Wijziging Verordening POP3 subsidies Gelderland

Bekendmaking van het besluit van 30 maart 2021- zaaknummer 2021-002652 tot wijziging van een regeling

Artikel I

De Verordening POP3 subsidies Gelderland, mei 2018 wordt gewijzigd als volgt.

 

A.

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel m wordt “Regeling Europese EZ-subsidies” vervangen door: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies.

  • 2.

    In onderdelen n tot en met q wordt “VO” vervangen door: Vo.

  • 3.

    Na onderdeel r wordt een nieuw onderdeel s ingevoegd, luidende:

  • Vo (EU) 2020/2220: Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022.

B.

Na artikel 1.3, vierde lid, wordt een nieuw vijfde lid ingevoegd, dat luidt:

Gedeputeerde Staten kunnen een vast bedrag aan subsidiabele kosten per activiteit vaststellen.

 

C.

In artikel 1.4, eerste lid, wordt “POP-3” vervangen door: POP3.

 

D.

Artikel 1.7a wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De aanhef van het eerste lid komt te luiden:

  • Als bewijsstukken van documenten die in het kader van deze regeling moeten worden ingediend, worden geaccepteerd:

  • 2.

    In het tweede lid wordt “Regeling Europese EZ-subsidies” vervangen door: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies.

E.

Artikel 1.9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de aanhef wordt “Loonkosten” vervangen door: Personeelskosten.

  • 2.

    Onderdeel a komt te luiden:

  • een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van bruto jaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% van overheadkosten en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

F.

Na artikel 1.9 wordt een nieuw artikel 1.9a ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 1.9a (vereenvoudigde kostenoptie: personeelskosten)

Indien het openstellingsbesluit deze mogelijkheid biedt, kunnen personeelskosten, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.9, worden berekend door de kosten, bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, onderdelen b tot en met e, voor zover de kosten geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het drempelbedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel a, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PbEU 2014, L 94), te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.

 

G.

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het zesde lid wordt na ‘onbetaalde arbeid’ ingevoegd: van vrijwilligers.

  • 2.

    Het zevende lid vervalt.

  • 3.

    Het achtste lid en het negende lid worden vernummerd tot het zevende lid en het achtste lid.

  • 4.

    Het achtste lid komt te luiden:

  • De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid van dit artikel alsmede onbetaalde eigen arbeid als bedoeld in artikel 1.11a, omvat, is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief deze bijdragen in natura.

H.

Na artikel 1.11 wordt een nieuw artikel 1.11a ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 1.11a (onbetaalde eigen arbeid)

  • 1.

    Onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,- per uur.

  • 2.

    Onbetaalde eigen arbeid is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

I.

Artikel 1.12, eerste lid, komt te luiden:

Subsidiabele kosten kunnen slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

  • a.

    personeelskosten;

  • b.

    kosten derden;

  • c.

    bijdragen in natura;

  • d.

    onbetaalde eigen arbeid;

  • e.

    afschrijvingskosten.

J.

Na artikel 1.12a wordt een nieuw artikel 1.12b ingevoegd, dat luidt:

 

Artikel 1.12b (vereenvoudigde kostenoptie: totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten)

  • 1.

    Indien het openstellingsbesluit deze mogelijkheid biedt, kan het totaal aan overige kosten worden berekend door de totale directe personeelskosten te vermenigvuldigen met 40%.

  • 2.

    De totale directe personeelskosten als bedoeld in lid 1 worden berekend door de som van de voor iedere medewerker te berekenen directe personeelskosten.

  • 3.

    De directe personeelskosten per medewerker als bedoeld in lid 2 worden berekend conform artikel 1.9 lid 1 onder a, zonder de opslag voor overheadkosten.

  • 4.

    De leden 2 en 3 van artikel 1.9 zijn van overeenkomstige toepassing.

K.

