Gedragscode Integriteit Gedeputeerde Staten Provincie Limburg 2021

Provinciale Staten van Limburg

 

maken ter voldoening aan het bepaalde in de Provinciewet en gezien het advies van de Commissie Integriteit bekend de nieuwe integrale tekst van: Gedragscode Integriteit Gedeputeerde Staten Provincie Limburg 2021.

Gedragscode Integriteit Gedeputeerde Staten Provincie Limburg 2021

 

Inleiding

Goed bestuur

Goed bestuur is integer bestuur. Daarmee is integriteit niet alleen een verantwoordelijkheid van de individuele politieke ambtsdragers, maar een gezamenlijk belang dat de hele organisatie en het hele bestuur in al zijn geledingen aangaat. De gedragscode richt zich daarom zowel tot de individuele politieke ambtsdragers als tot de bestuursorganen. Ons democratische systeem en de democratische processen kunnen niet zonder integer functionerende organen en functionarissen. Integriteit van politieke ambtsdragers verwijst naar de zorgvuldigheid die politieke ambtsdragers moeten betrachten bij het invullen van hun rol in de democratische rechtsstaat. Dat betekent de verantwoordelijkheid nemen die met de functie samenhangt en verantwoording afleggen, aan collega-bestuurders en/of (leden van) de volksvertegenwoordiging en bovenal aan de burger. In de democratische rechtsstaat dient een ieder zich te houden aan de wetten en regels die op democratische wijze zijn vastgesteld. Dat geldt zeker voor de politieke ambtsdragers die (mede)verantwoordelijk zijn voor de totstandkoming van die wetten en regels. Zonder dat zal het vertrouwen in de democratische rechtsstaat worden ondermijnd en het draagvlak voor de naleving van de wetten en regels verdwijnen. Vertrekpunt voor de politieke ambtsdrager is dan ook de eed of gelofte die de politieke ambtsdrager bij de ambtsaanvaarding aflegt.

Gedragscode

Integriteit is niet alleen een kwestie van regels, maar ziet ook op de onderlinge omgangsvormen. Een respectvolle omgang met burgers en organisaties, tussen politieke ambtsdragers onderling en tussen politieke ambtsdragers en medewerkers, met behoud van eigen politieke inhoud en stijl, is van groot belang.

De volksvertegenwoordiging stelt zowel voor de eigen leden als voor de dagelijkse bestuurders (voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur) een gedragscode vast. Dat is zo vastgelegd in de Provinciewet. De gedragscode is een leidraad voor het handelen van individuele politieke ambtsdragers en heeft tot doel hen te ondersteunen bij de invulling van hun verantwoordelijkheid voor de integriteit van het openbaar bestuur. Voor de twee groepen van politieke ambtsdragers (volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders) is er een afzonderlijke gedragscode. Onderhavige gedragscode heeft betrekking op de dagelijkse bestuurders: commissaris van de Koning en de gedeputeerden. Veel bepalingen zijn voor dagelijkse bestuurders en volksvertegenwoordigers gelijk. Er zijn ook verschillen. Die hebben te maken met de staatsrechtelijke posities en met de voor hen geldende wettelijke (integriteits)regels.

Het handelen van het dagelijks bestuur en van de bestuurders staat ten dienste van de provincie. De ambtsdragers aan wie en de organen waaraan het dagelijks bestuur is opgedragen, zijn over hun bestuurlijke handelen en over hun functioneren verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoordigende organen. Aan het dagelijks bestuur en de bestuurders worden ook in de gedragscode bijzondere eisen gesteld om optimale openheid en controleerbaarheid te realiseren. Een aantal kernbegrippen is hierin leidend en plaatst de integriteit van politieke ambtsdragers in een breder perspectief.

  • Dienstbaarheid: Het handelen van een bestuurder is gericht op het belang van de provincie en op de burgers die daarvan deel uitmaken.

  • Functionaliteit: Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij in het bestuur vervult.

  • Onafhankelijkheid: Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onafhankelijkheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen.

  • Openheid: Het handelen van een bestuurder is transparant, zodat altijd verantwoording mogelijk is en de controlerende organen inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

  • Betrouwbaarheid: Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor deze is verkregen.

