Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant van 2 maart 2021 tot wijziging van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant in verband met diverse wijzigingen in de paragrafen 1, 2 en 3 van die regeling (Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant;

 

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat het wenselijk is de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant te wijzigen in verband met diverse wijzigingen in de paragrafen 1, 2 en 3 van die regeling

 

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Artikel I Wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

De Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

 

In artikel 1.1 wordt ingevoegd:

drijfmest: mest in de vorm van mineralenconcentraat varkensmest, gier van rundvee, dunne fractie drijfmest, dikke fractie drijfmest en digestaat covergisting runderdrijfmest 50%;

 

B.

 

In artikel 1.4 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • g.

    een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld onder a tot en met f.

C.

 

Artikel 1.5, onder e, komt te luiden:

  • e.

    het project gericht is op verwerving als bedoeld in artikel 1.4 en de gronden gelegen zijn in een complex PAS-gebied, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

D.

 

In artikel 1.6 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1” geplaatst.

  • 2.

    Het eerste lid (nieuw) wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      In de aanhef wordt “artikel 1.4” vervangen door “artikel 1.4, onder a tot met f”.

    • b.

      Onderdeel b, onder 2°, komt te luiden:

      • 2°.

        verwerving of functiewijziging van een voor PAS benodigd perceel, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling;

    • c.

      Onderdeel c, onder 2°, komt te luiden:

      • 2°.

        een oppervlakte van maximaal 5 hectare, indien het wordt aangesloten aan het NNB rijksdeel, niet zijnde EVZ, en het project gericht is op de realisering van hoogwaardige natuurbeheertypen, aangeduid in bijlage 3 bij deze regeling;

    • d.

      Aan onderdeel o wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

      • 9°.

        een beweidingsplan en een bemestingsplan of een combinatie van beiden;

  • 3.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder g, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

      • a.

        het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

      • b.

        het project is gericht op het realiseren van het NNB, niet zijnde EVZ, door een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met f;

      • c.

        het project heeft een omvang van ten minste 25 hectare en maximaal 50 hectare;

      • d.

        de subsidieaanvrager overlegt een kaart met topografische ondergrond, met een schaal van ten hoogste 1:10.000, met daarop de ligging van het plangebied;

      • e.

        de subsidieaanvrager benoemt het totaal aantal te realiseren hectares;

      • f.

        het project kan binnen twee jaar na verlening van de subsidie worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

      • g.

        de subsidieaanvrager overlegt een realisatiestrategie met betrekking tot de realisatie van de activiteiten;

      • h.

        de subsidieaanvrager overlegt een voorstel voor tussentijdse monitoring en afstemming over de voortgang;

      • i.

        aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

        • 1°.

          op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in het tweede lid;

        • 2°.

          een sluitende begroting.

E.

 

Artikel 1.11 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1.” geplaatst.

  • 2.

    Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Indien de subsidieaanvrager een besloten vennootschap, naamloze vennootschap of coöperatie is, toont hij aan dat aan het vereiste, bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt voldaan door middel van:

      • a.

        een recente door de accountant vastgestelde jaarrekening;

      • b.

        een organogram waaruit blijkt door welke rechtspersoon de nieuwe activiteit wordt uitgevoerd;

      • c.

        een cashflowprognose van de rechtspersoon waarin de nieuwe activiteit gaat plaatvinden.

    • 3.

      Indien de subsidieaanvrager een commanditaire vennootschap, vennootschap onder firma, maatschap, eenmanszaak of privépersoon is, toont hij aan dat aan het vereiste, bedoeld in het eerste lid, onder e, wordt voldaan door middel van:

      • a.

        een recente jaarrekening;

      • b.

        een aangifte inkomstenbelasting van de vennoten of de privépersoon;

      • c.

        een cashflowprognose.

F.

 

In artikel 1.13, derde lid, worden onder verlettering van onderdeel e tot g, twee onderdelen ingevoegd, luidende:

  • e.

    gronden gelegen binnen het gebied De Maashorst, weergegeven op de kaart in bijlage 7a bij deze regeling;

  • f.

    gronden gelegen binnen het gebied Ossekamp-De Waarden, weergegeven op de kaart in bijlage 7b bij deze regeling.

G.

 

Artikel 1.16 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    Voor de tekst wordt de aanduiding “1”geplaatst.

