Wijziging Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe)

 

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

 

gelet op artikel 1.2 van de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3-subsidies provincie Drenthe);

 

overwegende:

  • dat de huidige POP3-periode is verlopen op 31 december 2020;

  • dat het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) niet eerder dan per 1 januari 2023 wordt vastgesteld;

  • dat in afwachting hiervan een transitieperiode genaamd ‘POP3+’ noodzakelijk is voor de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022;

  • dat vanuit het landelijk POP3-overleg voor deze POP3+-periode een gewijzigde modelverordening is opgesteld die door alle provincies wordt overgenomen;

 

 

BESLUITEN:

Artikel I

 

De Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe), zoals vastgesteld bij besluit van Provinciale Staten van Drenthe van 23 september 2015, nummer J-7, gepubliceerd in het Provinciaal Blad nummer 6832 van 2015, en laatstelijk gewijzigd op 9 oktober 2019, kenmerk 23/5.3/2019001405, Provinciaal Blad 7197 van 4 november 2019, als volgt te wijzigen:

 

  • I.

    In de titel wordt ‘2014-2020’ vervangen door ‘2014-2022’;

 

  • II.

    In artikel 1.1, sub m, wordt ‘Regeling Europese EZ-subsidies’ vervangen door ’Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies’;

 

  • III.

    In artikel 1.1, onderdelen n, o, p en q, wordt ‘VO’ vervangen door ’Vo’;

 

  • IV.

    Onder verlettering van onderdeel s tot onderdeel t wordt aan artikel 1.1 een nieuw onderdeel s toegevoegd, luidende:

‘s. Vo (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022.’;

 

  • V.

    Aan artikel 1.3 wordt een lid toegevoegd, luidende:

‘5. Gedeputeerde Staten kunnen een vast bedrag aan subsidiabele kosten per activiteit vaststellen.’;

 

  • VI.

    In artikel 1.4, eerste lid, wordt ‘POP 3’ gewijzigd in ‘POP3’;

 

  • VII.

    In artikel 1.7a, tweede lid, wordt ‘Regeling Europese EZ-subsidies’ vervangen door ‘Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies’;

 

  • VIII.

    Artikel 1.9, eerste lid, komt als volgt te luiden:

‘1. Personeelskosten worden berekend door het aantal aan het project of de investering bestede uren te vermenigvuldigen met een volgens één van de volgende methodieken berekend tarief:

  • a.

    een per medewerker bepaald individueel uurtarief, berekend op basis van brutojaarloon, vermeerderd met een opslag van 43,5% voor werkgeverslasten, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten en dat bedrag vervolgens door 1.720 uur op basis van een 40-urige werkweek wordt gedeeld;

  • b.

    een door de minister goedgekeurde integrale kostensystematiek als bedoeld in artikel 12 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.’;

 

  • IX.

    Na artikel 1.9 wordt een nieuw artikel 1.9a toegevoegd, luidende:

Artikel 1.9a Vereenvoudigde kostenoptie: personeelskosten

Indien het openstellingsbesluit deze mogelijkheid biedt, kunnen personeelskosten, in afwijking van het bepaalde in artikel 1.9, worden berekend door de kosten, bedoeld in artikel 1.12, eerste lid, onderdelen b tot en met e, voor zover de kosten geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het drempelbedrag, genoemd in artikel 4, onderdeel a, van Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PbEU 2014, L 94), te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten.;

 

  • X.

    In artikel 1.11, zesde lid, wordt na ‘arbeid’ ingevoegd van vrijwilligers’;

 

  • XI.

    Onder vernummering van het achtste lid tot zevende lid komt artikel 1.11, zevende lid, te vervallen;

 

  • XII.

    Artikel 1.11, negende lid, wordt vernummerd tot achtste lid en komt als volgt te luiden:

8. De aan een concrete actie betaalde overheidssteun die bijdragen in natura, bedoeld in het eerste tot en met zevende lid, omvat, is aan het einde van de concrete actie niet hoger dan de totale subsidiabele uitgaven, exclusief deze bijdragen in natura.

 

  • XIII.

