35e wijziging Regels ruimte voor Gelderland

Bekendmaking van het besluit van 16 maart 2021- zaaknummer 2021-000572 tot wijziging van een regeling

 

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016

 

Besluiten

Vast te stellen de 35e wijziging van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016.

Artikel I  

De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 1.3.1 vervalt.

 

B

Artikel 2.11.10, tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    In afwijking van de artikelen 25 en 26 van de AsG is artikel 27 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies, met dien verstande dat in plaats van een accountantsverklaring kan worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 26, tweede lid, van de AsG.

C

Paragraaf 2.12 komt te luiden:

Paragraaf 2.12 Aanpassingen Gemeenschapsvoorziening

 

Artikel 2.12.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeenschapsvoorziening: een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw, of een openbaar gebied dat voldoet aan de volgende criteria:

    • 1e.

      er vinden in een gebouw ten minste drie en buiten ten minste twee verschillende activiteiten op het terrein van zorg, welzijn, cultuur, educatie en sport plaats voor gebruikers;

    • 2e.

      het gebouw, de buitenruimte of het openbaar gebied is bestemd voor brede en meerdere gebruikersgroepen;

    • 3e.

      de gebruikers zijn op niet commerciële basis betrokken bij de activiteiten in de gemeenschapsvoorziening;

    • 4e.

      de gebruikers die op structurele basis gebruikmaken van de gemeenschapsvoorziening zijn in meerderheid non-profitorganisaties, en

    • 5e.

      het gebouw, de buitenruimte of het openbaar gebied staat ten minste zes dagen per week ter beschikking van de gebruikers.

  • b.

    gekwalificeerde adviseur: een adviseur in het bezit van een geldig Fedec-, EPA-U-, BREEAM- of GPR-certificaat, dan wel een daarmee vergelijkbaar certificaat.

  • c.

    aanpassen: aanpassen en verbouwen van een gemeenschapsvoorziening.

  • d.

    circulair: het ontwikkelen, gebruiken en hergebruiken van gebouwen, gebieden en infrastructuur, zonder natuurlijke hulpbronnen onnodig uit te putten, de leefomgeving te vervuilen en ecosystemen aan te tasten.

  • e.

    klimaatadaptief: het verminderen van de kwetsbaarheid voor klimaatverandering, het verkleinen van de uiteindelijke effecten ervan en het benutten van de kansen die een veranderend klimaat biedt.

  • f.

    natuurinclusief: het nemen van maatregelen ten aanzien van gebouwen of de buitenruimte die gericht zijn op het vergroten van de biodiversiteit.

Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het verbeteren van de toegankelijkheid van een gemeenschapsvoorziening voor mensen met een handicap of een chronische ziekte;

  • b.

    het realiseren van maatregelen die een energiebesparend of –opwekkend effect hebben;

  • c.

    het aanpassen van een gemeenschapsvoorziening, als dit noodzakelijk is voor het kunnen uitvoeren van nieuwe activiteiten;

  • d.

    het aanpassen van een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw of een openbaar gebied tot gemeenschapsvoorziening;

  • e.

    het verbeteren van de toegankelijkheid van een gemeenschapsvoorziening voor mensen met een handicap of een chronische ziekte als dit gebeurt op een circulaire, klimaatadaptieve of natuurinclusieve manier;

  • f.

    het aanpassen van een gemeenschapsvoorziening, als dit gebeurt op een circulaire, klimaatadaptieve of natuurinclusieve manier, of

  • g.

    het aanpassen van een gebouw, een gedeelte of de buitenruimte van een gebouw of een openbaar gebied tot gemeenschapsvoorziening, als dit gebeurt op een circulaire, klimaatadaptieve of natuurinclusieve manier.

Artikel 2.12.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a en e, wordt slechts verstrekt als:

    • 1e.

      een onderbouwd overzicht wordt overlegd van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen kunnen worden om toegankelijkheid voor mensen met een handicap of chronische ziekte te bewerkstelligen, en

    • 2e.

      de kosten van het uitvoeren van deze maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder b, wordt slechts verstrekt als er een energiescan is uitgevoerd die bestaat uit:

    • 1e.

      Een onderbouwd overzicht van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen worden om energiebesparing of -opwekking te bewerkstelligen;

    • 2e.

      een schatting van de kosten van de maatregelen;

    • 3e.

      een verklaring dat de energiescan is uitgevoerd door een gekwalificeerde adviseur, en

    • 4e.

      het effect van de uit te voeren maatregelen als bedoeld op de energierekening van de aanvrager.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder c en d wordt slechts verstrekt als een onderbouwd overzicht wordt overlegd van de bouwkundige en technische maatregelen die genomen zullen worden en de kosten van de uitvoering van deze maatregelen inzichtelijk zijn gemaakt.

  • 4.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder e, f en g, wordt slechts verstrekt als er een projectplan duurzaamheid is opgesteld dat bestaat uit:

    • 1e.

      een onderbouwd overzicht van de maatregelen die genomen worden om de gemeenschapsvoorziening of een toekomstig gemeenschapsvoorziening natuurinclusief, klimaatadaptief of circulair te maken, en

    • 2e.

      een schatting van de kosten van de maatregelen.

  • 5.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2 onder c, d, f en g, wordt voorts slechts verstrekt als:

    • 1e.

      een verklaring van het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente wordt overlegd waaruit blijkt dat het geen bezwaar heeft tegen de subsidiabele activiteit, en

    • 2e.

      als er sprake is van uitbreiding van de gemeenschapsvoorziening of aanpassing van een gebouw tot gemeenschapsvoorziening: een verklaring, opgesteld door de eigenaar van het pand van waaruit de nieuwe activiteiten worden verplaatst naar de gemeenschapsvoorziening, die inzicht biedt in het resterende gebruik.

Artikel 2.12.4 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan een privaatrechtelijke rechtspersoon die blijkens zijn statuten of akte van oprichting of blijkens zijn feitelijke werkzaamheden tot taak heeft om een gemeenschapsvoorziening te beheren en om ondersteuning te bieden bij de programmatische invulling van de activiteiten binnen een gemeenschapsvoorziening.