  • 2.

    In het eerste lid, onder a, wordt “€ 22.000.000” vervangen door “€ 50.000.000”.

  • 3.

    Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

    • 2.

      Indien het betreft een combinatie van verwervingsactiviteiten als bedoeld in artikel 1.4, onder g, gelden de desbetreffende plafonds, bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met d.

H.

 

Artikel 1.20 komt te luiden:

Artikel 1.20 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met f, wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

    • a.

      de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, tenzij subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB;

    • b.

      op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van het in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder n, opgenomen natuurbeheertype gedoogt;

    • c.

      datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder b, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

    • d.

      effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst.

  • 2.

    De subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder g, wordt verleend onder de ontbindende voorwaarde dat binnen 2 jaar na subsidieverlening:

    • a.

      tussen de provincie Noord-Brabant en de subsidieontvanger en of tussen de provincie Noord-Brabant en de grondeigenaar, indien de subsidieontvanger niet de grondeigenaar is, een kwalitatieve verplichting als bedoeld in artikel 6:252 van het Burgerlijk Wetboek wordt gevestigd, waarin in ieder geval wordt opgenomen dat degene die het terrein toebehoort, beheert of degene die het recht van erfpacht verwerft:

      • 1°.

        de desbetreffende grond na aanvang van de inrichting niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, tenzij subsidieaanvrager gebruik maakt van de systematiek van het ONNB;

      • 2°.

        op de desbetreffende grond voor onbepaalde tijd de ontwikkeling dan wel instandhouding van de in het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder n, opgenomen natuurbeheertype gedoogt;

      • 3°.

        datgene nalaat wat de ontwikkeling dan wel instandhouding van het natuurbeheertype, bedoeld onder 2°, belemmert, bemoeilijkt of verhindert;

      • 4°.

        effecten op zijn terrein duldt die ontstaan door hydrologische maatregelen in zijn omgeving ten behoeve van natuurdoelen, Natura 2000-gebied, de Kaderrichtlijn Water of het behoud en herstel van wijst;

    • b.

      de subsidieontvanger een inrichtingsplan overlegt, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de subsidievereisten, bedoeld in de artikelen 1.6, eerste lid, 1.7, 1.8,1.9,1.10, 1.11 en 1.12.

  • 3.

    De kwalitatieve verplichting, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt bij notariële akte opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • 4.

    Indien de subsidieontvanger gebruik maakt van de verklaring, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel n, onder 3°, wordt de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met f, verleend onder de ontbindende voorwaarde dat de subsidieontvanger binnen twee jaar na subsidieverlening een inrichtingsplan overlegt, dat voldoet aan de vereisten, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onder o.

I.

 

In artikel 1.21 worden de volgende wijzigingen aangebracht:

  • 1.

    Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

    • a.

      Onder verlettering van de onderdelen d tot en met l tot e tot en met m wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

      • d.

        de subsidieontvanger gebruikt bij de inrichting geen beplantingssoorten die zijn opgenomen in bijlage 7c bij deze regeling;

    • b.

      Onderdeel g (nieuw) komt te luiden:

      • g.

        de grond waar het project betrekking op heeft wordt ingericht conform het inrichtingsplan, bedoeld in artikel 1.6, onder n;

    • c.

      Onderdeel h (nieuw) komt te luiden:

      • h.

        de inrichting, bedoeld onder g, wordt uitgevoerd:

        • 1°.

          binnen drie jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027, indien het betreft een subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met f;

        • 2°.

          binnen vijf jaar na verlening van de subsidie, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027, indien het betreft een subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder g;

      • d.

        In onderdeel i (nieuw) wordt “bedoeld onder f” vervangen door “bedoeld onder g”.

  • 2.

    In het vierde lid, onder a, wordt “voor 1 januari 2021” vervangen door “voor 1 januari 2022”.

J.

 

Artikel 1.23 komt te luiden:

Artikel 1.23 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag, indien het inrichting betreft.

  • 3.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.4, onder a tot en met f, in een keer betaald op het moment van vestiging van de kwalitatieve verplichting.

  • 4.

    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt indien het betreft een subsidieaanvraag als bedoeld in artikel 1.4, onder g, per desbetreffend deelproject betaald, op het moment van het passeren van de notariële akte van dat deelproject, waarbij het deel van het voorschot wordt gebaseerd op het aantal hectares dat in die notariële akte is opgenomen

K.