    Na artikel 1.11 wordt een nieuw artikel 1.11a toegevoegd, luidende:

Artikel 1.11a onbetaalde eigen arbeid

  • 1.

    Onbetaalde eigen arbeid wordt gewaardeerd op € 35,-- per uur.

  • 2.

    Onbetaalde eigen arbeid is slechts subsidiabel indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.

 

  • XIV.

    Artikel 1.12, eerste lid, komt als volgt te luiden:

  • 1.

    Subsidiabele kosten kunnen slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

  • a.

    personeelskosten

  • b.

    kosten derden

  • c.

    bijdragen in natura

  • d.

    onbetaalde eigen arbeid

  • e.

    afschrijvingskosten.

 

  • XV.

    Na artikel 1.12a wordt een nieuw artikel 1.12b toegevoegd, luidende:

Artikel 1.12b vereenvoudigde kostenoptie: totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten

  • 1.

    Indien het openstellingsbesluit deze mogelijkheid biedt, kan het totaal aan overige kosten worden berekend door de totale directe personeelskosten te vermenigvuldigen met 40%.

  • 2.

    De totale directe personeelskosten als bedoeld in lid 1 worden berekend door de som van de voor iedere medewerker te berekenen directe personeelskosten.

  • 3.

    De directe personeelskosten per medewerker als bedoeld in lid 2 worden berekend conform artikel 1.9, lid 1, onder a, zonder de opslag voor overheadkosten.

  • 4.

    De leden 2 en 3 van artikel 1.9 zijn van overeenkomstige toepassing.

 

  • XVI.

    In artikel 1.13, eerste lid, komt onderdeel g te vervallen;

 

  • XVII.

    In artikel 1.17, eerste lid, onderdeel f, wordt tussen de woorden ‘inkomsten en’ en ‘uitgaven’ toegevoegd: ‘alle van toepassing zijnde’;

 

  • XVIII.

    In artikel 1.17, eerste lid, onderdeel g, wordt ’31 december 2028’ vervangen door ’tot 5 jaar na de datum waarop de vaststellingsbeschikking voor de desbetreffende subsidie is bekendgemaakt’;

 

  • XIX.

    Artikel 1.23, leden 1, 2 en 3, komen als volgt te luiden:

  • 1.

    Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag voorschotten op basis van realisatie verlenen, tenzij er sprake is van subsidieverlening op basis van een vast bedrag.

  • 2.

    Het voorschot wordt verleend op basis van gerealiseerde kosten en betalingen.

  • 3.

    Een aanvraag om een voorschot bevat een verslag omtrent de voortgang als bedoeld in artikel 1.17, aanhef en sub h, en bevat voor zover van toepassing:

  • a.

    bonnen en betaalbewijzen

  • b.

    bewijsstukken inzake de gemaakte personeelskosten

  • c.

    bewijsstukken inzake geleverde inbreng in natura

  • d.

    bewijsstukken inzake afschrijvingskosten

  • e.

    bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid

  • f.

    bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit.

 

  • XX.

    In artikel 1.27, eerste lid, wordt ‘1 april 2023’ vervangen door ‘1 april 2025’;

 

  • XXI.

    Aan artikel 1.27, tweede lid, worden de onderdelen e en f toegevoegd, luidende:

  • e.

    bewijsstukken inzake geleverde onbetaalde eigen arbeid

  • f.

    bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit

 

  • XXII.

    In artikel 2.4.2.3, onderdelen b en c, wordt ‘artikel 2.4.1.1’ vervangen door ‘artikel 2.4.2.1’;

 

  • XXIII.

    In de titel van paragraaf 2.5 wordt ‘PAS’ gewijzigd in ‘Stikstof’;

 

  • XXIV.

    In artikel 2.5.1, eerste en tweede lid, wordt ‘PAS’ gewijzigd in ‘Stikstof’;

 

  • XXV.