 

Artikel 2.12.5 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder a, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder b, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder c en d, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000.

  • 4.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder e, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 10.000 en een maximum van € 50.000.

  • 5.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, aanhef en onder f en g, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten met een minimum van € 25.000 en een maximum van € 100.000.

Artikel 2.12.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, zijn de kosten voor het verbeteren van de toegankelijkheid als bedoeld in de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische zieken subsidiabel.

  • 2.

    Voor de subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2, onder a, c, d, e, f en g, zijn niet subsidiabel de kosten voor:

    • a.

      advies over en aanschaf van goederen ten behoeve van de inrichting en stoffering van het gebouw, of

    • b.

      regulier beheer en onderhoud.

Artikel 2.12.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger rondt de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening af.

 

D

In artikel 2.18.4 wordt na ‘een gemeente’ ingevoegd: of een waterschap

 

E

Artikel 2.18.5 komt te luiden:

Artikel 2.18.5 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:

  • a.

    een plan van aanpak waaruit blijkt welk knelpunt met de inzet van extra capaciteit of tijdelijke inhuur van expertise wordt opgelost;

  • b.

    een planning van het woningbouwproject waaruit blijkt dat dit uiterlijk 1 januari 2025 van start gaat.

F

In artikel 2.18.6 wordt in het tweede lid na “De subsidie per gemeente” ingevoegd: of een waterschap.

 

G

Artikel 2.18.7 komt te luiden:

Artikel 2.18.7 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking de kosten voor de inhuur van capaciteit of externe expertise.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.3.5, onder h, komen kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen voor subsidie in aanmerking.

H

Na paragraaf 2.18 worden drie paragrafen ingevoegd die luiden:

 

Paragraaf 2.19 PM

 

Paragraaf 2.20 SteenGoed Challenge: mijn huis staat in Gelderland

 

Artikel 2.20.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Deelnemer: een groep natuurlijke personen die zich verenigd hebben in een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid die beoogt hun belangen in de transformatie van een SteenGoed Challenge locatie te behartigen;

  • b.

    SteenGoed Challenge: de challenge ‘Mijn huis staat in Gelderland’ (PS2019-696).

  • c.

    SteenGoed Challenge locatie: een op de website www.mijnhuisstaatingelderland.nl genoemde locatie.

  • d.

    Transformatie: ingrijpende kwalitatieve aanpassingen aan een gebouw naar de eisen van de tijd of sloop van bestaande bouw met vervolgens nieuwbouw, noodzakelijk voor toekomstige bewoning;

Artikel 2.20.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een klimaatadaptatie- en biodiversiteitsplan;

  • b.

    een energietransitieplan;

  • c.

    een leefbaarheidsplan, of

  • d.

    de transformatie van een SteenGoed Challenge locatie.

Artikel 2.20.3 Subsidiecriteria voor een plan

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt slechts verstrekt als het plan:

    • a.

      betrekking heeft op een SteenGoed Challenge locatie, en

    • b.

      uitvoerbaar is, waarbij relevante aspecten zijn:

      • 1e.

        de technische uitvoerbaarheid van het plan;

      • 2e.

        de financiële haalbaarheid van het plan;

      • 3e.

        de juridische haalbaarheid van het plan;

      • 4e

        de planologische haalbaarheid van het plan.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan klimaatadaptatie en biodiversiteit, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:

    • a.

      het voorkomen van opwarming van de omgeving;

    • b.

      het voorkomen van overstroming op de locatie en in de directe omgeving;

    • c.

      het voorkomen van droogte op de locatie en in de directe omgeving;

    • d.

      het beplanten van de locatie met inheemse kruiden, struiken of bomen;

    • e.

      variatie aan inheemse soorten op de locatie;

    • f.

      het treffen van voorzieningen voor diersoorten.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder b, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan de energietransitie, waarbij relevante aspecten onder andere zijn

    • a.

      de mate waarin het plan voorziet in het terugdringen van het fossiele energieverbruik;

    • b.

      de mate waarin het plan voorziet in de overstap naar duurzame energiebronnen;

    • c.

      de mate waarin het plan voorziet in energiebesparing.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid wordt subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder c, slechts verstrekt als het plan een bijdrage levert aan de sociale cohesie in de buurt, waarbij relevante aspecten onder andere zijn:

    • a.

      de mate waarin de buurt betrokken wordt bij de planvorming voor de SteenGoed Challenge locatie;

    • b.

      het organiseren van activiteiten voor bewoners van de buurt;

  • 5.

    Aan de subsidiabele activiteiten, als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt een score van maximaal 100 punten toegekend.

  • 6.

    De punten worden als volgt verdeeld over de criteria:

    • a.

      maximaal 40 punten voor het criterium, als bedoeld in het eerste lid, aanhef en onder b, en

    • b.

      maximaal 60 punten voor het criterium, als bedoeld in:

      • 1e.

        het tweede lid;

      • 2e.

        het derde lid, of

      • 3e.

        het vierde lid.

  • 7.

    Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.20.4 Subsidiecriteria voor de transformatie

  • 1.

    Voor de subsidiabele activiteit als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, worden twee subsidies verstrekt:

    • a.

      een subsidie voor een transformatie beoordeeld op basis van het tweede lid, en

    • b.

      een subsidie voor de door het publiek gekozen favoriete transformatie.

  • 2.

    Een transformatie als bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt beoordeeld op de mate waarin de transformatie bijdraagt aan de volgende provinciale doelen uit de omgevingsvisie:

    • a.

      klimaatadaptatie en biodiversiteit;

    • b.

      energietransitie;

    • c.

      woon- en leefklimaat;

    • d.

      circulaire economie;

    • e.

      bereikbaarheid;

    • f.

      economisch vestigingsklimaat.

  • 3.

