tot de waarde die gewoonlijk op de desbetreffende markt wordt aanvaard en voor zover de te verlenen subsidie niet meer bedraagt dan de totale subsidiabele kosten in het project exclusief bijdragen in natura overeenkomstig artikel 69, eerste lid, van VO (EU) 1303/2013.

B.

 

Paragraaf 7 komt te luiden:

 

§ 7 Herstelmaatregelen natuur en biodiversiteit

 

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen specifiek

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ambitiekaart: kaart opgenomen bij het Natuurbeheerplan waarop de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur met daarbij de aanduiding van de kwaliteit per natuurbeheertype of landschapselement, te raadplegen via https://kaartbank.brabant.nl/viewer/app/natuurbeheerplan

  • b.

    bosrevitalisering: beheer gericht op het herstel van bodem en hydrologie en op het bijsturen van de boomsoortensamenstelling en bosstructuur in natuurbossen;

  • c.

    bossen op arme zandgronden: bossen aangeduid als natuurbeheertypen N15.02 en N01.04 op de ambitiekaart;

  • d.

    bossen op rijkere zandgronden: bossen aangeduid als natuurtypen N14.01, N14.02, en N14.03 op de ambitiekaart;

  • e.

    niet-productieve investering: investering die niet leidt tot een aanzienlijke stijging van de waarde of de rentabiliteit van het landbouwbedrijf of een andere onderneming;

  • f.

    extensieve omvorming: in relatief lage aantallen vervangende boomsoorten en struiksoorten aanbrengen;

  • g.

    file geodatabase : specifiek bestand dat geschikt is voor opname in een geografisch informatiesysteem;

  • h.

    intensieve omvorming: in relatief hoge dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

  • i.

    Maatregelenkaart: maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden, opgenomen in bijlage 8 bij deze regeling;

  • j.

    Natuurbeheerplan: provinciaal plandocument waarin de overeengekomen doelen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn vastgelegd;

  • k.

    OAD netwerk: netwerk van oude, aftakelende en dode bomen;

  • l.

    standaard omvorming: in standaard dichtheid vervangende boomsoorten of struiksoorten aanbrengen;

  • m.

    steenmeel: fijngemalen gesteente dat gebruikt wordt als bodemverbeteraar en meststof ineen, waardoor de bodemvruchtbaarheid en de bodemstructuur verbeteren;

  • n.

    Toelichting Maatregelenkaart: toelichting op de Maatregelenkaart, opgenomen in bijlage 9 bij deze regeling.

Artikel 2.7.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    landbouwers;

  • b.

    grondeigenaren;

  • c.

    grondgebruikers;

  • d.

    landbouworganisaties;

  • e.

    natuur- en landschapsorganisaties;

  • f.

    gemeenten;

  • g.

    samenwerkingsverbanden van bovenstaande partijen.

Artikel 2.7.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op niet-productieve investeringen voor herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit.

 

Artikel 2.7.4 Weigeringsgronden specifiek

Subsidie wordt geweigerd, indien voor het project reeds provinciale subsidie is verstrekt.

 

Artikel 2.7.5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.7.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een kaart van de projectlocatie of de projectlocaties;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd op het platteland;

    • c.

      het project heeft een directe link met de landbouw, blijkend uit een van de volgende criteria:

      • 1°.

        het project wordt uitgevoerd op landbouwgrond;

      • 2°.

        het project wordt uitgevoerd op gronden waar jaarlijks een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd;

      • 3°.

        het project wordt op andere grond dan landbouwgrond uitgevoerd, maar heeft wel een rechtstreeks verband met een landbouwactiviteit;

    • d.

      het project is gericht op bosrevitalisering ten behoeve van het behoud en herstel van prioritaire soorten en hun leefgebied die door stikstofdepositie uit de landbouw zijn aangetast;

    • e.

      het project betreft een maatregel gericht op natuurbos op zandgronden als opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart;

    • f.

      voor het te revitaliseren projectgebied is niet eerder subsidie verstrekt ten behoeve van bosrevitalisering;

    • g.

      indien het project gericht is op revitalisering van bossen op arme zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

      • 1°.

