Besluit van provinciale staten van Zeeland houdende vaststelling het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Zeeland 2021

Besluit van provinciale staten van Zeeland van 17 december 2021, kenmerk 108733, houdende vaststelling van het Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Zeeland 2021.

 

Provinciale staten van Zeeland,

  • gelet op artikel 16 van de Provinciewet,

  • gelezen het voorstel van het Presidium van 6 december 2021;

Besluiten:

  • 1.

    Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Zeeland 2012 in te trekken.

  • 2.

    Het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Zeeland 2021 vast te stellen en in werking te laten treden op de dag nadat het is bekendgemaakt.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a.

    amendement: voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing, naar de vorm geschikt om daarin direct te worden opgenomen;

  • b.

    fractievoorzitter: statenlid waarvan door de voorzitter is vastgesteld dat dit lid fractievoorzitter is dan wel enig lid van een fractie;

  • c.

    geloofsbrief: document waarmee de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis geeft van zijn of haar benoeming;

  • d.

    initiatiefvoorstel: een voorstel, anders dan gedaan door gedeputeerde staten.

  • e.

    interpellatie: het vragen van inlichtingen over een onderwerp dat niet op de agenda staat;

  • f.

    motie: korte en gemotiveerde verklaring over een onderwerp waardoor een oordeel, wens of verzoek wordt uitgesproken;

  • g.

    schriftelijk: op papier of elektronisch te lezen stuk;

  • h.

    statencommissies: commissies als bedoeld in artikel 80 van de Provinciewet die ingesteld zijn door provinciale staten;

  • i.

    secretaris: provinciesecretaris/algemeen directeur van de provincie Zeeland tevens eerste adviseur van gedeputeerde staten;

  • j.

    statengriffier: de griffier van de provinciale staten van Zeeland of diens plaatsvervanger;

  • k.

    subamendement: voorstel tot wijziging van een aanhangig amendement, naar de vorm geschikt om direct te worden opgenomen in het amendement, waarop het betrekking heeft;

  • l.

    voorstel van orde: voorstel betreffende de orde van de vergadering;

  • m.

    voorzitter: de voorzitter van provinciale staten of diens plaatsvervanger;

  • n.

    wet: de Provinciewet.

Artikel 2 De voorzitter

  • a.

    het leiden van de vergadering;

  • b.

    het handhaven van de orde;

  • c.

    het doen naleven van het reglement van orde;

  • d.

    hetgeen de Provinciewet of dit reglement hem verder opdraagt;

  • e.

    het leiden van de werkzaamheden van het presidium.

Artikel 3 De statengriffier

  • 1.

    De statengriffier is in elke vergadering van provinciale staten aanwezig.

  • 2.

    Bij zijn verhindering of afwezigheid wordt de statengriffier vervangen door een door provinciale staten daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 3.

    Hij kan, indien hij daartoe door de voorzitter wordt uitgenodigd, aan de beraadslagingen als bedoeld in dit reglement deelnemen.

Artikel 4 Het presidium

  • 1.

    Provinciale staten hebben een presidium, belast met de daaraan in dit reglement of anderszins door provinciale staten toegewezen werkzaamheden.

  • 2.

    Het Presidium bestaat uit de voorzitter en alle fractievoorzitters.

  • 3.

    Bij afwezigheid van de voorzitter, is de plaatsvervangend voorzitter van Staten voorzitter van het presidium.

  • 4.

    Elke in het vorige lid bedoelde fractievoorzitter wijst een lid van provinciale staten aan, dat hem bij zijn afwezigheid in het presidium vervangt.

  • 5.

    De statengriffier is in elke vergadering van het presidium aanwezig en dient het presidium van advies.

Artikel 5 Bestuurs- en andere commissies van provinciale staten

Naast de politieke commissies hebben de provinciale staten van Zeeland de volgende vaste commissies ingesteld:

  • 1.

    Als bestuurscommissie:

    • a.

      de werkgeverscommissie;

  • 2.

    Als overige (advies) commissies:

    • a.

      de agendacommissie;

    • b.

      de auditcommissie

    • c.

      de programmaraad van de rekenkamer Zeeland.

Artikel 6 Reserveren

 

Hoofdstuk 2 Toelating van nieuwe leden; fracties

Artikel 7 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging

  • 1.

    Bij elke benoeming van nieuwe leden van provinciale staten stellen provinciale staten een commissie in bestaande uit drie leden van provinciale staten. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden en -in de eerste vergadering na de provinciale staten verkiezingen- de processen-verbaal van de stembureaus.

  • 2.

    De commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven gaat na of de benoemde aan de vereisten voor het lidmaatschap voldoet en of er geen met het lidmaatschap onverenigbare betrekkingen worden vervuld die aan toelating in de weg staan.

  • 3.

    De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven verslag uit aan provinciale staten en doet daarbij een voorstel voor een besluit.

  • 4.

    Na een provinciale statenverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van provinciale staten op om in de eerste vergadering van provinciale staten in nieuwe samenstelling, zoals bedoeld in artikel 18 van de Provinciewet, de voorgeschreven eed (verklaring en belofte) af te leggen.

  • 5.

    In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van provinciale staten op voor de vergadering van provinciale staten waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed (verklaring en belofte) af te leggen.

Artikel 8 Het gesprek over de bestuurlijke integriteit van kandidaat Gedeputeerde

  • 1.

