Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2021, 2914 | Overige besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2021, 2914 | Overige besluiten van algemene strekking |
Provincie Zuid-Holland - Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 30 maart 2021, PZH-2021-767422972, tot wijziging van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland (Wijzigingsbesluit Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland 2021)
De Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland wordt als volgt gewijzigd:
In deze regeling wordt verstaan onder:
Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie op grond van deze regeling kan slechts worden verstrekt voor activiteiten die passen binnen:
In aanvulling op het tweede lid gaat de aanvraag tot subsidievaststelling, indien volgens de subsidieverleningsbeschikking de verleende subsidie aan minimaal één afzonderlijke deelnemer aan het R&D-samenwerkingsproject € 125.000,00 of meer bedraagt, tevens vergezeld van een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid van het financieel verslag, of een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, mits de gesubsidieerde activiteiten daarin zijn verantwoord en die jaarrekening vergezeld gaat van een door een accountant afgegeven verklaring omtrent de getrouwheid en rechtmatigheid.
Artikel 1.7 Berekening subsidiabele kosten
Bij de berekening van de hoogte van het subsidiebedrag bedraagt het uurtarief voor eigen personeel, ongeacht de daadwerkelijk kosten, maximaal € 60,00.
Gedeputeerde Staten beslissen op een volledige subsidieaanvraag binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 4.6, eerste lid, komt te luiden:
Artikel 5.6, eerste lid, komt te luiden:
De toelichting wordt vervangen door de toelichting zoals opgenomen in bijlage 1 behorende bij dit besluit.
Den Haag, 30 maart 2021
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland
drs. J. Smit, voorzitter
drs. H.M.M. Koek, secretaris
TOELICHTING BEHORENDE BIJ HET BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZUID-HOLLAND VAN 30 maart 2021, PZH-2021-767422972, TOT WIJZIGING VAN DE SUBSIDIEREGELING MKB INNOVATIESTIMULERING TOPSECTOREN ZUID HOLLAND
Deze aanpassing van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland (MIT-regeling) is nodig om deze in lijn te brengen met het vernieuwde innovatiebeleid. Landelijk is dat het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid in combinatie met de sleuteltechnologieënaanpak (missies en sleuteltechnologieën weergegeven in Kennis- en Innovatieagenda’s). Regionaal hebben provincies hun economisch beleid herijkt en zijn nieuwe Regionale Innovatie Strategieën voor Slimme Specialisatie (RIS3) opgesteld. Ook in dat regionale beleid zijn missies en sleuteltechnologieën leidend. Dat heeft kansen geboden om tot één gezamenlijk beleidskader voor de landelijke en regionale regelingen te komen.
Voor de subsidieaanvragen die al gericht zijn op de verschillende maatschappelijke opgaven verandert er niet zo veel. Wel zal de subsidieregeling toegankelijker worden voor het totale MKB dat een innovatieve oplossing heeft voor een maatschappelijk probleem. Het is niet meer van belang of een MKB-er wel of niet binnen een topsector opereert, maar of een project een innovatieve oplossing heeft voor maatschappelijke opgaven die beschreven zijn in de Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s); Energie en Duurzaamheid, Gezondheid en Zorg, Landbouw Water en Voedsel, Veiligheid, Sleutel technologieën en het Maatschappelijk verdienvermogen.
Voor de MIT zijn deze KIA’s vertaald in het MIT kader 2021: Missies en Sleuteltechnologieën van de KIA’s. Met dit nieuwe kader is het nodig om de subsidieregeling op een aantal punten te wijzigen. Het gaat dan om verwijzingen naar het oude beleidskader en een aanscherping van de weigeringsgronden van de haalbaarheidsprojecten op basis van het nieuwe beleidskader. Ook is het nodig de beoordelingscriteria van de R&D samenwerkingsprojecten aan te passen aan het nieuwe beleidskader.
Onderdeelsgewijs bij artikel I
Bij de begripsbepalingen zijn een aantal veranderingen doorgevoerd. De inhoud van het provinciaal beleid is gewijzigd. Naast de bestaande verwijzing naar de Regionale innovatiestrategie RIS3 wordt nu ook verwezen naar het omgevingsbeleid van de provincie Zuid-Holland. Daarnaast is de omschrijving van de begrippen penvoerder en vestiging gewijzigd. Deze omschrijvingen zijn hierdoor beter leesbaar. Het begrip vestiging wordt nog steeds ontleend aan artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Handelsregisterwet 2007.
In artikel 1.2, onderdeel b wordt nu verwezen naar het landelijke MIT kader dat is verwoord in bijlage 3.4.1, behorende bij artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies. Dit betekent dat voor deze provinciale regeling wordt aangesloten bij een regeling van het Rijk.
In artikel 1.5 komt het eerste lid te vervallen, omdat dit verwees naar de inmiddels vervallen paragraaf 2 en niet van toepassing was op de paragrafen 3, 4 en 5. De overige wijzigingen zijn tekstueel van aard.
Het maximale uurtarief van € 60,- heeft betrekking op het eigen personeel betreft, ongeacht de daadwerkelijk kosten.
In artikel 3.2, lid 1, onderdeel c, wordt nu verwezen naar het lande MIT kader. En onderdeel h maakt het mogelijk een aanvraag te weigeren waarvan de verplichte bijlage bij de subsidieaanvraag niet of niet volledig is ingevuld. In het tweede lid wordt nu expliciet bepaald dat met de aanvrager “verbonden ondernemingen” ook meetellen bij het bepalen of aan de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar reeds subsidie is verstrekt.
In lijn met artikel 28 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 bedraagt de beslistermijn om te beslissen op een subsidieaanvraag maximaal 13 weken.
In artikel 4.2, lid 1, onderdeel b, wordt nu bepaald dat een ongenoegzame aanvraag zal worden geweigerd. Aangezien er in deze paragraaf sprake is van een tenderprocedure zal een aanvrager die onvoldoende gegevens of bescheiden aanlevert niet in de gelegenheid worden gesteld deze aan te vullen. In het tweede lid wordt nu expliciet bepaald dat met de aanvrager “verbonden ondernemingen” ook meetellen bij het bepalen of aan de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar reeds subsidie is verstrekt.
Op grond van artikel 4.6, lid 1 kan nu voor ieder beoordelingscriterium maximaal 25 punten behaald worden en in onderdeel d wordt verwezen naar het landelijk MIT kader.
In artikel 5.2, lid 1, onderdeel b, wordt nu bepaald dat een ongenoegzame aanvraag zal worden geweigerd. Aangezien er in deze paragraaf sprake is van een tenderprocedure zal een aanvrager die onvoldoende gegevens of bescheiden aanlevert niet in de gelegenheid worden gesteld deze aan te vullen. In het tweede lid wordt nu expliciet bepaald dat met de aanvrager “verbonden ondernemingen” ook meetellen bij het bepalen of aan de aanvrager in hetzelfde kalenderjaar reeds subsidie is verstrekt.
Op grond van artikel 5.6, lid 1 kan nu voor ieder beoordelingscriterium maximaal 25 punten behaald worden en in onderdeel d wordt verwezen naar het landelijk MIT kader. Zie onder H.
Bijlage 1, behorende bij artikel I van het Besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 30 maart 2021, PZH-2021-767422972, tot wijziging van de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland (Wijzigingsbesluit Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland 2021)
Toelichting bij de Subsidieregeling MKB innovatiestimulering topsectoren Zuid-Holland
In het kader van de samenwerkingsagenda zijn er afspraken gemaakt tussen het ministerie van EZ, provincies, topsectoren en MKB Nederland. De samenwerkingsagenda ‘Gezamenlijke MKB innovatieondersteuning’ is door deze partijen op 11 december 2014 ondertekend. Voor het instrument MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT) is in de samenwerkingsagenda afgesproken om voor 1 februari 2015 te komen tot een uitwerking van een gezamenlijk MKB Innovatiepakket Regio & Topsectoren. De subsidieregeling MKB innovatie stimulering topsectoren Zuid-Holland is voortgekomen uit deze afspraak in de samenwerkingsagenda.
De regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013 (Asv) zijn op de subsidieverstrekking van toepassing. De Asv is een kaderverordening. Deze verordening bevat verder delegatie- en bevoegdheidsbepalingen. Daarnaast geeft de Asv algemene procedureregels voor subsidieverstrekking. Deze procedureregels worden niet in deze sectorale regeling herhaald. Waar deze sectorale regeling afwijkt van de Asv of deze aanvult, wordt dat vermeld.
Subsidie die op grond van artikel 107 Verdrag EU onverenigbaar met de interne markt wordt verklaard kan gerechtvaardigd worden indien de steun voldoet aan de eisen van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (Agvv). Om die reden sluit deze subsidieregeling wat betreft begrippen, doelgroep, steunintensiteit en subsidiabele activiteiten en kosten aan bij de Agvv en wordt de regeling ook kennisgegeven.
In dit artikel zijn de begrippen gedefinieerd die in deze regeling worden gehanteerd. Er is met het oog op de eenduidigheid van de regelgeving gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bepalingen in de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
Zie voor het begrip omgevingsbeleid deze link met meer informatie.
Zie voor het begrip Regionale innovatiestrategie RIS3 deze link met meer informatie.
Het begrip vestiging is ontleend aan artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j, van de Handelsregisterwet 2007.
Artikel 1.2 Subsidiabele activiteiten
Alle activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd dienen te passen binnen de genoemde kaders. Het vigerend provinciaal beleid kan op de provinciale website gevonden worden en de links bij de toelichting op artikel 1.1. Hieronder wordt verder ingegaan op de programma’s of plannen die zijn opgenomen in bijlage 3.4.1, behorende bij artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies.
De MIT-regeling 2021 sluit aan op de keuze van het kabinet om het innovatiebeleid te richten op het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. Deze aanpak is vastgesteld door het kabinet en is in grote lijnen overgenomen door alle provincies in hun economisch beleid en/of de Research and Innovation Strategies for Smart Specialisation (Regionale innovatiestrategieën; RIS3). Op nationaal niveau zijn de missies en de aanpak voor Sleuteltechnologieën door de topsectoren uitgewerkt in een zestal Kennis- en Innovatie-Agenda’s (KIA’s). In november 2019 zijn deze agenda’s geconcretiseerd in het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC), dat ook is ondertekend door de provincies: https://www.topsectoren.nl/binaries/topsectoren/documenten/kamerstukken/2019/november/12-11-19/kic-2020-2023/Kennis--en-Innovatieconvenant-2020-2023.pdf
De Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s) zijn in de bijlage vertaald naar zo concreet mogelijk doelen, die volgen uit de missies, de sleuteltechnologieënagenda en het beoogde Maatschappelijk Verdienvermogen.
Missies & sleuteltechnologieën in de verschillende instrumenten binnen de MIT
Voor de haalbaarheidsprojecten dient de aanvrager in het aanvraagformulier aan te geven op welke Kennis en Innovtieagenda het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor de KIA Sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld of wordt ondersteund in de implementatie, voor de KIA Verdienvermogen dient te worden toegelicht op welke wijze aan de gewenste versnelling en opschaling van innovaties wordt bijgedragen en op welke van de andere vijf KIA’s het project van toepassing is.
Voor de R&D-samenwerkingsprojecten dient de aanvrager eveneens aan te geven binnen welke KIA het project uitgevoerd zal worden. Het is mogelijk dat het project zich op meerdere Kennis en Innovatieagenda’s richt. In dat geval dient de aanvrager aan te geven op welke KIA het project zich hoofdzakelijk richt. Vervolgens kan de aanvrager eventueel een tweede KIA aangeven.
Relevantie voor MKB en MKB-innovaties
De Kennis en Innovatieagenda’s omvatten een breed scala aan veranderingen en aanpassingen in ons dagelijks leven en ons patroon van produceren en consumeren. De MIT-regeling is gericht op het stimuleren van technologische innovaties. De opsommingen uit de bijlage bevatten deels concrete vraagstukken binnen elk van de KIA’s waarvoor technologische innovaties evident een bijdrage kunnen leveren. Andere vraagstukken beschrijven de noodzaak tot systeemveranderingen, een andersoortige aanpak of ander gedrag. Technologische innovaties zullen daar veelal een deeloplossing brengen of de veranderingen ondersteunen. Duidelijk moge zijn dat alleen subsidie wordt verstrekt voor het onderzoeken van de haalbaarheid van een innovatie respectievelijk het ontwikkelen ervan, met het bijbehorende innovatierisico, en niet voor het toepassen van een innovatieve werkwijze of een innovatief product in bijvoorbeeld het agrarisch bedrijf, in het stedelijk gebied, rivieren en zeeën of in de zorg.
Aansluiting op bestaande kennis en op onderzoeksagenda’s
Waar een innovatie is gericht op de thematische Kennis en Innovatieagenda’s zijn er geen verplichtingen ten aanzien van het gebruik van (sleutel)technologieën; de innovativiteit en de economische potentie zijn in dat opzicht doorslaggevend. Om vernieuwend en competitief te zijn is het in het algemeen relevant hoogwaardige actuele kennis en kunde in uw innovatie te benutten en/of te combineren. Om competitief te blijven is het een voordeel om aansluiting te (kunnen) vinden op verdere ontwikkeling van die kennis en kunde in eigen land of regio. Om die reden is het advies om goed kennis te nemen van recent binnen de topsectoren en KIA’s ontwikkelde kennis respectievelijk van lopende onderzoeksprogramma’s en -projecten.
Wanneer de innovatie van een project is gericht op de doorontwikkeling of ondersteuning van de implementatie van een sleuteltechnologie, wordt verwezen naar de opsomming van sleuteltechnologieën in de Kennis en Innovatieagenda’s en de nadere informatie daar.
In artikel 26 van de Asv staat vermeld dat subsidieaanvragen gedurende het hele jaar kunnen worden ingediend. In deze regeling wordt dat anders gedaan: aanvragen moeten binnen de periode die is bekendgemaakt bij de bekendmaking van het subsidieplafond.
Aanvraagvereisten en aanvraagformulier
Volgens artikel 9 van de Asv, wordt een aanvraag om subsidie waarvoor Gedeputeerde Staten een aanvraagformulier hebben vastgesteld, ingediend met gebruikmaking van dat formulier. De aanvraag gaat overeenkomstig in het formulier is vermeld, vergezeld van de in het formulier aangegeven bescheiden.
In artikel 4:25 en 4:35 van de Awb zijn weigeringsgronden voor het weigeren van subsidie opgenomen. Deze zijn aangevuld in artikel 11 en 12 van de Asv. De weigeringsgronden van deze regeling gelden naast deze in de Awb en de Asv. De weigeringsgronden in artikel 1.4 gelden voor alle aanvragen, omdat ze in het algemene gedeelte staan. In de specifieke paragrafen zijn weigeringsgronden opgenomen die alleen gelden voor aanvragen voor het instrument in die betreffende paragraaf.
De weigeringsgrond in onderdeel a beoogt stapeling van subsidies te voorkomen en de weigeringsgrond in onderdeel b heeft bettrekking op ondernemingen in moeilijkheden. Op grond van de Algemene groepsvrijstellingsverordening is het niet toegestaan deze ondernemingen te steunen.
Begunstigden van een subsidie waarop de Algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is, verantwoorden op werkelijk gemaakte kosten. Zij moeten een aanvraag tot vaststelling doen en een activiteitenverslag, beeldmateriaal en een financieel verslag bijvoegen. Bij een subsidieverlening per deelnemer van meer dan € 125.000,-, moet de aanvrager ook aan de eisen van artikel 1.5, lid 2 voldoen (als er één deelnemer subsidieverlening van meer dan € 125.000,- ontvangt dan is van toepassing op alle deelnemers ongeacht het subsidiebedrag). Deze verantwoording op werkelijk gemaakte kosten wordt ingegeven door de verplichting voor het bestuursorgaan om gegevens bij te houden omtrent steun op grond van de Algemene Groepsvrijstelling (Hoofdstuk II, artikel 11 en artikel 12).
In aanvulling op artikel 22 van de Asv bepaalt dit artikel dat een voorschot maximaal 90% van het verleende bedrag bedraagt. Dit geldt ook voor subsidies op grond van § 3, die maximaal € 20.000,- bedragen.
Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat aanvragen voor haalbaarheidsprojecten waarvan de noodzakelijkheid onvoldoende is aangetoond, of die niet zullen leiden tot een onderbouwd besluit over het wel of niet starten met een voorgenomen innovatieproject, kunnen worden afgewezen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als het beoogde vervolgtraject onvoldoende technische risico’s kent of als de voorziene kosten van dit vervolgtraject en de kosten van het haalbaarheidsproject niet in verhouding zijn.
Onderdeel b: met deze bepaling wordt bewerkstelligd dat aanvragen voor haalbaarheidsprojecten waarvan de noodzakelijkheid onvoldoende is aangetoond, of die niet zullen leiden tot een onderbouwd besluit over het wel of niet starten met een voorgenomen innovatieproject, kunnen worden afgewezen. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als de beoogde voorgenomen activiteiten onvoldoende technische risico’s kent of als de voorziene kosten van de voorgenomen activiteiten en de kosten van het haalbaarheidsproject niet in verhouding zijn.
Onderdeel c: in de aanvraag (projectplan) moet voldoende informatie opgenomen zijn over de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft. Ten aanzien van de voorgenomen activiteiten dient er in de aanvraag voldoende inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid en het economisch perspectief. Een punt van aandacht bij de uitvoerbaarheid is: voldoende en de juiste expertise van de aanvrager en eventuele andere betrokken organisaties om de voorgenomen activiteiten uit te kunnen voeren. Punten van aandacht bij economisch perspectief zijn: een inschatting van marktgrootte, marktaandeel, de omzet, winst en terug-verdientijd. Op het moment dat de beschrijving van de voorgenomen activiteiten in de aanvraag dergelijke elementen niet bevat, kan het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteit niet worden beoordeeld.
Onderdeel e: de mogelijkheid om in één kalenderjaar twee keer subsidie verstrekt te krijgen op grond van paragraaf 3 wordt met dit onderdeel uitgesloten. Op grond van het tweede lid worden ook ”verbonden ondernemingen” als aanvrager aangemerkt.
Voor de haalbaarheidsprojecten geeft u in het aanvraagformulier aan op welke Kennis en Innovatieagenda (KIA) het uiteindelijk te ontwikkelen product, proces of dienst is gericht, met een bondige toelichting. Voor de KIA Sleuteltechnologieën dient te worden toegelicht welke sleuteltechnologie wordt doorontwikkeld of wordt ondersteund in de implementatie, voor de KIA Verdienvermogen op welke wijze aan versnelling en opschaling van innovaties ten behoeve van de KIA Maatschappelijk Verdienvermogen wordt bijgedragen.
Deze bepaling beoogt de verhouding te regelen tussen de onderdelen in een haalbaarheidsproject. Met deze verhouding wordt aangegeven dat het altijd wenselijk is een industrieel onderzoek of een experimentele ontwikkeling te combineren met een concrete haalbaarheidsstudie. Een haalbaarheidsproject kan ook alleen bestaan uit een haalbaarheidsstudie. Het is niet verplicht een industrieel onderzoek of een experimentele ontwikkeling er aan toe te voegen of voor die kosten subsidie aan te vragen.
De verhouding tussen een haalbaarheidsstudie enerzijds en industrieel onderzoek en/of experimentele ontwikkeling anderzijds wordt vastgesteld op basis van de verhouding tussen de subsidiabele kosten die op deze onderdelen betrekking hebben.
In het derde lid wordt expliciet bepaald dat de subsidie pas wordt vastgesteld nadat hier een subsidieverleningsbeschikking is gegeven. Deze bepaling is opgenomen omdat subsidies die worden verleend met toepassing van de Algemene groepsvrijstellingsverordening moeten worden vastgesteld op basis van werkelijk gerealiseerde kosten.
Aanvragen worden ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier. Dit formulier dient compleet te worden ingevuld en te worden voorzien van de aangegeven bijlagen. Niet kan worden volstaan met verwijzing naar stukken.
Als datum van ontvangst geldt de datum waarop de aanvraag volledig is. Indien een aanvraag onvolledig is en de aanvrager op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht (Awb) in de gelegenheid is gesteld zijn aanvraag aan te vullen, geldt als datum van ontvangst van de aanvraag de datum waarop de aanvraag volledig is. Aanvulling van de aanvraag leidt dus tot een latere datum van ontvangst, wat zou kunnen leiden tot weigering van de aanvraag indien het subsidieplafond dan al is bereikt.
Een aanvraag op grond van deze regeling is volledig, wanneer het aanvraagformulier volledig ingevuld en met de in het aanvraagformulier genoemde bijlagen is ontvangen.
§ 4 R&D Samenwerkingsprojecten klein
Subsidie kan alleen verstrekt worden aan deelnemers van het R&D-samenwerkingsverband. Het R&D-samenwerkingsverband bestaat uit twee of meer MKB-ondernemers. Dit betekent niet dat grote ondernemingen of onderzoeksorganisaties niet deel mogen nemen aan onderzoeken die het R&D-samenwerkingsverband uitvoert, maar zij komen niet in aanmerking voor subsidie. De subsidie wordt aangevraagd door de penvoerder met een vestiging in Zuid-Holland van het R&D-samenwerkingsverband. Dit houdt in dat de ondernemingen binnen het samenwerkingsverband één deelnemer uit hun midden machtigen om de subsidies namens hen aan te vragen en voorschotten en betaling conform de verleningsbeschikking uit te voeren. Dit is voor risico van de afzonderlijke ondernemingen die dit onderling schriftelijk goed moeten regelen. Met de eis in lid 3 wordt beoogd dat de Zuid-Hollandse deelnemers een aanzienlijk belang bij het samenwerkingsproject hebben. Het is de bedoeling dat de aanvrager afzonderlijk of samen met andere deelnemers uit dezelfde provincie gezamenlijk minimaal 40% van de projectkosten dragen. Zo komt de steun voor het project ook weer ten goede aan de provincie Zuid-Holland.