        5% per hectare voor intensieve omvorming;

      • 2°.

        45% per hectare voor standaard omvorming;

      • 3°.

        40% per hectare voor extensieve omvorming;

      • 4°.

        10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

      • 5°.

        een behandeling van 90% van het projectgebied met steenmeel, uitgaande van 10 ton per volledig te behandelen hectare;

    • h.

      indien het project gericht is op revitalisering van bossen op rijkere zandgronden worden de volgende omvormingsmethoden toegepast:

      • 1°.

        0% per hectare voor intensieve omvorming;

      • 2°.

        50% per hectare voor standaard omvorming;

      • 3°.

        40% per hectare voor extensieve omvorming;

      • 4°.

        10% per hectare voor omvorming tot een OAD netwerk;

  • 2.

    Aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is openomen:

    • a.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • b.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een toelichting op de begroting;

    • d.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • e.

      de afbakening van het projectgebied en een toelichting daarop;

    • f.

      indien de investering naar waarschijnlijkheid leidt tot negatieve omgevingseffecten, een verkenning naar de mogelijke negatieve omgevingseffecten van de investering.

Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken;

    • b.

      kosten van verwerving of leasing van bebouwde en onbebouwde grond tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten;

    • c.

      kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • d.

      kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs;

    • e.

      kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied;

    • f.

      kosten van haalbaarheidsstudies, tot een maximum van € 30.000 per projectlocatie;

    • g.

      personeelskosten van bij de uitvoering van het project betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

    • h.

      voorbereidingskosten gemaakt binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie, tot een maximum van € 5.000.

  • 2.

    Kosten die betrekking hebben op uitvoeringswerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met e, exclusief personeelskosten, voor zover deze betrekking hebben op maatregelen opgenomen op de Maatregelenkaart of in de Toelichting Maatregelenkaart zijn subsidiabel:

    • a.

      tot een maximum van € 2.560 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op arme zandgronden betreft;

    • b.

      tot een maximum van € 2.340 per hectare, indien het kosten voor steenmeel betreft;

    • c.

      tot een maximum van € 1.800 per hectare, indien het kosten voor de omvorming van bossen op rijkere zandgronden betreft.

  • 3.

    Voor kosten als bedoeld in het eerste lid, onder g, kan gebruik worden gemaakt van de rekenmethodieken, genoemd in artikel 1.5, eerste lid, onder a, met dien verstande dat de personeelskosten maximaal 30% van de totale subsidiabele kosten van het project bedragen, of artikel 1.5a.

  • 4.

    De subsidiabele maximumbedragen per hectare, genoemd in het tweede lid, onder a en c, betreffen een aanplant in bestaand bos van 50% van het projectgebied, waarbij de subsidiabele maximumbedragen per hectare evenredig afnemen, met de afname van het percentage dat de subsidieaanvrager eventueel minder dan 50% aanplant.

Artikel 2.7.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 24 mei 2021, 09.00 uur tot en met 1 juli 2021, 17.00 uur.

 

Artikel 2.7.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.7.3 voor de periode, genoemd in artikel 2.7.7, vast op € 2.544.000.

 

Artikel 2.7.9 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste of tweede lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 500.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.7.10 Selectiecriteria herstelmaatregelen voor natuur of biodiversiteit

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, bedoeld in artikel 2.7.3, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van punten, beginnend bij de aanvraag met de meeste punten, toe te kennen op basis van resultaatsverwachtingen te waarderen met:

    • a.

      1 punt indien het project niet alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden ongedaan te maken en niet voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk 1 januari 2030 is gebeurd;

    • b.

      2 punten indien het project niet alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden ongedaan te maken, maar wel voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat dit uiterlijk op 1 januari 2030 is gebeurd;

    • c.