    In de Toelichting, Algemeen, Paragraaf 1. Inleiding, Paragraaf 1.1 Algemene inleiding, eerste alinea, wordt na de zinsnede ‘en alle bij genoemde verordeningen behorende uitvoeringsverordeningen en controleverordeningen’ de volgende zin toegevoegd:

‘Tot slot dient genoemd te worden de Verordening (EU) 2020/2220 van het Europees Parlement en de Raad van 23 december 2020 tot vaststelling van een aantal overgangsbepalingen voor steun uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) in de jaren 2021 en 2022 en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1305/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1307/2013 wat betreft de middelen en toepassing in de jaren 2021 en 2022 en van Verordening (EU) nr. 1308/2013 wat betreft de middelen en verdeling van die steun voor de jaren 2021 en 2022.’;

 

  • XXVI.

    Na de derde alinea van de Toelichting Algemeen, Paragraaf 1. Inleiding, Paragraaf 1.1 Algemene inleiding wordt een nieuwe alinea toegevoegd, luidende:

‘Daarnaast is de Modelregeling POP in het eerste kwartaal van 2021 herzien vanwege de verlenging van POP3 in de jaren 2021 en 2022 (de transitieperiode oftewel POP3+). Een van de belangrijkste veranderingen is de toevoeging van de vereenvoudigde kostenopties, waarvan het doel is de administratieve last voor zowel de aanvrager als de behandelaar te verminderen. Ook is het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) op 26 oktober 2017 ontstaan door opsplitsing van het Ministerie van Economische Zaken (EZ) in het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en het Ministerie van LNV. Hierdoor zijn benamingen van nationale regelingen aangepast. Ook zijn er aanpassingen ter verduidelijking of herstel van onjuistheden doorgevoerd.’;

 

  • XXVII.

    In de Toelichting Paragraaf 2. Maatregelen onder 2. Maatregel inzake investeringen, wordt in onderdeel d ‘PAS (Programmatische Aanpak Stikstof)’ vervangen door ‘Stikstof’;

 

  • XXVIII.

    De Toelichting, ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING, Hoofdstuk 1 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In artikel 1.3 Openstelling wordt in de eerste zin tussen de woorden ‘selectiecriteria,’ en ‘nader’ ingevoegd: ‘en vereenvoudigde kostenopties’;

  •  

  • 2.

    Aan artikel 1.9 wordt na de laatste alinea een alinea toegevoegd, luidende:

  • Bij de herziening van de Modelverordening POP3 in 2021 is de term ‘loonkosten’, zoals gebruikt in lid 1, vervangen door de term ‘personeelskosten’ ter verduidelijking en om ervoor te zorgen dat er sprake is van consequent taalgebruik. Ook is ter verduidelijking de zinsnede onder lid 1, sub a, over de overheadkosten (‘[…] waarna over dat bedrag 15% aan overheadkosten wordt berekend […]’) vervangen door ‘[…] waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten […]’;

  •  

  • 3.

    Na de toelichting op artikel 1.9 wordt een toelichting op artikel 1.9a toegevoegd, luidende:

     

  • ‘Artikel 1.9a vereenvoudigde kostenoptie: personeelskosten

  • Bij de herziening van de Modelverordening POP in 2021 is de mogelijkheid ingevoegd om, onder de genoemde voorwaarden, in openstellingsbesluiten gebruik te maken van vereenvoudigde kostenopties voor wat betreft personeelskosten.’;

 

  • 4.

    In de toelichting op artikel 1.11 na de laatste alinea wordt de volgende alinea toegevoegd:

  • ‘Bij de herziening van de Modelverordening in 2021 is lid 7 ter verduidelijking verplaatst naar het nieuw ingevoegde artikel 1.11a. Hierdoor is de nummering van de daaropvolgende leden aangepast.’;

 

  • 5.

    Na de toelichting op artikel 1.11 wordt een toelichting op artikel 1.11a toegevoegd, luidende:

     

    ‘Artikel 1.11a onbetaalde eigen arbeid

    Bij de herziening van de Modelverordening in 2021 is ter verduidelijking het oude artikel 1.11, lid 7, verplaatst naar dit nieuw ingevoegde artikel. Daarnaast is aan dit artikel een tweede lid toegevoegd waarin nader wordt gepreciseerd dat onbetaalde eigen arbeid slechts subsidiabel is indien de werkelijke arbeidstijd voor de uitvoering van de activiteit gecontroleerd kan worden.’;

 

  • 6.

