Provinciaal blad van Gelderland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2021, 2047 | Verordeningen |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Gelderland | Provinciaal blad 2021, 2047 | Verordeningen |
35e wijziging Regels ruimte voor Gelderland
[Dit wijzigingsbesluit zal vanwege de verschillende data van inwerkingtreden in 3 verschillende publicaties verwerkt worden. In dit Provinciaal Blad zal de wijziging van artikel I onder W verwerkt worden.]
Bekendmaking van het besluit van 16 maart 2021- zaaknummer 2021-000572 tot wijziging van een regeling
Gedeputeerde Staten van Gelderland
Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening Gelderland 2016
Vast te stellen de 35e wijziging van de Regels Ruimte voor Gelderland 2016.
De Regels Ruimte voor Gelderland 2016 worden als volgt gewijzigd:
Artikel 2.11.10, tweede lid komt te luiden:
Paragraaf 2.12 komt te luiden:
Paragraaf 2.12 Aanpassingen Gemeenschapsvoorzicning
Artikel 2.12.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.12.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
Subsidie als bedoeld in artikel 2.12.2 onder c, d, f en g, wordt voorts slechts verstrekt als:
als er sprake is van uitbreiding van de gemeenschapsvoorziening of aanpassing van een gebouw tot gemeenschapsvoorziening: een verklaring, opgesteld door de eigenaar van het pand van waaruit de nieuwe activiteiten worden verplaatst naar de gemeenschapsvoorziening, die inzicht biedt in het resterende gebruik.
Subsidie wordt verstrekt aan een privaatrechtelijke rechtspersoon die blijkens zijn statuten of akte van oprichting of blijkens zijn feitelijke werkzaamheden tot taak heeft om een gemeenschapsvoorziening te beheren en om ondersteuning te bieden bij de programmatische invulling van de activiteiten binnen een gemeenschapsvoorziening.
Artikel 2.12.5 Hoogte van de subsidie
Artikel 2.12.6 Subsidiabele kosten
Artikel 2.12.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger rondt de subsidiabele activiteit binnen 12 maanden na de subsidieverlening af.
In artikel 2.18.4 wordt na ‘een gemeente’ ingevoegd: of een waterschap
Artikel 2.18.5 komt te luiden:
Onverminderd artikel 1.2.3 bevat de aanvraag:
In artikel 2.18.6 wordt in het tweede lid na “De subsidie per gemeente” ingevoegd: of een waterschap.
Artikel 2.18.7 komt te luiden:
Artikel 2.18.7 Subsidiabele kosten
Na paragraaf 2.18 worden drie paragrafen ingevoegd die luiden:
Paragraaf 2.20 SteenGoed Challenge: mijn huis staat in Gelderland
Artikel 2.20.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 2.20.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
Artikel 2.20.3 Subsidiecriteria voor een plan
Artikel 2.20.4 Subsidiecriteria voor de transformatie
Subsidie wordt alleen verstrekt aan een deelnemer aan de SteenGoed Challenge.
Artikel 2.20.7 Subsidiabele kosten
Artikelen 1.3.4 en 1.3.5, eerste lid, onder b, zijn niet van toepassing.
Artikel 2.20.8 Hoogte subsidie
Artikel 2.20.9 Wijze van verdeling
Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder a, b en c, wordt de rangorde bepaald door toepassing van de in artikel 2.20.3 opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde.
Voor aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 2.20.2, aanhef en onder d, wordt de rangorde als volgt bepaald:
voor een subsidie als bedoeld in artikel 2.20.4, eerste lid, aanhef en onder a, door toepassing van de in artikel 2.20.4, tweede lid opgenomen selectiecriteria met de daaraan gegeven weging van die criteria. Het totaal aantal punten dat na toepassing van deze criteria wordt behaald, bepaalt de plaats in de rangorde;
Artikel 2.21.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder dorpendeal: set van samenwerkingsafspraken om de sociale cohesie van een wijk of dorp te versterken die voldoen aan de volgende criteria:
Artikel 2.21.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor een of meer onderdelen uit een dorpendeal.
De subsidie wordt verstrekt aan een gemeente.
In afwijking van artikel 1.2.3, eerste lid, wordt bij de aanvraag het volgende verstrekt:
Artikel 2.21.5 Weigeringsgrond
Subsidie wordt geweigerd als voor de dorpendeal al subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.
Artikel 2.21.6 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt tenminste € 25.000 en ten hoogste € 400.000.
In afwijking van artikel 27 van de AsG is artikel 26 van de AsG van toepassing op de vaststelling van alle subsidies op grond van deze paragraaf.