      3 punten indien het project niet alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden ongedaan te maken, maar dit uiterlijk op 1 januari 2030 wel met zekerheid is gebeurd;

    • d.

      4 punten indien het project alle maatregelen neemt in het projectgebied die nodig zijn om de fysieke gevolgen van stikstofdepositie uit het verleden in het projectgebied ongedaan te maken.

  • 2.

    Indien na toepassing van het eerste lid blijkt dat de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.7.8 te boven gaan, worden de gerangschikte aanvragen behandeld op volgorde van puntenaantal beginnend bij de aanvraag met de meeste punten.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijke plaats in de rangschikking eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.7.11 Specifieke verplichtingen

  • 1.

    Onverminderd artikel 1.9 heeft de subsidieontvanger de verplichting om na afloop van het project aan Gedeputeerde Staten een file geodatabase te overleggen met de exacte locatie van de uitgevoerde maatregelen, opgebouwd volgens het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde modelregistratieformulier ten behoeve van het vullen van het registratiesysteem GIS subsidies natuur Noord-Brabant.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.9, eerste lid, onder f, worden de activiteiten, bedoeld in artikel 2.7.3, uiterlijk 31 december 2024 voltooid.

C.

 

Investeringscategorie 15 van Bijlage 1 Lijst van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven komt te luiden:

 

15

Emissie arme vloeren voor stallen melkveehouderij en vleeskalverhouderij

Emissiearme vloer voor stallen in de rundveehouderij en aanleg daarvan.

 

Subsidiabel: De vloerdelen van de volgende typen:

  • -

    Rundveevloer MDV type A1.10: BWL 2010.31.V5, ligboxenstal met roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag, met mestschuif.

  • -

    Rundveevloer MDV type A1.13: BWL 2010.34.V7, ligboxenstal met roostervloer voorzien van cassettes in de roosterspleten en mestschuif .

  • -

    Rundveevloer MDV type A1.14: BWL 2010.35.V7, ligboxenstal met geprofileerde vlakke vloer met hellende sleuven, regelmatige mest afstorten voorzien van afdichtflappen, met mestschuif.

  • -

    Rundveevloer MDV type A1.21: BWL2013.01.V3, ligboxenstal met vlakke vloerplaten met tegelprofiel, hellende sleuven en regelmatige mest afstorten voorzien van afdichtflappen of -kleppen en mestschuif.

  • -

    Rundveevloer MDV type A1.23: BWL2013.04.V4, ligboxenstal met geprofileerde vloerplaten met sterk hellende langssleuven met urineafvoergat en hellende dwarsgroeven, aaneengesloten gelegd of gescheiden door mest afstorten voorzien van emissiereductiekleppen, met mestschuif.

  • -

    Rundveevloer MDV type A1.28: BWL2015.05, ligboxenstal met roostervloer, voorzien van rubber matten en composiet nokken met een hellend profiel, kunststofcassettes met kleppen in de roosterspleten en met mestschuif.

  • -

    Rundveevloer MDV type A.133, ligboxenstal met vlakke vloer, voorzien van rubberen sleufvloer met 3% hellende langssleuven en geprofileerd rubber (hellende V-vorm) met groeven en nopjes tussen de langssleuven, met mestschuif (BWL 2018.06).

  • -

    Vleeskalveren MDV type A 4.8 stal met roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag en afdichtflappen in de roosterspleten (BWL 2018.04).

  • -

    (Robot) Mestschuifsysteem en robot mestcollectors voor genoemde typen vloeren waarbij een mestschuif/robot verplicht is.

  • -

    Bijbehorende aanleg- en installatiekosten.

Niet subsidiabel:

  • -

    Fundering waarop vloer ligt.

  • -

    Mestkelder.

  • -

    Muren en dak stal.

  • -

    Mestkanaal.

