Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 23 maart 2021 tot wijziging van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant in verband met het toevoegen van een nieuwe paragraaf betreffende inspiratiebedrijven voor natuurinclusieve landbouw en de ophoging van het subsidieplafond van paragraaf 5 van die regeling (Tiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 10 oktober 2017 het Uitvoeringsprogramma ondersteunende maatregelen transitie veehouderij hebben vastgesteld, dat is gericht op een verdere ontwikkeling van de veehouderij naar een duurzame en rendabele sector;

 

Overwegende dat het stimuleren van natuurinclusieve landbouw deel uitmaakt van die transitie en Gedeputeerde Staten de koplopers op dat terrein willen subsidiëren om een voorbeeldfunctie te vervullen, en het om die reden wenselijk is de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant te wijzigen door daar een paragraaf aan toe te voegen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in paragraaf 5 betreffende de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij het subsidieplafond wensen op te hogen en een enkele wijziging willen doorvoeren;

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

De Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

In artikel 5.6, onder a, wordt “90%” vervangen door “80%”.

 

B.

In de artikelen 5.10 en 5.11 wordt “€ 450.000” vervangen door: “€ 1.700.000”.

 

C.

Onder vernummering van paragraaf 6, inhoudende de artikelen 6.1 en 6.2, tot paragraaf 7, inhoudende de artikelen 7.1 en 7.2, wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

 

§ 6 Inspiratiebedrijven natuurinclusieve landbouw

 

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij: monitor met samenhangende set van dertien kwaliteitsindicatoren die weergeven in welke mate de biodiversiteit wordt versterkt;

deelnemers: veehouderijen die betrokken worden bij het project;

landbouwgroepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU 2014, L 193);

maatregelentabel: tabel met maatregelen die bijdragen aan natuurinclusieve landbouw, bedoeld in bijlage 9 bij deze regeling;

melkveehouderij: agrarisch bedrijf hoofdzakelijk gericht op het fokken, mesten en houden van melk- en kalfkoeien, waarvan de melkkoeien minimaal éénmaal hebben gekalfd en voor melkproductie worden gehouden;

mkb-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming die voldoet aan de criteria, bedoeld in bijlage I van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

natuurinclusieve landbouw: economisch rendabel en grondgebonden landbouwsysteem dat voedsel en gewassen produceert, in balans is met de natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen integreert in de bedrijfsvoering en zorg draagt voor de biodiversiteit op en rond het bedrijf;

Natuur Netwerk Brabant: samenhangend netwerk van natuurgebieden, dat van nationaal en internationaal belang is en het veiligstellen van ecosystemen als doel heeft, en is opgenomen en begrensd in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant;

regio: regio die samenvalt met het grondgebied van een van de Brabantse waterschappen.

 

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    melkveehouderijen die omgeschakeld zijn naar natuurinclusieve landbouw;

  • b.

    melkveehouderijen die in het proces zitten van omschakelen naar natuurinclusieve landbouw

Artikel 6.3 Subsidievorm

Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies in de vorm van een geldbedrag.

 

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het inspireren van andere veehouderijen door middel van het aanbieden van voorlichting, kennisoverdracht of demonstatieprojecten op het gebied van zowel de financieel-economische als de technische aspecten van natuurinclusieve landbouw.

 

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag is begonnen met de uitvoering van het project;

  • b.

    aan de subsidieaanvrager reeds eerder subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling voor dezelfde activiteit;

  • c.

    de subsidieaanvrager grond bezit die gelegen is binnen het Natuur Netwerk Brabant en deze grond niet wordt ingezet voor het realiseren van de doelstellingen van Natuur Netwerk Brabant;

  • d.

    voor drie andere projecten in dezelfde regio waar de subsidieaanvrager gevestigd is, reeds subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf;

  • e.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, onder a, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • f.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 14, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 10.000.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de bedrijfsvoering van de subsidieaanvrager is gericht op natuurinclusieve landbouw, waarbij jaarlijks maatregelen als bedoeld in de maatregelentabel genomen worden, gericht op:

      • 1°.

        bodemherstel;

      • 2°.

        watersysteem herstel;

      • 3°.

        vergroten biodiversiteit en landschappelijke kwaliteit; en

      • 4°.