Na paragraaf 4.19 wordt een paragraaf toegevoegd, die luidt:
Paragraaf 4.20 Overdracht bodemtaken onder de Omgevingswet
Artikel 4.20.1 Subsidiabele activiteiten
De subsidieontvanger is verplicht de subsidiabele activiteit binnen 6 maanden na subsidieverlening te starten en af te ronden binnen één jaar na inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Artikel 4.20.3 Niet-subsidiabele kosten
Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.20.1 komen niet in aanmerking de kosten van saneringsprojecten.
Artikel 4.20.4 Hoogte subsidie
De subsidie als bedoeld in artikel 4.20.1 bedraagt ten hoogste € 50.000.
Subsidie wordt verstrekt aan gemeenten.
In artikel 5.11.1 wordt “van CNG-, elektrische, LNG- of waterstofvrachtauto’s” vervangen door: een CNG- of LNG-vrachtauto.
In artikel 5.11.2 vervalt het tweede lid en de aanduiding “1” voor het eerste lid.
Het eerste lid van artikel 5.11.5 komt te luiden:
In artikel 5.11.7, tweede lid, aanhef, wordt in de eerste en tweede regel “artikel 1.2.3, vijfde lid” vervangen door: 1.2.3, derde lid.
Na paragraaf 5.17 wordt een paragraaf toegevoegd, die luidt:
Artikel 5.18.1 Begripsomschrijvingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 5.18.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor het realiseren, verwijderen of aanpassen van een bushalte.
Artikel 5.18.4 Hoogte van de subsidie
De subsidie bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.
Artikel 5.18.5 Subsidiabele kosten
Subsidie kan worden verstrekt aan een wegbeheerder.
Artikel 6.1.1 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 6.12.1 komt te luiden:
Artikel 6.12.1 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject passend binnen een of meer van de volgende missies uit het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid:
In artikel 6.12.2 komen het eerste lid, onderdeel c, onder iv en v te vervallen.
In het tweede lid van artikel 6.12.6 wordt “7 april 2020” vervangen door: 20 april 2021 en “10 september 2020” door: 10 september 2021.
Artikel 6.12a.2 wordt als volgt gewijzigd.
Artikel 6.12.a.3 wordt als volgt gewijzigd.
In het tweede lid van artikel 6.12a.5 wordt “11 juni 2020” vervangen door: 1 juni 2021 en “10 september 2020” door: 10 september 2021.
Artikel 6.25.14 wordt als volgt gewijzigd:
Het eerste lid komt te luiden:
Aanvullende subsidie kan worden verstrekt voor extra kosten van een sportevenement, als op grond van de voorgaande artikelen van deze paragraaf subsidie is of wordt verstrekt voor dat sportevenement of een bijbehorend programma van side events en de extra kosten noodzakelijk zijn in verband met Covid-19 maatregelen en adviezen.
In artikel 6.36.3 vervalt onderdeel b.
Paragraaf 6.37 komt te luiden:
Paragraaf 6.37 SMART Overbruggingsplan MKB
Artikel 6.37.1 Begripsbepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 6.37.2 Subsidiabele activiteit
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor de voorbereiding en uitvoering van een SMART-overbruggingsplan.
Subsidie wordt verstrekt aan MKB-ondernemingen waar maximaal 50 medewerkers in dienst zijn.
Een aanvraag voor het verkrijgen van een subsidie als bedoeld in artikel 6.37.2, wordt slechts in behandeling genomen indien bij de voorbereiding van de aanvraag een intakegesprek is gevoerd met een betrokken medewerker van de provincie. Daarbij wordt besproken op welke wijze aan de criteria is voldaan aan de hand van een door de provincie vastgesteld en beschikbaar gesteld format projectplan.
Subsidie wordt slechts verstrekt als in de aanvraag voldoende gemotiveerd is:
Artikel 6.37.6 Niet-subsidiabele kosten
Onverminderd artikel 1.3.5 komen niet voor subsidie in aanmerking kosten die uit anderen hoofde worden gesubsidieerd. De kosten van de materiele activa die op de begroting zijn opgenomen zijn voor ten hoogste 20% subsidiabel.
Artikel 6.37.7 Hoogte van de subsidie
Onverminderd artikel 1.2.3 maakt de aanvrager gebruik van het format SMART-overbruggingsplan.
Na paragraaf 6.44 wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, die luidt:
Artikel 6.45.1 Algemene bepalingen
In deze paragraaf wordt verstaan onder:
Artikel 6.45.2 Subsidiabele activiteiten
Artikel 6.45.3 Advies over regioprojecten
De regio brengt advies uit aan Gedeputeerde Staten of een regioproject in het regioprogramma past.