  • -

    Sloopkosten oude vloer.

 

D.

 

Bijlage 8 behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

 

E.

 

Bijlage 9 behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 wordt vervangen door bijlage 2 behorende bij deze regeling.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst en werkt ten aanzien van artikel I, onder C, terug tot en met 1 december 2020.

’s-Hertogenbosch, 20 april 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter de secretaris

mr. I.R. Adema

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel I, onder D, van de Eenentwintigste wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Bijlage 8 behorende bij artikel 2.7.1 van de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden

Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden

 

De Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant is tevens digitaal raadpleegbaar, https://noord-brabant.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=d7fed2c300484f74b458b42ed1bb5b07 bestaat uit de onderstaande kaartlagen:

Maatregelen landschaps- en systeemniveau

 

Maatregelen ecotoopniveau

 

Maatregelen soortniveau

 

Maatregelkaart – Maatregelen overige

 

Maatregelkaart – Maatregelen binnen PAS-gebieden

 

Maatregelkaart - gebiedsindeling

Bijlage 2 behorende bij artikel I, onder F, van de Eenentwintigste wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

Bijlage 9 behorende bij artikel 2.7.1 van de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

 

Toelichting Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden in Noord-Brabant

De Toelichting Maatregelenkaart voor biodiversiteit en leefgebieden ligt overeenkomstig artikel 136 Provinciewet ter inzage op het Provinciehuis Noord-Brabant.

https://repository.officiele-overheidspublicaties.nl/externebijlagen/exb-2019-8522/1/bijlage/exb-2019-8522.pdf

 

Toelichting behorende bij de Eenentwintigste wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020

I. Algemeen

Paragraaf 7 van de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020 is eerder opengesteld, namelijk in de periode 13 november 2017 tot en met 19 januari 2018. Vorige openstelling richtte zich op het herstellen van vennen die door stikstofdepositie vanuit de landbouw zijn aangetast en op het beter weerbaar maken hiervan tegen toekomstige depositie vanuit de landbouw. De focus ligt nu op bosrevitalisering op zandgronden. Om de gestelde doelstellingen van het plattelandsontwikkelingsprogramma 3 te behalen kiezen Gedeputeerde Staten ervoor om paragraaf 7 open te stellen.

 

De maatregelen richten zich op het herstellen van bestaande natuurbossen die door stikstofdepositie vanuit de landbouw zijn aangetast en op het beter weerbaar maken van deze natuurbossen op zandgronden tegen toekomstige depositie vanuit de landbouw.

 

In de Brabantse Bossenstrategie 1 van 28 januari 2020 is aangegeven dat de provincie het areaal bos gaat vergroten, de kwaliteit ervan gaat verbeteren en de afzet gaat verduurzamen. In het kader van de klimaatadaptatie is voor de Brabantse bossen een klimaatadaptieve aanpak nodig. Voor de ontwikkeling van weerbare bossen is een vitale bodem cruciaal. Ongeveer 60.000 ha van het Noord-Brabantse bosareaal ligt op drogere of verdroogde zandgronden. Het overgrote deel bestaat uit dennen- of sparrenopstanden, vaak gemengd met eiken, berken of beuken. De bodems van deze bossen zijn sterk verzuurd. De stikstofdepositie en het zure strooisel van eiken, beuken en naaldbomen hebben de bodem van bossen op de zandgronden aangetast. De nutriëntenbalans is ernstig verstoord. De stikstofdepositie moet omlaag worden gebracht en de samenstelling van de bossen dient diverser te worden om het interne verzuringsproces van de bosbodems te doorbreken. Het doel is om voor 2050 voor alle 60.000 ha met een revitaliseringsaanpak te komen.