    Vóór het onderzoek van de geloofsbrieven van de te benoemen leden van gedeputeerde staten, voert de voorzitter van provinciale staten een besloten gesprek met ieder van de te benoemen leden van gedeputeerde staten over bestuurlijke integriteit. De voorzitter kan zich bij die gesprekken laten bijstaan door de statengriffier.

  • 2.

    De voorzitter vraagt voorafgaand aan het gesprek in ieder geval de volgende stukken op bij de kandidaten:

    • a.

      een overzicht van betaalde en onbetaalde nevenfuncties;

    • b.

      een eigen verklaring aangaande de verboden handelingen ex art 15 PW;

    • c.

      een verklaring omtrent gedrag (VOG); en

    • d.

      een actueel curriculum vitae.

  • 3.

    Voor de benoeming van een gedeputeerde wordt in opdracht van de commissaris van de Koning een integriteitsonderzoek uitgevoerd naar de te benoemen kandidaat.

  • 4.

    De voorzitter brengt zo spoedig mogelijk verslag uit van zijn bevindingen en eventuele bedenkingen aan de commissie Integriteit met wie hij kan klankborden hieromtrent.

  • 5.

    De voorzitter deelt zijn bevindingen en bedenkingen uit het vorige lid met de kandidaat gedeputeerde.

  • 6.

    De voorzitter deelt zijn bevindingen ten aanzien van de kandidaat met provinciale staten.

  • 7.

    De commissaris van de Koning draagt er zorg voor dat zijn bevindingen tijdig beschikbaar zijn. De commissaris van de Koning kan stukken uit de onderzoeken, indien nodig onder geheimhouding, voor statenleden ter inzage leggen.

Artikel 9 Fractie

  • 1.

    De leden van provinciale staten, die door het centraal stembureau op dezelfde kandidatenlijst verkozen zijn verklaard, worden bij de aanvang van de zitting als één fractie beschouwd. Is onder een lijstnummer slechts één lid verkozen, dan wordt dit lid als een afzonderlijke fractie beschouwd.

  • 2.

    Indien boven de kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in provinciale staten deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van provinciale staten aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in provinciale staten wil voeren.

  • 3.

    De namen van degenen die als voorzitter van de fractie en als diens plaatsvervanger optreden worden zo spoedig mogelijk doorgegeven aan de voorzitter.

    • a.

      Indien:

      • i.

        één of meer leden van een fractie als zelfstandige fractie gaan optreden;

      • ii.

        twee of meer fracties als één fractie gaan optreden;

      • iii.

        één of meer leden van een fractie zich aansluiten bij een andere fractie;

  • wordt hiervan zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling gedaan aan de voorzitter.

    • b.

      Met de onder a. beschreven veranderde situatie wordt rekening gehouden met ingang van de dag, waarop de schriftelijke mededeling door de voorzitter van provinciale staten is ontvangen.

  • 4.

    Indien niet duidelijk is, na een splitsing van een fractie, welk deel kan worden aangemerkt als voortzetting van een fractie als bedoeld in het eerste lid, beslissen provinciale staten op voorstel van de voorzitter welk deel als voortzetting dient te worden beschouwd. Dit voorstel komt -zo mogelijk- tot stand in overleg met de gesplitste delen van de voormalige fractie.

Hoofdstuk 3 Vergaderingen

Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen

Artikel 10 Vergaderfrequentie

  • 1.

    De vergaderingen van provinciale staten vinden plaats op basis van het na het zomerreces door provinciale staten vastgestelde vergaderschema.

  • 2.

    De voorzitter kan in bijzondere gevallen een andere dag en aanvangsuur bepalen of een andere vergaderplaats aanwijzen. Hij voert hierover, tenzij er sprake is van een spoedeisende situatie, overleg in het presidium.

  • 3.

    Een extra vergadering wordt uitgeschreven indien de voorzitter dat nodig oordeelt of indien ten minste een vijfde van het aantal statenleden schriftelijk en met opgaaf van redenen daarom verzoekt.

  • 4.

    Een extra vergadering wordt uiterlijk binnen twee weken na het ingediende verzoek gehouden.

Artikel 11 Oproep

  • 1.

    De voorzitter zendt ten minste zeven dagen voor een vergadering de leden van provinciale staten een schriftelijke oproep onder vermelding van dag, tijdstip en plaats van de vergadering. In spoedeisende gevallen kan de voorzitter de schriftelijke oproep minder dan zeven dagen voor de vergadering verzenden.

  • 2.

    De voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid, van de Provinciewet bedoelde stukken worden tegelijkertijd met de schriftelijke oproep aan de leden van provinciale staten verzonden.

  • 3.

    Indien een aanvullende agenda wordt vastgesteld als bedoeld in artikel 12, tweede lid, worden deze agenda en de daarop vermelde voorstellen zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 48 uur voor aanvang van de vergadering, aan de leden van provinciale staten gezonden.

Artikel 12 Agenda

  • 1.

    Voordat de schriftelijke oproep wordt verzonden, stelt het presidium de voorlopige agenda van de vergadering vast.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep tot uiterlijk 48 uur voor de aanvang van een vergadering een aanvullende agenda opstellen.

  • 3.

    Bij aanvang van de vergadering stellen provinciale staten de agenda vast. Op voorstel van een lid van provinciale staten of de voorzitter kunnen provinciale staten bij de vaststelling van de agenda onderwerpen aan de agenda toevoegen of van de agenda afvoeren.