    Aan de transformatie wordt een score van maximaal 100 punten toegekend, als volgt verdeeld over de criteria:

    • a.

      maximaal 30 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder a;

    • b.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder b;

    • c.

      maximaal 20 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder c;

    • d.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder d;

    • e.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder e;

    • f.

      maximaal 10 punten voor het criterium, genoemd in het tweede lid, aanhef en onder f.

  • 4.

    De beoordeling als bedoeld in het tweede lid vindt plaats aan de hand van een bezoek aan de locatie ter plaatse.

  • 5.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt verstrekt op basis van door het publiek, via de website www.mijnhuisstaatingelderland.nl, uitgebrachte stemmen, tenzij zwaarwegende belangen zich daartegen verzetten.

  • 6.

    Indien toepassing van de voorgaande leden ertoe leidt dat aanvragen gelijk eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.20.5 Aanvrager

Subsidie wordt alleen verstrekt aan een deelnemer aan de SteenGoed Challenge.

 

Artikel 2.20.6 Aanvraag

  • 1.

    De aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, kan worden ingediend tot 1 september 2021.

  • 2.

    In afwijking van artikel 1.2.3 bevat de aanvraag om subsidie uitsluitend het plan zoals genoemd in artikel 2.20.2.

Artikel 2.20.7 Subsidiabele kosten

Artikelen 1.3.4 en 1.3.5, eerste lid, onder b, zijn niet van toepassing.

 

Artikel 2.20.8 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, bedraagt € 1500 voor het hoogst gerangschikte plan.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt € 2500 voor de hoogst gerangschikte transformatie.

  • 3.

    De subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder b, bedraagt € 3000 voor de hoogst gerangschikte transformatie.

Artikel 2.20.9 Wijze van verdeling

  • 1.

    Aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, worden op basis van een onderlinge vergelijking in een rangorde geplaatst.

  • 2.

    Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt de rangorde bepaald door toepassing van de in artikel 2.20.3 opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.

  • 3.

    Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, wordt de rangorde als volgt bepaald:

    • a.

      voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, door toepassing van de in artikel 2.20.4, tweede lid opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde;

    • b.

      voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder b, door het totaal aantal uitgebrachte publieksstemmen per SteenGoed Challenge locatie.

Paragraaf 2.21 Dorpendeal

 

Artikel 2.21.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder dorpendeal: set van samenwerkingsafspraken om de sociale cohesie van een wijk of dorp te versterken die voldoen aan de volgende criteria:

  • a.

    het initiatief is mede van de lokale gemeenschap gekomen en de afspraken hebben een breed draagvlak bij die lokale gemeenschap;

  • b.

    de gemeente is partner;

  • c.

    de belangen van de partijen zijn beschreven;

  • d.

    de wijze waarop wordt geborgd dat iedereen mee kan doen en iedereen wordt betrokken, die betrokken wil of kan worden, is beschreven;

  • e.

    er zijn afspraken opgenomen over de activiteiten en minimale inbreng van partijen, en

  • f.

    de wijze waarop de kennis en bevindingen worden gedeeld, is beschreven.

Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een of meer onderdelen uit een dorpendeal.

 

Artikel 2.21.3 Aanvrager

De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.

 

Artikel 2.21.4 Aanvraag

In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, wordt bij de aanvraag het volgende verstrekt:

  • a.

    de ondertekende dorpendeal;

  • b.

    informatie waaruit blijkt dat wordt voldaan aan de geldende staatssteun- en aanbestedingsregels.

Artikel 2.21.5 Weigeringsgrond

Subsidie wordt geweigerd als voor de dorpendeal al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

 

Artikel 2.21.6 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt tenminste € 25.000 en ten hoogste € 400.000.

 

Artikel 2.21.7 Vaststelling

In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf.

 

I

Na paragraaf 4.19 wordt een paragraaf toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 4.20 Overdracht bodemtaken onder de Omgevingswet

 

Artikel 4.20.1 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

    • a.

      oplossen van knelpunten rondom de overname van bodemtaken in het kader van de Omgevingswet, of

    • b.

      advies en kennisdeling over het inrichten van de gemeentelijke organisatie in het kader van de overname van de bodemtaken bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

  • 2.

    Onder oplossen van knelpunten wordt in ieder geval verstaan het implementeren van bodem en ondergrond in omgevingsvisie, omgevingsplan of programma.

Artikel 4.20.2 Verplichtingen

De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 6 maanden na subsidieverlening te starten en af te ronden binnen één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet.

 

Artikel 4.20.3 Niet-subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.20.1 komen niet in aanmerking de kosten van saneringsprojecten.

 

Artikel 4.20.4 Hoogte subsidie

De subsidie als bedoeld in artikel 4.20.1 bedraagt ten hoogste € 50.000.

 

Artikel 4.20.5 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.

 

J

Paragraaf 5.6 vervalt.

 

K

In artikel 5.11.1 wordt “van CNG-, elektrische, LNG- of waterstofvrachtauto’s” vervangen door: een CNG- of LNG-vrachtauto.

 

L

In artikel 5.11.2 vervalt het tweede lid en de aanduiding “1” voor het eerste lid.

 

M

Het eerste lid van artikel 5.11.5 komt te luiden:

  • 1.

    De subsidie bedraagt € 8.000 per CNG- of LNG-vrachtauto.

N

In artikel 5.11.7, tweede lid, aanhef, wordt in de eerste en tweede regel “artikel 1.2.3, vijfde lid” vervangen door: 1.2.3, derde lid.

 

O

Na paragraaf 5.17 wordt een paragraaf toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 5.18 Bushalte

 

Artikel 5.18.1 Begripsomschrijvingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    concessie: concessie als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000;

  • b.

    halteren: het stoppen van de bus bij een halte.

  • c.

    instapper: in- of uitstappende reiziger;

  • d.

    vervoerplan: plan van de concessiehouder waarin beschreven is waar de bus gaat rijden en halteren;

  • e.

    wegbeheerder: Rijkswaterstaat, gemeente of waterschap, die verantwoordelijk is voor het beheer en onderhoud van de weg.