        sluiten mineralenkringlopen;

    • b.

      het bedrijf van subsidieaanvrager heeft een toekomstbestendig economisch perspectief, blijkend uit in ieder geval het verdienmodel, de kostprijsreducties of de samenwerking met derden, onderbouwd met bedrijfsgegevens;

    • c.

      de subsidieaanvrager beschikt over voldoende kennis en ervaring om het project uit te kunnen voeren, blijkend uit een curriculum vitae;

    • d.

      het project heeft een looptijd van drie jaar en start uiterlijk op 1 januari 2022;

    • e.

      het project bevat minimaal twee bijeenkomsten per jaar waarbij trainingen, workshops, voorlichting of demonstraties worden gegeven aan deelnemers;

    • f.

      het project heeft een bereik van minimaal 120 deelnemers;

    • g.

      het project richt zich op deelnemers die mkb-ondernemingen zijn;

    • h.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • i.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld onder a, blijkend uit de ingevulde maatregelentabel;

      • 2°.

        op welke aspecten van natuurinclusieve landbouw de bijeenkomsten, bedoeld onder e, betrekking hebben en op welke wijze de deelnemers daarover geïnformeerd worden;

      • 3°.

        welke communicatiemiddelen zullen worden ingezet;

      • 4°.

        een planning voor drie jaar, waarin aandacht is besteed aan het aantal bijeenkomsten dat wordt georganiseerd en het aantal deelnemers die worden betrokken bij de activiteiten;

      • 5°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de overige vereisten in deze paragraaf;

      • 6°.

        een sluitende en realistische begroting.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, voldoet een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 6.2, onder a, aan het vereiste dat hij gemotiveerd is voor het zijn van inspiratiebedrijf en een visie heeft op natuurinclusieve landbouw, blijkend uit:

    • a.

      een score op de maatregelentabel van minimaal 50 punten voor alle maatregelen tezamen en 5 punten voor elk van de doelstellingen, genoemd in het eerste lid, onderdeel a, onder 1º tot en met 4º;

    • b.

      een score op de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij van 1500 punten of meer; en

    • c.

      het vervullen van een actieve rol binnen een landbouworganisatie of landbouwnetwerk.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, voldoet een subsidieaanvrager als bedoeld in artikel 6.2, onder b, aan het vereiste dat hij gemotiveerd is voor het zijn van inspiratiebedrijf en een visie heeft op de omschakeling van het eigen bedrijf naar natuurinclusieve landbouw, blijkend uit:

    • a.

      een omschakelplan dat voldoet aan de vereisten uit bijlage 2 bij deze regeling; en

    • b.

      de ambitie om in een periode van drie jaar zijn score op de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij te verbeteren.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      arbeids- en personeelsuren;

    • b.

      vrijwilligersvergoedingen tot maximaal € 5 per uur;

    • c.

      materiaalkosten;

    • d.

      overige kosten.

  • 2.

    Voor de berekening van subsidiabele uurtarieven van arbeids- en personeelsuren, past de subsidieaanvrager de berekeningswijze, genoemd in artikel 3, eerste lid, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen uurtarieven subsidies Noord-Brabant toe en hanteert daarbij op grond van artikel 6, eerste lid, van die regeling, een uurtarief van € 50.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt vóór het indienen van de subsidieaanvraag;

  • b.

    kosten waarvoor de subsidieaanvrager uit anderen hoofde reeds een subsidie of een bijdrage heeft ontvangen;

  • c.

    investeringen in onroerend goed;

  • d.

    kosten van de koop of huurkoop van machines.

Artikel 6.9 Aanvraagtijdvak

Subsidieaanvragen worden ingediend van 19 april 2021 tot en met 1 september 2021.

 

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode, genoemd in artikel 6.9 vast op:

  • a.

    € 100.000 voor subsidieaanvragers als bedoeld in artikel 6.2, onder a;

  • b.

    € 50.000 voor subsidieaanvragers als bedoeld in artikel 6.2, onder b.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 24.999.''

 

Artikel 6.12 Verdelingswijze

  • 1.

    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.

    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is, als datum van binnenkomst.

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting, in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 4.

    De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris, waarbij de aanvragen van hoog naar laag worden gerangschikt in volgorde van trekking.

  • 5.