  • Zorgvuldigheid: Het handelen van een bestuurder is erop gericht dat alle burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Interne Regeling

Het rechtskarakter van de gedragscode is dat van een interne regeling, als nadere invulling en concretisering van de wettelijke regels. De gedragscode bevat in aanvulling op wettelijke regels gedragsnormen en regels over procedures die de transparantie van het handelen van politieke ambtsdragers evenals van de besluitvorming over en de naleving van de normen vergroten. Zij vormt een beoordelingskader en leidraad bij twijfel, vragen en discussies. Het niet naleven van de gedragscode heeft geen rechtsgevolgen. Sprake is van zelfbinding. De regels worden in gezamenlijk debat vastgesteld door de politieke ambtsdragers zelf. In dit licht moeten de regels in de code worden gezien. Dat maakt de gedragscode evenwel niet vrijblijvend. De bestuurders kunnen daarop worden aangesproken en zij dienen zich over de naleving ervan te verantwoorden. Het niet naleven van de gedragscode kan dus wel onderdeel worden van politiek debat en politieke gevolgen hebben.

Integriteit is een thema dat betekenis krijgt in het handelen. Een integriteitsbeleid dat alleen op papier bestaat is slechts een dode letter. Daarom moet het handelen van politieke ambtsdragers regelmatig onderwerp van gesprek zijn, juist ook onderling, en ook daarbij geeft de gedragscode ondersteuning. De code en de voorgestelde registraties zijn instrumenten. Integriteit is uiteindelijk niet in regels te vangen.

Goed bestuur

Integer handelen kan alleen in een cultuur en organisatie waar ook de andere waarden van goed bestuur worden nagestreefd. De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur1 benoemt een aantal kernwaarden van goed openbaar bestuur. Integriteit wordt hierin in één adem genoemd met openheid. ‘Openheid en integriteit’: “het bestuur is open en integer en maakt duidelijk wat het daaronder verstaat.” De wetgeving (en de gedragscode in aanvulling hierop) bevat diverse voorschriften inzake openheid met het oog op de integriteit.

Die voorschriften hebben betrekking op openbaarmaking van nevenfuncties en/of neveninkomsten, van geschenken, buitenlandse reizen, excursies en evenementen. De registraties in de codes zijn bedoeld om de transparantie te bevorderen die belangenverstrengeling en onverantwoord en/of onjuist gebruik van publieke middelen door politieke ambtsdragers moeten tegengaan. De politieke ambtsdrager is primair zelf verantwoordelijk voor zijn integriteit en hij zal zich daar in alle openheid over moeten verantwoorden.

De Nederlandse Code voor Goed Openbaar Bestuur verbindt openheid en integriteit met de kernwaarden participatie, behoorlijke contacten met burgers, doelgerichtheid en doelmatigheid, legitimiteit, lerend en zelfreinigend vermogen en verantwoording. Al deze kernwaarden klinken in verschillende mate door in deze gedragscode.

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Deze gedragscode geldt voor de commissaris van de Koning en voor de Gedeputeerde, maar richt zich ook tot de bestuursorganen.

Artikel 1.2

De gedragscode is openbaar en via internet beschikbaar.

 

Paragraaf 2 Voorkomen van belangenverstrengeling

Artikel 2.1.1
  • 1.

    De commissaris van de Koning levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden, bij aanvang van het ambt. Als gaande het lidmaatschap een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot een bestaande nevenfunctie wijzigen, meldt de commissaris van de Koning in het College van Gedeputeerde Staten zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie en wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één maand aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e

      indien bezoldigd wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register wordt elk kwartaal geactualiseerd en is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.1.2
  • 1.

    De gedeputeerde levert de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, meldt de gedeputeerde in het College van Gedeputeerde Staten zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie en wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één maand aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • 2.

    De informatie betreft in ieder geval:

    • a

      de omschrijving van de nevenfunctie;

    • b

      de organisatie voor wie de nevenfunctie wordt verricht;

    • c

      of het al dan niet een nevenfunctie betreft uit hoofde van het ambt;

    • d

      of de nevenfunctie bezoldigd of onbezoldigd is; en

    • e

      indien bezoldigd – voor zover deze openbaar gemaakt moeten worden – wat de inkomsten daaruit zijn.

  • 3.

    De provinciesecretaris legt hiervoor een register aan en beheert dit register. Het register wordt elk kwartaal geactualiseerd en is openbaar en via internet beschikbaar.

Artikel 2.2
  • 1.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerde handelen in de uitoefening van hun ambt niet zodanig dat zij vooruitlopen op een functie na aftreden.

  • 2.