Artikel 5.18.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het realiseren, verwijderen of aanpassen van een bushalte.

 

Artikel 5.18.3 Criteria

  • 1.

    Subsidie voor het realiseren of aanpassen van een bushalte wordt slechts verstrekt als:

    • a.

      deze ligt aan de route van een buslijn die opgenomen is in het geldende vervoerplan, en

    • b.

      de route van de buslijn nieuw is ten opzichte van het vorige vervoerplan, of

    • c.

      de bestaande bushalte volgens het geldende vervoerplan door meer of minder instappers wordt bezocht ten opzichte van het vorige vervoerplan.

  • 2.

    Subsidie voor het verwijderen van een bushalte wordt slechts verstrekt als de halte volgens het geldende vervoerplan niet meer aan de route van een buslijn ligt.

Artikel 5.18.4 Hoogte van de subsidie

De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

 

Artikel 5.18.5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor subsidie komen in aanmerking de kosten zoals die zijn vastgelegd in de bij de aanvraag gevoegde SSK-raming

  • 2.

    Onverminderd artikel 1.3.5 komen kosten voor personele inzet van de aanvrager niet in aanmerking voor subsidie.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1.3.5, onder b, komen de kosten die gemaakt zijn in het jaar voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen voor subsidie in aanmerking.

  • 4.

    De artikelen 1.3.6 tot en met 1.3.10 zijn niet van toepassing.

Artikel 5.18.6 Aanvrager

Subsidie kan worden verstrekt aan een wegbeheerder.

 

P

Artikel 6.1.1 wordt als volgt gewijzigd:

  • a.

    In onderdeel r. wordt na ‘haalbaarheidsproject:’ verwijderd: “haalbaarheidsproject: een” en na “een combinatie van” wordt “een” vervangen door: tenminste 60%.

  • b.

    Onderdeel x komt te vervallen.

  • c.

    Na cccc wordt de volgende onderdelen ingevoegd:

    • dddd.

      KIA: kennis- en innovatieagenda uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid;

    • eeee.

      Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid: programma als bedoeld in artikel 3.4.2 van de Regeling nationale EZK- en LNV-subsidies of daarvoor in de plaats tredende programma’s.

Q

Artikel 6.12.1 komt te luiden:

Artikel 6.12.1 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject passend binnen een of meer van de volgende missies uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid:

  • a.

    KIA Energie en Duurzaamheid;

  • b.

    KIA Landbouw, Water en Voedsel;

  • c.

    KIA Gezondheid en Zorg;

  • d.

    KIA Veiligheid;

  • e.

    KIA Sleuteltechnologieën;

  • f.

    KIA Maatschappelijk verdienvermogen.

R

In artikel 6.12.2 komen het eerste lid, onderdeel c, onder iv en v te vervallen.

 

S

In het tweede lid van artikel 6.12.6 wordt “7 april 2020” vervangen door: 20 april 2021 en “10 september 2020” door: 10 september 2021.

 

T

Artikel 6.12a.2 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    Eerste lid, onder a, komt te luiden:

    • a.

      de subsidiabele activiteit plaatsvindt binnen een of meer van de volgende missies uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid:

      • i.

        KIA Energie en Duurzaamheid;

      • ii.

        KIA Landbouw, Water en Voedsel;

      • iii.

        KIA Gezondheid en Zorg;

      • iv.

        KIA Veiligheid;

      • v.

        KIA Sleuteltechnologieën;

      • vi.

        KIA Maatschappelijk verdienvermogen

al dan niet in combinatie met een ondersteunende sector;

 

  • 2.

    Onder verlettering van de onderdelen c en d tot b en c vervalt onderdeel b.

  • 3.

    In het eerste lid, onder c, vervalt “of Overijssel”.

  • 4.

    In het tweede lid, onder b, vervalt “, de in het eerste lid, aanhef en onder a genoemde sectoren”.

  • 5.

    Het tweede lid, onder d komt te luiden:

    • d.

      maatschappelijke impact wordt gerealiseerd voor een of meer KIA’s.

  • 6.

    Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      Onder a wordt “30” vervangen door: 25.

    • b.

      Onder b wordt “30” vervangen door: 25.

    • c.

      Onder c wordt “30” vervangen door: 25.

    • d.

      Onder d wordt “10” vervangen door: 25.

U

Artikel 6.12.a.3 wordt als volgt gewijzigd.

  • 1.

    In het derde lid, onder c, wordt na “toegekend” het woord “en” vervangen door: ”,“

  • 2.

    Aan het derde lid wordt onder verlettering van onderdeel d naar e, een onderdeel toegevoegd, dat luidt:

    • d.

      er voor het criterium, genoemd in artikel 6.12a.2, tweede lid, aanhef en onder d een score van minder dan 10 punten wordt toegekend en

V

In het tweede lid van artikel 6.12a.5 wordt “11 juni 2020” vervangen door: 1 juni 2021 en “10 september 2020” door: 10 september 2021.

 

W

Artikel 6.25.14 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Het eerste lid komt te luiden:

    • 1.

      Aanvullende subsidie kan worden verstrekt voor extra kosten van een sportevenement, als op grond van de voorgaande artikelen van deze paragraaf subsidie is of wordt verstrekt voor dat sportevenement of een bijbehorend programma van side events en de extra kosten noodzakelijk zijn in verband met Covid-19 maatregelen en adviezen.

  • 2.

    Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

    • 2.

      Per sportevenement kan maximaal één keer subsidie als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt.

X

In artikel 6.36.3 vervalt onderdeel b.

 

Y

Paragraaf 6.37 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.37 SMART Overbruggingsplan MKB

 

Artikel 6.37.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Sociale innovatie: het vernieuwen van de arbeidsorganisatie en het benutten van competenties gericht op het verbeteren van de bedrijfsprestaties en de ontplooiing van medewerkers;

  • b.

