Subsidieregeling We the North 2022-2024

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat zij op 21 december 2021, nr. A.16, afdeling ECP, dossiernummer K33388 het volgende besluit hebben genomen:

 

Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen:

 

Overwegende dat:

  • -

    zeven noordelijke overheden, te weten de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe, en de gemeenten Leeuwarden, Groningen, Assen en Emmen, al enige tijd samenwerken binnen het Noordelijk Overleg Cultuur (NOC);

  • -

    De Raad voor Cultuur in zijn “Agenda Cultuur 2021- 2024” een meer leidende rol van stedelijke cultuurregio’s, zoals gestart in de periode 2017-2020, continueert in het maken van cultuurbeleid;

  • -

    Partijen samen met de minister van Cultuur convenantafspraken 2021-2024 hebben gemaakt;

  • -

    Partijen met de minister daarvoor met het oog op de gewenste beleidsafstemming gesprekken hebben gevoerd over de uitgangspunten voor het cultuurbeleid uit de nota Uitgangspunten Cultuurbeleid 2021-20241 en over de politiek-bestuurlijke prioriteiten op landelijk, regionaal en lokaal niveau;

  • -

    Het wenselijk is dat overheden gezamenlijk werken aan een ontwikkelagenda voor Noord-Nederland/ We the North. Doel van de ontwikkelagenda is concrete gezamenlijke afspraken te maken hoe we in gezamenlijkheid de kwaliteit van de noordelijke, en daarmee ook de eigen Drentse, Friese en Groningse, cultuursector kunnen doorontwikkelen, zodat deze een impuls kan geven aan het Noorden en op (inter)nationaal niveau weet te opereren. De ontwikkelagenda dient aan te sluiten bij de doelen die in het toekomstdocument voor We the North 2021-2024 zijn vastgesteld (zie www.wethenorth.org.)

Gelet op:

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    De Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    De Procedureregeling subsidies provincie Groningen 2018;

  • -

    Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, ook wel aangeduid als de 'Algemene groepsvrijstellingsverordening';

  • -

    Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), ook wel aangeduid als 'De-minimisverordening'.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

 

Subsidieregeling We the North 2022-2024

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Verordening (EU) nummer 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EU) 2021/1237 van de Commissie van 23 juli 2021 (PbEU, L 270);

  • b.

    Bestuurlijk NOC: Noordelijk Overleg Cultuur, waarin bestuurders (gedeputeerden en wethouders) van de zeven deelnemende overheden zitting hebben;

  • c.

    Gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen;

  • d.

    KvK-nummer: nummer waaronder de rechtspersoon is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • e.

    NAW-gegevens: naam, adres, postcode en woonplaats;

  • f.

    Noord-Nederland: het grondgebied van de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • g.

    Penvoerder: een deelnemer in een samenwerkingsproject, die zorgdraagt en verantwoordelijk is voor de projectadministratie en subsidieaanvragen;

  • h.

    Culturele instelling: culturele stichting of vereniging zonder winstoogmerk, inclusief cultuur producerende en ondersteunende instellingen, ingeschreven bij de KvK;

  • i.

    Cultureel professional: iemand die beroepsmatig werkzaam is in de sector kunst en cultuur en die als zodanig staat ingeschreven bij de KvK;

  • j.

    Disciplines: podiumkunsten, popcultuur, beeldende kunst en vormgeving, film, letteren en erfgoed.

  • k.

    Talent: natuurlijk persoon met een bijzondere wens om zich een culturele uitingsvorm eigen te maken en die te delen met anderen;

  • l.

    Talentontwikkeling: het ontwikkelen van talenten via een doelgericht programma waarmee zij actief nieuwe culturele uitingsvormen leren en die delen met anderen;

  • m.

    Niveau 3 en 4: In het kader van de onderzoeken naar talentontwikkeling in de kunsten die Bureau ART uitvoert in opdracht van het Fonds Cultuurparticipatie, werd in 2011 de talentontwikkelingspiramide ontwikkeld. Deze piramide kent vier stadia van talentontwikkeling (van ontkieming naar professionalisering). Niveau 3 en 4 is gericht op jonge makers (vooropleidingen, talentklassen, talentstages), studenten van kunstvakopleidingen en beginnende (semi-) professionele cultuurmakers (zie toelichting afbeelding piramide);

  • n.