 

Op 15 december 2020 is de Brabantse Ontwikkelaanpak Stikstof 1.02 (uitvoeringsagenda 2020-2023) (BOS) vastgesteld. Eén van de 3 doelen/pijlers van de BOS is het werken aan het behalen van instandhoudingsdoelen voor stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden. Onderdeel van de daarin genoemde gebiedsgerichte aanpak is natuur- en bodemherstel, het afronden van het natuurnetwerk, meer en beter bos, verbeteren van de waterkwaliteit, stoppen van verdroging en het aanpassen van klimaatverandering. De provincie streeft ernaar dat in Brabant minimaal de helft van de hectares natuur in de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in 2030 op een aanvaardbaar stikstofniveau komen, wat tevens betekent dat stikstof steeds minder vaak een belemmering vormt voor economische maatschappelijke ontwikkelingen.

 

Hieruit blijkt ook de verbinding tussen bossenstrategie- bosrevitalisatie- stikstof- landbouw (POP). Eén van de oplossingen van de stikstofproblematiek begint bij een sterke natuur: het realiseren van een gunstige, of waar dat nog niet mogelijk is een verbeterde, staat van instandhouding van prioritaire soorten. Het inzetten op natuurherstel heeft prioriteit. De revitalisering van de bossen draagt hieraan bij.

 

De regeling maakt een onderscheid in bossen op arme zandgronden en bossen op rijkere gronden. Er zijn drie te subsidiëren onderdelen: herstel van de hydrologie, herstel van de mineralenhuishouding en bosomvorming. De werkwijze moet voldoen aan de omschreven wijzen van omvorming en de daar genoemde percentages.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I (Wijziging Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 20214-2020)

 

Onder B

 

Artikel 2.7.5 Subsidievereisten

Eerste lid onder a Projectlocaties

Het is de bedoeling dat de subsidieaanvrager op de kaart aangeeft op welk gebied of welke gebieden het project gericht is en welke maatregelen op welke plek in het gebied uitgevoerd gaan worden. De subsidieontvanger kan dus in een project meerdere projectlocaties uitvoeren.

Eerste lid onderdeel g en h Omvormingsmethoden

Er zijn verschillende omvormingsstrategieën mogelijk, afhankelijk van de groeiplaats, wensen van de beheerder en uitgangssituatie. Niet overal is aanplant van rijk strooiselsoorten (o.a. linde, iep, esdoorn) mogelijk. Daarvoor is in de uitgangssituatie een minimale basenverzadiging, mineralen en vochtvoorziening nodig. Op arme groeiplaatsen is omvormen via overgangsstadium met berken, Amerikaanse vogelkers, lijsterbes, sporkehout en hazelaar een optie. Ook behoud van naaldbossen en zure eiken- en beukenbossen is vanuit het oogpunt van biodiversiteit wenselijk.

Om subsidiëring relatief simpel en overzichtelijk te houden, is er voor gekozen om te werken met een vaste maximale vergoeding per hectare. Deze vergoeding bestaat uit vier omvormingsstrategieën op arme zandgronden respectievelijk rijkere gronden:

  • 1.

    een intensieve omvorming om binnen enkele decennia al zichtbaar resultaat te krijgen in bodemontwikkeling;

  • 2.

    een standaard omvorming die goedkoper is, maar een langere ontwikkelingstijd heeft;

  • 3.

    de aanleg van een OAD netwerk;

  • 4.

    een extensieve omvorming die vooral gericht is op het bevorderen van menging en structuur.

Eerste lid onderdelen f en g, onder 1° Intensieve omvorming

Intensieve omvorming is meestal realisatie van rijk strooiselsoorten gedomineerd bos binnen 10 à 20 jaar. Dit vraagt hoge plantdichtheden, een intensieve jeugdverzorging en ook een goede wildbescherming. Vaak wordt intensieve omvorming alleen daar toegepast waar ook een snelle omvorming te verwachte is (goede vochtvoorziening en/of basenverzadiging > 25% of in combinatie met steenmeel basenverzadiging > 12%). Deze omvorming bestaat met name uit:

  • -

    verjonging onder scherm (toekomstige woudreuzen/dik dood hout);

  • -

    terreinvoorbereiding klepelen of voren ploegen;

  • -

    aanplant 2500 à 3000 stuks bosplantsoen per ha + natuurlijke verjonging;

  • -

    wildraster van ursusgaas;

  • -

    jeugdverzorging (vrijzetten aanplant om groei te verbeteren).

Eerste lid onderdelen f en g, onder 2° Standaard omvorming

Standaard omvorming is meestal realisatie binnen 40 jaar van bos met 10-25% bedekking met rijkstrooiselsoorten en natuurlijke verjonging van rijkstrooiselsoorten. Doel is tevens bodemverbetering door betere menging en structuurvariatie binnen het bos. De omvorming bestaat met name uit:

  • -

    verjonging na groepenkap/dunning (behoud bosklimaat);

  • -

    aanplant groot bosplantsoen (veren) 150 stuks per hectare of bosplantsoen 500 à 750 stuks per hectare;

  • -

    individuele wildbescherming;

  • -

    jeugdverzorging (vrijzetten aanplant om groei te verbeteren).

Eerste lid onderdelen f en g, onder 3° Extensieve omvorming

Extensieve omvorming is meestal gericht op het bevorderen van menging en bosstructuur en het bevorderen van het aandeel boom- en struiksoorten met mild strooisel, die geen hoge eisen aan de groeiplaats stellen. Eventueel kunnen ook enkele zaadbomen van rijkstrooiselsoorten worden ingebracht. De omvorming bestaat met name uit:

  • -

    aanwijzen habitatbomen, mengbomen en structuurgaten;

  • -

    variabele dunning en groepenkap;

  • -

    eventueel extensieve aanplant groot plantsoen rijkstrooiselsoorten.

Eerste lid onderdelen f en g, onder 4° Aanleggen OAD netwerk

De omvorming bestaat met name uit:

  • -

    aanwijzen en vastleggen locaties met oude en dikke bomen/al dan niet in combinatie met te vernatten laagten;

  • -

    vellen/ringen deel bomen, hout laten liggen;

  • -

    eventueel extensieve aanplant groot bosplantsoen rijk strooiselsoorten.

Artikel 2.7.6 Subsidiabele kosten

Eerste lid onder a

Onder kosten voor verbetering van onroerende zaken vallen ook kosten om habitats in natuurgebieden te herstellen, ecosystemen beter weerbaar te maken tegen toekomstige stikstofdepositie en kosten om gronden te transformeren naar de voor beter waterbeheer beoogde functie. Bijvoorbeeld kosten voor het toedienen van mineralen om uitloging en verzuring te compenseren, het aanplanten van bepaalde loofbomen, of het nemen van maatregelen ter verbetering van de hydrologie.

Eerste lid onder f

Een voorbeeld van een haalbaarheidsonderzoek is een LandschapsEcologische SysteemAnalyse. Een dergelijke analyse is bedoeld om meer inzicht te krijgen in het ontstaan en het huidig functioneren van een natuurgebied of een beheertype in historisch, fysisch-geografisch, hydrologisch en ecologisch opzicht.

Eerste lid onder h

Het is belangrijk dat de subsidiabele activiteit goed wordt voorbereid. Daarmee kan de doelmatigheid, de kosteneffectiviteit en de integraliteit worden vergroot. Een deel van deze kosten is of zal worden gemaakt voorafgaand aan de aanvraag om subsidie. Vanwege het grote belang van een goede voorbereiding zijn deze kosten in deze paragraaf subsidiabel gesteld voor zover ze gemaakt zijn binnen een jaar voorafgaand aan de aanvraag om subsidie.

Tweede lid

De subsidiabele kosten (overige kosten) die onder dit lid vallen, betreffen alle kosten genoemd in artikel 2.7.6, eerste lid, onder a tot en met e. De kosten die zien op haalbaarheidsstudies, personeelskosten en voorbereidingskosten vallen hier niet onder.