    SMART-overbruggingsplan: een omschrijving van voorgenomen activiteiten van de aanvrager op het gebied van sociale innovatie, medewerkersgerichte opleidingen, anders en slimmer werken en leren, resultaatgerichtheid en toekomstbestendigheid van de onderneming.

Artikel 6.37.2 Subsidiabele activiteit

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding en uitvoering van een SMART-overbruggingsplan.

 

Artikel 6.37.3 Aanvragers

Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen waar maximaal 50 medewerkers in dienst zijn.

 

Artikel 6.37.4 Vooroverleg

Een aanvraag voor het verkrijgen van een subsidie als bedoeld in artikel 6.37.2, wordt slechts in behandeling genomen indien bij de voorbereiding van de aanvraag een intakegesprek is gevoerd met een betrokken medewerker van de provincie. Daarbij wordt besproken op welke wijze aan de criteria is voldaan aan de hand van een door de provincie vastgesteld en beschikbaar gesteld format projectplan.

 

Artikel 6.37.5 Criteria

Subsidie wordt slechts verstrekt als in de aanvraag voldoende gemotiveerd is:

  • a.

    dat de subsidiabele activiteit bijdraagt aan het vernieuwen en toekomstbestendig maken van de onderneming;

  • b.

    dat de subsidiabele activiteit bijdraagt aan het benutten van competenties en het ontplooien van talent van medewerkers;

  • c.

    hoe de kennis en bevindingen van aanvrager worden gedeeld op een openbare en toegankelijke manier.

Artikel 6.37.6 Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd artikel 1.3.5 komen niet voor subsidie in aanmerking kosten die uit anderen hoofde worden gesubsidieerd. De kosten van de materiele activa die op de begroting zijn opgenomen zijn voor ten hoogste 20% subsidiabel.

 

Artikel 6.37.7 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt ten hoogste 80% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal € 25.000.

Artikel 6.37.8 Aanvraag

Onverminderd artikel 1.2.3 maakt de aanvrager gebruik van het format SMART-overbruggingsplan.

 

Artikel 6.37.9 Verplichtingen

  • 1.

    De subsidiabele activiteit is binnen één jaar na datum van de beschikking tot subsidieverlening afgerond.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht om zijn kennis en bevindingen te delen op de in de aanvraag beschreven wijze of een door Gedeputeerde Staten te bepalen wijze.

Z

Na paragraaf 6.44 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 6.45 Vrijheid

 

Artikel 6.45.1 Algemene bepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    beleidskader Vrijheid: het beleidskader Vrijheid, vastgesteld door Provinciale Staten op 27 januari 2021 (PS2020-728) (PB2021, XX ) en eventueel nadien gewijzigd;

  • b.

    regio: verband van gemeenten in een gebied, aangegeven op de regiokaart die is opgenomen in het beleidskader, die samenwerken bij de opstelling en uitvoering van een regioprogramma en worden vertegenwoordigd door een door hen aangewezen gemeente;

  • c.

    regioproject: project ter uitvoering van een regioprogramma

  • d.

    regioprogramma: het beleid van de samenwerkende gemeenten in de regio gericht op het vergroten van het bewustzijn van de waarde van vrijheid en projecten ter uitvoering van dit beleid.

Artikel 6.45.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1.

    Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden aangevraagd voor de voorbereiding en uitvoering van:

    • a.

      een regioproject;

    • b.

      een door Gedeputeerde Staten aangewezen groot Gelders evenement;

    • c.

      een educatief programma.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten wijzen grote Gelderse evenementen aan na overleg met de regio’s.

Artikel 6.45.3 Advies over regioprojecten

De regio brengt advies uit aan Gedeputeerde Staten of een regioproject in het regioprogramma past.

 

Artikel 6.45.4 Subsidieplafonds per regio

Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks na overleg met de regio’s voor elke regio afzonderlijk een subsidieplafond vast voor regioprojecten.

 

Artikel 6.45.5 Criteria regioprojecten

  • 1.

    Subsidie voor een regioproject wordt verstrekt als het aan de volgende criteria voldoet:

    • a.

      het beoogt het bewustzijn van de waarde van vrijheid bij de naoorlogse generaties te vergroten;

    • b.

      het heeft een bovenlokaal of regionaal karakter;

    • c.

      het stimuleert ontmoeting, beleving en zelf doen rond het thema vrijheid;

    • d.

      het past in het regioprogramma van de betreffende regio.

  • 2.

    Het regioproject moet voorts aan tenminste één van de volgende criteria voldoen:

    • a.

      het betrekt Nederlanders met een migratie-achtergrond substantieel bij de realisatie van het project;

    • b.

      het betrekt jongeren substantieel bij de realisatie van het project;

    • c.

      het biedt ooggetuigen van oorlogsgeweld en onvrijheid de mogelijkheid om hun ervaringen over te brengen;

    • d.

      het draagt bij aan bewustwording van de waarden van democratie en rechtsstaat.

Artikel 6.45.6 Criteria grote Gelderse evenementen

Subsidie voor een groot Gelders evenement wordt verstrekt als het project aan de volgende criteria voldoet:

  • a.

    het beoogt het bewustzijn van de waarde van vrijheid bij de naoorlogse generaties te vergroten;

  • b.

    het heeft bovenregionaal karakter en provinciebrede uitstraling;

  • c.

    het is aannemelijk dat het grote media-aandacht genereert;

  • d.

    de organisator heeft over de uitvoering afspraken gemaakt met de provincie en de betrokken gemeente of gemeenten.

Artikel 6.45.7 Criteria educatieve programma’s

  • 1.

    Subsidie voor een educatief programma wordt verstrekt als het voorziet in:

    • a.

      de ontwikkeling en uitvoering van samenhangende educatieve activiteiten op het gebied van vrijheid door partijen die in een open netwerk samenwerken, met betrokkenheid van de groep of groepen, waarop de activiteiten zijn gericht, en in afstemming met de regio’s;

    • b.

      samenwerking van aanvrager met minstens één partij uit elk van de kringen van Gelderse herdenkingsmusea, onderwijs, bibliotheken en organisaties op het gebied van vrijheid, democratie en rechtsstaat; en

    • c.

      de mogelijkheid dat andere relevante organisaties tot de onder b bedoelde samenwerking toetreden.