 

Artikel 2.6, tweede lid, onder h, komt te luiden:

  • h.

    het project kan binnen vijf jaar na verlening van de subsidie, maar uiterlijk 31 december 2027, worden gerealiseerd, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

L.

 

Artikel 2.7 komt te luiden:

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

 

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    de kosten van verwerving en de waardevermindering door functiewijzing voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder d, tot een maximum van de regioprijs per hectare, opgenomen in bijlage 5 bij deze regeling;

  • b.

    de bijkomende kosten van verwerving tot een maximum van 10% van de regioprijs, bedoeld onder a;

  • c.

    de waardevermindering door functiewijziging voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, onder a tot en met c, gebaseerd op de in opdracht van de provincie Noord-Brabant door twee onafhankelijke taxateurs uitgevoerde taxatie van de marktwaarde van het perceel;

  • d.

    de bijkomende kosten van verwerving bij functiewijziging, indien de grond uiterlijk drie jaar voor indiening van de subsidieaanvraag is verworven, tot een maximum van 10% van die kosten;

  • e.

    de kosten van inrichting van een EVZ of stapsteen, tot een maximum van € 50.000 per hectare, met betrekking tot:

    • 1°.

      inrichtingsmaatregelen;

    • 2°.

      archeologisch onderzoek;

    • 3°.

      bodemonderzoek;

    • 4°.

      munitiedetectie;

    • 5°.

      onderzoek naar ligging van kabels en leidingen;

    • 6°.

      quick scan flora- en faunaonderzoek;

    • 7°.

      hydrologisch onderzoek;

    • 8°.

      fosfaatonderzoek;

    • 9°.

      leges;

    • 10°.

      planvorming tot een maximum van 10% van de kosten, bedoeld onder 1°.

M.

 

Artikel 2.11, eerste lid, onder e, komt te luiden:

  • e.

    de percentages, genoemd onder a tot en met d, indien het een combinatie van meerdere EVZ’s of stapstenen betreft als bedoeld in artikel 2.4, onder d.

 

N.

Artikel 2.15 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.

    In het eerste lid wordt in de onderdelen a,b en d “een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar” vervangen door “een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027”.

  • 2.

    Het tweede lid komt te luiden:

    • 2.

      In afwijking van het eerste lid, bedraagt de termijn, bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d, vijf jaar, maar uiterlijk 31 december 2027, met een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027, indien het betreft een project als bedoeld in artikel 2.4, onder d.

O.

 

In artikel 3.9 wordt “€ 500.000” vervangen door “€1.000.000”.

 

P.

 

In artikel 3.13, eerste lid, onder a, wordt “een verlengingsmogelijkheid van tweemaal maximaal drie jaar” vervangen door “een verlengingsmogelijkheid tot uiterlijk 31 december 2027”.

 

Q.

 

Artikel 3.14 komt te luiden:

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag waarin wordt aangetoond:

      • 1°.

        op hoeveel hectare de kavelruil betrekking heeft en welke grond het betreft;

      • 2°.

        hoeveel hectare en welke uitgeruilde grond is of wordt toegevoegd aan het NNB;

    • b.

      overlegging van een notariële akte.

  • 2.

    Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag waarin wordt aangetoond:

      • 1°.

        op hoeveel hectare de kavelruil betrekking heeft en welke grond het betreft;

      • 2°.

        hoeveel hectare en welke uitgeruilde grond is of wordt toegevoegd aan het NNB;

    • b.

      overlegging van een notariële akte.

  • 3.

    Conform artikel 22, dertiende lid, van de Asv toont de subsidieontvanger bij subsidies van € 125.000 en hoger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de bewijsstukken, genoemd in het tweede lid.

R.

 

Het opschrift van bijlage 1 komt te luiden:

Bijlage 1 behorende bij artikel 1.5, onder e, artikel 1.6, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, en artikel 3.5, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

S.

 

Het opschrift van bijlage 2 komt te luiden:

Bijlage 2 behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onderdeel b, onder 4 ° van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

T.

 

Het opschrift van bijlage 3 komt te luiden:

Bijlage 3 behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, onder 2°, artikel 1.13, vijfde lid, en artikel 1.17, onder b, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

U.