    De subsidie wordt overeenkomstig de rangschikking verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 6.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger:

    • a.

      start het project uiterlijk op 1 januari 2022;

    • b.

      rondt het project uiterlijk af op 31 december 2024;

    • c.

      houdt ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • d.

      maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden.

  • 2.

    Indien het project wegens onvoorziene omstandigheden niet kan worden afgerond binnen de termijn, genoemd in het eerste lid, onder b, en de subsidieontvanger verlenging van die termijn wenselijk acht, kan hij uiterlijk de dag voor het verstrijken van die termijn schriftelijk een gemotiveerd verzoek indienen bij Gedeputeerde Staten tot verlenging met maximaal een jaar.

Artikel 6.14 Prestatieverantwoording

Bij de aanvraag tot subsidievaststelling toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

  • a.

    een activiteitenverslag;

  • b.

    bewijsstukken als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, waaruit de gerealiseerde kosten blijken.

Artikel 6.15 Bevoorschotting en betaling

Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag en betalen het voorschot in één keer uit.

 

Artikel 6.16 Subsidievaststelling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten stellen de subsidie ingevolge artikel 7, eerste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening, vast op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

  • 2.

    De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats overeenkomstig artikel 21, eerste tot en met vijfde en negende lid, van de Asv.

Artikel 6.17 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2023 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

 

D.

Het opschrift van bijlage 2 bij de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant komt te luiden:

Bijlage 2, behorende bij de artikelen 3.6, onderdeel c, onder 1º, en 6.6, derde lid, onder a, van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

E.

Na bijlage 8 bij de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant wordt bijlage 1 behorende bij deze regeling toegevoegd.

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 19 april 2021.

’s-Hertogenbosch, 23 maart 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 als bedoeld in artikel I, onder E, van de Tiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Bijlage 9, behorende bij artikel 6.1 van de Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Maatregelentabel natuurinclusieve landbouw

 

Nr.

Maatregel

Bodemherstel

Watersysteem herstel

Vergroten biodiversiteit en landschappelijke kwaliteit

Sluiten mineralen-kringlopen

# Score

Nee = 0 punten

Ja = # punten

1

Vaste rijpaden op de percelen

1

0

0

0

2

Gebruik brede banden/lage bandenspanning

1

0

0

0

3

Sleepslangbemesting met toevoegen van extra water

1

1

0

1

4

Blijvend grasland behouden of uitbreiden

1

1

1

1

5

Niet of minder kerende grondbewerking

1

0

0

0

6

Een ruimer bouwplan met meer rustgewassen

1

1

1

1

7

Bovengronds mest uitrijden (vrijstelling)

1

0

1

1

8

Mais telen in bestaande grasmat zonder gebruik te maken van chemische gewasbeschermingsmiddelen

1

1

0

1

9

Compost opbrengen

1

1

1

1

10

Langzaam afbreekbare koolstof toevoegen aan de bodem (bijvoorbeeld houtsnippers)

1

1

1

1

11

Groenbemesters toepassen (op basis van eigenschappen grond)

1

1

0

1

12

Gebruik ruige mest (strorijke dierlijke mest)

1

1

1

1

13

Teelt langjarige maaigewassen (bijvoorbeeld olifantsgras/hennepvezel

/luzerne)

1

1

1

0

14

Beperken gebruik ontwormingsmiddel bij beweiden (bijvoorbeeld via kruiden voeren)

0

0

1

0

15

Minimaal 3m brede bemestings- en spuitvrije rand langs sloten

0

1

1

1

16

Infiltratiegreppel(s) aanleggen

0

1

0

1

17

Stro onderin de kuil voor perssappen

0

1

0

1

18

Drainage in percelen

1

1

0

1

19

Rietveld op overhoek (helophyten filter)

0

1

1

0

20

Precisiebemesting toepassen

1

1

0

1

21

Rijenbemesting toepassen

1

1

0

1

22

Mest scheiden (dunne en dikke fractie) en gebruiken

1

1

0

1

23

Mechanische onkruidbestrijding toepassen

1

1

1

0

24

Driftreducerende spuittechnieken toepassen

0

1

1

0

25

Verlaging dosering gewasbeschermingsmiddelen (bijvoorbeeld plekgewijs spuiten, aanzuren)