  • 2.

    Voor verstrekking van subsidie is bovendien het volgende vereist:

    • a.

      het programma heeft een looptijd van maximaal één jaar;

    • b.

      doel van het programma is in aansluiting op hedendaagse vraagstukken het bewustzijn van de waarde en kwetsbaarheid van vrijheid, democratie en rechtsstaat te vergroten, waarbij de Tweede Wereldoorlog een belangrijk referentiekader is;

    • c.

      doel is voorts vrijheidseducatie in Gelderland een blijvend karakter te geven;

    • d.

      doelgroep zijn de generaties die de verhalen van de Tweede Wereldoorlog niet uit eerste hand kennen;

    • e.

      de activiteiten worden provinciebreed uitgevoerd, met ruimte voor regionale accenten;

    • f.

      de aanvrager heeft over de uitvoering van het programma afspraken gemaakt met de provincie.

Artikel 6.45.8 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt:

    • a.

      voor regioprojecten ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      voor grote Gelderse evenementen een maximumbedrag dat per evenement wordt vastgesteld.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen de maximumbedragen, bedoeld in het eerste lid onder b, bij afzonderlijk besluit vast. Zij maken dit besluit algemeen bekend.

Artikel 6.45.9 Aanvrager groot Gelders evenement

Subsidie voor een groot Gelders evenement wordt aangevraagd door de organisator van het evenement.

 

Artikel 6.45.10 Aanvraag regioprojecten

  • 1.

    De aanvraag voor een regioproject wordt ingediend bij de regio.

  • 2.

    De regio zendt de aanvraag door naar Gedeputeerde Staten, voorzien van het advies bedoeld in artikel 6.45.3.

  • 3.

    De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een format dat door de provincie beschikbaar is gesteld.

  • 4.

    De regio’s kunnen perioden vaststellen waarin aanvragen kunnen worden ingediend. Zij maken deze algemeen bekend.

Artikel 6.45.11 Weigeringsgrond regioprojecten

  • 1.

    Subsidie wordt geweigerd als het project of programma niet in het beleidskader Vrijheid past.

  • 2.

    Subsidie voor een regioproject wordt geweigerd als de te verlenen subsidie minder bedraagt dan € 15.000.

AA

Artikel 7.8.1 komt te luiden:

Artikel 7.8.1 Subsidiabele activiteiten

Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het organiseren van vaste presentaties, tijdelijke tentoonstellingen of educatieve activiteiten;

  • b.

    het nemen van maatregelen op het gebied van bedrijfsvoering, toegankelijkheid, automatisering, digitalisering, professionalisering van communicatie, vrijwilligersbeleid of sponsorbeleid om het publieksbereik te vergroten;

  • c.

    het aangaan van samenwerkingsprojecten met andere erfgoedinstellingen of het tot stand brengen van samenwerking met andere instellingen die werkzaam zijn binnen de vrijetijds- of welzijnssector om het netwerk te versterken; of

  • d.

    het organiseren van activiteiten die bijdragen aan het beleefbaar maken van de geschiedenis van Gelderland, niet zijnde festivals als bedoeld in artikel 7.11.1, aanhef en onder c en artikel 7.12.1, aanhef en onder c.

BB

Artikel 7.8.2 wordt als volgt gewijzigd:

“het museum” wordt vervangen door: de aanvrager.

 

CC

Artikel 7.8.3 komt te luiden:

Artikel 7.8.3 Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan kleine musea en aan historische organisaties.

 

DD

Artikel 7.8.6 komt te luiden:

Artikel 7.8.6 Verplichting

De subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.8.1 worden binnen 27 maanden na de datum van het indienen van de aanvraag gerealiseerd.

 

Artikel II

De algemene toelichting bij de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

De algemene toelichting onder het kopje staatssteun wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    De tweede zin van de derde alinea komt te luiden:

  • Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.10, 2.12, 2.13, 2.20, 2.21, 3.6, 3.7, 3.12, 3.18, 4.2 (voor wat betreft onderdeel a en c), 4.6, 4.12, 4.15, 4.17, 4.19, 5.15, 5.16, 6.3 (voor wat betreft artikel 6.3.1, onderdeel b), 6.32, 6.39, 6.40, 6.41, 6.45, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 8.2, 8.3 en 8.4.

  • 2.

    In de derde zin van de vierde alinea wordt na “paragrafen 2.11” ingevoegd: 2.16, 3.8, 4.11, 4.20.

  • 3.

    In de laatste zin van de vijfde alinea wordt na “5.14,” ingevoegd: 5.18,

  • 4.

    De laatste zin van de zevende alinea komt te luiden:

  • Dit betreft de paragrafen 2.2, 2.3, 2.17, 2.18, 3.11, 4.2 (voor wat betreft artikel 4.2.1, onderdeel b, c, d, f en g), 4.5, 4.7, 4.14, 4.16, 4.19, 5.11, 6.9, 6.12a, 6.42, 7.4, 7.9, 7.11, 7.12, 7.13, 7.14.

  • 5.

    De laatste zin van de negende alinea komt te luiden:

  • Voor subsidie op grond van de paragrafen 2.14, 3.3, 4.2 (voor wat betreft artikel 4.2.1, onderdeel b en c), 5.9, 5.17, 6.9, 6.12, 6.27, 6.37, 6.42 (artikel 6.42.10, vierde lid), 7.3 en 7.4 (artikel 7.4.1, aanhef en onder e) geldt, overeenkomstig de vangnetbepaling van artikel 1.3.3, eerste lid, dat de subsidie slechts wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.

Artikel III

De artikelsgewijze toelichting bij de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd.

 

A

De toelichting bij artikel 2.12.1, onder a, komt te luiden:

Artikel 2.12.1, onder a

Onder gebruiker kan zowel de aanbieder van activiteiten als de deelnemer aan activiteiten worden begrepen.