    De eerste alinea van de toelichting op artikel 1.12 komt als volgt te luiden:

     

    ‘In de Modelregeling versie maart 2018 is onderscheid gemaakt tussen vier kostentypen en kostensoorten. Bij de herziening van de Modelregeling in 2021 is de kostensoort onbetaalde eigen arbeid toegevoegd door invoeging van lid 1, onder d, omdat deze nu apart benoemd wordt in artikel 1.11a. Kostensoorten bestaan uit één of meer kostentypen. Daarnaast zijn de nadere omschrijvingen van drie kostensoorten geschrapt, omdat deze tot verwarring bleken te leiden. De vijf kostentypen zijn in principe subsidiabel, tenzij in het openstellingsbesluit anders is bepaald.’;

 

  • 7.

    Na de toelichting op artikel 1.12a wordt de toelichting op artikel 1.12b toegevoegd, luidende:

  •  

  • ‘Artikel 1.12b vereenvoudigde kostenoptie: totale overige kosten als percentage van de directe personeelskosten

  • Bij de herziening van de Modelverordening in 2021 is dit artikel ingevoegd om, indien een openstellingsbesluit dit mogelijk maakt, gebruik te maken van vereenvoudigde kostenopties voor het berekenen van de totale overige kosten. Ook wordt de berekeningswijze van deze vereenvoudigde kostenoptie nader beschreven.’;

 

  • 8.

    Tussen de eerste en de tweede alinea in de toelichting op artikel 1.13 wordt een tekst toegevoegd, luidende:

  •  

  • ‘Bij de herziening van de Modelverordening zijn de kosten, genoemd onder lid 1, onder i (kosten voor de vervaardiging van producten die melk of zuivelproducten imiteren of vervangen), geschrapt vanwege gewijzigde Europese regelgeving.’;

 

  • 9.

    Aan de eerste zin van de laatste alinea van de toelichting op artikel 1.13 wordt de punt vervangen door een komma en een zinsnede toegevoegd, luidende:

  •  

  • ‘bij de herziening van de Modelverordening in 2021 omgenummerd naar artikel 1.13, lid 1, onder i).’;

 

  • 10.

    Aan de tweede alinea van de toelichting op artikel 1.17 wordt een zin toegevoegd, luidende:

  •  

  • ‘Bij de verlenging van het programma met de jaren 2021 en 2022 en de bijbehorende herziening van de Modelverordening in 2021 is deze einddatum komen te vervallen en vervangen door de huidige zinsnede van vijf jaar na de datum waarop de vaststellingsbeschikking voor de desbetreffende subsidie is bekendgemaakt.’;

 

  • 11.

    Aan de toelichting op artikel 1.23 worden na de laatste zin twee zinnen toegevoegd, luidende:

  • ‘Bij de herziening van de Modelverordening in 2021 is aan het eerste lid toegevoegd dat het aanvragen van voorschotten op basis van realisatie niet mogelijk is als er sprake is van subsidieverlening op basis van een vast bedrag. Daarnaast zijn aan het derde lid de onderdelen e (bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid) en f (bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit) toegevoegd.’;

 

  • 12.

    Aan de toelichting op artikel 1.27 worden na de laatste zin twee zinnen toegevoegd, luidende:

  • ‘Bij de herziening van de Modelverordening in 2021 is de uiterlijke datum voor het aanvragen van de subsidievaststelling aangepast van 2023 naar 2025 in verband met de verlenging van het programma met twee jaar. Daarnaast zijn aan het derde lid de onderdelen e (bewijsstukken inzake inbreng onbetaalde eigen arbeid) en f (bewijsstukken ten aanzien van de realisatie van de activiteit) toegevoegd.’.

 

Artikel II

 

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad en werkt terug tot 1 januari 2021.

 

Gedeputeerde Staten voornoemd,

 

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

W.F. Brenkman MSc, secretaris

 

 

Assen, 16 maart 2021

Kenmerk 5.1/2021000472

 

 

 

Uitgegeven: 18 maart 2021

 

Naar boven