Artikel 1.13, eerste lid, komt te luiden:

Subsidie wordt in ieder geval niet verstrekt voor:

  • a.

    kosten die niet aantoonbaar rechtstreeks aan de activiteit waarop de subsidie betrekking heeft zijn toe te rekenen;

  • b.

    kosten die reeds uit andere hoofde zijn gesubsidieerd tot het op grond van Europese verordeningen toegestane maximale subsidiepercentage of – bedrag;

  • c.

    kosten van rente, debetrente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, kosten van juridische advisering of bijstand ten behoeve van gerechtelijke procedures, boetes en sancties;

  • d.

    vervangingsinvesteringen;

  • e.

    legeskosten, tenzij deze kosten expliciet subsidiabel gesteld worden;

  • f.

    reguliere investeringen in de onderneming van de subsidieontvanger;

  • g.

    vervallen

  • h.

    verrekenbare of compensabele BTW;

  • i.

    kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet voldoen aan de vereisten van goed financieel beheer als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EU) 966/2012 (Financieel Reglement);

  • j.

    winstopslagen binnen een samenwerkingsverband.

L.

Artikel 1.17, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onderdeel f komt te luiden:

  • een administratie te voeren die te allen tijde de informatie bevat die nodig is voor een juist inzicht in de realisatie van de gesubsidieerde activiteiten en voor een juiste subsidieverstrekking, hetgeen inhoudt dat alle inkomsten en alle van toepassing zijnde uitgaven in de administratie zijn vastgelegd met bijbehorende bewijsstukken, als:

    • een sluitende urenadministratie;

    • een deugdelijk en volledig inkoopdossier;

    • bewijsstukken, als onderdeel van de administratie aanwezig zijn ten name van de subsidieontvanger en dat daaruit de aard van de geleverde zaken en diensten duidelijk blijkt.

  • 2.

    In onderdeel g wordt “31 december 2028” vervangen door: 5 jaar na de datum waarop de vaststellingsbeschikking voor de betreffende subsidie is bekendgemaakt.

M.

Artikel 1.23 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

  • Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag voorschotten op basis van realisatie verlenen, tenzij er sprake is van subsidieverlening op basis van een vast bedrag.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “werkelijke kosten” vervangen door: gerealiseerde kosten.

  • 3.

    Na onderdeel d van het derde lid worden de nieuwe onderdelen e en f ingevoegd, die luiden:

    • e.

      bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid;

    • f.

      bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit.

N.

Artikel 1.27 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “2023” vervangen door: 2025.

  • 2.

    Onderdeel d van het derde lid komt te luiden:

  • bewijsstukken inzake afschrijvingskosten;

  • 3.

    Na onderdeel d van het derde lid worden de nieuwe onderdelen e en f ingevoegd, die luiden:

    • e.

      bewijsstukken inzake geleverde onbetaalde eigen arbeid;

    • f.

      bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit.

  • 4.

    In het zevende lid wordt “werkelijke kosten” vervangen door: gerealiseerde kosten.

O.

Artikel 2.4.2.3 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In onderdeel a wordt “artikel 2.4.1.1 aanhef en sub b” vervangen door: artikel 2.4.2.1 aanhef en sub b.

  • 2.

    In onderdeel b wordt “artikel 2.4.1.1 aanhef en sub c” vervangen door: artikel 2.4.2.1 aanhef en sub c.

Q.

De aanhef van paragraaf 5 komt te luiden:

niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen Stikstof

 

R.

Artikel 2.5.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt “in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)” vervangen door: Stikstof.

  • 2.

    In het tweede lid wordt “PAS” vervangen door: Stikstof.

Artikel II

A.

Paragraaf 1.1 van de algemene toelichting wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In de eerste alinea wordt na de zinsnede ‘en alle bij genoemde verordeningen behorende uitvoeringsverordeningen en controleverordeningen’ ingevoegd: Tot slot dient genoemd te worden de Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022.

  • 2.

    Na de derde alinea wordt een nieuw alinea ingevoegd, luidende: Daarnaast is de Modelregeling in het eerste kwartaal van 2021 herzien vanwege de verlenging van POP3 in de jaren 2021 en 2022 (de transitieperiode oftewel POP3+). Een van de belangrijkste veranderingen is de toevoeging van de vereenvoudigde kostenopties, waarvan het doel is de administratieve last voor zowel de aanvrager als de behandelaar te verminderen. Ook is het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op 26 oktober 2017 ontstaan door opsplitsing van het ministerie van Economische Zaken (EZ) in het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het ministerie van LNV. Hierdoor zijn benamingen van nationale regelingen aangepast. Ook zijn er aanpassingen ter verduidelijking of herstel van onjuistheden doorgevoerd.