Of geen chemische gewasbeschermingsmiddelen toepassen

0

1

1

0

26

Tijdelijke waterberging

0

1

1

0

27

Wateropslag ondergronds

0

1

0

0

28

Gefaseerd sloot beheer maaien/schonen/baggeren

0

1

1

0

29

Maaien van sloot met maaikorf (en afvoeren maaisel)

0

1

1

0

30

Schuin talud of terras oever onderhouden/aanleggen

1

1

1

0

31

Waterpeil verhogen of hoog houden

0

1

1

0

32

Verschillende bomen, struiken en bloeiende planten op het erf

0

0

1

0

33

In stand houden van greppels en ander microreliëf

0

1

1

0

34

Inzaaien kruidenrijk grasland/grasklaver mengsels

1

0

1

1

35

Verschralen grasland

1

1

1

1

36

Inzaaien van akkerranden

1

1

1

1

37

Strokenteelt met houtige gewassen

1

0

1

0

38

Voedselbos/agroforestry

1

1

1

1

39

Benutten van overhoeken en geren voor extra biodiversiteit

0

0

1

0

40

Aanleg of onderhoud houtwal, struweel en haag

0

0

1

0

41

Aanleg/onderhoud van poel

0

1

1

0

42

Aanleg/onderhoud plas-dras

0

1

1

0

43

Beweiden van natuurpercelen

0

0

1

1

44

Fokken met robuuste veerassen

0

0

1

0

45

Gebruik van resistente gewassen

1

0

1

0

46

Verlaging van eiwitgehalte in rantsoen naar 15% (of lager)

0

0

0

1

47

Beperken antibioticum gebruik (<0,75 dddj)

1

1

1

0

48

Telen van eiwitrijke gewassen

0

0

1

1

49

Plaatsen/onderhouden van nestkasten/vleermuiskasten/bijenhotel op het erf

0

0

1

0

50

Uitgesteld maaibeheer, minimaal tot 15 mei

1

1

1

1

51

Mozaiekbeheer

1

0

1

1

52

Nestbescherming weidevogels

0

0

1

0

53

Weren van predatoren (zover mogelijk) op percelen met weidevogels

0

0

1

0

TOTAAL

..

Toelichting behorende bij de Tiende wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

Inspiratiebedrijven natuurinclusieve landbouw

 

Achtergrond

Natuurinclusieve landbouw levert een bijdrage aan de kwaliteit van het bodem- en watersysteem, biodiversiteit en landschappelijke kwaliteit. Natuurinclusieve landbouw is een sector die nog tot verdere ontwikkeling moet komen en nog een kennisachterstand kent. Veel agrariërs die de stap overwegen naar omschakeling hebben uiteenlopende vragen over natuurinclusieve bedrijfsvoering, zoals inpassing van natuurinclusieve maatregelen, kosten en baten, afzetmarkten, enz. Inmiddels hebben de voorlopers in Brabant de nodige kennis opgedaan. Op grond van de nieuw toegevoegde paragraaf kan subsidie worden verstrekt om deze voorlopers te stimuleren hun kennis te delen met nieuwkomers. Het beschikbaar stellen van deze praktijkkennis motiveert en ondersteunt de omschakelaars en draagt bij aan een professionele en rendabele bedrijfsvoering. Daarnaast richt deze subsidieparagraaf zich ook op ‘starters’ van een natuurinclusieve bedrijfsvoering. Via demonstratieprojecten en andere voorlichting kunnen zij laten zien en ervaren welke stappen zij gezet hebben en nog willen zetten. Op deze wijze kunnen andere veehouderijen het proces van omschakelen naar natuurinclusieve landbouw direct volgen.

 

Juridisch kader

De subsidieregeling waar de paragraaf ‘Inspiratiebedrijven natuurinclusieve landbouw’ deel van uit maakt, is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in de subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht.

Voor een goed begrip van deze paragraaf is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies die worden verstrekt op grond van deze paragraaf.

Daarnaast zijn hoofdstuk I en artikel 21 (steun voor acties inzake kennisoverdracht en voorlichting) van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening op deze paragraaf van toepassing. Dit brengt een aantal specifieke eisen en verplichtingen met zich mee voor de subsidieontvanger. Deze zijn verwerkt in deze subsidieparagraaf (zie artikel 6.5, onder a, e en f, artikel 6.6, onder g, artikel 6.7, eerste lid, artikel 6.8, onder a, c en d, artikel 6.11, artikel 6.13, eerste lid, onder c, artikel 6.14, onder b en artikel 6.16).