    De gedeputeerde bespreekt het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie na aftreden, met de commissaris van de Koning.

Artikel 2.3
  • 1.

    Gedeputeerde Staten sluit de commissaris van de Koning en/of een gedeputeerde gedurende een jaar na aftreden uit van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de provincie.

  • 2.

    De uitsluiting geldt niet bij aanvaarding van een dienstbetrekking bij de provincie waar hij commissaris van de Koning, onderscheidenlijk gedeputeerde was. Voor werving, selectie en indiensttreding bij de provincie zijn de voor het ambtelijk personeel geldende regels ter zake van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2.4
  • 1.

    Gedeputeerde Staten draagt de commissaris van de Koning en/ of een gedeputeerde niet eerder dan een jaar na aftreden voor als kandidaat voor benoeming tot commissaris dan wel bestuurslid van een verbonden partij.

  • 2.

    Onder verbonden partij wordt verstaan hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1.1 van het Besluit begroting en verantwoording provincies.

     

Paragraaf 3 Informatie

Artikel 3.1

De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde zorgt ervoor dat vertrouwelijke en geheime informatie waarover hij beschikt veilig wordt bewaard.

Artikel 3.2

De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde maakt niet ten eigen bate of ten bate van derden gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen niet openbare informatie.

 

Paragraaf 4 Omgang met geschenken en uitnodigingen

Artikel 4.1
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen geschenken, faciliteiten en diensten als zijn onafhankelijke positie hierdoor kan worden beïnvloed.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid kan de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde incidentele geschenken die een geschatte waarde van ten hoogste € 50 vertegenwoordigen behouden.

  • 3.

    Geschenken die de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde uit hoofde van zijn ambt ontvangt en die een geschatte waarde van meer dan € 50 vertegenwoordigen worden, als zij niet worden of kunnen teruggestuurd, eigendom van de provincie en worden gemeld in het College van Gedeputeerde Staten.

  • 4.

    Geschenken worden niet op het huisadres ontvangen.

Artikel 4.2
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde accepteert geen lunches, diners, recepties en andere uitnodigingen die door anderen betaald of georganiseerd worden, tenzij dat behoort tot de uitoefening van de functie en de aanwezigheid beschouwd kan worden als functioneel.

  • 2.

    Bij twijfel legt de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde de uitnodiging ter bespreking voor aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.3
  • 1.

    Invitaties voor buitenlandse reizen voor rekening van anderen dan de provincie worden in principe niet aanvaard. In uitzonderingsgevallen legt de commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde dit vooraf ter bespreking voor aan Gedeputeerde Staten waarna Gedeputeerde Staten besluiten.

  • 2.

    De commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde maakt de buitenlandse dienstreis die hij heeft aanvaard openbaar binnen één kwartaal nadat de dienstreis heeft plaatsgevonden.

  • 3.

    De commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde legt binnen één kwartaal schriftelijk verantwoording af over de buitenlandse dienstreis. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming, de duur was en wie deze kosten voor zijn rekening heeft genomen van de buitenlandse dienstreis.

     

Paragraaf 5 Gebruik van voorzieningen van de provincie

Artikel 5.1
  • 1.

    Het bestuursorgaan richt de financiële en administratieve organisatie zodanig in dat er een getrouw beeld mogelijk is van de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven en hanteert heldere procedures over de wijze waarop functionele uitgaven rechtstreeks in rekening worden gebracht of kunnen worden gedeclareerd bij de provincie.

  • 2.

    De commissaris van de Koning en de gedeputeerde verantwoorden zich over het eigen gebruik van de voorzieningen volgens de in het kader van het eerste lid vastgestelde regels en procedures.

Artikel 5.2
  • 1.

    De commissaris van de Koning respectievelijk de gedeputeerde meldt het voornemen tot een buitenlandse dienstreis of een uitnodiging daartoe aan Gedeputeerde Staten. Hij verschaft daarbij informatie over het doel en de duur van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap dat meereist, de geraamde kosten en de wijze waarop van de reis verslag wordt gedaan.

  • 2.

    De commissaris van de Koning, onderscheidenlijk de gedeputeerde meldt daarbij tevens als hij voornemens is om de buitenlandse reis voor privédoeleinden te verlengen. De extra kosten van de verlenging komen daarbij volledig voor eigen rekening.