  • 4.

    Wanneer provinciale staten een onderwerp onvoldoende voor de openbare beraadslaging voorbereid achten, kunnen zij het onderwerp verwijzen naar een commissie of aan gedeputeerde staten nadere inlichtingen of advies vragen.

  • 5.

    Indien het college van gedeputeerde staten een onderwerp niet rijp acht voor besluitvorming, kan het bij aanvang van de behandeling in provinciale staten uitstel of terugneming bepleiten waarna provinciale staten hierover besluiten.

  • 6.

    Op voorstel van een lid van provinciale staten of van de voorzitter kunnen provinciale staten de volgorde van behandeling van de agendapunten wijzigen.

Artikel 13 Ter inzage leggen van stukken

  • 1.

    Openbare stukken, die ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen op de agenda dienen, worden gelijktijdig met het verzenden van de oproeping en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze voor een ieder digitaal beschikbaar gesteld gelijk met de vergaderstukken. De voorzitter maakt hiervan melding in de openbare kennisgeving bedoeld in artikel 14. Indien na het verzenden van de schriftelijke oproep (geheime) stukken digitaal ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden van provinciale staten.

  • 2.

    Indien omtrent stukken op grond van artikel 25, eerste of tweede lid, van de Provinciewet geheimhouding is opgelegd, blijven deze stukken in afwijking van het eerste lid, onder berusting van de statengriffier en verleent de statengriffier de leden van provinciale staten digitaal inzage.

Artikel 14 Openbare kennisgeving

  • 1.

    De vergadering wordt tegelijkertijd met de schriftelijke oproep, op de voor afkondigingen in de provincie gebruikelijke wijze en door plaatsing op de internetsite van de provincie ter openbare kennis gebracht.

  • 2.

    De openbare kennisgeving vermeldt:

    • a.

      de datum, aanvangstijd en plaats van de vergadering;

    • b.

      de wijze waarop en de plaats waar een ieder de voorlopige agenda en de daarbij behorende stukken kan inzien.

Paragraaf 2 Orde der vergadering

Artikel 15 Presentielijst

Voorafgaand aan de vergadering tekent elk lid van provinciale staten de presentielijst. Aan het einde van elke vergadering wordt die lijst door de voorzitter en de statengriffier door ondertekening vastgesteld.

 

Artikel 16 Zitplaatsen

  • 1.

    De voorzitter, de leden van provinciale staten en de statengriffier hebben een vaste zitplaats, die hen door de voorzitter, na overleg in het Presidium, bij aanvang van iedere nieuwe zittingsperiode van provinciale staten aangewezen.

  • 2.

    Indien daartoe aanleiding bestaat, kan de voorzitter de indeling herzien na overleg in het Presidium.

  • 3.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor de gedeputeerden en de secretaris als eerste adviseur van het college van gedeputeerde staten.

  • 4.

    De voorzitter draagt zorg voor een zitplaats voor personen die voor de vergadering zijn uitgenodigd.

Artikel 17 Opening vergadering; quorum

  • 1.

    De voorzitter opent de vergadering op het vastgestelde uur, indien het daarvoor door de wet vereiste aantal leden van provinciale staten blijkens de presentielijst aanwezig is.

  • 2.

    Wanneer een kwartier na het vastgestelde tijdstip niet het vereiste aantal leden aanwezig is, bepaalt de voorzitter, na voorlezing van de namen der afwezige leden, dag en uur van de volgende vergadering, met inachtneming van artikel 20 van de Provinciewet.

Artikel 18 Videoverslag en besluitenlijst

  • 1.

    Van iedere vergadering wordt een videoverslag en een besluitenlijst gemaakt.

  • 2.

    Het videoverslag en de besluitenlijst van elke openbare vergadering is te raadplegen op de website van de provincie Zeeland.

  • 3.

    De ontwerpbesluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk aan de leden van provinciale staten, de voorzitter en aan de gedeputeerden toegezonden.

  • 4.

    De leden, de voorzitter, de gedeputeerden en de statengriffier kunnen een voorstel tot wijziging aan provinciale staten doen, indien de ontwerpbesluitenlijst onjuistheden bevat of niet duidelijk weergeeft hetgeen is besloten of toegezegd. Een voorstel tot wijziging dient voor het vaststellen van de besluitenlijst bij de statengriffier te worden ingediend.

  • 5.

    Bij het begin van de vergadering wordt de besluitenlijst van de vorige vergadering vastgesteld.

  • 6.

    De besluitenlijst bevat in ieder geval:

    • a.

      de namen van de voorzitter, de statengriffier en de ter vergadering aanwezige leden, alsmede van de leden die afwezig waren, aanwezige gedeputeerden en overige personen die het woord hebben gevoerd;

    • b.

      een vermelding van de zaken die aan de orde zijn geweest;

    • c.

      een overzicht van de uitslag van elke stemming, met vermelding bij hoofdelijke stemming van de namen van de leden die voor of tegen stemden, onder aantekening van de namen van de leden die zich overeenkomstig de Provinciewet van stemming hebben onthouden;

    • d.

      bij het desbetreffende agendapunt de naam en de hoedanigheid van die personen aan wie het op grond van het bepaalde in artikel 26 door provinciale staten is toegestaan deel te nemen aan de beraadslagingen;

    • e.

      een lijst van de in de vergadering gedane toezeggingen.

  • 7.

    De besluitenlijst wordt opgesteld onder de zorg van de statengriffier.

  • 8.

    De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de statengriffier ondertekend.

Artikel 19 Ingekomen stukken

  • 1.

    Ingekomen stukken betreffen onder meer mededelingen en brieven van derden gericht aan provinciale staten.

  • 2.

    De ingekomen stukken worden ter kennis gebracht aan de leden van provinciale staten en (geanonimiseerd) geplaatst op de provinciale internetsite.

  • 3.

    De ingekomen stukken worden met een aanduiding van datum van binnenkomst, de afzender, het onderwerp en een behandeladvies, geplaatst op de agenda van provinciale staten.

  • 4.

    Via de agendacommissie kan -gemotiveerd- een ingekomen stuk ter bespreking gevraagd worden.

  • 5.

    De voorzitter kan in overleg met het presidium besluiten om bij provinciale staten ingekomen stukken niet op de lijst van ingekomen stukken te plaatsen. Dit geldt voor stukken die onsamenhangend zijn of wanneer het een geschrift betreft dat strijdig is met de wetgeving.

  • 6.

    Na de vaststelling van de besluitenlijst stellen provinciale staten op voorstel van de voorzitter de wijze van afdoening van de ingekomen stukken vast.

Artikel 20 Spreekregels

  • 1.

    De leden van provinciale staten en overige aanwezigen spreken vanaf hun plaats of van de spreekplaats.

  • 2.

    Bij bijzondere gelegenheden kan de voorzitter bepalen dat de leden van provinciale staten en de overige aanwezigen vanaf een andere plaats spreken.

Artikel 21 Volgorde sprekers

  • 1.

    De leden, die het voornemen hebben over punten vermeld op de agenda het woord te voeren, doen daarvan zo enigszins mogelijk voorafgaande aan de vergadering mededeling aan de statengriffier.

  • 2.

    Geen lid voert het woord dan na het van de voorzitter te hebben verkregen.

  • 3.

    De leden voeren, voor zover provinciale staten ten aanzien van bepaalde onderwerpen niet anders bepalen, het woord in de door de voorzitter te bepalen volgorde.

  • 4.

    De volgorde van sprekers kan worden gewijzigd, indien een lid van provinciale staten het woord vraagt over de orde van de vergadering.

Artikel 22 Aantal spreektermijnen

  • 1.

    De beraadslaging over een onderwerp of voorstel geschiedt in ten hoogste twee termijnen, tenzij provinciale staten anders beslissen.

  • 2.

    Elke spreektermijn wordt door de voorzitter afgesloten.

  • 3.

    Een lid mag in een termijn niet meer dan één maal het woord voeren over hetzelfde onderwerp of voorstel.

  • 4.

    Het derde lid is niet van toepassing op:

    • a.

      de rapporteur van een commissie;

    • b.

      het lid dat een (sub)amendement, een motie of een initiatiefvoorstel heeft ingediend, voor wat betreft dat amendement, die motie of dat voorstel.

  • 5.

    Bij de bepaling hoeveel malen een lid over hetzelfde onderwerp of voorstel het woord heeft gevoerd, wordt niet meegerekend het spreken over een voorstel van orde.

Artikel 23 Spreektijd

  • 1.

    Afspraken over de spreektijd van statenleden worden vastgelegd in een spreek(tijden)regeling, deze regeling wordt bij aanvang van de nieuwe statenperiode besproken door het presidium en vastgesteld door provinciale staten.

  • 2.

    Onverlet het bepaalde in het eerste lid, kan een lid van provinciale staten gedurende de vergadering een voorstel doen over de spreektijd van de leden en de overige aanwezigen.

  • 3.

    Indien daar aanleiding toe is kan deze regeling gedurende de statenperiode worden herzien door het presidium.

Artikel 24 Handhaving orde; schorsing

  • 1.

    Een spreker mag in zijn betoog niet worden gestoord, tenzij

    • a.

      de voorzitter het nodig oordeelt hem aan het opvolgen van dit reglement te herinneren;

    • b.

      een lid hem interrumpeert. De voorzitter kan bepalen dat de spreker zonder verdere interrupties zijn betoog zal afronden.

  • 2.

    Indien een spreker zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een andere spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen. Indien de betreffende spreker hieraan geen gevolg geeft, kan de voorzitter hem gedurende de vergadering, waarin zulks plaats heeft, over het aanhangige onderwerp het woord ontzeggen.

  • 3.

    De voorzitter kan ter handhaving van de orde de vergadering voor een door hem te bepalen tijd schorsen en - indien na de heropening de orde opnieuw wordt verstoord - de vergadering sluiten.

Artikel 25 Beraadslaging

  • 1.

    Provinciale staten kunnen op voorstel van de voorzitter of een lid van provinciale staten beslissen over één of meer onderdelen van een onderwerp of voorstel afzonderlijk te beraadslagen.

  • 2.

    Op verzoek van een lid van provinciale staten of op voorstel van de voorzitter kunnen provinciale staten besluiten de beraadslaging voor een door de voorzitter te bepalen tijd te schorsen teneinde gedeputeerde staten of de leden van provinciale staten de gelegenheid te geven tot onderling nader beraad. De beraadslagingen worden hervat nadat de schorsingsperiode is verstreken.

Artikel 26 Deelname aan de beraadslaging door anderen

  • 1.

    Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de Provinciewet, kunnen de provinciale staten besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid van provinciale staten genomen alvorens met de beraadslaging over het aan de orde zijnde agendapunt wordt aangevangen.

Artikel 27 Stemverklaring

  • 1.

    Onverminderd artikel 21, eerste en tweede lid, van de Provinciewet, kunnen de provinciale staten besluiten dat anderen mogen deelnemen aan de beraadslaging.

  • 2.

    Een beslissing daartoe wordt op voorstel van de voorzitter of een lid van provinciale staten genomen alvorens met de beraadslaging over het aan de orde zijnde agendapunt wordt aangevangen.

Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen

Artikel 28 Beslissing
  • 1.

    Wanneer de voorzitter vaststelt dat een onderwerp of voorstel voldoende is toegelicht, sluit hij de beraadslaging, tenzij provinciale staten anders beslissen.

  • 2.

    Nadat de beraadslaging is gesloten, vindt na een stemming over amendementen de stemming plaats over het voorstel zoals het dan luidt in zijn geheel, tenzij geen stemming wordt gevraagd.

  • 3.

    Voordat de stemming over het voorstel in zijn geheel plaatsvindt, formuleert de voorzitter het voorstel over de te nemen eindbeslissing.

Artikel 29 Algemene bepalingen over stemming

  • 1.

    De voorzitter vraagt of stemming wordt verlangd. Indien geen stemming wordt gevraagd en ook de voorzitter dit niet verlangt, stelt de voorzitter vast dat het voorstel zonder hoofdelijke stemming is aangenomen.

  • 2.

    In de vergadering aanwezige leden kunnen aantekening in de besluitenlijst vragen, dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd of zich van stemming te hebben onthouden.

  • 3.

    Indien door een of meer leden stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling. De stemming vindt alsdan plaats bij handopsteken.

  • 4.

    Indien door een of meer leden hoofdelijke stemming wordt gevraagd, doet de voorzitter daarvan mededeling.

  • 5.

    De voorzitter roept vervolgens de leden van provinciale staten bij naam op hun stem uit te brengen. De stemming begint bij het lid dat daarvoor overeenkomstig artikel 30 is aangewezen. De oproeping geschiedt naar de volgorde van de presentielijst.

  • 6.

    Bij hoofdelijke stemming is ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich op grond van artikel 28 Provinciewet niet van deelneming aan de stemming moet onthouden verplicht zijn stem uit te brengen.

  • 7.

    De leden brengen hun stem uit door het woord ‘voor’ of ‘tegen’ uit te spreken, zonder enige toevoeging.

  • 8.

    Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft.

  • 9.

    De voorzitter deelt de uitslag na afloop van de stemming mede, met vermelding van het aantal voor en tegen uitgebrachte stemmen. Hij doet daarbij tevens mededeling van het genomen besluit.

  • 10.

    Wanneer bij een stemming over zaken gebruik wordt gemaakt van elektronische of digitale stemapparatuur kan een lid, als hij zich heeft vergist, zijn stem wijzigen tot de voorzitter de uitslag bekend maakt.

Artikel 30 Primus bij hoofdelijke stemming

Alvorens de voorstellen in stemming te brengen, deelt de voorzitter mede bij welk lid van provinciale staten de hoofdelijke stemming zal beginnen. Daartoe wordt bij loting een volgnummer van de presentielijst aangewezen. Bij het daar genoemde lid begint de hoofdelijke stemming en elke volgende hoofdelijke stemming in de vergadering. Deze bepaling is niet van toepassing op digitale hoofdelijke stemmingen.

 

Artikel 31 Stemming over amendementen en moties

  • 1.

    Indien een amendement op een aanhangig voorstel is ingediend, wordt eerst over dat amendement gestemd.

  • 2.

    Indien op een amendement een subamendement is ingediend, wordt eerst over het subamendement gestemd en vervolgens over het amendement.

  • 3.

    Indien twee of meer amendementen of subamendementen op een aanhangig voorstel zijn ingediend, bepaalt de voorzitter de volgorde waarin hierover zal worden gestemd. Daarbij geldt de regel, dat het meest verstrekkende amendement of subamendement het eerst in stemming wordt gebracht.

  • 4.

    Indien aangaande een aanhangig voorstel een motie is ingediend, wordt eerst over het voorstel gestemd en vervolgens over de motie.

Artikel 32 Stemming over personen

  • 1.

    Wanneer een stemming over personen voor het doen van een benoeming of het opstellen van een voordracht of aanbeveling moet plaatshebben, wijst de voorzitter twee leden aan als stembureau.

  • 2.

    Ieder ter vergadering aanwezig lid dat zich niet op grond van de Provinciewet van stemming moet onthouden is verplicht een stembriefje in te leveren. De stembriefjes dienen identiek te zijn.

  • 3.

    Er hebben zoveel stemmingen plaats als er personen zijn te benoemen, voor te dragen of aan te bevelen. Provinciale staten kunnen op voorstel van de voorzitter beslissen dat bepaalde stemmingen worden samengevat op één briefje.

  • 4.

    Het stembureau onderzoekt of het aantal ingeleverde stembriefjes gelijk is aan het aantal leden dat ingevolge het tweede lid verplicht is een stembriefje in te leveren, tekent aan op wie de stemmen zijn uitgebracht en rapporteert aan provinciale staten in de openbare vergadering de uitslag.

  • 5.