B.

In paragraaf 1.3 van de algemene toelichting worden de woorden “worden subsidie toekend” vervangen door: wordt subsidie toegekend.

 

C.

Paragraaf 2 van de algemene toelichting wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Onder punt 1 worden de woorden “door het bedrijfsleven en de markt worden opgepakt” vervangen door: door het bedrijfsleven en de markt wordt opgepakt.

  • 2.

    Punt 2 komt te luiden:

  • 2.Maatregel inzake investeringen

  • (artikelen 17 lid 1 (a), (c) en (d) Verordening (EU) Nr. 1305/2013)

  • De maatregel bestaat - voor zover door provincies uitgevoerd - uit vijf subsidiemaatregelen:

    • a.

      fysieke investeringen nodig voor het ontwikkelen, beproeven en demonstreren van innovaties en voor de brede uitrol van innovaties;

    • b.

      fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers;

    • c.

      investeringen in infrastructuur;

    • d.

      niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen stikstof; en

    • e.

      niet-productieve investeringen water.

  • Deze maatregelen dragen bij aan het versterken van de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en het concurrentievermogen van de landbouw en bevorderen het gebruik van innovatieve landbouwtechnologieën. Er wordt een link gelegd met duurzaamheid en innovatie door in te spelen op onderwerpen als milieu, klimaat, water, bodembeheer, energie, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn, biodiversiteit en landschap.

D.

De een na laatste zin van de eerste alinea van paragraaf 3 van de algemene toelichting komt te luiden:

Het is niet mogelijk dat selectiecriteria ‘toegevoegd’ worden bij een openstelling: de bij de maatregelen in hoofdstuk 2 opgenomen criteria kunnen bij openstelling wel nader ingevuld of geconcretiseerd worden, maar er kunnen geen extra criteria toegevoegd worden.

 

E.

Paragraaf 4 van de algemene toelichting komt te luiden:

 

§ 4 Subsidiabele kosten en bijdragen in natura

In de onderhavige regeling worden subsidiabele kosten allereerst onderverdeeld naar kostentypen en daarbinnen naar kostensoorten. Als kostentypen worden onderscheiden kosten van inbreng van personeel, kosten derden, inbreng in natura en afschrijvingskosten. Deze zijn in principe subsidiabel, tenzij in het openstellingsbesluit anders is bepaald. Ten aanzien van kostensoorten wordt per maatregel aangegeven welke kosten subsidiabel gesteld worden of kunnen worden. Sommige kostensoorten zijn alleen onder voorwaarden subsidiabel. Zo mag in bepaalde projecten de kosten voor aankoop van grond, bebouwd of niet-bebouwd, subsidiabel gesteld worden, maar deze kosten zijn – tenzij er sprake is van een uitzonderlijke situatie - voor maximaal 10% van de totale subsidiabele kosten die in het project gemaakt worden subsidiabel.

 

Met het invoegen van artikel 1.11a is er onderscheid gemaakt tussen bijdragen in natura en inbreng van onbetaalde eigen arbeid.

 

Bijdragen in natura zijn alle in het project ingebrachte bijdragen voor werken, goederen, diensten, grond of onroerende goederen waarvoor geen door facturen en betaalbewijzen of daaraan gelijk te stellen documenten ingediend kunnen worden. Deze bijdragen dienen aan strikte eisen te voldoen, om de hoogte van de uitgaven toch controleerbaar te maken. De waarde die wordt toegekend aan de bijdrage in natura mag niet meer bedragen dan de kosten die gewoonlijk op de desbetreffende markt worden aanvaard. Voor onbetaalde arbeid door vrijwilligers (vrijwilligerswerk) is een standaardtarief bepaald.

 

De totale waarde van bijdrage in natura wordt gemaximeerd (afgetopt). De te verstrekken subsidie bedraagt nooit meer dan de hoogte van de werkelijke kosten die tot een uitgaande kasstroom leiden.