Artikel 5.3

De commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde legt schriftelijk verantwoording af over afgelegde buitenlandse dienstreizen in opdracht van Gedeputeerde Staten binnen één kwartaal. Hij maakt in ieder geval openbaar wat het doel, de bestemming en de duur van de buitenlandse dienstreis is geweest en wat daarvan de kosten waren voor de provincie.

Artikel 5.4

Onder een buitenlandse (dienst)reis wordt verstaan een reis buiten de Benelux en de NRW.

Artikel 5.5

De commissaris van de Koning respectievelijk een gedeputeerde declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

Artikel 5.6

Voorzieningen en eigendommen mogen alleen gebruikt worden conform de ‘Verordening rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers Provincie Limburg 2019’ en eventueel bijbehorende gebruikersovereenkomsten.

 

Paragraaf 6 Uitvoering gedragscode

Artikel 6.1

Provinciale Staten bevorderen de eenduidige interpretatie van de gedragscode. Ingeval van leemtes en onduidelijkheden in de gedragscode voorzien zij daarin.

Artikel 6.2
  • 1.

    Op voorstel van de commissaris van de Koning maken Provinciale Staten in ieder geval afspraken over:

    • a

      de periodieke bespreking van het onderwerp integriteit in het algemeen en van de gedragscode in het bijzonder;

    • b

      de aanwijzing van contactpersonen of aanspreekpunten integriteit;

    • c

      de processtappen die worden gevolgd ingeval van een vermoeden van een integriteitschending van een politieke ambtsdrager van de provincie.

  • 2.

    De afspraken, bedoeld in het eerste lid, maken deel uit van deze gedragscode.

     

Aldus besloten in de vergadering van Provinciale Staten, gehouden op 5 februari 2021.

Provinciale Staten voornoemd

de voorzitter,

de heer drs. Th.J.F.M. Bovens

de griffier,

de heer mr. A.O.J. Pregled

De secretaris van Gedeputeerde Staten van Limburg,

De heer drs. G.H.E. Derks MPA

BIJLAGE 1 - WETTELIJKE GRONDSLAG/ WETTELIJK KADER

Artikel 1

Provinciale Staten stellen een gedragscode vast voor de voorzitter en overige leden van het dagelijks bestuur (artikelen 40c, tweede lid, en 68, tweede lid, Provinciewet).

Artikel 2

Afleggen eed of belofte (artikelen 40a en 64 Provinciewet)

Alvorens zijn functie te kunnen uitoefenen legt de bestuurder de volgende eed (verklaring en belofte) af: “Ik zweer (verklaar) dat ik om tot het ambt benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten uit het ambt naar eer en geweten zal vervullen.”

Persoonlijke belangen

  • Een bestuurder neemt niet deel aan de stemming over

    • -

      een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

    • -

      de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij hoort.

  • (artikel 58 jo artikel 28 Provinciewet)

  • Het bestuursorgaan waakt ertegen dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden (artikel 2:4, tweede lid, Algemene wet bestuursrecht).

Incompatibiliteiten en nevenfuncties

  • Verboden overeenkomsten/handelingen: bestuurders mogen in geschillen, waar de provincie(bestuur) partij is, niet als advocaat, adviseur of gemachtigde werkzaam zijn. Zij mogen bepaalde overeenkomsten, waar de provincie bij betrokken is, niet rechtstreeks of middellijk aangaan. Van verboden overeenkomsten kan ontheffing worden verleend (artikelen 40c, eerste lid, en 68, eerste lid, jo artikel 15, eerste en tweede lid, Provinciewet).

  • Onverenigbaarheid van functies: het zijn van een bestuurder sluit het hebben van een aantal andere functies uit (artikelen 35c en 67 Provinciewet).

  • Op overtreding van de incompatibiliteitenregeling staat uiteindelijk de sanctie van ontslag (artikelen 45, tweede lid, en 46 Provinciewet).

  • Vervulling nevenfuncties: voor bestuurders is bepaald dat zij geen nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op een goede vervulling van hun ambt. Voor commissarissen van de Koning is daaraan toegevoegd dat zij evenmin nevenfuncties hebben die ongewenst zijn met het oog op de handhaving van hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin. Bestuurders melden het voornemen tot aanvaarding van de nevenfunctie aan de volksvertegenwoordiging.

    Voor de commissaris van de Koning geldt deze meldverplichting niet voor ambtshalve nevenfuncties (40b en 66 Provinciewet).

