Provinciaal blad van Zuid-Holland
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2021, 13068 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zuid-Holland | Provinciaal blad 2021, 13068 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Regeling provinciaal fonds gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 15.47 van de Wet milieubeheer;
Overwegende dat het wenselijk is het besluit van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 3 november 1998, nr. DCA/55906, tot vaststelling van de Verordening provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen (Prov. Blad 1998, nr. 56) en gewijzigd bij besluit van 25 september 2001 (Prov. Blad 2002, nr. 43) te actualiseren;
Overwegende dat het wenselijk is, gezien de omvangrijke wijziging als gevolg van genoemde actualisatie, de voornoemde regeling in te trekken en te vervangen door een nieuwe regeling;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Regeling provinciaal fonds nazorg gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022
Artikel 2 Plaats van vestiging
Het fonds is gevestigd te Den Haag, ten kantore van de provincie Zuid-Holland.
Artikel 5 Toegepaste verslaggevingsregels
Op de jaarrekening en het jaarverslag van het fonds is Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.
Het begrotingsjaar van het fonds is gelijk aan het kalenderjaar met dien verstande dat het eerste boekjaar aanvangt op het moment waarop het fonds is ingesteld.
Gedeputeerde staten leggen aan provinciale staten over elk begrotingsjaar verantwoording af van het gevoerde financieel beheer van het nazorgfonds onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag van het fonds, gelijktijdig met het overleggen aan provinciale staten van de jaarrekening van de provincie.
Artikel 9 Onderverdeling in de reserve en voorzieningen en verrekeningsregels bij tekorten en overschotten
Den Haag, 2 november 2021
Gedeputeerde staten van Zuid-Holland
drs. H. Koek, secretaris
drs. J. Smit, voorzitter
Op 1 april 1998 is de in de Wet milieubeheer (Wm) opgenomen regeling voor de nazorg van stortplaatsen (dat wil zeggen stortplaatsen waar het storten van afvalstoffen niet vóór 1 september 1996 is beëindigd) bij Koninklijk besluit in werking getreden (Staatsblad 1997, 532). Dit betekent dat Gedeputeerde Staten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk zijn dat deze stortplaatsen na sluiting geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaken. Artikel 15.47 Wm verplicht het College van Gedeputeerde Staten een nazorgfonds in te stellen voor het beheer van de heffingsopbrengsten. Het nazorgfonds is een publiekrechtelijk rechtspersoon (Burgerlijk Wetboek boek 2 art 1 lid 2: “…lichamen, waaraan een deel van de overheidstaak is opgedragen, bezitten slechts rechtspersoonlijkheid, indien dit uit het bij of krachtens de wet bepaalde volgt.”). Gedeputeerde Staten zijn belast met het beheer ervan (art. 15.47, lid 4 Wm).
Burgerlijk Wetboek deel 2 titel 9 van toepassing
Voor de jaarrekening dienen de verslaggevingsrichtlijnen voor zover van toepassing vanuit het Burgerlijk Wetboek deel 2 titel 9 te worden gevolgd. Omdat het Nazorgfonds een aparte publiekrechtelijke rechtspersoon is valt het niet onder het Besluit Begroting en Verantwoording provincie en gemeenten (BBV).
Het is de uitgesproken bedoeling van de wetgever om een zo strikt mogelijke scheiding tussen de provinciale middelen en die van het nazorgfonds aan te brengen zodat de nazorgmiddelen niet voor andere doeleinden kunnen worden ingezet en dit ook zichtbaar en controleerbaar is. Tevens is beoogd een toekomstige verstoring van de provinciale begroting bij eventueel verminderde heffingsopbrengsten te vermijden. De inkomsten en de uitgaven van het nazorgfonds worden om die reden in een aparte begroting opgenomen.
Het afleggen van verantwoording door Gedeputeerde Staten over nazorgfonds
De bevoegdheidsverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten dient te worden benaderd als ten aanzien van alle medebewindstaken. In een aan het IPO uitgebracht advies stelt Dölle van de RUG het volgende: “Gedeputeerde Staten zijn te allen tijde aanspreekbaar op de wijze waarop de middelen voor nazorg worden verdeeld en besteed” (24321, nr. 3, pag. 9). Die verantwoordelijkheid kan toch slechts door Provinciale Staten, zoals bij ieder medebewind, worden geactiveerd. “Gedeputeerde Staten zullen aan Provinciale Staten verantwoording moeten afleggen voor het beheer van het fonds.” (24321, nr. 6, pag. 18).