    Cursus: een kortdurende lesperiode die een afgesloten geheel vormt.

Artikel 1.2 Doelen

Deze regeling heeft de volgende doelen:

  • a.

    Faciliteren en stimuleren van versterking en vernieuwing voor een samenhangende culturele infrastructuur in Noord-Nederland met goede onderlinge verbindingen, waarin zowel disciplinair als interdisciplinair werkende makers en talenten zich professioneel kunnen ontwikkelen;

  • b.

    Het versterken van de keten talentontwikkeling cultuur in verdieping en professionalisering (niveau 3 en 4) voor Noord-Nederland op het gebied van artistieke kwaliteit en ondernemerschap;

  • c.

    Het versterken en verstevigen van culturele instellingen in Noord-Nederland met de kennis en expertise uit Noord-Nederlandse samenwerkingsverbanden;

  • d.

    Het bereiken van nieuwe publieksgroepen voor cultuur in Noord-Nederlands verband.

Artikel 1.3 Doelgroep

  • 1.

    Subsidie wordt uitsluitend verleend aan een culturele instelling;

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan ten behoeve van de uitvoering van projecten waarin sprake is van culturele samenwerking, subsidie ook worden verleend aan rechtspersonen die samenwerken met een of meer in het vorige lid bedoelde rechtspersonen.

HOOFDSTUK 2 AANVRAGEN EN VERLENEN VAN SUBSIDIE

Artikel 2.1 Aanvraag

  • 1.

    Als bij een project meerdere partijen betrokken zijn wordt de aanvraag ingediend door de penvoerder.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verleend voor:

  • a.

    het creëren en doorontwikkelen van professionele netwerken en partnerschappen van culturele instellingen voor maatwerktrajecten in Noord-Nederland;

  • b.

    het ontwikkelen van methodes en kennisuitwisseling voor de cultuursector in Noord-Nederlands verband zodat de culturele sector met eventueel nieuwe producten nieuwe publieksgroepen kan bereiken;

  • c.

    activiteiten gericht op de artistieke ontwikkeling en publieke presentatie van zowel disciplinair als interdisciplinair werkende talenten (niveau 3 en 4) met ondersteuning van professionele culturele netwerken;

  • d.

    activiteiten gericht op talentontwikkeling ten aanzien van artistiek ondernemerschap met ondersteuning van professionele culturele netwerken.

Artikel 2.3 Kaders en staatssteun

  • 1.

    Subsidie wordt verleend in overeenstemming met de regels van de Europese Unie inzake staatssteun;

  • 2.

    Subsidie kan worden verleend voor een cultuuronderzoek of ontwikkelingsproject door middel van experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie zoals bedoeld in artikel 25, lid 2 sub c en d, van de AGVV;

  • 3.

    Subsidie kan worden verleend voor musea, archieven, kunstencentra en cultuurcentra of artistieke of culturele locaties, theaters, bioscopen, operahuizen, andere live-performanceorganisaties, cinematografische erfgoedinstellingen, en andere vergelijkbare artistieke en culturele infrastructuurvoorzieningen, organisaties en instellingen; immaterieel erfgoed; kunst- of culturele evenementen en performances, festivals, tentoonstellingen en andere vergelijkbare culturele activiteiten zoals bedoeld in artikel 53 lid 2 onder a, c en d van de AGVV, voor zover de activiteiten vallen onder de in artikel 2.2 genoemde opsomming;

  • 4.

    Subsidie kan worden verleend op grond van de De-minimisverordening.

Artikel 2.4 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    De aanvrager voldoet aan de Cultural Governance Code (‘pas toe en leg uit’);

  • 2.

    De aanvrager voldoet aan de Fair Practice Code (‘pas toe of leg uit’);

  • 3.