  • Openbaarmaking nevenfuncties: bestuurders maken openbaar welke nevenfuncties zij vervullen. Voor commissarissen van de Koning zijn ambtshalve nevenfuncties daarvan uitgezonderd. De lijst met nevenfuncties ligt ter inzage op het provinciehuis (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

  • Openbaarmaking inkomsten nevenfuncties: fulltime bestuurders maken hun inkomsten uit nevenfuncties openbaar; de opgave van neveninkomsten wordt ter inzage gelegd op het provinciehuis, uiterlijk 1 april na het jaar waarin de inkomsten zijn genoten (artikelen 40b en 66 Provinciewet).

  • Verrekening inkomsten nevenfuncties: bestuurders mogen geen vergoedingen ontvangen voor ambtshalve nevenfuncties; die worden in de provinciekas gestort. Voor fulltime bestuurders is geregeld dat de inkomsten uit andere nevenfuncties voor een deel worden verrekend, volgens dezelfde verrekeningssystematiek als voor leden van de Tweede Kamer (artikelen 43 en 65 Provinciewet).

Artikel 3

Informatieplicht

Gedeputeerde Staten en elk van zijn leden zijn verplicht alle inlichtingen te geven die de volksvertegenwoordiging nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. Het betreft zowel een actieve als een passieve informatieplicht. Ook als individuele volksvertegenwoordigers informatie vragen zal die informatie aan de volksvertegenwoordiging moeten worden verstrekt. De informatie kan alleen worden geweigerd als die in strijd is met het openbaar belang (artikelen 167 en 179 Provinciewet).

Het Reglement van Orde voor Provinciale Staten kan bepalingen bevatten die betrekking hebben op informatieverstrekking en de omgang met informatie.

Geheimhouding

  • Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).

  • Gedeputeerde Staten kunnen op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, geheimhouding opleggen. Ook de commissaris van de Koning heeft die bevoegdheid. De geheimhoudingsplicht moet worden bevestigd door de volksvertegenwoordiging. Ook Provinciale Staten onderscheidenlijk (de voorzitter van) een commissie kunnen geheimhouding opleggen (artikelen 25, 55 en 91 Provinciewet).

  • Het schenden van de geheimhoudingsplicht is een misdrijf (artikel 272 Wetboek van Strafrecht).

Artikel 4

Afleggen eed of belofte

De eed of belofte die op grond van de artikelen 40a en 64 van de Provinciewet moet worden afgelegd heeft onder meer betrekking op het geven, aannemen of beloven van giften, gunsten of geschenken. Zie voor de wetstekst inzake de eed of belofte het wettelijk kader onder 2 voor de bepalingen ter voorkoming van belangenverstrengeling.

Artikel 5

Geen andere inkomsten:

Een bestuurder geniet geen andere vergoedingen ten laste van de provincie dan die bij of krachtens wet toegestaan zijn (artikelen 43 en 66 Provinciewet).

 

Procedure van declaratie (modelverordeningen VNG en IPO):

Er zijn voor gedeputeerden voorschriften opgenomen in de provinciale verordening over de wijze van declaratie (inclusief het overleggen van bewijsstukken) van vooruit betaalde (zakelijke) kosten en over rechtstreekse facturering van (zakelijke) kosten bij de provincie. Ook zijn in de provinciale verordening voor gedeputeerden voorschriften opgenomen over het (zakelijk) gebruik van een provinciale creditcard.

 

Buitenlandse dienstreis voor gedeputeerden (modelverordeningen VNG en IPO):

Als de gedeputeerde in het provinciaal belang een reis buiten Nederland maakt, worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. Voor een reis in het provinciaal belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese instelling, is vooraf toestemming van Gedeputeerde Staten vereist.

Provinciale Staten kunnen aan deze toestemming voorwaarden verbinden.

BIJLAGE 2 – TOELICHTING

Artikel 2.1.1 en 2.1.2

Zoals uit het opgenomen wettelijk kader blijkt, zijn er enkele verschillen in de wetgeving t.a.v. de openbaarmaking van (inkomsten uit) nevenfuncties tussen de commissaris van de Koning enerzijds en gedeputeerden anderzijds. De nadere invulling daarvan in 2.1.1 en 2.1.2 is in lijn hiermee dan ook niet exact gelijk.