Artikel 6.45.4 Subsidieplafonds per regio
Gedeputeerde Staten stellen jaarlijks na overleg met de regio’s voor elke regio afzonderlijk een subsidieplafond vast voor regioprojecten.
Artikel 6.45.5 Criteria regioprojecten
Artikel 6.45.6 Criteria grote Gelderse evenementen
Subsidie voor een groot Gelders evenement wordt verstrekt als het project aan de volgende criteria voldoet:
Artikel 6.45.7 Criteria educatieve programma’s
Artikel 6.45.8 Hoogte van de subsidie
Artikel 6.45.9 Aanvrager groot Gelders evenement
Subsidie voor een groot Gelders evenement wordt aangevraagd door de organisator van het evenement.
Artikel 6.45.10 Aanvraag regioprojecten
Artikel 6.45.11 Weigeringsgrond regioprojecten
Artikel 7.8.1 Subsidiabele activiteiten
Subsidie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de AsG kan worden verstrekt voor:
Artikel 7.8.2 wordt als volgt gewijzigd:
“het museum” wordt vervangen door: de aanvrager.
Subsidie wordt verstrekt aan kleine musea en aan historische organisaties.
De subsidiabele activiteiten als bedoeld in artikel 7.8.1 worden binnen 27 maanden na de datum van het indienen van de aanvraag gerealiseerd.
De algemene toelichting bij de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd:
De algemene toelichting onder het kopje staatssteun wordt als volgt gewijzigd:
De tweede zin van de derde alinea komt te luiden:
Dit is het geval bij de paragrafen 2.4, 2.10, 2.12, 2.13, 2.20, 2.21, 3.6, 3.7, 3.12, 3.18, 4.2 (voor wat betreft onderdeel a en c), 4.6, 4.12, 4.15, 4.17, 4.19, 5.15, 5.16, 6.3 (voor wat betreft artikel 6.3.1, onderdeel b), 6.32, 6.39, 6.40, 6.41, 6.45, 7.5, 7.6, 7.7, 7.8, 8.2, 8.3 en 8.4.
De laatste zin van de negende alinea komt te luiden:
Voor subsidie op grond van de paragrafen 2.14, 3.3, 4.2 (voor wat betreft artikel 4.2.1, onderdeel b en c), 5.9, 5.17, 6.9, 6.12, 6.27, 6.37, 6.42 (artikel 6.42.10, vierde lid), 7.3 en 7.4 (artikel 7.4.1, aanhef en onder e) geldt, overeenkomstig de vangnetbepaling van artikel 1.3.3, eerste lid, dat de subsidie slechts wordt verstrekt met inachtneming van de De-minimisverordening.
De artikelsgewijze toelichting bij de Regels Ruimte voor Gelderland 2016 wordt als volgt gewijzigd.
De toelichting bij artikel 2.12.1, onder a, komt te luiden:
Onder gebruiker kan zowel de aanbieder van activiteiten als de deelnemer aan activiteiten worden begrepen.
Onder een gemeenschapsvoorziening die is of wordt gevestigd op een openbaar gebied kan worden verstaan: een centraal gelegen openbare buitenruimte die in eigendom is van de gemeente, waar een ontmoetingsplek is of wordt gerealiseerd in samenhang met verschillende activiteiten op het gebied van cultuur, sport, zorg, educatie of welzijn. De aanvrager dient hiervoor een verklaring van geen bezwaar op te vragen bij de gemeente.
Na de toelichting op artikel 2.12.1, onder a, wordt een toelichting toegevoegd die luidt:
Een dorpendeal dient om gedeelde belangen en behoeftes in beeld te brengen en de gezamenlijke agenda te benoemen. Om deze kracht bij te zetten worden de samenwerkingsafspraken die zijn gemaakt tussen de betreffende Gelderse dorpen, wijken of buurten, de gemeente, ondernemers, maatschappelijke organisaties en de provincie Gelderland, vastgelegd in een dorpendeal. Lokale partners zoals verenigingen en dorpsraden maken een belangrijk onderdeel uit van deze nieuwe samenwerkingsverbanden. Partijen delen gezamenlijk eigenaarschap voor de opgave en aanpak. De provincie Gelderland geeft door middel van het sluiten van een deal vorm aan haar rol als partner van bewoners en gemeenten en ondersteunt hen in de vorm van kennis, kunde, inzet van haar netwerk of financiële middelen. Wat we leren uit de evaluatie van de City Deals (PBL, 2017) is dat de passende verhouding tussen de rollen van de verschillende partners afhankelijk is van de inhoudelijke maatschappelijke opgave, het stadium van het transitieproces waaraan de deal bijdraagt, en de fase in het deal-proces. Dit zal dus ook per deal verschillen.
De minimale eisen waaraan de dorpendeal moet voldoen, zijn als criteria opgenomen:
De aanvragende gemeente is partner of medeinitiatiefnemer. Een nadrukkelijke voorwaarde voor het sluiten van een deal is dat de betreffende een van de partners is binnen de samenwerking en inhoudelijk, faciliterend en financieel ondersteund. De gemeente kan ook medeinitiatiefnemer zijn bij het indienen van een deal;
Inclusie is een belangrijk uitgangspunt, iedereen moet mee kunnen doen, ongeacht afkomst, gender, seksuele oriëntatie, religie, leeftijd, beperking of sociaaleconomische achtergrond. Het is daarom van belang dat er oog is voor het betrekken van de groep inwoners die wellicht niet direct vooraan staat bij initiatieven vanuit de samenleving, maar mogelijk wel hierin een bijdrage kunnen en willen leveren. Binnen de deals wordt er zorgvuldig aandacht besteed om ook hen te bereiken door een procesvorm te geven waarin dit een plek krijgt.
Onderdeel van de afspraken is de inbreng van ieder van de partijen. De omvang en de vorm van de inbreng is niet tevoren bepaald. Dit is maatwerk per dorpendeal, ook de inbreng van de provincie: dit kan een onderdeel van de totale kosten betreffen maar ook een bijdrage voor een specifiek onderdeel van de dorpendeal. Vanwege het maatwerk is de hoogte van de cofinanciering of inbreng van partijen niet tevoren bepaald. Dit criterium dient om te borgen dat alle betrokkenen in ieder geval een inbreng hebben in de dorpendeal.
Artikel 2.21.8 Hoogte van de subsidie
De subsidie is bedoeld voor dorpendeals met enige impact en enige omvang. Dit kan blijken uit de bijdrage die gevraagd wordt maar kan ook op andere manieren blijken.
Na de toelichting op artikel 4.19.9 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:
Paragraaf 4.20 Overdracht bodemtaken onder de Omgevingswet
Deze subsidieregeling is bedoeld voor gemeenten in het kader van de warme overdracht van de bodemtaken. Door het vervallen van de Wet bodembescherming en de inwerkingtreding van de Omgevingswet gaan de taken rondom bodem en ondergrond over van de provincie naar gemeenten. Met deze subsidieregeling wil de provincie gemeenten ondersteunen bij het oplossen van knelpunten, het inrichten van de organisatie, het delen van kennis bij de overdracht van de bodemtaken. Daarmee is deze regeling onderdeel van een breder pakket waarmee richting wordt gegeven aan de zogenaamde ‘warme overdracht’ van de bodemtaken van provincie naar gemeenten.
De subsidie is bedoeld voor ondersteuning die helpt bij het wegnemen van weerstanden en het implementeren van bodem en ondergrond in Omgevingsvisies, -plannen en -programma’s. Ook kennisontwikkeling en organisatorische processen kunnen daar onderdeel van uitmaken. De gemaakte kosten moeten een duidelijke relatie hebben met bodem en ondergrond. Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.20.3 komen niet in aanmerking de kosten van fysieke projecten zoals bodemsaneringen.
De toelichting op paragraaf 5.6 en het opschrift “Algemeen bij hoofdstukken 3 en 6” vervalt.
Na de toelichting op artikel 5.5.7 wordt de volgende toelichting ingevoegd:
De start van een nieuwe concessie voor openbaar vervoer kan tot gevolg hebben dat er nieuwe buslijnen worden gereden en dat bestaande buslijnen worden opgeheven. Als een nieuwe lijn langs een route gaat waar geen bushaltes zijn, zullen deze gerealiseerd moeten worden. Als een lijn wordt opgeheven, kunnen de daaraan gelegen bushaltes weggehaald worden. Ligt de halte aan een lijn die in de oude concessie bestond en ook in de nieuwe blijft bestaan, dan kan het zijn dat halte aangepast worden als er meer lijnen dan voorheen bij de halte komen.
Waar een bushalte uit bestaat hangt af van de situatie ter plaatse en het aantal reizigers. Een bushalte bestaat in elk geval uit een haltepaal, een verhoogd trottoir met blokkenband en een geleidestrook. Afhankelijk van de functie in het netwerk, het gewenste ontwerp, de beschikbare ruimte en het aantal reizigers kan de halte onder andere worden ingericht met een haltekom, abri, digitale reizigersinformatie, verlichting of een fietsenstalling.