    Wanneer de aantallen niet gelijk zijn worden de stembriefjes vernietigd zonder deze te openen en wordt een nieuwe stemming gehouden.

  • 6.

    Voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 van de Provinciewet worden geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk stembriefje hebben ingeleverd.

  • 7.

    Onder een niet behoorlijk ingevuld stembriefje wordt verstaan:

    • a.

      een blanco stembriefje;

    • b.

      een ondertekend stembriefje;

    • c.

      een stembriefje waarop meer dan één naam is vermeld, tenzij de stemming verschillende vacatures betreft of er meerdere kandidaten waren;

    • d.

      een stembriefje waarbij, indien het een benoeming op voordracht betreft, op een persoon wordt gestemd die niet is voorgedragen

    • e.

      een stembriefje waarbij op een andere persoon wordt gestemd dan die waartoe de stemming is beperkt.

    • f.

      In geval van twijfel over de inhoud van een stembriefje beslist provinciale staten, op voorstel van de voorzitter.

  • 8.

    De stembriefjes worden onmiddellijk na vaststelling van de uitslag vernietigd.

Artikel 33 Herstemming over personen

  • 1.

    Wanneer bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft verkregen, wordt tot een tweede stemming overgegaan.

  • 2.

    Wanneer ook bij deze tweede stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen, heeft een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatshebben.

  • 3.

    Indien bij tussenstemming of bij de derde stemming de stemmen staken, beslist terstond het lot.

Artikel 34 Beslissing door het lot

  • 1.

    Wanneer het lot moet beslissen, worden de namen van hen tussen wie de beslissing moet plaatshebben, door de voorzitter op afzonderlijke, geheel gelijke, briefjes geschreven.

  • 2.

    Deze briefjes worden, nadat zij door het stembureau zijn gecontroleerd, op gelijke wijze gevouwen, in een stembokaal gedeponeerd en omgeschud.

  • 3.

    Vervolgens neemt de voorzitter een van de briefjes uit de stembokaal. Degene wiens naam op dit briefje voorkomt, is gekozen.

Hoofdstuk 4 Rechten van leden

Artikel 35 Amendementen

  • 1.

    Een amendement betreft een voorstel tot wijziging van een ontwerpverordening of ontwerp-beslissing dat naar de vorm geschikt is om daarin direct te worden opgenomen.

  • 2.

    Een amendement kan ook een voorstel inhouden om een concept-besluit in één of meer onderdelen te splitsen, waarover vervolgens afzonderlijke besluitvorming plaatsvindt.

  • 3.

    Ieder lid van provinciale staten dat in de vergadering aanwezig is, kan tot het sluiten van de beraadslagingen een amendement indienen.

  • 4.

    Elk amendement moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend, tenzij de voorzitter - met het oog op het eenvoudige karakter van het voorgestelde - oordeelt, dat met een mondelinge indiening kan worden volstaan.

  • 5.

    Ieder lid dat in de vergadering aanwezig is, is bevoegd op het amendement dat door een lid is ingediend, een subamendement voor te stellen.

  • 6.

    Intrekking, door de indiener(s), van het (sub)amendement is mogelijk totdat het voorstel in stemming wordt gebracht.

Artikel 36 Ontoelaatbaarheid van amendementen

Een amendement wordt geacht toelaatbaar te zijn zolang provinciale staten het niet ontoelaatbaar hebben verklaard. Een daartoe strekkend voorstel kan, zo nodig met onderbreking van de orde, worden gedaan hetzij door de voorzitter, hetzij door een van de leden.

 

Artikel 37 Moties

  • 1.

    Ieder lid van provinciale staten kan ter vergadering een motie indienen.

  • 2.

    Een motie moet om in behandeling genomen te kunnen worden schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 3.

    De behandeling van een motie over een aanhangig onderwerp of voorstel vindt tegelijk plaats met de beraadslaging over dat onderwerp of voorstel.

  • 4.

    De behandeling van een motie over een niet op de agenda opgenomen onderwerp vindt plaats nadat alle op de agenda voorkomende onderwerpen zijn behandeld.

Artikel 38 Voorstellen van orde

  • 1.

    De voorzitter en ieder lid van provinciale staten kunnen tijdens de vergadering mondeling een voorstel van orde doen, dat kort kan worden toegelicht.

  • 2.

    Een voorstel van orde kan uitsluitend de orde van de vergadering betreffen.

  • 3.

    Over een voorstel van orde beslissen provinciale staten terstond.

Artikel 39 Initiatiefvoorstel

  • 1.

    Een initiatiefvoorstel moet om in behandeling te kunnen worden genomen schriftelijk bij de voorzitter worden ingediend.

  • 2.

    Het presidium plaatst het voorstel op de agenda van de eerstvolgende plenaire vergadering, tenzij de indieners het voorstel eerst willen behandelen in een commissie of wanneer de schriftelijke oproep voor de plenaire vergadering reeds is verzonden. In dit laatste geval wordt het voorstel op de agenda van de daaropvolgende vergadering geplaatst.

  • 3.

    Wanneer provinciale staten oordelen dat het voorstel eerst dient te worden behandeld in een commissie of voor advies naar gedeputeerde staten dient te worden gezonden, bepalen provinciale staten in welke vergadering het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

  • 4.

    Provinciale staten kunnen voorwaarden stellen aan de indiening en behandeling van een voorstel, niet zijnde een voorstel voor een verordening.