 

Een nevenfunctie is een activiteit die iemand naast zijn of haar hoofdberoep uitoefent. Deze functie kan ambtsgebonden (q.q.) of niet-ambtsgebonden, betaald of onbetaald zijn. Onder nevenfunctie wordt verstaan een functie die bij een andere (publieke of private) rechtspersoon dan de provincie wordt vervuld. Wettelijk is bepaald dat de gedeputeerden en de commissaris van de Koning geen nevenfuncties vervullen waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van het ambt.

Bij het aanvaarden van nevenfuncties zijn de volgende afwegingen van belang:

  • 1.

    Tussen het ambt en de nevenfunctie mag geen belangenverstrengeling optreden;

  • 2.

    Het vervullen van de nevenfunctie mag geen afbreuk doen aan het aanzien van het ambt;

  • 3.

    De nevenfunctie mag niet zoveel tijd kosten dat het functioneren als ambtsdrager in het geding komt;

  • 4.

    De (hoogte van de) honorering van de nevenactiviteiten mag geen aanleiding geven tot discussies.

Erefuncties zijn per definitie geen nevenfunctie zoals hierboven benoemd. Bij een erefunctie is er geen sprake van statutair vastgelegde bestuurlijke rechten/plichten ten opzichte van de organisatie. Het lidmaatschap geldt als een erefunctie, zoals beschermheer, comité van aanbeveling, ambassadeurschap. Bij een dergelijke functie verleent een bestuurder zijn of haar goede naam aan de organisatie of het comité dat zich beijvert voor een goed doel en te goede naam en faam bekend staat.

Melding nevenfuncties

In de Provinciewet is in artikel 66, lid 2 opgenomen “de commissaris meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van het ambt van commissaris, aan provinciale staten”. Daarnaast is in artikel 40b, lid 2 opgenomen “een gedeputeerde meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan provinciale staten”. Verder worden nevenfuncties en de inkomsten uit nevenfuncties openbaar gemaakt.

 

Momenteel wordt op de provinciale website (persoonlijke pagina’s van het College van GS) melding gemaakt van de nevenfuncties en is aangegeven of het bezoldigde (incl. inkomsten) of onbezoldigde functies betreft.

Commissaris van de Koning

  • -

    Conform artikel 2.1.1 van deze gedragscode levert de commissaris van de Koning de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, meldt de commissaris van de Koning in het College van Gedeputeerde Staten zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie en wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één maand aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • -

    Op basis van de Provinciewet (art. 65, lid 2) meldt de commissaris zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van het ambt van commissaris, aan Provinciale Staten.

  • -

    Het Kabinet van de commissaris van de Koning is verantwoordelijk voor melding van het voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van het ambt van de commissaris, aan Provinciale Staten

  • -

    Het Kabinet is tevens verantwoordelijk voor plaatsing van nevenfuncties (incl. neveninkomsten) en up-to-date houden van de nevenfuncties op de provinciale persoonlijke website van de commissaris van de Koning;

  • -

    Neveninkomsten moeten jaarlijks voor 1 april opgegeven worden aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de verrekenregels van deze neveninkomsten. In september neemt het College dan voor ieder GS lid afzonderlijk een besluit ter zake eventuele terugbetaling.

Gedeputeerden

  • -

    Conform artikel 2.1.2 van deze gedragscode levert de gedeputeerde de provinciesecretaris de informatie aan over de nevenfuncties die openbaar gemaakt moeten worden bij aanvang van het ambt. Als gaande de uitoefening van het ambt een nieuwe nevenfunctie aanvaard wordt of de omstandigheden met betrekking tot bestaande nevenfuncties wijzigen, meldt de gedeputeerde in het College van Gedeputeerde Staten zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie en wordt de informatie die hierop betrekking heeft binnen één maand aangeleverd bij de provinciesecretaris.

  • -

    Op basis van de Provinciewet (art. 40b, lid 2) meldt de gedeputeerde zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan Provinciale Staten.

  • -

    De melding van het voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan Provinciale Staten gebeurd via de reguliere verzending van de openbare besluitenlijst van Gedeputeerde Staten aan Provinciale Staten en eenmaal per kwartaal via een verzameloverzicht.

  • -

    De bestuursadviseur is tevens verantwoordelijk voor openbaarmaking van de nevenfuncties (incl. neveninkomsten) door plaatsing en up-to-date houden van de nevenfuncties op de provinciale persoonlijke website;

  • -

    Neveninkomsten moeten jaarlijks voor 1 april opgegeven worden aan Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de verrekenregels van deze neveninkomsten. In september neemt het College dan voor ieder GS lid afzonderlijk een besluit ter zake eventuele terugbetaling.