 

Onbetaalde eigen arbeid wordt in artikel 1.11a als afzonderlijk kostentype gedefinieerd en wordt hiermee niet meer als bijdrage in natura beoordeeld. Onbetaalde arbeid telt hiermee niet mee voor de aftopping van de bijdragen in natura, maar wel kan in een openstellingsbesluit de inbreng van onbetaalde eigenarbeid gemaximeerd worden.

 

F.

De eerste zin van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.3 komt te luiden:

In het openstellingsbesluit worden de subsidieplafonds vastgelegd, maar kunnen daarnaast ook de in deze regeling genoemde onderdelen, zoals bijvoorbeeld de doelgroep, de subsidiabele activiteiten of thema’s, subsidiabele kosten, selectiecriteria en vereenvoudigde kostenopties nader ingevuld worden zodat bij openstelling duidelijk is waarvoor in het kader van de openstelling precies subsidie aangevraagd kan worden en hoe aanvragen beoordeeld zullen worden.

 

G.

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.9 komt te luiden:

 

Artikel 1.9 Personeelskosten

Indien in een project eigen personeel wordt ingezet, kunnen de kosten van dat personeel berekend worden volgens één van de methodes beschreven in dit artikel. De berekeningswijze is, voor wat betreft het aantal uren bij een voltijds (=40-urig) dienstverband, verplicht voorgeschreven vanuit de van toepassing zijnde EU-verordeningen. De toeslag voor werkgeverslasten en de opslag voor indirecte kosten zijn zogenaamde standaardschalen van eenheidskosten. Indirecte kosten zijn daarbij alle kosten die niet direct toe te rekenen zijn aan de uitvoering van de activiteit waarvoor subsidie is verleend, bijvoorbeeld bureaukosten.

 

Rekenvoorbeeld werken met individueel uurtarief:

  • 1.

    Op basis van de meest recente loonstaat van de persoon die voor het project werkzaam is, wordt het bruto jaarsalaris voor deze persoon berekend (inclusief niet prestatiegebonden eindejaarsuitkering, maar exclusief vakantie-uitkering)

  • 2.

    Verhoog het onder 1 bedoelde bedrag met 43,5% (ter dekking van de werkgeverslasten)

  • 3.

    Verhoog het onder 2 berekende bedrag met 15% (ter dekking van de overheidskosten)

  • 4.

    Deel het onder 3 berekende bedrag door “(aantal contracturen/40) × 1720” om de personeelskosten per uur voor deze persoon te bepalen

  • 5.

    Bij een loonkostendeclaratie wordt een urenstaat overgelegd. De personeelsvergoeding voor deze persoon bedraagt het ingezette aantal uren volgens de urenstaat × het onder 4 berekende uurtarief.

Voor organisaties die als bestendige praktijk werken met een integrale kostensystematiek, kunnen personeelskosten ook berekend worden door het aantal aan het project besteedde uren te vermenigvuldigen met de op grond van die systematiek tevoren bepaalde loonkosten per uur.

 

Overigens zijn personeelskosten (waarbij sprake is van de inzet van personeel waaraan salaris wordt uitbetaald) iets anders dat de kosten van eigen arbeid (aanvrager stopt zelf tijd in een project, maar indien de aanvrager niet in loondienst is en dus geen ‘loon’ krijgt, is er geen sprake van personeelskosten) én iets anders dan kosten van vrijwilligers. Deze laatste twee kostenposten zijn geregeld in artikel 1.11.

 

Voor personeel kunnen, op jaarbasis, per persoon nooit meer uren gedeclareerd worden dan het genoemde van 1720 uur.

 

Bij de berekening van personeelskosten wordt, tenzij de methodiek van integrale kosten van toepassing is, uitgegaan van het meest recente bruto jaarloon. Bij de aanvraag van subsidie zal dit de kosten betreffen van het jaarloon voorafgaand aan de subsidieaanvraag van een personeelslid van het niveau waarop personeel ingezet wordt in het project, eventueel verhoogd met de verwachte jaarlijkse verhoging(en). Bij afrekening gaat het om de daadwerkelijk gemaakte kosten.

