Wijziging Beleidsregel Zon

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op artikel 4:81, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3.8, lid 6, van de Wet ruimtelijk ordening;

 

overwegende dat zorgvuldige participatie een essentieel onderdeel vormt van de zorgvuldige besluitvorming en het komen tot een breed gedragen plan;

 

overwegende dat zonne-akkers en windmolens een groot ruimtelijk beslag met zich mee kunnen brengen met gevolgen voor de lokale omgeving;

 

overwegende dat een concretisering van het provinciale belang op het onderwerp participatie als genoemd in de Omgevingsvisie 2018 noodzakelijk is om ruimtelijke plannen die voorzien in zonne-akkers zorgvuldig te beoordelen;

 

 

BESLUITEN:

 

 

de Beleidsregel Zon, zoals vastgesteld bij hun besluit van 27 oktober 2020, kenmerk 5.3/2020002009, Provinciaal Blad nummer 8155 van 2020, als volgt te wijzigen.

 

 

Artikel 3 komt te luiden:

 

Artikel 3 Beoordelingsregels

  • 1.

    Een ruimtelijk plan dat voorziet in zonne-akkers is passend in het landschap als bedoeld in artikel 2.22, lid 1, en 2.24,sub a, van de Omgevingsverordening indien:

    • a.

      in het ruimtelijk plan wordt aangetoond dat de ontwerpprincipes van de Handreiking landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 1 in acht worden genomen, en

    • b.

      de maatregelen ter uitvoering en instandhouding van het conform sub a opgestelde ontwerp zijn vastgelegd in de regels of voorschriften van het ruimtelijk plan door middel van een landschappelijk inpassingsplan.

  • 2.

    Een ruimtelijk plan dat voorziet in zonne-akkers wordt voor het onderdeel participatie geacht in overeenstemming te zijn met de Omgevingsvisie 2018, indien dat ruimtelijk plan het Beleidskader Participatie zoals opgenomen in bijlage 2 in acht neemt.

  •  

B

 

Na Bijlage 1 wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

 

Bijlage 2 Beleidskader Participatie

 

Inleiding

In de Provinciale Omgevingsverordening (januari 2021) is opgenomen dat het omgevingsplan bij de aanvraag voor een zonne- of windpark vergezeld moet gaan van een participatieverslag, waaruit blijkt dat concrete inspanningen zijn verricht om draagvlak voor het initiatief te genereren. In dit beleidskader lichten wij nader toe wat in het participatieverslag aan de orde moet komen, zodat duidelijk is wat de provincie van initiatiefnemers verwacht met betrekking tot procesparticipatie bij het realiseren van een zonne- of windpark.

De initiatiefnemer voor een zonne- of windpark is verantwoordelijk voor het organiseren van procesparticipatie en legt hierover verantwoording af aan het bevoegd gezag en omwonenden in een participatieverslag. Het gaat om het organiseren van een proces waarin inwoners hun inbreng kunnen geven voordat het bevoegd gezag een besluit neemt over planologische medewerking.

 

Inhoud participatieverslag

De initiatiefnemer legt in het participatieverslag vast hoe het participatieproces verlopen is. In het verslag komt aan de orde op welke manier de omwonenden betrokken zijn en wat de uitkomsten en afspraken zijn. Het verslag dient te worden onderbouwd met documentatie van het proces (verslagen, presentaties, foto’s van bijeenkomsten).

Het verslag laat zien dat:

  • -

    Er inspanning is geleverd om alle omwonenden en andere belanghebbenden binnen het vastgestelde gebied te betrekken.

  • -

    Omwonenden inbreng hebben kunnen leveren in zowel het participatieplan als het projectplan, inclusief de vorm van financiële participatie.

  • -

    De uitkomsten en afspraken gecommuniceerd zijn naar de omwonenden, inclusief hoe de inbreng van omwonenden daarin is meegenomen.

  • -

    Er aantoonbaar voldoende contactmomenten geweest zijn om omwonenden op hetzelfde kennisniveau als de initiatiefnemer te krijgen over het project, landschappelijke inpassing en vormen van financiële participatie.

  • -

    Omwonenden gelegenheid hebben gehad om na te denken over de informatie voordat afspraken zijn gemaakt.

 

Uit het verslag blijkt dat de volgende onderwerpen in het participatieproces aan de orde zijn gekomen:

  • -

    Het ontwerp van het project, waarbij gebruik is gemaakt van de provinciale handreiking Landschappelijke Inpassing.

  • -

    De invulling van financiële participatie. Het streven is erop gericht om in een project tot 50% lokaal eigendom te komen. Pas nadat inspanningen zijn verricht om lokaal eigendom te realiseren komen andere vormen van financiële participatie aan de orde. In het verslag moet de uiteindelijke keuze voor de vorm(en) van financiële participatie worden onderbouwd.

 

Het verslag laat tot slot zien dat in het proces tenminste de volgende stappen doorlopen zijn.

  • 1.

    Het maken van een omgevingsanalyse

    • -

      Aan de hand van de omgevingsanalyse bepaalt het bevoegd gezag samen met de initiatiefnemer het gebied waarbinnen omwonenden betrokken moeten worden.

  • 2.

    Het organiseren van een eerste participatiemoment met omwonenden

    • -

      Daarbij spant de initiatiefnemer zich in om alle omwonenden binnen het afgebakende gebied die mee willen doen de kans te geven dit te doen. Er is tijdens het participatiemoment in ieder geval aandacht voor de participatie-spelregels en het proces. Daarbij komt aan de orde: welke zeggenschap hebben omwonenden over ruimtelijke en landschappelijke inpassing en financiële participatie.

  • 3.

    Het opstellen van een participatieplan

    • -

      In het participatieplan legt de initiatiefnemer de afspraken met de belanghebbenden vast over hoe participatie in het proces vorm krijgt.

 

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

 

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

 

Assen, 23 maart 2021

Kenmerk: 5.5/2021000515

 

 

Uitgegeven: 25 maart 2021

 

 

Naar boven