In artikel 4:25 en 4:35 van de Awb zijn weigeringsgronden voor het weigeren van subsidie opgenomen. Deze zijn aangevuld in artikel 11 en 12 van de Asv. De weigeringsgronden van deze regeling gelden naast deze in de Awb en de Asv.
Op grond van dit artikel is het mogelijk een aanvraag te weigeren indien één van de betrokken bij die aanvraag in hetzelfde jaar al subsidie heeft ontvangen op grond van een andere aanvraag waarbij hij betrokken is. Het maakt daarbij niet uit welke rol deze betrokkene in een samenwerkingsverband heeft (penvoerder of deelnemer). Op grond van het tweede lid worden ook ”verbonden ondernemingen” als aanvrager aangemerkt.
Voor de R&D-samenwerkingsprojecten geeft u aan op welke Kennis en Innovatieagenda (KIA) u zich richt. Het is mogelijk dat uw project zich op meerdere Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s) richt. In dat geval geeft u eerst aan op welke KIA uw project zich hoofdzakelijk richt. Vervolgens kunt u een tweede KIA aangeven. Voor de R&D-projecten is een verdergaande en diepgravender toelichting nodig. Als handvat daarvoor zijn Kennis en Innovatieagenda’s (KIA’s) en Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) vertaald naar zo concreet mogelijk doelen, die volgen uit de missies, de sleuteltechnologieënagenda en het beoogde Maatschappelijk Verdienvermogen.
Beoordeling van de projecten vindt plaats op de aspecten economie, innovatie en samenwerking en op de verwachte maatschappelijke baten. Om de projecten uit de verschillende Kennis en Innovtieagenda’s (KIA’s) en de missies zo goed mogelijk te kunnen beoordelen, en die baten met punten te waarderen, wordt aan aanvragers gevraagd de verwachte baten van de innovatie zoveel mogelijk te kwantificeren (in aantallen en/of getallen uit te drukken). Ook de waarschijnlijkheid dat die baten kunnen worden bereikt, dient in het projectplan te worden onderbouwd.
De wijze van verdeling van het beschikbare subsidiebedrag bij het subsidieplafond voor de kleine R&D samenwerkingsprojecten (§ 4) en de grote R&D samenwerkingsprojecten (§ 5 ) is volgens een tender-systeem waarbij de aanvragen op de hierboven genoemde aspecten worden beoordeeld.
Bij de beoordeling van die criteria en het toekennen van punten binnen die criteria, kunnen onder meer onderstaande onderwerpen en vragen van belang zijn;
Bij het criterium dat er meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst is dat:
Bij het criterium dat er meer economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers in het R&D-samenwerkingsverband, de topsectoren, of de Zuid-Hollandse en Nederlandse economie is dat:
Bij het criterium dat de kwaliteit van de R&D samenwerking hoger is, tenminste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie is dat:
Bij het criterium dat er meer impact wordt gerealiseerd op een of meer van de missiethema’s uit de Missies voor het topsectoren- en innovatiebeleid: ten hoogste 25 punten.:
Hierbij wordt gelet op de elementen:
Artikel 4.7 Subsidieverplichtingen
Met dit artikel wordt bewerkstelligd dat gesubsidieerde R&D-samenwerkingsprojecten binnen korte termijn van positieve invloed kunnen zijn op innovatie binnen de desbetreffende topsector.
§ 5 R&D Samenwerkingsprojecten groot
Zie toelichting op artikel 4.1 Doelgroep.
Zie toelichting op artikel 4.2 Weigeringsgronden.
Zie toelichting op artikel 4.6 Rangschikking.
Artikel 5.7 Subsidieverplichtingen
Zie toelichting op artikel 4.6 Subsidieverplichtingen
De subsidies dienen aan de voorwaarden van de Algemene groepsvrijstellingsverordening te voldoen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2021-2914.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.