Onder een gemeenschapsvoorziening die is of wordt gevestigd op een openbaar gebied kan worden verstaan: een centraal gelegen openbare buitenruimte die in eigendom is van de gemeente, waar een ontmoetingsplek is of wordt gerealiseerd in samenhang met verschillende activiteiten op het gebied van cultuur, sport, zorg, educatie of welzijn. De aanvrager dient hiervoor een verklaring van geen bezwaar op te vragen bij de gemeente.

 

B

Na de toelichting op artikel 2.12.1, onder a, wordt een toelichting toegevoegd die luidt:

 

Paragraaf 2.21 Dorpendeal

Algemeen

Een dorpendeal dient om gedeelde belangen en behoeftes in beeld te brengen en de gezamenlijke agenda te benoemen. Om deze kracht bij te zetten worden de samenwerkingsafspraken die zijn gemaakt tussen de betreffende Gelderse dorpen, wijken of buurten, de gemeente, ondernemers, maatschappelijke organisaties en de provincie Gelderland, vastgelegd in een dorpendeal. Lokale partners zoals verenigingen en dorpsraden maken een belangrijk onderdeel uit van deze nieuwe samenwerkingsverbanden. Partijen delen gezamenlijk eigenaarschap voor de opgave en aanpak. De provincie Gelderland geeft door middel van het sluiten van een deal vorm aan haar rol als partner van bewoners en gemeenten en ondersteunt hen in de vorm van kennis, kunde, inzet van haar netwerk of financiële middelen. Wat we leren uit de evaluatie van de City Deals (PBL, 2017) is dat de passende verhouding tussen de rollen van de verschillende partners afhankelijk is van de inhoudelijke maatschappelijke opgave, het stadium van het transitieproces waaraan de deal bijdraagt, en de fase in het deal-proces. Dit zal dus ook per deal verschillen.

 

Artikel 2.21.3 Criteria

De minimale eisen waaraan de dorpendeal moet voldoen, zijn als criteria opgenomen:

  • a.

    Lokaal initiatief. Een deal komt in beginsel tot stand op basis van een vraag met een breed draagvlak in lokale gemeenschap. Dit past bij een vraaggerichte opstelling van de provincie;

  • b.

    De aanvragende gemeente is partner of medeinitiatiefnemer. Een nadrukkelijke voorwaarde voor het sluiten van een deal is dat de betreffende een van de partners is binnen de samenwerking en inhoudelijk, faciliterend en financieel ondersteund. De gemeente kan ook medeinitiatiefnemer zijn bij het indienen van een deal;

  • d.

    Inclusie is een belangrijk uitgangspunt, iedereen moet mee kunnen doen, ongeacht afkomst, gender, seksuele oriëntatie, religie, leeftijd, beperking of sociaaleconomische achtergrond. Het is daarom van belang dat er oog is voor het betrekken van de groep inwoners die wellicht niet direct vooraan staat bij initiatieven vanuit de samenleving, maar mogelijk wel hierin een bijdrage kunnen en willen leveren. Binnen de deals wordt er zorgvuldig aandacht besteed om ook hen te bereiken door een procesvorm te geven waarin dit een plek krijgt.

  • e.

    Onderdeel van de afspraken is de inbreng van ieder van de partijen. De omvang en de vorm van de inbreng is niet tevoren bepaald. Dit is maatwerk per dorpendeal, ook de inbreng van de provincie: dit kan een onderdeel van de totale kosten betreffen maar ook een bijdrage voor een specifiek onderdeel van de dorpendeal. Vanwege het maatwerk is de hoogte van de cofinanciering of inbreng van partijen niet tevoren bepaald. Dit criterium dient om te borgen dat alle betrokkenen in ieder geval een inbreng hebben in de dorpendeal.

Artikel 2.21.8 Hoogte van de subsidie

De subsidie is bedoeld voor dorpendeals met enige impact en enige omvang. Dit kan blijken uit de bijdrage die gevraagd wordt maar kan ook op andere manieren blijken.

 

C

Na de toelichting op artikel 4.19.9 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 4.20 Overdracht bodemtaken onder de Omgevingswet

Deze subsidieregeling is bedoeld voor gemeenten in het kader van de warme overdracht van de bodemtaken. Door het vervallen van de Wet bodembescherming en de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan de taken rondom bodem en ondergrond over van de provincie naar gemeenten. Met deze subsidieregeling wil de provincie gemeenten ondersteunen bij het oplossen van knelpunten, het inrichten van de organisatie, het delen van kennis bij de overdracht van de bodemtaken. Daarmee is deze regeling onderdeel van een breder pakket waarmee richting wordt gegeven aan de zogenaamde ‘warme overdracht’ van de bodemtaken van provincie naar gemeenten.

 

De subsidie is bedoeld voor ondersteuning die helpt bij het wegnemen van weerstanden en het implementeren van bodem en ondergrond in Omgevingsvisies, -plannen en -programma’s. Ook kennisontwikkeling en organisatorische processen kunnen daar onderdeel van uitmaken. De gemaakte kosten moeten een duidelijke relatie hebben met bodem en ondergrond. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.20.3 komen niet in aanmerking de kosten van fysieke projecten zoals bodemsaneringen.

 

D

De toelichting op paragraaf 5.6 en het opschrift “Algemeen bij hoofdstukken 3 en 6” vervalt.

 

E

Na de toelichting op artikel 5.5.7 wordt de volgende toelichting ingevoegd:

 

Paragraaf 5.18

De start van een nieuwe concessie voor openbaar vervoer kan tot gevolg hebben dat er nieuwe buslijnen worden gereden en dat bestaande buslijnen worden opgeheven. Als een nieuwe lijn langs een route gaat waar geen bushaltes zijn, zullen deze gerealiseerd moeten worden. Als een lijn wordt opgeheven, kunnen de daaraan gelegen bushaltes weggehaald worden. Ligt de halte aan een lijn die in de oude concessie bestond en ook in de nieuwe blijft bestaan, dan kan het zijn dat halte aangepast worden als er meer lijnen dan voorheen bij de halte komen.