    De activiteiten moeten worden uitgevoerd door en/of onder begeleiding van een cultureel professional;

  • 4.

    De activiteiten worden binnen twee jaar na subsidieverstrekking uitgevoerd.

Artikel 2.5 Algemene weigeringsgronden

  • 1.

    Een subsidie wordt geweigerd als de aanvraag geen betrekking heeft op dan wel zich niet afspeelt in Noord-Nederland;

  • 2.

    De subsidie wordt geweigerd indien de subsidiabele kosten lager zijn dan € 6.250,--.

  • 3.

    De subsidie wordt geweigerd als tegen de aanvrager een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;

  • 4.

    De subsidie, voor het uitvoeren van een onderzoeks- en ontwikkelingsproject door middel van experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie zoals bedoeld in artikel 25, lid 2, sub c en d, van de AGVV en de subsidie voor de culturele doelstellingen en activiteiten, zoals genoemd in artikel 2.3, lid 3 wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de AGVV tenzij de onderneming op 31 december 2019 niet in moeilijkheden verkeerden maar een onderneming in moeilijkheden werd gedurende de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2021; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in artikel 6 van de AGVV.

Artikel 2.6 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Voor zover noodzakelijk en adequaat voor het doel van de subsidie komen alle kosten voor activiteiten zoals genoemd in artikel 2.2 voor subsidie in aanmerking;

  • 2.

    Indien subsidie wordt verleend voor een cultuuronderzoek of ontwikkelingsproject door middel van experimentele ontwikkeling zijn, in afwijking van het bepaalde in het vorige lid, alleen de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;

    • b.

      bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

  • 3.

    Bij haalbaarheidsstudies zijn de in aanmerking komende kosten, de kosten van de studie.

  • 4.

    Als subsidie verleend wordt voor de culturele doelstellingen en activiteiten, zoals genoemd in artikel 2.3, lid 3, zijn in afwijking van het bepaalde in lid 1, alleen de volgende kosten subsidiabel:

    • a.

      indien het investeringssteun betreft: investeringen in immateriële activa, met inbegrip van: 

      • i.

        kosten voor culturele projecten en activiteiten, samenwerkings- en uitwisselingsprogramma's, met inbegrip van kosten voor selectieprocedures, promotiekosten en kosten die rechtstreeks uit het project voortvloeien.

    • b.

      indien het exploitatiesteun betreft:

      • i.

        de kosten van de culturele instelling of culturele samenwerkingsverbanden in verband met vaste of tijdelijke activiteiten, waaronder tentoonstellingen, uitvoeringen en evenementen en vergelijkbare culturele activiteiten;

      • ii.

        exploitatiekosten die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit, zoals het huren of leasen van vastgoed en culturele locaties, reiskosten, promotiekosten, materialen en leveranties die rechtstreeks verband houden met het culturele project of de culturele activiteit;

      • iii.

        kosten voor personeel dat werkt voor de culturele instelling, culturele samenwerkingsverband of een project;

      • iv.

        kosten voor advies- en ondersteuningsdiensten geleverd door externe consultants en dienstverrichters, die rechtstreeks voortvloeien uit het project.

Artikel 2.7 Niet-subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    BTW die op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 verrekenbaar is of op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds 2003 compensabel is, komt niet voor subsidie in aanmerking;

  • 2.

    Kosten die zijn gemaakt voorafgaande aan het indienen van de aanvraag;

  • 3.

    Kosten die al op een andere wijze worden gefinancierd;

  • 4.

    Kosten voor investeringen in accommodaties of interieur (verwerving, bouw, verbouw onderhoud of modernisering);

  • 5.

    Kosten voor cursusaanbod;

  • 6.

    Kosten voor activiteiten op het terrein van (cultuur)educatie;

  • 7.

    Kosten voor aanschaf van apparatuur;

  • 8.

    Kosten voor het opbouwen van eigen vermogen en reserves.

Artikel 2.8 Adviescommissie

Voordat over een aanvraag wordt beslist, brengt het bestuurlijk NOC hierover advies uit.