Artikel 2.2

Het voornemen tot tussentijdse aanvaarding van een functie wordt onmiddellijk gemeld als sprake is van een verstrengeling met het belang van de Provincie Limburg. Voor de commissaris van de Koning geldt eenzelfde lijn van bespreking met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikelen 2.3 en 2.4

In deze bepalingen is de zogenaamde ‘draaideurconstructie’ geregeld. In 2.3 gedurende 1 jaar na aftreden de uitsluiting van betaalde werkzaamheden ten behoeve van de provincie en in 2.4 de uitsluiting van benoeming als commissaris of bestuurslid van een ‘verbonden partij’, ofwel, kort samengevat, van een organisatie waarin de provincie een bestuurlijk en financieel belang heeft. Hiermee wordt het mogelijke risico op verstrengeling van persoonlijke en functionele belangen vermeden.

 

Het begrip ‘verbonden partij’ is ontleend aan het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten. Daarin staat dat een verbonden partij een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie is waarin de provincie of gemeente een bestuurlijk en een financieel belang heeft. Een financieel belang wordt gedefinieerd als een aan de betrokken organisatie ter beschikking gesteld bedrag dat niet verhaalbaar is indien die organisatie failliet gaat, onderscheidenlijk het bedrag waarvoor aansprakelijkheid bestaat, indien de organisatie haar verplichtingen niet nakomt.

 

En onder bestuurlijk belang wordt verstaan: zeggenschap, hetzij uit hoofde van vertegenwoordiging in het bestuur hetzij uit hoofde van stemrecht.

 

Aanvaarding van een dienstbetrekking bij de provincie is niet uitgesloten. Dat kan van belang zijn in het kader van de re-integratie van de voormalige bestuurder en ter voorkoming van uitkeringslasten voor de provincie. Uiteraard dienen daarbij de regels van werving en selectie en aanstelling te gelden die er voor iedereen zijn die bij de provincie gaat solliciteren. De draaideurconstructie geldt natuurlijk niet bij aanvaarding van het statenlidmaatschap. Tevens is hier het provinciale ‘Beleidskader Selectie en benoemingen‘ van toepassing.

 

Het bepaalde in artikel 2.2, eerste lid, (vooruitlopen op een nieuwe functie na aftreden) geldt uiteraard evenzeer voor een functie bij de voormalige provincie.

Artikel 3.1

Het is belangrijk de juiste maatregelen te treffen om te voorkomen dat onbevoegden vertrouwelijke en/of geheime gegevens kunnen bezitten, raadplegen of beschadigen. Daarbij moet in de digitale setting worden gedacht aan de beveiliging van de computer, smartphones e.d. met wachtwoorden en het niet onbeheerd achterlaten van USB-sticks met vertrouwelijke/geheime informatie.

Artikel 4.1

In de gedragscode is het uitgangspunt dat geschenken, faciliteiten en diensten niet worden geaccepteerd als hiermee de onafhankelijke positie van de bestuurder kan worden beïnvloed. Dat is in ieder geval aan de orde in onderhandelingssituaties. Is daarvan geen sprake dan kunnen om praktische redenen incidentele kleine geschenken (met een geschatte waarde van € 50 of minder) door de bestuurder worden aanvaard, echter nooit op het huisadres. Duurdere geschenken worden niet aanvaard. Zij worden teruggestuurd of eigendom van de provincie die zorgt voor een goede bestemming van het geschenk.

Artikel 4.3

Het gaat hier buitenlandse reizen die betrokkene als commissaris van de Koning, onderscheidenlijk als gedeputeerde, aanvaardt. Buitenlandse reizen in de hoedanigheid van lid van een politieke partij vallen hier dus niet onder.

Bij de artikelen 4.2 en 4.3. dient eveneens als afwegingskader de motieven van de uitnodigende partij beoordeeld te worden. Het kan en mag er niet om gaan de onafhankelijke positie van de bestuurders te beïnvloeden.

Openbaarmaking hiervan gebeurt via publicatie van de openbare agenda één keer per kwartaal.

Artikel 5.1

Aan bestuurders worden rechtspositionele voorzieningen, vergoedingen en andere verstrekkingen geboden die een goed functioneren van de bestuurders mogelijk maken.