Tweede lid en vierde lid Uitvoeringskosten

De maximale subsidiëring in het tweede lid, onder a, is gebaseerd op 50% aanplant van de aangevraagde oppervlakte. Bij toepassing van een lager percentage door de subsidieontvanger neemt de vergoeding per hectare evenredig af. Voor bossen op arme zandgronden bedragen de subsidiabele kosten maximaal € 4.900 per hectare. Dit is inclusief de verplichte toepassing van steenmeel. Voor bossen op rijkere gronden zijn de subsidiabele kosten maximaal € 1.800 per hectare.

Tweede lid, onderdeel a onder 2° Steenmeel

Herstel van de mineralenhuishouding in bossen op arme zandgronden is mogelijk door het opbrengen van steenmeel. Dit wordt gezien als een noodzakelijke maatregel om door stikstofdepositie verdwenen mineralen weer aan te vullen. Voor een gezond bosecosysteem dient de basenverzading minimaal 25 à 30% te zijn. Voor het verhogen van de basenverzadiging naar een gewenst niveau van > 25% is een minimale gift van 10 ton steenmeel nodig. Deze paragraaf vereist in artikel 2.7.5, eerste lid, onderdeel g, onder 5°, het toepassen van steenmeel in bossen op arme zandgronden. Daarbij dient steenmeel op minimaal 90% van het projectgebied te worden toegepast. Voor bossen op rijkere gronden wordt geen steenmeel vergoed. Voor het opbrengen van steenmeel in bossen op arme zandgronden is € 2.340 per hectare opgenomen in het maximum normbedrag voor bossen.

 

Voorbeelden maximale subsidiabele kosten bij 50 procent omvorming

 

Bossen op arme zandgronden

Aandeel van de omvorming

Kosten per hectare

Vergoeding per hectare

Intensieve omvorming

5%

€ 18.400

€ 920

Standaard omvorming

45%

€ 3.310

€ 1.490

Extensieve omvorming

40%

€ 300

€ 120

OAD netwerk

10%

€ 300

€ 30

Steenmeel

90%

€ 2600

€ 2.340

€ 4.900

 

Bossen op rijkere zandgronden

Aandeel van de omvorming

Kosten per hectare

Vergoeding per hectare

Standaard omvorming

50%

€ 3.300

€1.650

Extensieve omvorming

40%

€ 300

€ 120

OAD netwerk

10%

€ 300

€ 30

€ 1.800

 

Artikel 2.7.9, eerste lid

De subsidiehoogte bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tenzij dit volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun niet is toegestaan. De subsidie bestaat uit 50% ELFPO en 50% provinciale bijdrage.

 

Artikel 2.7.10

Als peildatum is voor 1 januari 2030 gekozen. Hierbij is aangesloten bij de ambitie van het BOS om in 2030 in minimaal de helft van de hectares natuur in de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden op een aanvaardbaar stikstofniveau te komen.

Voor maximaal effect is het van belang dat maatregelen in een gebied zo snel mogelijk én in samenhang worden uitgevoerd.

 

Onder C (bijlage 1 behorende bij de Subsidieregeling plattelandsontwikkelingsprogramma 3 Noord-Brabant 2014-2020)

Bijlage 1 Lijst van fysieke investeringen gericht op verduurzaming van landbouwbedrijven is aangepast voor wat betreft Investeringscategorie 15. Investeringscategorie 15 bleek op onderdelen niet te kloppen. Abusievelijk waren de (Robot) Mestschuifsysteem en robot mestcollectors voor genoemde typen vloeren waarbij een mestschuif/robot verplicht is en ook bijbehorende aanleg- en installatiekosten niet opgenomen op investeringslijst. Dit is hersteld.

 

Gedeputeerde Staten van Noord Brabant,

 

de voorzitter de secretaris

 

mr. I.R. Adema

 

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

 

 

 

 

Naar boven