Artikel 2.9 Beslistermijn subsidieaanvraag

Gedeputeerde Staten beslissen binnen 22 weken nadat de aanvraag is ingediend.

Artikel 2.10 Subsidiehoogte

  • 1.

    De subsidie bedraagt niet meer dan 80% van de in aanmerking komende kosten;

  • 2.

    Voor de activiteiten van experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie zoals bedoeld in artikel 25, lid 2, sub c en d, van de AGVV, gelden de maximale subsidiepercentages overeenkomstig artikel 25 lid 5 sub c en d in samenhang met artikel 25 lid 6 en artikel 25 lid 7 van de AGVV;

  • 3.

    De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 5.000,- en maximaal € 200.000,-.

Artikel 2.11 Subsidieplafond en verdeelsystematiek

  • 1.

    GS stellen voor deze subsidieregeling per jaar een subsidieplafond vast en publiceren deze in het provinciaal blad;

  • 2.

    Het subsidieplafond wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de aanvraag;

  • 3.

    Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

HOOFDSTUK 3 SLOTBEPALINGEN

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

Gedeputeerde Staten kunnen van de subsidieregeling afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang van aanduiding doel of strekking van de regeling, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.2 Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1.

    Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2022 en vervalt van rechtswege op 1 januari 2025.

  • 2.

    Deze subsidieregeling blijft na 31 december 2024 van toepassing op subsidies die op die datum nog niet zijn vastgesteld en indien er nog bezwaar- en beroepsprocedures lopen tegen verlening of vaststelling.

Artikel 3.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling We the North 2022-2024.

Groningen, 21 december 2021

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas,

voorzitter.

J. Schrikkema,

secretaris.

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling We the North

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1.1., onder o

 

Hieronder de afbeelding van de talentontwikkelingspiramide.

 

Artikel 1.3

De regeling is primair gericht op organisaties/instellingen die “kunst en cultuur” in brede zin als (statutair) hoofddoel hebben. Indien er echter sprake is van intersectorale samenwerking, kunnen bijvoorbeeld ook onderwijs- of zorginstellingen in een samenwerking met “kunst- en cultuur”-instellingen aanvrager en ontvanger van subsidie zijn.

 

Artikel 2.4 lid 1

Governance is de manier waarop je organisatie bestuur en toezicht inricht. Het gaat over besturen, beleid maken, besluiten, uitvoeren en toezicht houden. Maar ook over gedrag, verantwoordelijkheid en integriteit. De Governance Code Cultuur helpt culturele organisaties om de governance goed in te richten. Zo kunnen mensen erop vertrouwen dat je organisatie goed wordt bestuurd, dat het toezicht goed functioneert en dat je (maatschappelijke) verantwoordelijkheid neemt. In het kort: dat de organisatie de gangbare standaarden voor goed bestuur en toezicht volgt. In de Code staan 8 principes met bijbehorende aanbevelingen. Voor de principes geldt: pas deze toe, én leg uit hoe je dit doet. De sector wordt gekenmerkt door grote verscheidenheid. Maatwerk is daarom noodzakelijk en onontkoombaar. Niet iedereen zal altijd in staat zijn om alle onderdelen van de code letterlijk na te komen. Daarom wordt het principe pas toe en leg uit gehanteerd. De code biedt op die manier aanleiding om inzicht te geven en te vragen aan opdrachtgevers, opdrachtnemers en subsidiënten. Als instellingen of organisaties in hun verantwoording uitleggen waarom ze wel of niet in staat waren bepaalde afspraken na te komen, worden zowel verborgen gebreken als best practices zichtbaar.

 

Artikel 2.4 lid 2

De Fair Practice Code is bedoeld als handvat voor alle culturele professionals om met elkaar in gesprek te gaan. Het is een uitnodiging om kritisch na te denken over wat normaal wordt gevonden, om zichtbaar te maken wat er beter kan en vervolgens daadwerkelijk verbeteringen door te voeren.

Naar boven