 

Het opschrift van bijlage 4 komt te luiden:

Bijlage 4 behorende bij artikel 1.6, eerste lid, onderdeel o, onder 4° van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

V.

 

Bijlage 5 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt vervangen door bijlage 1 behorende bij deze regeling.

 

W.

 

Na bijlage 7, behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant, worden de bijlagen 2, 3 en 4 behorende bij deze regeling ingevoegd.

 

X.

 

Het opschrift van bijlage 8 komt te luiden:

Bijlage 8 behorende bij artikel 1.21, eerste lid, onder j, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Y.

 

Bijlage 9 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt vervangen door bijlage 5 behorende bij deze regeling.

 

Z.

 

Bijlage 10 behorende bij de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant wordt vervangen door bijlage 6 behorende bij deze regeling.

 

Overgangsrecht

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

 

’s-Hertogenbosch, 2 maart 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Bijlage 1 behorende bij artikel I, onder V, van de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

Bijlage 5 behorende bij artikel 1.13, eerste lid, onder a, en tweede lid, onder a, en artikel 2.7, onder a, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Regioprijs

 

De regioprijs is gebaseerd op door het Kadaster berekende kengetallen betreffende de agrarische grondmarkt in Noord-Brabant

De methode om te komen tot de zogenaamde regioprijs bestaat uit drie stappen, te weten:

  • 1.

    De provincie Noord-Brabant wordt ingedeeld volgens de 10 CBS66 landbouwgebieden Noord-Brabant. Deze geografische indeling van het Centraal Bureau Statistieken is algemeen erkend in Nederland en wordt door het Kadaster gebruikt (zie kaartje hieronder).

  • 2.

    Per landbouwgebied zijn door het Kadaster de bruikbare agrarische transacties uit de 2 voorafgaande gehele kalenderjaren gegroepeerd De berekende kengetallen beslaan de periode 01-01-2019 t/m 31-12-2020. Verder is door het Kadaster per landbouwgebied voor deze agrarische transacties een statistische spreiding uitgevoerd voor de grondprijs op basis van het totaal verhandelde oppervlak.

  • 3.

    Op basis van de gegevens van het Kadaster wordt geadviseerd om de waarde aan te houden welke gelijk staat aan 75% grens van deze statistische spreiding per landbouwgebied.

Voor de berekening van de grondprijscijfers worden de volgende selecties uitgevoerd:

  • koper exploiteert een landbouwbedrijf;

  • grasland (incl snijmais), bouwland;

  • zakelijk recht is volle eigendom;

  • geen opstallen;

  • geen reguliere pachtovereenkomst of erfpacht;

  • geen familierelatie;

  • oppervlak perceel groter dan 0,25 ha;

  • de koopsom is groter dan 1 euro

Na toepassing van deze selecties, worden de verhandelde percelen met extreem hoge en lage prijzen volgens een statistische methodiek uitgesloten.

Bijlage 2 behorende bij artikel I, onder W, van de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 7a behorende bij artikel 1.13, derde lid, onder e, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Bijlage 3 behorende bij artikel I, onder W, van de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 7b behorende bij artikel 1.13, derde lid, onder f, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Bijlage 4 behorende bij artikel I, onder W, van de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 7c behorende bij artikel 1.21, eerste lid, onder d, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

Invasieve waterplanten

Egeria  (Egeriadensa)

Grote kroosvaren (Azollafiliculoides)

Grote vlotvaren (Salviniamolesta)

Grote waternavel (Hydrocotyleranunculoides)

Hydrilla (Hydrillaverticillata)

Kleine waterteunisbloem (Ludwigiapeploides)

Moeraslantaarn (Lysichiton americanus)

Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllumheterophyllum)

Parelvederkruid ( Myriophyllum aquaticum)

Smalle waterpest (Elodeanuttallii)

Verspreidbladige waterpest (Lagarosiphon major)

Watercrassula (Crassulahelmsii)

Waterhyacint (Eichhorniacrassipes)

Watersla (Pistiastratiotes)

Waterteunisbloem (Ludwigiagrandiflora)

Waterwaaier (Cabombacaroliniana)

 

 

Invasieve landplanten

Afghaanse duizendknoop (Persicaria wallichii)

Alsemambrosia (Ambrosia artemisiifolia)

Amerikaanse vogelkers (Prunus serotina)

Bastaardduizendknoop (Fallopia x bohemica)

Bont springzaad (Impatiens edgeworthii)

Canadese kornoelje (Cornus sericea)

Driedelige ambrosia (Ambrosia trifida)

Dwergmispels (Cotoneaster spp.)

