Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland houdende regels omtrent de leges in verband met de Wet natuurbescherming, d.d. 9 maart 2021 met kenmerk PZH-2021-769097246

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

 

Gelet op artikel 9 van de Legesverordening Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2020;

 

Overwegende dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 januari 2021 heeft uitgesproken dat projecten die geen significante gevolgen kunnen hebben op Natura 2000-gebieden sinds 1 januari 2020 niet langer vergunningplichtig zijn op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming (uitspraak ‘Logtsebaan’, zie: Uitspraak 201907146/1/R2 - Raad van State);

 

Overwegende dat het onterecht zou zijn om bij aanvragers van een dergelijke vergunning, die gezien deze uitspraak deze vergunning achteraf bezien ten onrechte hebben aangevraagd en de aanvraag daarvan om die reden intrekken, alsnog leges te heffen:

 

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

 

Besluit nadere regels Legesverordening Wet natuurbescherming Zuid-Holland 2020

Artikel 1  

Er is geen leges verschuldigd voor het in behandeling nemen van vergunningaanvragen voor projecten als bedoeld in en op basis van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming die zijn gedaan voor 21 januari 2021 en die worden ingetrokken op grond van de uitspraak Logtsebaan (Uitspraak 201907146/1/R2 - Raad van State) omdat deze projecten niet meer vergunningplichtig zijn.

Artikel 2  

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

Den Haag, 9 maart 2021

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

drs. H.M.M. Koek, secretaris

drs. J. Smit, voorzitter

Naar boven