 

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is de term ‘loonkosten’, zoals gebruikt in lid 1 vervangen door de term ‘personeelskosten’ ter verduidelijking en om ervoor te zorgen dat er sprake is van consequent taalgebruik. Ook is ter verduidelijking de zinssnede onder lid 1, sub a over de overheadkosten (‘[…] waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend […]’) vervangen in ‘[…] waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten […]’.

 

H.

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.9a komt te luiden:

 

Artikel 1.9a Vereenvoudigde kostenoptie: personeelskosten

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is de mogelijkheid ingevoegd om, indien een openstellingsbesluit dit mogelijk maakt, gebruik te maken van de vereenvoudigde kostenoptie voor wat betreft personeelskosten.

 

Voor de vereenvoudigde kostenoptie personeelskosten houdt dit in dat er over de overige directe kosten binnen het project (alle directe kosten los van de personeelskosten), die geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag, een opslag voor personeelskosten berekend wordt zonder dat hier een administratieve verplichting tegenover staat in de vorm van een onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. Deze opslag wordt berekend door de som van de overige directe kosten binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.

 

Bijvoorbeeld:

Subsidiepercentage is 100%

Totale subsidiabele overige directe kosten: € 300.000,00

Opslag personeelskosten: € 300.000,00 * 20% * 1.15 = € 69.000,00

Subsidiebedrag: (€ 300.000,00 + € 69.000,00) * 100% = € 369.000,00

 

I.

Na de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.11 wordt een nieuw alinea ingevoegd, luidende:

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is lid 7 verplaatst naar het nieuw ingevoegde artikel 1.11a. Hierdoor is de nummering van de daaropvolgende leden aangepast.

 

J.

Na de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.11 wordt een nieuwe artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.11a ingevoegd, die luidt:

 

Artikel 1.11a Onbetaalde eigen arbeid

Onbetaalde eigen arbeid wordt gezien als een aparte kostentype. Hierdoor is er bij de herziening van de Modelregeling in 2021 een apart artikel voor gecreëerd.

 

K.

De eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.12 komt te luiden:

In de Modelregeling versie maart 2018 is onderscheidt gemaakt tussen vier kostentypen en kostensoorten. Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is de kostentype onbetaalde eigen arbeid toegevoegd door invoeging van lid 1, onder d, omdat deze nu apart benoemd wordt in artikel 1.11a. Kostensoorten bestaan uit één of meer kostentypen. Daarnaast zijn de nadere omschrijvingen van drie kostentypen geschrapt omdat deze niet meer passend waren door het gebruik van extra kostenopties. De vijf kostentypen zijn in principe subsidiabel, tenzij in het openstellingsbesluit anders is bepaald.

 

L.

Na de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.11 wordt een nieuwe artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.12b, luidende:

 

Artikel 1.12b Vereenvoudigde kostenoptie: totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is dit artikel ingevoegd om, indien een openstellingsbesluit dit mogelijk maakt, gebruik te maken van de vereenvoudigde kostenoptie voor het berekenen van de totale overige kosten binnen het project (alle kosten los van de directe personeelskosten).

 

Voor de vereenvoudigde kostenoptie totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten houdt dit in dat de totale overige kosten worden berekend middels een 40% opslag op de totale directe personeelskosten. Hierdoor is er binnen het project geen noodzaak meer tot het onderbouwen van deze kosten middels facturen en betaalbewijzen.

 

Voor deze opslag wordt de som van de directe personeelskosten voor iedere medewerker berekend op basis van artikel 1.9 lid 1 sub a. Echter dient de genoemde 15% overhead uit deze berekening niet meegenomen te worden.

 

De berekening wordt dus als volgt:

Subsidiepercentage is 70%

Som subsidiabele directe personeelskosten exclusief 15% overhead is € 850.000,00

Overige kosten: € 850.000,00 * 40% = € 340.000,00

Subsidiebedrag: (€ 850.000,00 + € 340.000,00) * 70% subsidiepercentage = € 833.000,00

 

M.

De artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.13 komt te luiden:

 

Artikel 1.13 Niet subsidiabele kosten

Bij de maatregelen genoemd in hoofdstuk 2 en 3 worden de subsidiabele kosten benoemd. Bepaalde kostenposten zullen, bijvoorbeeld op grond van EU-regelgeving of op basis van provinciale beleidsafwegingen, nooit subsidiabel gesteld worden. In dit artikel worden deze kosten benoemd.

 

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 zijn de kosten, genoemd onder lid 1 onder i (kosten voor de vervaardiging van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen) geschrapt vanwege gewijzigde Europese regelgeving.

 

Een van de kosten die worden genoemd zijn kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet voldoen aan de eisen van goed financieel beheer (artikel 1.13, lid 1 sub k, bij de herziening van de Modelregeling in 2021 omgenummerd naar artikel 1.13 lid 1 onder i). Onder goed financieel beheer wordt in ieder geval verstaan dat opgevoerde kosten niet bovenmatig mogen zijn. Dat wil zeggen dat de opgevoerde kosten redelijk moeten zijn en dus in verhouding moeten staan tot het doel wat moet worden bereikt. Zo moeten materialen die worden aangekocht qua specificatie passend zijn bij het doel waarvoor het materiaal wordt aangekocht. En het aantal uren dat wordt besteed aan uitvoering van een project moet passend zijn. Iemand die 1000 uren besteedt aan de uitvoering van een project terwijl vergelijkbare projecten met een inzet van slechts 100 uren uitgevoerd worden, zal die 1000 uur niet vergoed krijgen.

 

N.

De tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.17 komt te luiden:

Een vanuit het oogpunt van controle belangrijke verplichting is de verplichting tot het voeren van een inzichtelijke administratie. Die administratie dient tot 5 jaar nà de formele afsluiting van het POP3 op31 december 2023, dus tot 31 december 2028, bewaard te worden. Bij de verlenging van het programma met de jaren 2021 en 2022 en de bijbehorende herziening van de Modelregeling in 2021 is deze einddatum komen te vervallen en vervangen in de huidige zinsnede van vijf jaar na de datum waarop de vaststellingsbeschikking voor de betreffende subsidie is bekendgemaakt.

 

O.

De eerste zin van de tweede alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.20 komt te luiden:

Voorbeeld: Bij kennismaatregelen kunnen inkomsten worden gegenereerd doordat van deelnemers aan een kennisoverdrachtsactiviteit een eigen bijdrage wordt gevraagd.

 

P.

Na de eerste alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.23 wordt een nieuw alinea ingevoegd, luidende:

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is aan het eerste lid toegevoegd dat het aanvragen van voorschoten op basis van realisatie niet mogelijk is als er sprake is van subsidieverlening op basis van een vast bedrag. Daarnaast zijn aan het derde lid de onderdelen e (bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid) en f (bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit) toegevoegd.

 

Q.

Na de derde alinea van de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.27 wordt een nieuw alinea ingevoegd, luidende:

Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is de uiterlijke datum voor het aanvragen van de subsidievaststelling aangepast van 2023 naar 2025 in verband met de verlenging van het programma met twee jaar. Daarnaast zijn aan het derde lid de onderdelen e (bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid) en f (bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit) toegevoegd.

 

R.

In de vierde zin van de eerste alinea van paragraaf 4 van de artikelsgewijze toelichting bij hoofdstuk 2 wordt “Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)” vervangen door: hydrologische maatregelen stikstof.

 

S.

Paragraaf 5 van de artikelsgewijze toelichting bij hoofdstuk 2 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De aanhef komt te luiden:

  • Niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen stikstof

  • 2.

    In de laatste zin van de tweede alinea wordt “hydrologische maatregelen PAS” vervangen door: hydrologische maatregelen stikstof.

  • 3.

    In de eerste zin van de derde alinea wordt “in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) maatregelen” vervangen door: in het kader van stikstof.

Artikel III

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Stijn van Wely

Plv. secretaris

Geplubiceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

J.C.G.M. Berends - Commissaris van de Koning

S. van Wely - Plv. secretaris

Naar boven