Grijs kronkelsteeltje (Campylopus introflexus)

Hemelboom (Ailanthus altissima)

Japanse duizendknoop (Fallopia japonica)

Klein springzaad (Impatiens parviflora)

Oranje springzaad (Impatiens capensis)

Reuzenbalsemien (Impatiens glandulifera)

Reuzenberenklauw (Heracleum mantegazzianum)

Rimpelroos (Rosa rugosa)

Sachalinse duizendknoop (Fallopia sachalinensis)

Struikaster (Baccharis halimifolia)

Trosbosbes (Vaccinium corymbosum)

Tweekleurig springzaad (Impatiens balfourii)

Zandambrosia (Ambrosia psilostachya)

Zijdeplant (Asclepias syriaca)

 

Terrestrische planten

Amerikaans bezemgras (Andropogonvirginicus)

Ballonrank (Cardiospermumgrandiflorum)

Chinese struikklaver (Lespedezacuneata)

Fraai lampenpoetsersgras (Pennisetumsetaceum)

Gewone gunnera (Gunnera tinctoria)

Gestekelde duizendknoop (Persicariaperfoliata)

Hemelboom (Ailanthusaltissima)

Hoog pampagras (Cortaderiajubata)

Japanse klimvaren (Lygodiumjaponicum)

Japans steltgras (Microstegiumvimineum)

Kudzu (Pueraria montana var. lobata)

Mesquite (Prosopis juliflora)

Oosterse hop (Humulusscandens)

Perzische berenklauw (Heracleumpersicum)

Reuzenbalsemien (Impatiensglandulifera)

Reuzenberenklauw (Heracleummantegazzianum)

Roze rimpelgras (Ehrhartacalycina)

Schijnambrosia (Partheniumhysterophorus)

Sosnowsky's berenklauw (Heracleumsosnowskyi)

Struikaster (Baccharishalimifolia)

Talgboom (Triadicasebifera)

Wilgacacia (Acacia saligna)

Zijdeplant (Asclepiassyriaca)

 

Water- en oeverplanten

Alligatorkruid (Alternantheraphiloxeroides)

Grote vlotvaren (Salviniamolesta)

Grote waternavel ( Hydrocotyle ranunculoides)

Kleine waterteunisbloem (Ludwigiapeploides)

Moeraslantaarn (Lysichiton americanus)

Ongelijkbladig vederkruid (Myriophyllumheterophyllum)

Parelvederkruid ( Myriophyllum aquaticum)

Smalle theeplant (Gymnocoronisspilanthoides)

Smalle waterpest (Elodeanuttallii)

Verspreidbladige waterpest (Lagarosiphon major)

Waterhyacint (Eichhorniacrassipes)

Waterteunisbloem (Ludwigiagrandiflora)

Waterwaaier (Cabombacaroliniana)

Bijlage 5 behorende bij artikel I, onder Y, van de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 9 behorende bij artikel 2.6, eerste lid, onder c, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

 

Bijlage 6 behorende bij artikel I, onder Z, van de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Bijlage 10 behorende bij artikel 2.6, eerste lid, onderdeel d, onder 1°, van de Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant.

 

 

EVZ

Prioritaire soort

1

zeggekorfslak

2

hermelijn

3

hermelijn, waterspitsmuis

4

roodrandzandbij

5

hermelijn, roodrandzandbij

6

gladde slang

7

bruine eikenpage, gladde slang

8

boomkikker

9

kamsalamander

10

boomkikker, kamsalamander

11

bruine eikenpage, kamsalamander

12

bruine eikenpage

13

boomkikker, kamsalamander, kleine ijsvogelvlinder

14

hermelijn, kamsalamander

15

boomkikker, kleine ijsvogelvlinder

16

hermelijn, kamsalamander, kleine ijsvogelvlinder

17

kamsalamander, waterspitsmuis

18

waterspitsmuis

19

kamsalamander, knoflookpad

20

kleine ijsvogelvlinder

21

gentiaanblauwtje

22

gentiaanblauwtje, ingekorven vleermuis

23

sleedoornpage

24

kamsalamander, sleedoornpage

25

kleine ijsvogelvlinder, grootoorvleermuis

26

spiegeldikkopje

27

zompsprinkhaan

28

zompsprinkhaan, spiegeldikkopje, gladde slang

 