  • 5.

    Gedeputeerde staten worden op de hoogte gesteld van de initiatiefvoorstellen als bedoeld in het eerste tot en met vierde lid. Daarbij wordt het college de gelegenheid geboden dienaangaande van hun wensen en bedenkingen te doen blijken, een en ander overeenkomstig het bepaalde in de Provinciewet.

Artikel 40 Interpellatie

  • 1.

    Het verzoek tot het houden van een interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste 48 uur voor de aanvang van de vergadering schriftelijk bij de voorzitter ingediend. Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.

  • 2.

    De voorzitter brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van provinciale staten en de gedeputeerden. Bij de behandeling van de ingekomen stukken van de eerstvolgende vergadering na indiening van het verzoek wordt het verzoek in stemming gebracht. Provinciale staten bepalen op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.

  • 3.

    De interpellant voert niet meer dan tweemaal het woord, de overige leden van provinciale staten, de commissaris van de Koning en de gedeputeerden niet meer dan eenmaal, tenzij provinciale staten hen hiertoe verlof geven.

  • 4.

    Indien de interpellatie de commissaris van de Koning betreft, wordt het voorzitterschap van de vergadering voor de duur van die interpellatie waargenomen door degene die de voorzitter vervangt.

Artikel 41 [Reserveren]

 

Artikel 42 [Reserveren]

 

Artikel 43 [Reserveren]

 

Artikel 44 Schriftelijke vragen

  • 1.

    Schriftelijke vragen worden kort en duidelijk geformuleerd. De vragen kunnen van een beknopte toelichting worden voorzien. Bij de vragen wordt aangegeven of schriftelijke of mondelinge beantwoording wordt verlangd.

  • 2.

    De vragen worden bij de statengriffier van de staten van Zeeland ingediend. Deze draagt er zorg voor dat de vragen zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden van provinciale staten, gedeputeerde staten en/of de commissaris van de Koning worden gebracht.

  • 3.

    Schriftelijke beantwoording vindt zo spoedig mogelijk plaats, in ieder geval binnen dertig dagen nadat de vragen zijn ingediend bij de statengriffier van de staten van Zeeland. Mondelinge beantwoording vindt plaats in de eerstvolgende provinciale statenvergadering. Indien beantwoording niet binnen deze termijnen kan plaatsvinden, stellen gedeputeerde staten de vragensteller hiervan gemotiveerd in kennis, waarbij de termijn aangegeven wordt, waarbinnen beantwoording zal plaatsvinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.

  • 4.

    Indien een recesperiode van gedeputeerde staten binnen de termijn voor schriftelijke beantwoording valt, wordt de beantwoording voor de duur van die recesperiode opgeschort.

  • 5.

    De antwoorden worden door gedeputeerde staten respectievelijk de commissaris van de Koning aan de leden van provinciale staten medegedeeld.

  • 6.

    De vragen en schriftelijke antwoorden worden gelijktijdig met de stukken als bedoeld in artikel 19 aan de leden van provinciale staten toegezonden.

  • 7.

    De vragensteller kan, bij schriftelijke beantwoording in de eerstvolgende provinciale statenvergadering en bij mondelinge beantwoording in dezelfde provinciale statenvergadering, na de behandeling van de op de agenda voorkomende onderwerpen nadere inlichtingen vragen omtrent het door de commissaris van de Koning of door gedeputeerde staten gegeven antwoord, tenzij provinciale staten anders beslissen.

Artikel 45 Vragensessie

  • 1.

    Tijdens de statenvergadering is er, na behandeling van de statenvoorstellen, gelegenheid tot het stellen van vragen aan de commissaris van de Koning of een lid van het college over onderwerpen niet behorend bij een agendapunt.

  • 2.

    Het lid van provinciale staten dat tijdens deze vragensessie vragen wil stellen over niet actuele onderwerpen, meldt hetgeen hij wil vragen tenminste 48 uur voor aanvang van de vergadering bij de statengriffier.

  • 3.

    Over actuele onderwerpen, daar wordt onder verstaan een voor de Provincie relevant onderwerp dat maximaal 48 uur voorafgaand aan de provinciale statenvergadering breed in de belangstelling stond, kunnen vragen worden gesteld mits van tevoren gemeld bij de voorzitter en de statengriffier.

  • 4.

    De voorzitter bepaalt per onderwerp de spreektijd voor de vragensteller, voor de gedeputeerden, voor de commissaris van de Koning en voor de overige leden van provinciale staten.

  • 5.

    Per onderwerp wordt aan de vragensteller het woord verleend om één of meer vragen aan gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning te stellen en een toelichting daarop te geven.

  • 6.

    Na de beantwoording door gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning krijgt de vragensteller desgewenst het woord om aanvullende vragen te stellen.

  • 7.

    Vervolgens kan de voorzitter aan andere leden van provinciale staten het woord verlenen om hetzij aan de vragensteller, hetzij aan gedeputeerde staten, hetzij aan de commissaris van de Koning vragen te stellen over hetzelfde onderwerp.

Artikel 46 Inlichtingen

  • 1.

    Indien een lid van provinciale staten over een onderwerp inlichtingen als bedoeld in de artikelen 167, derde lid, en 179, derde lid, van de Provinciewet verlangt, wordt een verzoek daartoe schriftelijk via de statengriffier ingediend bij gedeputeerde staten of de commissaris van de Koning.