Het afleggen van verantwoording wordt actief inhoud gegeven door de rekening ter vaststelling voor te leggen aan Provinciale Staten. Passief door incidenteel gevraagde verantwoording af te leggen, zoals bij alle medebewind.
De in het artikel 8.49 Wm bedoelde zorg houdt in dat wordt gewaarborgd dat een stortplaats geen nadelige gevolgen voor het milieu veroorzaakt, dan wel dat, voor zover dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de grootst mogelijke bescherming wordt geboden tegen die nadelige gevolgen. Hiertoe worden maatregelen genomen strekkende tot:
De baten als genoemd in artikel 15.47, lid 5 en 6 Wm bestaan uit de opbrengsten van de objectgebonden heffingen, de rentebaten en beleggingsopbrengsten die via het fonds zijn verkregen, het batig saldo van de laatstelijk afgesloten rekening van het fonds en andere bedragen die bestemd zijn voor de in artikel 8.49 Wm bedoelde zorg.
De kosten die worden bestreden als genoemd in artikel 15.47, lid 7 Wm zijn de kosten die worden gemaakt in verband met de uitvoering van de in artikel 8.49 bedoelde zorg, de kosten die zijn verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, alsmede de kosten die worden gemaakt ter dekking van de aansprakelijkheid.
De gedeputeerden zijn zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk gemachtigd tot het dagelijks beheer van het fonds. Bij verschil van mening besluiten Gedeputeerde Staten plenair.
Voor het fonds wordt een aparte begroting opgesteld die eveneens door Provinciale Staten dient te worden vastgesteld. Om de normale planning- en control cyclus niet te doorbreken, is ervoor gekozen om de begroting van het fonds, alsmede de nazorgheffing gelijktijdig met de begroting van de provincie aan Provinciale Staten voor te leggen.
Voor het fonds wordt een aparte rekening opgesteld die eveneens door Provinciale Staten dient te worden vastgesteld.
Mochten zich in de toekomst overschotten in de ontwikkeling van het werkelijk opgebouwd doelvermogen voordoen, dan kunnen die gelden op grond van de wet niet worden aangewend voor andere activiteiten. Overschotten en tekorten in het werkelijk opgebouwd doelvermogen van een geopende stortplaats worden verrekend in de heffing van die stortplaats. Overschotten in het werkelijk opgebouwd doelvermogen van gesloten stortplaatsen worden toegevoegd aan de algemene reserve. Eventuele tekorten worden uit de algemene reserve aangevuld. Elk jaar wordt aan elke voorziening geopende stortplaats, naast de heffingsopbrengsten (inclusief het deel van de jaarlijkse heffing dat bijdraagt aan de opbouw van de risico-opslag), het gerealiseerd beleggingsrendement toegevoegd.
De omvang van de voorziening per stortplaats wordt als volgt berekend bij de begroting:
Werkelijk opgebouwd vermogen per 31 december (t-2) conform de vastgestelde jaarrekening + opgelegde heffing of restitutie + fictief rendement over januari t/m december (t-1) o.b.v. de vigerende jaarlijkse rekenrente. Op deze manier is de omvang van de stortplaatsen per 1 januari van het begrotingsjaar berekend. De beleggingsopbrengsten in het begrotingsjaar worden verdeeld op basis van deze omvang. De voorzieningen worden verminderd met de begrote uitvoeringskosten.
Indien van toepassing vinden de volgende wijzigingen in de voorzieningen plaats, voorafgaand aan de verdeling van het beleggingsresultaat:
Bij het sluiten van een stortplaats wordt de risico-opslag als geheel overgeboekt van de voorziening geopende stortplaats naar de algemene reserve. De risico-opslag is een toeslag welke onderdeel is van het doelvermogen van een open stortplaats. De hoogte van de toeslag wordt berekend op basis van het door gedeputeerde staten van Zuid-Holland vastgestelde beleid.
Ingevolge het bepaalde in artikel 136 van de Provinciewet moeten de besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van verordeningen bekend worden gemaakt. Het niet voldoen aan deze bekendmakingplicht leidt tot niet verbindendheid van de verordening. Bekendmaking geschiedt door plaatsing van de integrale tekst van het besluit in het provincieblad, of in een andere door de provincie algemeen verkrijgbaar gestelde uitgave. Op grond van artikel 139 van de Provinciewet treedt het bekendgemaakte besluit in werking met ingang van de achtste dag na de dag van de bekendmaking, tenzij in de verordening een ander tijdstip is aangegeven.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/prb-2021-13068.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.