 

Waar een bushalte uit bestaat hangt af van de situatie ter plaatse en het aantal reizigers. Een bushalte bestaat in elk geval uit een haltepaal, een verhoogd trottoir met blokkenband en een geleidestrook. Afhankelijk van de functie in het netwerk, het gewenste ontwerp, de beschikbare ruimte en het aantal reizigers kan de halte onder andere worden ingericht met een haltekom, abri, digitale reizigersinformatie, verlichting of een fietsenstalling.

 

F

De toelichting op paragraaf 6.37 komt te luiden:

 

Paragraaf 6.37 SMART Overbruggingsplan MKB

 

Deze subsidie is bedoeld voor het vernieuwen en toekomstbestendig maken van de arbeidsorganisatie, het benutten van competenties en de ontplooiing van talent. Vernieuwing ziet op iedere investering in sociale innovatie die nog niet eerder werd gedaan binnen de organisatie. Denk hierbij aan investeringen die leiden tot slimmer werken, dynamisch managen, flexibel organiseren en co-creatie. Er kan subsidie worden aangevraagd voor het opstellen en uitvoeren van een SMART-overbruggingsplan. Het doel van deze specifieke regeling is niet alleen om de aanvragende ondernemers te ondersteunen, maar ook om andere ondernemers te helpen en inspireren aan de hand van hetgeen de aanvragers hebben geleerd en ontdekt met behulp van de subsidie.

 

De ‘S’ staat voor sociale innovatie. Sociale innovatie omvat flexibel organiseren (innovatieve organisatievormen), dynamisch managen (nieuwe managementvaardigheden), slimmer werken en talentontplooiing (hoogwaardige arbeidsrelaties) en co-creatie (samenwerking met externe arbeidsorganisaties). Voorbeelden van sociale innovatie zijn: investeringen om de zelforganisatie van medewerkers te bevorderen; nieuwe vormen van samenwerking tussen management en medewerkers; investeringen om visionair leiderschap te stimuleren; investeringen in 21e -eeuwse vaardigheden als creatief denken, digitale vaardigheden en ondernemerschap. De ‘M’ staat voor medewerkersgerichte opleidingen. Denk hierbij aan het benutten van competenties en de ontplooiing van talent middels opleiding. De ‘A’ staat voor anders en slimmer werken en/of leren. Dit zijn nieuwe vormen van samenwerken en talentontplooiing. Denk aan het betrekken van medewerkers bij productontwikkeling en het investeren in kennisontwikkeling. De ‘R’ staat voor resultaatgerichtheid. In het SMART-overbruggingsplan stellen ondernemers duidelijke kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen m.b.t. het vernieuwen en toekomstbestendig maken van de organisatie en het benutten van competenties en de ontplooiing van talent van medewerkers. ‘T’ staat tenslotte voor toekomstbestendigheid. Bij toekomstbestendigheid kan onder meer worden gedacht aan digitalisering. Zo kunnen ondernemers investeren in een traject bij een digitale werkplaats waar studenten, docenten en experts de ondernemer helpen bij het digitaliseren van de bedrijfsvoering.

 

G

Na de toelichting op artikel 6.40.7 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:

 

Paragraaf 6.45

 

Algemeen

Deze regeling geeft invulling aan het doel van het programma Vrijheid om een impuls te geven aan een actieve bewustwording van naoorlogse generaties in Gelderland van de onschatbare waarde van vrijheid, hoe we met elkaar samenleven in deze vrijheid en hoe we vrijheid borgen voor de toekomst. Het vergroten van dat bewustzijn is een voorwaarde voor subsidieverlening op grond van deze paragraaf. Daaraan is voldaan als redelijkerwijs aangenomen kan worden dat de activiteit leidt tot een groter bewustzijn van de waarde van vrijheid.

 

Artikel 6.45.5, tweede lid, aanhef en onder a en b.

Met de term ‘substantieel’ wordt bedoeld Nederlanders met een migratie-achtergrond en jongeren daadwerkelijk inhoudelijk bij de uitvoering van het project te betrekken. De aanvrager kan er bijvoorbeeld niet mee volstaan hen in te zetten bij het schenken van koffie of het bemannen van de garderobe.

 

Artikel 6.45.7, aanhef en onder b.

De aanvrager dient aannemelijk te maken dat en hoe aan dit criterium inhoud wordt gegeven. Het vereiste van aansluiting op hedendaagse vraagstukken wordt gesteld om de verbinding te maken met wat de jongere generaties meemaken aan vrijheid en onvrijheid, zoals Corona, immigratie, uitsluiting van mensen vanwege hun geaardheid, ras, geloof, etc. De bedoeling is te voorkomen dat het in een educatief programma vooral over de Tweede Wereldoorlog gaat, evenwel zonder dat de Tweede Wereldoorlog als belangrijk referentiekader voor onvrijheid wordt losgelaten.

 

Artikel 6.45.7, aanhef en onder c.

Met het blijvende karakter van vrijheidseducatie wordt bedoeld dat het educatieve programma een diepte-investering moet zijn met een lang rendement. Het geheel van de activiteiten van het educatieve programma moet het perspectief bieden dat niet met vrijheidseducatie wordt gestopt als het programma is afgelopen.

 

H

De toelichting op paragraaf 8.1 vervalt.

Artikel IV

  • 1.

    Deze regeling treedt in werking op 3 mei 2021.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid treden artikel I, onder J, K, L , M, N, P, Q, R, S en W, en artikel III, onder G, in werking op 19 maart 2021 en werkt artikel I, onder W, terug tot en met 5 januari 2021.

 

Gedeputeerde Staten van Gelderland

John Berends

Commissaris van de Koning

Pieter Hilhorst

Secretaris

Gepubliceerd te Arnhem

Gedeputeerde Staten van Gelderland

J.C.G.M. Berends - Commissaris van de Koning

P.G.G. Hilhorst - secretaris

Naar boven