Toelichting behorende bij de Derde wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

I. Algemeen

 

Deze derde wijziging van de subsidieregeling betreft een beleidsarme aanpassing. De belangrijkste wijziging betreft het mogelijk maken van “programmafinanciering” bij verwerving van gronden voor het NNB. Hiermee wordt invulling gegeven aan het dossier “Versnelling realisatie Natuurnetwerk Brabant en ecologische verbindingszones” waarmee Gedeputeerde Staten op 28 januari 2020 hebben ingestemd. Daarnaast wordt voor het gebied Ossekamp – De Waarden, gelegen binnen het gebied Meanderende Maas, en het gebied De Maashorst het subsidiepercentage voor verwerving opgehoogd naar 85%.

Daarnaast is een aantal artikelen en bijlagen van de subsidieregeling verduidelijkt en geactualiseerd, zodat de subsidieregeling beter aansluit op de uitvoeringspraktijk.

 

II. Artikelsgewijs

 

Artikel I Wijziging Subsidieregeling realisering Natuurnetwerk Noord-Brabant

 

Onder B (artikel 1.4)

Met toevoeging van onderdeel g kan, indien sprake is van verwerving van ten minste 25 ha en maximaal 50 ha, subsidie worden verleend voor een combinatie van verwervingsactiviteiten, waarvoor minder specifieke eisen gelden. Het inrichtingsplan dat binnen 2 jaar moet worden overgelegd, dient vervolgens wel te voldoen aan de vereisten die ook bij een “gewone” aanvraag gelden

 

Onder D (artikel 1.6)

Artikel 1.6, eerste lid, onderdeel o, onder 9°

De mate van beweiding, maaien en (niet) bemesten is cruciaal voor goed (ondernemend) natuurbeheer. In het inrichtingsplan dient daarom duidelijk en concreet te worden aangegeven, middels een beweidingsplan en een bemestingsplan, of een combinatie van beiden, hoe de nagestreefde natuur in stand gehouden gaat worden dan wel gaat ontwikkelen. De kern van de beschreven aanpak wordt overgenomen in de kwalitatieve verplichting die wordt gevestigd. Daarmee is deze aanpak ook privaatrechtelijk verankerd.

 

Artikel 1.6, tweede lid

Voor aanvragen die betrekking hebben op een combinatie van verwervingsactiviteiten van ten minste 25 ha en maximaal 50 ha gelden minder specifieke eisen. Het project, de verwerving, mag 2 jaar duren, daarna heeft men nog 3 jaar de tijd om het in te richten. Zie onder J.

 

Onder H (artikel 1.20, tweede lid, onder b)

Binnen 2 jaar na subsidieverlening dient een inrichtingsplan te worden overgelegd, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de subsidievereisten, bedoeld in de artikelen 1.6, eerste lid, 1.7, 1.8,1.9,1.10, 1.11 en 1.12. Uiteraard kan dan niet meer worden volstaan met een verklaring als bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel n, onder 3°.

 

Onder I (artikel 1.21, eerste lid, onderdeel h, onder 2°)

Bij een combinatie van verwervingsactiviteiten dient de inrichting binnen vijf jaar na verlening van de subsidie te zijn uitgevoerd.

 

Onder I (artikel 1.21, eerste lid, onderdeel h, onder 1°en 2°), N

(artikel 2.15, eerste lid, onder a, b en d en tweede lid) en P (artikel 3.13, eerste lid, onder a)

De verlengingsmogelijkheid is in die zin aangepast dat verlenging mogelijk is tot uiterlijk 31 december 2027, de datum waarop het Natuurnetwerk Brabant moet zijn gerealiseerd.

 

Onder J (artikel 1.23, vierde lid)

Bij een subsidieaanvraag die betrekking heeft op een combinatie van verwervingsactiviteiten geldt een specifiek bevoorschottingsregime. Het moment van uitbetaling van het voorschot is niet gekoppeld aan vestiging van de kwalitatieve verplichting, maar aan het moment van het passeren van de notariële akte van het desbetreffende deelproject.

 

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

 

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

 

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Naar boven