Uitgangspunt is dat uitgaven door de bestuurder plaatsvinden op rekening en dat indien dat niet mogelijk is declaraties worden ingediend via het daarvoor geldende declaratieprotocol. Geldstromen tussen de rekening van het bestuursorgaan en de persoonlijke rekening van de bestuurder maken een zwaardere controle op de uitgaven noodzakelijk.

Artikelen 5.2 en 5.3

Uitgangspunten zijn hier eigen verantwoordelijkheid, transparantie en bereidheid om schriftelijk verantwoording af te leggen.

 

De beoordeling van de noodzaak van de buitenlandse dienstreis ligt uiteindelijk bij Gedeputeerde Staten.

Ingevolge artikel 5.4 gelden de bepalingen van de artikelen 5.2 en 5.3 niet voor de meer reguliere (buitenlandse) dienstreizen naar een Europese instelling in het buitenland. Voor dergelijke (buitenlandse) reizen vormen deze bepalingen wel een belangrijk richtsnoer.

Buitenlandse reizen die worden gemaakt ten behoeve van de politieke partij zijn geen ‘dienstreizen’ en vallen dus niet onder de artikelen 5.2 en 5.3 en komen niet ten laste van de provincie.

Artikel 5.6

Voorzieningen en eigendommen van de provincie mogen alleen gebruikt worden conform de Verordening rechtspositie decentrale politieke ambtsdragers Provincie Limburg 2019 en eventueel bijbehorende gebruikersovereenkomsten. Het betreft hierbij onder meer:

  • -

    Voorziening dienstauto

  • -

    Informatie- en communicatievoorzieningen

  • -

    Gebruik creditcard.

Artikel 6.1

Provinciale Staten zijn het hoogste bestuursorgaan en als zodanig verantwoordelijk voor de inhoud van de gedragscode, voor een eenduidige interpretatie daarvan en voor wijziging/aanvulling daarvan bij onduidelijkheden of leemtes.

Artikel 6.2

De Provinciewet verplicht Provinciale Staten om voor zichzelf en voor de bestuurders een gedragscode vast te stellen. Aanvullend op de wettelijke regels die gelden voor politieke ambtsdragers, bevat de gedragscode een aantal materiële normen waaraan de politieke ambtsdragers zich committeren. De commissaris van de Koning heeft de wettelijke taak om de bestuurlijke integriteit van zijn of haar provincie te bevorderen. Hiermee is de verantwoordelijkheid voor de portefeuille ‘integriteit’ duidelijk belegd. De wettelijke bepalingen bieden de ruimte om naar gelang de situatie handelend op te treden, waarbij niet alleen gedacht moet worden aan het optreden bij incidenten.

 

Binnen de Provincie Limburg functioneert de Commissie Integriteit van Provinciale Staten:

  • -

    begeleidt integriteitsonderzoeken zoals opgenomen in het ‘protocol (mogelijke) integriteitsschendingen door leden van Provinciale Staten of Gedeputeerde Staten provincie Limburg 2017’.

  • -

    ontwikkelt kennis over integriteit binnen Provinciale Staten en bevordert de integriteit van de leden van Provinciale Staten.

De Commissie Integriteit bestaat uit 5 Statenleden. De leden van de commissie worden op voordracht van de fracties benoemd door het Presidium. Een van de 5 commissieleden wordt door het Presidium benoemd tot voorzitter. Bij verhindering van de voorzitter van de Commissie Integriteit wijst de commissie uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter aan. Het Presidium benoemt op voordracht van de Commissie Integriteit de extern adviseur Integriteit.

De extern adviseur Integriteit, de commissaris van de Koning, een gedeputeerde en de Statengriffier zijn adviserend lid. De Commissie Integriteit wordt ondersteund door de Statengriffier en/of diens plaatsvervanger en kan zich indien gewenst bij laten staan door derden.

 

De extern adviseur Integriteit is het (vertrouwelijke) meldpunt voor alle signalen van (mogelijke) integriteitsschendingen door leden van PS of leden van GS. Eventuele meldingen worden besproken met de commissaris van de Koning en de Statengriffier in de Integriteitsdriehoek. De extern adviseur Integriteit adviseert de Commissie Integriteit om de commissaris van de Koning al dan niet opdracht te geven een feitenonderzoek te laten verrichten. Tevens zal hij de commissie van gevraagd en ongevraagd advies voorzien over het bevorderen van de bestuurlijke integriteit.

 

De Commissie Integriteit vergadert gemiddeld vier keer per jaar.

Naar boven