De toelichting op paragraaf 6.37 komt te luiden:
Paragraaf 6.37 SMART Overbruggingsplan MKB
Deze subsidie is bedoeld voor het vernieuwen en toekomstbestendig maken van de arbeidsorganisatie, het benutten van competenties en de ontplooiing van talent. Vernieuwing ziet op iedere investering in sociale innovatie die nog niet eerder werd gedaan binnen de organisatie. Denk hierbij aan investeringen die leiden tot slimmer werken, dynamisch managen, flexibel organiseren en co-creatie. Er kan subsidie worden aangevraagd voor het opstellen en uitvoeren van een SMART-overbruggingsplan. Het doel van deze specifieke regeling is niet alleen om de aanvragende ondernemers te ondersteunen, maar ook om andere ondernemers te helpen en inspireren aan de hand van hetgeen de aanvragers hebben geleerd en ontdekt met behulp van de subsidie.
De ‘S’ staat voor sociale innovatie. Sociale innovatie omvat flexibel organiseren (innovatieve organisatievormen), dynamisch managen (nieuwe managementvaardigheden), slimmer werken en talentontplooiing (hoogwaardige arbeidsrelaties) en co-creatie (samenwerking met externe arbeidsorganisaties). Voorbeelden van sociale innovatie zijn: investeringen om de zelforganisatie van medewerkers te bevorderen; nieuwe vormen van samenwerking tussen management en medewerkers; investeringen om visionair leiderschap te stimuleren; investeringen in 21e -eeuwse vaardigheden als creatief denken, digitale vaardigheden en ondernemerschap. De ‘M’ staat voor medewerkersgerichte opleidingen. Denk hierbij aan het benutten van competenties en de ontplooiing van talent middels opleiding. De ‘A’ staat voor anders en slimmer werken en/of leren. Dit zijn nieuwe vormen van samenwerken en talentontplooiing. Denk aan het betrekken van medewerkers bij productontwikkeling en het investeren in kennisontwikkeling. De ‘R’ staat voor resultaatgerichtheid. In het SMART-overbruggingsplan stellen ondernemers duidelijke kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen m.b.t. het vernieuwen en toekomstbestendig maken van de organisatie en het benutten van competenties en de ontplooiing van talent van medewerkers. ‘T’ staat tenslotte voor toekomstbestendigheid. Bij toekomstbestendigheid kan onder meer worden gedacht aan digitalisering. Zo kunnen ondernemers investeren in een traject bij een digitale werkplaats waar studenten, docenten en experts de ondernemer helpen bij het digitaliseren van de bedrijfsvoering.
Na de toelichting op artikel 6.40.7 wordt een toelichting toegevoegd, die luidt:
Deze regeling geeft invulling aan het doel van het programma Vrijheid om een impuls te geven aan een actieve bewustwording van naoorlogse generaties in Gelderland van de onschatbare waarde van vrijheid, hoe we met elkaar samenleven in deze vrijheid en hoe we vrijheid borgen voor de toekomst. Het vergroten van dat bewustzijn is een voorwaarde voor subsidieverlening op grond van deze paragraaf. Daaraan is voldaan als redelijkerwijs aangenomen kan worden dat de activiteit leidt tot een groter bewustzijn van de waarde van vrijheid.
Artikel 6.45.5, tweede lid, aanhef en onder a en b.
Met de term ‘substantieel’ wordt bedoeld Nederlanders met een migratie-achtergrond en jongeren daadwerkelijk inhoudelijk bij de uitvoering van het project te betrekken. De aanvrager kan er bijvoorbeeld niet mee volstaan hen in te zetten bij het schenken van koffie of het bemannen van de garderobe.
Artikel 6.45.7, aanhef en onder b.
De aanvrager dient aannemelijk te maken dat en hoe aan dit criterium inhoud wordt gegeven. Het vereiste van aansluiting op hedendaagse vraagstukken wordt gesteld om de verbinding te maken met wat de jongere generaties meemaken aan vrijheid en onvrijheid, zoals Corona, immigratie, uitsluiting van mensen vanwege hun geaardheid, ras, geloof, etc. De bedoeling is te voorkomen dat het in een educatief programma vooral over de Tweede Wereldoorlog gaat, evenwel zonder dat de Tweede Wereldoorlog als belangrijk referentiekader voor onvrijheid wordt losgelaten.
Artikel 6.45.7, aanhef en onder c.
Met het blijvende karakter van vrijheidseducatie wordt bedoeld dat het educatieve programma een diepte-investering moet zijn met een lang rendement. Het geheel van de activiteiten van het educatieve programma moet het perspectief bieden dat niet met vrijheidseducatie wordt gestopt als het programma is afgelopen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2021-2047.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.