  • 2.

    Een afschrift van dit verzoek wordt toegezonden aan provinciale staten.

  • 3.

    De verlangde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk in de eerstvolgende of in de daarop volgende vergadering gegeven.

  • 4.

    De gestelde vragen en het antwoord vormen een agendapunt voor de vergadering, waarin de antwoorden zullen worden gegeven.

Artikel 47 Verslag; verantwoording

  • 1.

    Een lid van provinciale staten, een gedeputeerde, de commissaris van de Koning of de statengriffier, die door provinciale staten is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een ander gemeenschappelijk orgaan, ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur als bedoeld aan de orde zijn. Dit kan na de behandeling van de ingekomen stukken òf voor het sluiten van de vergadering. Door provinciale staten gewenste bespreking van dit verslag kan de voorzitter verwijzen naar de desbetreffende commissie.

  • 2.

    Ieder lid van provinciale staten kan aan een persoon als bedoeld in het eerste lid, schriftelijke vragen stellen. De regels voor het stellen van schriftelijke vragen, vastgesteld in artikel 44, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Wanneer een lid van provinciale staten een persoon als bedoeld in het eerste lid ter verantwoording wenst te roepen over zijn wijze van functioneren als zodanig, besluiten provinciale staten over het toestaan daarvan. De regels voor het vragen van inlichtingen, vastgesteld in artikel 46, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4.

    De leden 1 tot en met 3 zijn van overeenkomstige toepassing op verslag en verantwoording met betrekking tot vertegenwoordiging van de provincie in andere organisaties of instituties.

Hoofdstuk 5 Besloten vergadering

Artikel 48 Besloten vergadering

Op een besloten vergadering zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing voor zover deze bepalingen niet strijdig zijn met het besloten karakter van de vergadering.

Artikel 49 Besloten vergadering

  • 1.

    De voorzitter, dan wel één tiende van de leden van de vergadering kunnen besluiten de deuren te sluiten.

  • 2.

    Na het sluiten van de deuren besluit de vergadering over het houden van een besloten vergadering.

  • 3.

    Als geen besluit tot vergaderen in beslotenheid wordt genomen, zijn het behandelde, de besluitenlijst en het verslag openbaar.

  • 4.

    Van het besloten deel van een vergadering wordt een apart verslag opgemaakt.

Artikel 50 Geheimhouding

Indien de vergadering achter gesloten deuren plaatsvindt, zijn er drie opties:

  • i.

    Voor het einde van de vergadering leggen de staten geheimhouding op te aanzien van het behandelde. Indien geheimhouding wordt opgelegd is het behandelde en de inhoud van het verslag daarmee geheim. De besluiten komen niet op de openbare besluitenlijst en het verslag is niet-openbaar.

  • ii.

    Provinciale staten besluiten aan het eind van de besloten vergadering om geen geheimhouding op te leggen en het verslag van de vergadering openbaar te maken. Het verslag, het behandelde en de besluiten zijn openbaar.

  • iii.

    In de vergadering wordt geen geheimhouding opgelegd en geen besluit genomen over het openbaar maken van het verslag. Het behandelde en de besluiten zijn openbaar. Het verslag is niet-openbaar (maar niet geheim).

Artikel 51 Videoverslag en besluitenlijst

  • 1.

    Indien PS in een besloten vergadering geheimhouding hebben opgelegd ten aanzien van het besprokene, wordt de besluitenlijst van een besloten vergadering niet gepubliceerd, maar uitsluitend voor de statenleden digitaal ter inzage gelegd. Ook het bijbehorende videoverslag wordt in dit geval niet openbaar gemaakt.

  • 2.

    De besluitenlijst wordt zo spoedig mogelijk in een besloten vergadering ter vaststelling aangeboden. Tijdens deze vergadering nemen provinciale staten een besluit over het al dan niet openbaar maken van het videoverslag en de besluitenlijst. De vastgestelde besluitenlijst wordt door de voorzitter en de statengriffier ondertekend.

Artikel 52 Opheffing geheimhouding

Indien provinciale staten op grond van artikel 25, derde en vierde lid, artikel 55, tweede en derde lid, of artikel 91, tweede lid, van de Provinciewet voornemens zijn de geheimhouding op te heffen wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat geheimhouding in eerste aanleg heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het desbetreffende orgaan overleg gevoerd over de opheffing van de geheimhouding.

Hoofdstuk 6 Toehoorders en pers

Artikel 53 Toehoorders en pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare vergaderingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

Artikel 54 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die in de vergaderzaal tijdens de provinciale Statenvergadering geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

 

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 55 Uitleg reglement

In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet of bij twijfel omtrent de toepassing van het reglement, beslissen provinciale staten op voorstel van de voorzitter.

Artikel 56 Inwerkingtreding

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking op de dag nadat het is bekendgemaakt.

  • 2.

    Op dat tijdstip vervalt het Reglement van Orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten, vastgesteld bij besluit van provinciale staten van 1 juli 2012 en laatstelijk gewijzigd bij besluit 29 september 2017, Provinciaal Blad nummer 5653, van 7 december 2017.

  • 3.

    Dit reglement kan worden aangehaald als Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van provinciale staten van Zeeland 2021.

     

Aldus vastgesteld in de vergadering van de provinciale staten van Zeeland d.d. 17 december 2021

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. F.J. van Houwelingen MPA, statengriffier

Naar boven