 

Artikelsgewijs

 

Artikel I Wijziging Subsidieregeling transitie veehouderijen Noord-Brabant

 

Artikel 6.2 Doelgroep

De doelgroep van deze paragraaf is tweeledig. Enerzijds zullen veehouderijen die zich al bewezen hebben op het gebied van de natuurinclusieve landbouw een belangrijke rol kunnen spelen als inspiratiebedrijf. Anderzijds is er een groep veehouderijen die zich nog in een vroeg stadium van omschakeling bevinden. Ook zij kunnen andere veehouderijen inspireren tot een omschakeling, juist door direct bij aanvang van het treffen van natuurinclusieve maatregelen andere veehouderijen te laten meekijken naar de effecten van die maatregelen.

 

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Onder a

Een subsidie wordt geweigerd indien al begonnen is met de uitvoering van de activiteiten voordat een subsidieaanvraag is ingediend. In dat geval ontbreekt immers het “stimulerend effect” van de subsidie, dat vereist is op grond van artikel 6, tweede lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening.

Onder d

Om voldoende spreiding van de inspiratiebedrijven over de provincie mogelijk te maken, bevat de regeling een maximum aantal te verstrekken subsidies per regio. De indeling van deze regio’s valt samen met de bestaande grondgebieden van de waterschappen.

 

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Het eerste lid bevat de eisen die gelden voor alle subsidieaanvragers. Het tweede lid daarentegen is slechts gericht tot de veehouderijen die vallen in de categorie bedoeld in artikel 6.2, onder a, terwijl het derde lid zich richt op de veehouderijen uit de categorie bedoeld in artikel 6.2, onder b.

 

Eerste lid

Onder b

Om als inspiratiebedrijf te kunnen gelden, is het nodig dat de natuurinclusieve bedrijfsvoering ook op de lange termijn economisch rendabel is. Dit kan uit verschillende aspecten van de bedrijfsvoering blijken, zoals uit nieuwe verdienmodellen (anders dan melkproductie), kostprijsreducties (bijvoorbeeld minder aankoop kunstmest) of nieuwe samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld op het gebied van korte keten-verkoop).

Onder c

Vereist is dat de aanvrager voldoende (praktijk)opleiding en ervaring heeft om voorlichting en demonstraties te kunnen geven en kennis over te dragen.

Onder e

Vast onderdeel van elk project, zijn de bijeenkomsten met andere veehouderijen. Afhankelijk van het onderwerp kunnen deze zowel fysiek als digitaal van aard zijn.

Onder f

Verspreid over de drie jaar dat het project loopt, zal het inspiratiebedrijf minimaal 120 andere bedrijven moeten betrekken bij de door hem georganiseerde activiteiten.

 

Tweede en derde lid

Onder b

Ook veehouderijen die niet al via een agrarisch collectief zijn aangesloten bij de Brabantse biodiversiteitsmonitor melkveehouderij, kunnen op eigen gelegenheid de monitor invullen en zo hun score berekenen.

 

De indicatoren en de daarbij behorende scores zijn gepubliceerd op: https://anbbrabant.nl/wp-content/uploads/2021/01/20210126-Indicatoren-BBM-scores-en-beloning.pdf

 

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

Eerste lid, onder d

Naast de kosten genoemd in het eerste lid onder a tot en met c, zijn ook andere kosten die gerelateerd zijn aan het organiseren van de bijeenkomsten of andere voorlichtingsactiviteiten, subsidiabel. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het versturen van uitnodigingen, de huur van een ontvangstruimte, enz.

 

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Het subsidieplafond is uitgesplitst naar de doelgroepen van artikel 6.2.

In totaal is er €150.000 beschikbaar.

 

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

Op grond van artikel 21, achtste lid, van de landbouwgroepsvrijstellingsverordening is het toegestaan 100% van de subsidiabele kosten te subsidiëren. Van deze vrijstelling is gebruik gemaakt, echter met dien verstande dat per project een maximum van € 24.999 geldt.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven